HELDERSCHE
M NIEUWEDIEPER COURANT.
Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1884. N°. 79.
Jaargang 42.
Woensdag 2 Juli.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
POSTKANTOOR HELDER.
ANNE MARIE.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Znterdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal0.90.
w ik franco per post 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Ad ver ten tiénVan 11 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
Lijst der brieven, geadresseerd aan onbekenden,
gedurende de tweede helft der maand Mei.
Namen der geadresseerden. Plaatsen van bestemming.
B. CornelisAmsterdam.
Kersoel (H.)n
G. Reichgart
I. K. Raat, wed
Hermans
Keijzer
Soede
K. RombachJoure.
J. Yan MeenenRotterdam.
Jan RoeleveldScheveningen.
Hendrik Cornelis Dijkstra. Ternaard.
StangaardsUtrecht.
V. d. ElkVlaardingen.
Wed. Martinus Roetier
J. Schoonoord
P. van Rossen
Adriaan v. d. Pluim
G. J. Westerik
Van het hulpkantoor Anna Pauloicna:
A. Prospera
Briefkaarten
C. SmetAmsterdam.
Mej. J. Smit
Verzonden geweest naar Amerika
Mej. O. v. d. BogaardGrimijzerGrand Rapids.
Frankrijk
H. A. de GrootMarseille.
Oost-Indiè'
Th. AlebesSalatiga.
Australië
M. GellekeMelbourne.
Binnenland.
Naar het U. D. verneemt, zijn de voorloopige over
wegingen ten aanzien der voogdijwet reeds zoover gevor
derd, dat het wetsontwerp binnen betrekkelijk zeer korten
tijd bij de Staten-Generaal zal inkomen.
H. M. de Koningin moet daarbij zijn aangewezen als
voogdes, terwijl als de ,/aanzienlijke Nederlanders,7' welke
baar in den raad van voogdij zouden ter zijde staan, zullen
worden voorgedragen jhr. mr. G. C. J. Van Reenen, vice-
president van den Raad van State, mr. C. Th. Graaf van
Naar het Duitsch van Wiluelmina Hei m burg.
Vervolg.)
„De tijd vliegt, men weet ternauwernood waar hij gebleven
is; zelfs in mijn eenzaamheid valt hij mij niet lang. Waarlijk,
de spreeuwen zijn er reeds weêr, waar is de winter gebleven
Vreemd
Tante Rosamunde hield deze alleenspraak voor hel venster van
haar kamer, en haar blikken volgden de kleine lenteboden, die
zoo handig in de houten kastjes slopen, aan de gebouwen en
hoornen in groot aantal aangebracht. Het was daarbuiten geen
lentedag met helderen zonneschyn; somber en grauw hingen de
wolken over de aarde en een warme, zoele wind schudde onbarm
hartig de ontluikende takken, als wilde hij ze geheel wakker
schudden.
De oude dame hield niet van een droevigen hemel, hij ont
stemde haar; zij kon immers niet ver rondwandelen daar buiten,
maar zij wilde gaarne het plekje grond, dat voor haar vensters
lag uitgestrekt, vriendelijk zien met zonneschijn en blauwen hemel,
de weiden prijkend met frisch groen, en de eiken in blad.
„Het moest hier in de Mark altijd Mei of September wezen,77
placht zij te zeggen, dan zou het het schoonste land der wereld
zijnin den winter doet men het best, de gordijnen te sluiten,
om geen blik naar buiten te werpen het ziet er daags treurig uit,
bruin en altyd bruin, met een schakeering van vuil grijs er bij.77
En zoo wendde zij zich van het venster met zijn somber
uitzicht en hinkte vlug door de kamer, terwijl zij hier en daar
iets terecht schikte. Dat was zoo haar manier van doen; nu
werden de blakers op de piano terechtgezet, dan plukten de fijne
verwelkte handen een geel blad van de planten op de bloemen
tafel, of streken de plooien glad van het ledikant, dat in het
vertrek zoo aanmatigend een geheelen muur in beslag nam.
Dat was tante Rosamunde's troon, zoo als zy het noemde
men moest met een paar met tapijten goed belegde treden er op
klimmen; en met de zware zijden, purperkleurige, hoewel zeer
verschoten gordijnen en vergulden kwasten maakte het werkelijk
dien indruk. Dan werd hier en daar eeu kleedje terechtgelegd
of een schilderij, dat een kleine neiging vertoonde om op
zijde te zakken, weêr rechtgehangen. Het laatste kwam het
meeste voor, want de hooge kamer was letterlijk behangen met
schilderijen, voornamelijk portretten, meerendeela in olieverf of
pastel. Bij elk gelaat, dat daar zoo kalm uit de lijsten in tante
Rosamunde's kamer rondzag, kende deze een geschiedenis: zij
had hen allen gekend die mannen en vrouwen daar boven en het
klonk zonderling, als zij, voor een dezer portretten staande, met
enkele woorden zijn geschiedenis vertelde.
Juist hinkte zij naar een speeltafeltje, waarboven zich de ovale
in pastel gewerkte beeltenis van een man met gepoederd haar
en blauwzijden rok bevond. Met een zachten ruk schoof zij het
portret eenigszins rechts, maar, of het koord waaraan het hing
doorgesleten of de spijker los gegaan was, hoe het zij, genoeg, het
portret viel naar benedenen liet tante Rosamunde de achterzijde zien.
„Ik bid u, tante, laat liggen!'7 klonk op dit oogenblik Anne
Marie's stem, en vóór de oude dame nog recht tot bezinning was
Lynden van Sandenburg, oud-minister, en A. baron Schim-
melpenninck van der Oye.
Z. M. de Koning vertrok jl. Zaterdag van Knrlsbad
en kwam te 12 u. 45 m. te Munchen aan, vanwaar hij
na een kort oponthoud de reis voortzette naar Tegernsee.
H. M. de Koningin, van Kissingen komende, passeerde
Munchen op weg naar Tegernsee. (Tegernsee is een
plaatsje in Opper-Beieren.)
Noemen de meeste Duitsche bladen de toespelingen op
annexatie-plannen, in verhand met de mogelijke gevolgen
van den dood van onzen Kroonprins, geheel ongegrond,
een uitzondering maakt de clericale Germania, die onver
holen te kennen geeft, dat een regentschap in Nederland
ernstige verwikkelingen ten gevolge kan hebben.
Het blad is van oordeel, dat in zulk geval Nederland
zich hij een buitenlandsche krachtige mogendheid moet
aansluiten en biedt reeds het protectoraat van Duitschland
aan, iets dat bij geen enkele vreemde mogendheid tegen
kanting zou vinden, daar Nederland zoowel geografisch als
historisch tot Duitschland behoort.
Verder verkondigt het blad de stelling, dat kleine Staten
niet zoo vrij zijn, althans niet zoo vrij behooren te zijn als
groote, bij de regeling hunner eigene aangelegenheden.
De Tijd betreurt het zeer, dat deze woorden zijn geschreven
door een blad, dat zij steeds groote achting en sympathie
heeft toegedragen. Toch acht zij het plicht, ernstig tegen
de beschouwingen der Germania te protesteeren.
De Tijd ontkent ten stelligste, dat Nederland, 't zij his
torisch of geographisch, tot Duitschland zou behooren. De
geschiedenis zelve heeft Nederland tot een onafhankelijken
Staat gevormd, welke ook op grond der historie zelve vol
komen recht van bestaan heeft.
„En hoe komt in 's hemels naam de Germania op het
denkbeeld schrijft het blad verder dat onder een
regentschap Nederland niet hij machte zou zijn, rust en
orde te handhaven binnen zijn eigen grenzen Zijn wij dan
een Staat van roovers of revolutionairen, die de veiligheid
van andere landen in gevaar brengen? En op grond dezer
vermeende onmacht zou ons een vreemd protectoraat moeten
opgedrongen worden!...
„Wij willen blijven die wij zijn, ook wanneer ten gevolge
eener eventualiteit, welke, naar wij hopen, nog lang zal
verschoven worden, het optreden van een regent of regentes
noodzakelijk mocht worden.'*
Het Parijsche blad Voltaire, een officieus regeeringsorgaan,
gekomen, had het slanke meisje zich reeds gebukt en reikte haar
het portret over.
„Merci, ma petite!77 zeide zij vriendelijk en zag haar nicht in
het gelaat en waarlijk, als tante Rosamunde de lente buiten
miste, nu was zij in levende lijve haar kamertje binnengetreden.
Anne Marie droeg nog het blauwe rijkleed; het nauwsluitende
gewaad omsloot de krachtige schoone gestalte van het meisje en
onder den blauwen sluier kwam het jeugdig gelaat zoo frisch te
voorschijn, dat het tante Rosamunde warm om het hart werd.
Hebt gij gereden, Anne Marie, vroeg de oude dame, terwijl
het meisje moeite deed den gevallen spijker te zoeken.
„Ja, tante, ik reed met Klaus een uurtje op den Dambitzer
straatweg naar buitenlater ontmoetten wij toevallig Stiirmer en
dronken we een kop koftie in het heerenhuis.7'
„Zoo!" Tante Rosamunde scheen dit onverschillig te zijn;
evenwel zag zij onderzoekend naar het hooger blozend gelaat
harer nicht, die schijnbaar opmerkzaam den gevonden spijker in
haar hand beschouwde.
„In Dambitz bloeien de sneeuwklokjes zeker reeds?" vroeg de
oude dame.
„Nu, de tuin ligt goed beschut. Maar hoe is het, Anne Marie
Wilt ge mij moede maken? Mij dnnkt, wij gaan wat zitten
n'est ce pas, mon coeur!"
Anne Marie stond besluiteloos; zij zag naar haar tante, die
reeds op de sofa had plaats genomen en haar uitnoodigend op
een fauteuil wees. Het was zoo prettig in het gezellige kamertje
der oude vrijster; de rococopendule met den boogspannenden Amor
liet zacht haar tik-tak hooren, een onverwachte regenbui sloeg
tegen de ruiten het was een uurtje als geschapen tot praten
over alle mogelijke dingen, over het verleden en de toekomst.
Anne Marie nam aarzelend op den zetel plaats; zij zat nooit
bevallig of gemakkelijk achterover geleund, legde nimmer het
blonde hoofd tegen het kussen altijd recht als een kaars in
onberispelijke houding, zoo ook numaar op haar gelaat wis
selden een gloeiende blos en doodelijke bleekheid elkander af, en
met een uitdrukking van meisjesachtige verlegenheid zag zij de
oude dame aan. Men zag, dat zij iets wilde zeggen, iets vertellen
en dat haar streng, achterhoudend karakter in strijd kwam met
haar overvol gemoed.
De oude dame tegenover haar scheen er volstrekt niets van te
bespeuren, zij had een boek ter hand genomen, waarvan dc groen-
satijnen band door ouderdom verbleekt en geschonden was. De
fijne vingers sloegen blad voor blad om, toen wendde zij haar
blikken ter zijde en na een poosje sprak zij„Waarlijk, Anno
Marie, Felix Leonhard is juist op zijn geboortedag van den muur
gevallen, merveilleux! Ziet gij, dat noemen de menschen toeval
en toch hoe zonderling. Ik heb vroeger altijd om dezen dag
gedacht, alleen heden niet; ik heb steeds rondgcloopen met het
gevoel alsof ik iets vergeten had; ik kon mij volstrekt niet her
inneren, wat? Nu meldt hij zich zelf aan. Mon pauvre Felix,
uw bloemen zult gij hebbenheden zoo goed als ieder ander jaar
En liefkozend streek zij over het portret voor zich op de tafel.
Toen zag zij Anne Marie bijna verlegen aan, want zy wist, dat
haar nicht gewoonlijk een spotachtig lachje over had voor voor
gevoelens en uitleggingen.
Maar de gevreesde trek was heden niet om den fijn besneden
geeft Nederland den vriendschappelijken raad otn na den
dood des Konings eenvoudig over te gaan tot het uitroepen
der republiek, „als het beste middel om zijn onafhanke
lijkheid te vei'zekeren en diplomatieke verwikkelingen te
voorkomen.77
Uit het jaarverslag der Algemeene Nederlandsche
Vrouwenvereeniging „Arbeid Adelt," dezer dagen ter alge
meene vergadering te Amsterdam uitgebracht, blijkt o. a.,
dat de Vereeniging steeds in bloei toeneemt, dank zij veler
steun, maar voornamelijk dank zij de belangstelling, die de
Hooge Beschermvrouw, H. M. de Koningin, der vereeni
ging onafgebroken blijft betoonen. Op de Internationale
Tentoonstelling behaalde de Vereeniging een gouden medaille,
waardoor zij alweder in ruimer kring bekend werd. Zij
telt thans 2033 donateurs en leden en 277 werksters en
betaalde aan verkochte goederen en afgeleverde bestellingen
een som uit van f 24,333. Den Haag heeft weder een
eigen depót, aangezien de samenwerking in een depót der
beide vereenigingen Arbeid Adelt en Tesselschade nog al
bezwaren opleverde. De kleine afdeelingen bleven statio
nair; het getal correspondentschappen nam toe. Aan het
hoofdbestuur werd door wijlen den heer P. A. J. Gosenson
te Doesburg een legaat vermaakt.
In de jaarlijksche algemeene vergadering der Onder
wijzers en Onderwijzeressen in het arrondissement Helder,
te houden te Schagen, op Maandag 28 Juli e. k., zullen
o. a. deze onderwerpen worden behandeld:
a. Eenige opmerkingen over de zoogenaamde stille
werkzaamheden. In te leiden door den heer R. Visscher,
van Wieringerwaard.
b. „Veel en niet velerlei," in betrekking tot het onder
wijs. In te leiden door den heer J. P. Van Varik,
van den Helder.
c. Enkele punten op 't gebied der Nederlandsche taal,
van conservatief standpunt bekeken. In te leiden
door den heer P. Uurbanus, van den Helder.
end. Dc mondelinge uitdrukking van gedachten. In te
leiden door den heer J. M. Prins, van den Helder.
De behandeling van deze onderwerpen zal worden
voorafgegaan door de gewone regeling der huishoudelijke
aangelegenheden.
Als eene bijzonderheid wordt gemeld, dat een inge
zetene der gemeente Schoterland een kip heeft, die 16
kuikens heeft uitgebroed, waaronder geen enkele haan
voorkomt.
mond van Anne Marie te bespeuren, zij beschouwde peinzend
het portret en vroeg:
„Wie was Felix Leonhard, tante?"
„Een schoolkameraad van mijn broeder, antwoordde de oude
dame.
„Is hij dat, tante ik geloof, dat gij me eens een zonderlinge
geschiedenis verteld hebt van zelfmoord om een meisje?'7
„Ja, ja, mijn kind. Deze knappe, vroolijke man nam een
pistool en schoot zich om een meisje dood, zeer waar, Anne
Marie. Hij was toen geen jongeling meer, hij was reeds ver
over de dertig en volvoerde toch deze gruwelijke, een man
onwaardige daad. O, het was een ellende, die niet te beschrijven
is, Anne Marie!" Zij schudde het hoofd en streek met de hand
over de oogen, als wilde zij een vreesclijk beeld verjagen.
„Waarom deed hij het tante?" vroeg Anne Marie op bijzonder
hartelijken toonwas zij hem ontrouw, of
Zij beminde hem niet, ma petite; haar ouders, broeders en
zusters hadden haar overgehaald zich met hem te verloven. Hij
had de uitstekendste vooruitzichten en was de beste man, dien ik
gekend heb; hij had haar op een bal in Berlijn leeren kennen
en was, hoewel niemand voor dien tijd hem als een hartstochtelyk
mensch kende, smoorlyk op haar verliefd. Zij was toen niet
jong meer, een meisje van vier- of zes-en-twintig jaar, niet eens
buitengemeen bevallig en behalve een paar melancholieke oogen
bezat zij nauwelyks eenige bekoorlijkheid. Eh bien, na einde-
loozen strijd en twijfel nam zij zijn aanzoek aaneen geheel jaar
duurde hunne verloving; zij was zoo schuw en terug getrokken
mogelijk, hij daarentegen vol teedere oplettendheid voor haar;
om een afgezaagde uitdrukking te gebruiken, hij droeg haar op
de handen. Hoe meer de trouwdag naderde, des te vreeselijker
werd dc gemoedstoestand van het meisje. Zij had meer dan eens
aan verschillende menschen gevraagd, of zij dachten, dat zij haar
bruidegom gelukkig kon maken? En zij was altijd met een
schertsend woord, ook zelfs van den kant harer familie, afgescheept.
Toen, op den trouwdag, een half uur voor de voltrekking van
het huwelijk, verklaarde zij bleek en bevend, dat zij haar woord
terug moest nemen, zij kon geen meineed uitspreken zij had
hem niet lief, zij wilde hem niet ongelukkig maken! O, ik
vergeet dien dag nooit, de verschrikte gezichten der gasten, toen
het gerucht dezer weigering zich begon te verspreiden, en de
vreesclijke toorn van den broeder der bruid. Wat in haar
kamer voorviel is nooit bekend geworden; ik weet alleen, dat
zij bij haar weigering volhardde en hij zich aan den avond
van denzelfden dag in den tuin doodschoot, voila tout."
Anne Marie zweeg, zij was bleek geworden. „En zij tante?"
vroeg het meisje na een poos. „Zij?
Wel zij leefde voort, zij trouwde zelfs, na een niet al te lang
tijdsverloop; zij had hetn immers niet lief, Anne Marie! Wie
kent zijn eigen hart?" Een oogenblik scheen het, alsof Anne
Marie wilde antwoorden, maar zij sloot haar lippen weder; het
werd stil in het vertrek. Zij leunde nu achterover, het was
bijna alsof zij huiverde, en haar oogen staarden peinzend op het
portret voor haar. Daarbuiten sloeg de regen met toenemend
geweld tegen de vensters, de wind joeg groote sneeuwvlokken
in dwarrelenden dans daar tusschen; Aprilweder, worstelen en
strijden, stormen en razen; het wil lente worden!