driemanschap werd het dankbaar erkend. Herhaaldelijk is
het welslagen der leening op den voorgrond gesteld als
een hulde van Nederland aan Transvaal; heeft thans dat
zelfde Nederland, als geheel genomen, er zich niets van
aan te trekken, nu de daadwerkelijke hulde zoo bedroevend
afsteekt bij de hulde in woorden en liederen, in toosten en
beloften? En als hoedanig beschouwde de Deputatie dan
ook zelve de leening? In een brief uit Lissabon, van
30 April, legt zij „het geheele volk" deze woorden in den
mond: „Wanneer komt gij met de zaken van onze Trans-
vaalsche broeders voor den dag? Wij wachten al op u.
Laat de schande niet over ons komen, dat wij onze broeders
uit Zuid-Afrika feestelijk onthaald, maar met leêge handen
weggezonden hebben." Ik was dus de eerste en de
eenige niet, die het mislukken der Transvaalsche leening
een schande voor ons volk noemde. Amstelaar.
Binnenland.
Ter aanvulling van het telegram omtrent de treurige
begrafenis-plechtigheid, dat we slechts in een klein gedeelte
onzer courant van Donderdag konden plaatsen, vermelden
wij nog het volgende:
De plechtige uittocht van het stoffelijk overschot van
Zijne Koninklijke Hoogheid den Prins van Oranje is, stipt
volgens programma, te 's Hage volbracht, ten aanschouwe
van stroomen volks, zoowel van daar als elders. De vouw
wagen bood een aandoenlijken aanbik in den trein en was
met 14 kransen voor en achter, alsmede op het rouwkleed,
getooid.
De plechtigheid in de Delfsche kerk duurde kort. Voor
twaalf uur was alles reeds afgeloopen.
Alle autoriteiten en gezanten plaatsten zich om de lijkkist
in een kring en dr. Van Koetsveld hield een korte rede,
waarin hij het treurig leven van den afgestorvene schetste,
herinnerde hoe deze reeds op zijn 30ste jaar verklaard had
levensmoede te zijn en niet terug te willen treden. Een
woord van opwekking en bemoediging sprak hij tot den
Koning.
Z. M. verliet dadelijk na deze toespraak de kerk met
den Hertog van Saxen-Weimar, Prins Albert van Pruisen
en den Graaf van Vlaanderen. De Prins Von Wied
begeleidde hen, doch keerde terug en daalde in den graf
kelder af bij de verzegeling van de lijkkist.
Het aantal personen, dat ter gelegenheid van de begra
fenis per Hollandsche spoor te 's Hage werd aangebracht,
wordt geschat op 30- a 35,000.
De Koninklijke Familie begeeft zich heden morgen
te 9 u. 45 m. per Rijnspoor naar het Loo.
Uit Wieringerwaard schrijft onze correspondent het
volgende
„Vrijdag 18 Juli was voor heel deze gemeente een ge
wichtige feestdag. Reeds in den vroegen morgen wapperde
van ieder huis de vaderlandsche driekleur. Tegen 10 ure
in den voormiddag verzamelde zich dc schooljeugd in het
met vlaggen en groen versierde schoollokaal, om het
zilveren jubilé van 't Hoofd der school, den lieer R. Visscher,
te vieren. Toen de jubilaris met zijne familie daar binnen
trad, werd hij ontvangen met het feestgezang der kinderen,
waarna hem sierlijke geschenken van leerlingen en onder
wijzers werden aangeboden. Getroffen door zulke blijken
van belangstelling en waardeering, betuigde de heer Visscher
zijn innigen dank. Niet minder getroffen was de jubilaris,
toen een zijner vrienden hem toesprak en hem hartelijk
geluk wenschte met het feest, dat hij dezen dag mocht
vieren. Na het gebruik van eenige ververschingen, deden
de leerlingen nu een wandeling door de gemeente, begeleid
door hunne onderwijzers en belangstellenden uit den vreemde.
Teruggekeerd in het schoollokaal, werden de leerlingen
opnieuw onthaald en was het voor hen een waar kinder
feest, aan 't einde waarvan de jubilaris een woord van dank
richtte aan allen, die hadden bijgedragen om dezen dag voor
hem onvergetelijk te maken.
Inmiddels hadden zich de leden van den Gemeenteraad,
met den heer Burgemeester aan 't hoofd, in de woning
van den jubilaris vereenigd. Ook werden daar opgemerkt
twee leden van het Bestuur der afdeeling Helder van het
Nederlandsch Onderwijzers-Genootschap. Door 't Gemeente
bestuur werd den feestvierenden onderwijzer een stoffelijk
blijk van waardeering aangeboden. Den aanwezigen viel
ten huize van den jubilaris eene zóó aangename ontvangst
hoe innig, maar dat hij haar beminde, had ik gezien en ge
vreesd.
In een niet zeer aangename stemming kwam ik aan tafel.
„Heden is 't het begin van het einde, hoe zal het einde zijn
zeide ik zuchtend tot mij zelf. Het was een zonderlinge maal
tijd. Susanne liet zich verontschuldigen, Kiaus sprak weinig,
Anne Marie was gedwongen spraakzaam en lief, wat anders niet
in haar natuur lag; aan haar kin vertoonde zieh een kleine roode
vlek een bewijs van hevige ontroering.
Mejuffrouw Brockelinan berichtte, dat de oude tooneelspeelster
onverwachts gekomen was; trouwens, dat had ik geheel vergeten
Anne Marie antwoordde er niets op, Klaus zag haar verstoord
aan en beval toen, dat er een middagmaal voor de oude gereed
gemaakt moest worden. Stürmer sprak veel over zijn rei
zen, en by de koffie kwam dominé Grüne. De heeren waren
weldra in een wetenschappelijk gesprek gewikkeld over de
opgraving in Pompei, waarvan Stürmer onderscheidene had
bijgewoond en Anne Marie wandelde langzaam het terras op en
neer. Nu en dan slechts zweefde haar blik door de geopende
deur der tuinkamer naar de heeren.
Ik zat onder het schaduwdak van den wilden wingerd, breide
en volgde haar met mijn oogen. Anne Marie droeg een licht
blauw katoenen japon en een witten lichten kraag om de schou
ders, die rooskleurig doorschemerden, de zware vlechten glinsterden
goudkleurig en haar teint was frisch als lentebloesem. Anne
Marie had heden bijzonder zorgvuldig toilet gemaakt, zij was het
beeld eener echte Noordduitsche, groot, blond, slank met heldere
oogen, maar ook even koud.
Op eens bleef zij voor mij staan
„Tante Rosamunde, gelooft gij, dat Susanne Mattoni in eenig
opzicht al te sterk ingespannen is geweest? Ik bedoel, of haar
oogenblikkelijkc zwakte een gevolg daarvan kon zijn
„Ja, Anne Marie," antwoordde ik, „dat is myn overtuiging;
zij toch was gewoon niets te doen en tot hiertoe heeft zij als
een vogel in een kooi gezeten; als zoo een plotseling vliegen
moet, worden hem weldra de vleugels lam."
Zy antwoordde niet en begon haar wandeling opnieuw. Daar
binnen werd het gesprek luider; de heeren zaten nu bij den
rijnwijn. Dc koele lucht van den vallenden avond begon zich
te doen gevoelen en de zon had zich achter dichte wolken ver
borgen.
„Wel Stiirmer, gij blyft toch van avond?" klonk nu Klaus'
stem.
„Zoo, Susanne, zyt gij geheel weer hersteld? Vergun mij, u
baron Stürmer voor te stellen."
ten deel, dat vooral zij, die uit den vreemde kwamen, de
oogenblikken, daar doorgebracht, niet licht zullen vergeten.
Des avonds werd het jubilé in de zaal van den heer
Heijn voortgezet. Op feestelijke wijze werd de jubilaris
van zijne woning afgehaald en de zaal binnengeleid. Hier
werd den heer Visscher door de ingezetenen dezer gemeente
hulde gebracht en getoond hoe men zijn arbeid tot heil
van het opkomend geslacht waardeert. De zaal was voor
deze gelegenheid smaakvol gedrapeerd, prijkende o. a. met
de jaartallen 1859 en 1884. Muziekuitvoeringen luisterden
deze plechtigheid op.
Heden (Zaterdag) zullen de onderwijzers uit den omtrek,
en vooral de leden der afdeeling Oudesluis van 't Nederl.
Onderwijzers-Genootschap, waarvan de heer Visscher voor
zitter is, bij den jubilaris hunne opwachting maken."
Den heer D. A. v. d. H., lid der Tweede Kamer,
is jl. Woensdag morgen aan het station van den Holland-
schen spoorweg te 's Hage, bij het instappen van een
coupé, door een Engelsch heer ontvreemd uit den binnenzak
van zijn jas eene portefeuille, waarin een bankbiljet van
f 100.
Aan den heer P. J. Blok, leeraar in de Nederlandsche
taal- en letterkunde aan het Gymnasium te Leiden, benoemd
tot hoogleeraar te Groningen, is op zijn verzoek door den
Gemeenteraad eervol ontslag verleend.
De heer J. Spanjaard, inspecteur over het Loodswezen
te Vlissingen, werd gisteren middag door het bestuur der
Sociëteit van het Nederlandsch Loodswezen, namens hare
leden een fraai en doelmatig ingericht cylinder-sch rijf bureau
aangeboden, van binnen voorzien van een zilveren plaat,
waarop de navolgende inscriptie gegraveerd is:
Herinnering aan het openen der Sociëteit van het Neder
landsch Loodswezen, aangeboden door alle leden aan
hun geachten Eere-president, den heer J. Spanjaard,
Vlissingen, Juli 1884.
Dit geschenk strekte als een stoffelijk bewijs van erken
telijkheid voor alles, wat door genoemde heer gedaan is
om die Sociëteit op te richten en vooral om hare leden in
het genot te doen komen van eene ruime en fraaie Socië
teitszaal in het nu voltooide gebouw.
De heer Spanjaard was zichtbaar bewogen bij het ont
vangen van dit blijk van hulde en erkentelijkheid en aan
vaardde het met de meeste ingenomenheid.
Blijkens ingekomen ambtsberichten zijn in het tijd
perk 4 weken, dat op 12 Juli jl. geëindigd is, 4 gevallen
van longziekte buiten den afgesloten kring van het spoelings
district waargenomen, waarvan 2 te Overschie, 1 te Vijen-
ban en 1 te Roosteren. In de slachterijen binnen dien
kring bleken de longen van 29 runderen, bij 13 veehouders,
door longziekte te zijn aangetast. Van deze gevallen
kwamen 3 in de weide voor. Gedurende voormeld tijdperk
werd afmaking bevolen van 16 van longziekte verdachte
runderen, sedert 1 Januari jl. 2145.
Ook de Engelschen schijnen The Lutine nog niet te
kunnen vergeten. Dit schip, in 1795 nabij Vlieland ge
zonken, had schatten aan boord. Eenige jaren geleden
werd door duikers eene belangrijke hoeveelheid goud en
zilver geborgen. Later werd het wrak onder het loopzand
bedolven. Dezer dagen zijn een paar Engelschen inlich
tingen omtrent bedoeld schip komen inwinnen.
Jl. Donderdag morgen had te Bergen-op-Zoom bij het
graven van een put voor een blok nieuwe huizen een
treurig ongeluk plaats. Reeds was de verlangde diepte
bereikt, toen plotseling een der zijwanden instortte, waar
door 3 werklieden onder den grond bedolven werden.
Met veel krachtsinspanning mocht het gelukken om twee
van hen nog tijdig van een wissen dood te redden. De
derde, een zeer oppassend jonkman, kon eerst na twee
uur gravens verlost worden, doch na vergeefsche pogingen
om de levensgeesten op te wekken, konden de geneesheeren
niet anders dan den dood constateeren.
Gisteren morgen hebben de twee Engelsche pick-
pockets, John Adair en James Lyons, zich vrijwillig in de
cellulaire gevangenis te Amsterdam laten photografeeren.
Twee rijksveldwachters, in politiek gekleed, waren daarbij
tegenwoordig. Zoo hoopt men die schavuiten nader te
leeren kennen.
Een moeielijke kwestie krijgt de Priesterraad te
Batavia eerstdaags te beslissen.
Ten opzichte van paarden is zij zeker reeds uitgemaakt.
Anne Marie keerde zich om en zag in den tuin.
„Dominé Grüne vernam naar den welstand van liet jonge meisje
en weldra kwamen allen op het terras. Susanne ging aanstonds
naar Anne Marie en stak haar smeekend de hand toe: „Ver
geef my, dat ik u heden deed schrikken; ik weet niet hoe hot
kwam, het werd mij zoo duister voor de oogen en
„Och," viel Anne Marie haar in de rede en raakte slechts
vluchtig de hand van het meisje aanik was volstrekt niet ver
schrikt; een flauwte is immers niet iets zoo ongewoons."
Susanne bloosde tot onder haar zwarte lokken en ging bedaard
naast mij zitten.
„Is Isa weer weg?" vroeg ik haar.
Zij knikte.
„Zij is voor een half uur vertrokken."
„Waar woont zij eigenlijk?"
„In Dambitz," was het antwoord.
Ik liet mijn werk van verbazing in mijn schoot vallen. „In
Dambitz? Hoe komt zij te Dambitz?"
„S was te ver, freule Rosamunde," stamelde Susanne
beschroomd, „zij heeft bij den smid een kamertje gehuurd. Zij
zegt echter, dat zy van den smid niets bespeurt, haar vensters
zien op den slottuin uit, en dat uitzicht is zeer schoon. Niet
waar, daar mag zij wel wonen?" vervolgde zij smeekend. „Het
is toch ver genoeg van hier."
„Zij kan immers wonen, waar zij wil, Susanne," zeide ik „wij
mogen haar daaromtrent geen voorschriften geven."
Intusschen had juffrouw Brockelman de tafel voor het avond
eten op het terras gedekt en men nam plaats. Op de tafel
brandden nu windlampen, die met een flauw licht Susanne's
bleek, wonderschoon gelaat beschenen. Het witte toilet was
weder geheel opgemaakt, zelfs dc ontbladerende rozen waren
vernieuwd; men zag, dat de oude Isabella het kind geholpen had.
Susanne zat tusschen Klaus en mij, Stürmer en Anne Marie
vis vis. Een aardbei-bowl stond op de tafel en Susanne dronk
met groote teugen; langzamerhand kleurden haar wangen en
begonnen haar oogen te glinsteren. Daar kwam op eens haar
levenselement, lach en scherts en vroolijkheid. En wat kon zij
lachenIk heb het nooit weder zoo gehoord als van Susanne
„Den eenmaal begonnen dag niet geheel met elkander ten
einde brengen, dat mag niet; bederf onze goede, oude gebruiken
toch niet."
Anne Marie bleef staan en luisterde. Maar in plaats van ant
woord hoorde men binnen de stoelen verschuiven en nog eens de
stem van Klaus:
Mattoni; dat liep de geheele toonladder door, zacht en liefelijk,
Als men een 'paard koopt, aan welks oogen het niet te
zien is, dat één daarvan blind is, en de verkooper heeft
dat niet gewaarschuwd, zal de kooper wel het recht hebben
wegens verborgen gebrek op den koop terug te komen.
Maar als men een vrouw trouwt? Een inlander heeft
een paar weken geleden eene vrouw getrouwd, en nu heeft
hij gemerkt, dat zij slechts met één oog ziet. Men kan
dit een ongewichtig gebrek noemen, een voordeel misschien,
daar de man, zich steeds aan den kant van 't goede oog
houdende, de zekerheid heeft, dat de schoone geen onbe
scheiden blikken rondzendt; maar toch, als men de vol
maaktheid meent gevonden te hebben, is 't onaangenaam
te bemerken, dat het exemplaar incompleet is; als men
meent een beauté getrouwd te hebben, dat men slechts
inet een eenoogige vrouw thuis komt. Zoo dacht onze
inlander er over, en divor^ons! met de vrouw en
de wederzijdsche ouders toog men weer naar den penghoeloe,
om den gelegden knoop weer los fe doen maken. Deze
echter schijnt niet zeker van zijn zaak en heeft de echte
lieden naar den Priesterraad verwezen.
Buitenland..
Het stoomschip Saint Dunstan kwam gisteren morgen
te Liverpool van Marseille aan. De kapitein rapporteerde,
dat hij onderweg twee sterfgevallen aan cholera aanboord
had gehad. De plaatselijke overheid nam terstond maat
regelen om het schip te isoleeren.
In het Engelsche Lagerhuis deelde Lord Fitsmaurice
mede, dat de Nederlandsche Regeering de voorstellen der
Engelsche Regeering, betreffende de bevrijding der beman
ning van de Nisero heeft goedgekeurd. Diensvolgens zal
j den Radjah van Tenom bericht worden, dat, wanneer de
bemanning der Nisero niet op een bepaalden dag is uitge
leverd, Groot-Brittannië en Nederland hem en zijn volk
daarvoor verantwoordelijk houden en gemeenschappelijk
hem straffen zullen. Wanneer de Radjah aan den eisch
om de gevangenen uit te leveren voldoet, dan zullen zijne
havens voor den handel weder geopend zijn, en zal hij
ook eene som geld ontvangen. Maatregelen werden terstond
genomen om deze schikking uit te voeren. In bijzonder
heden dienaangaande kon hij niet treden. Wat de geldsom
betreft, welke den Radjah zou geschonken worden, deze
hing meer van de Nederlandsche dan van de Eugelsche
Regeering af.
Volgens een telegram uit Madrid van 15 dezer, is
het Spaansche pantserschip Gravina in een orkaan bij de
Philippijnen vergaan. Twee officieren en zeven man kwa
men daarbij om het leven.
De Londensche bladen behelzen uitvoerige mede-
deelingen over de spoorwegramp, welke jl. Dinsdag te
Sheffield heeft plaats gehad en waaromtrent wij de meest
droevige bijzonderheden konden melden. Het cijfer der
dooden en gekwetsten toch is zeer groot. Van 24 personen
kan de dood worden geconstateerd, maar het cijfer kan
allicht hooger zijn; daar eenige lijken geheel misvoripd
zijn en nauwelijks konden herkend worden.
Onder de gedooden bevinden zich 10 vrouwen, 6 mannen,
8 kinderen: 18 personen zijn zwaar gekwetst, 't Aantal
gewonden bedraagt in zijn geheel 50 a 60, onder welke
twee conducteurs. Machinist en stoker zijn niet gekwetst.
Hartverscheurende bijzonderheden worden nopens sommige
slachtoffers van den ramp meegedeeld.
De machinist was een flink ambtenaar. Het onheil
schijnt alleen het gevolg te zijn van den gebroken wielband.
Men meldt uit Parijs, dd. 18 dezer:
„In de laatste 24 uren zijn de Toulon 38 en te Marseille
43 personen aan de cholera overleden."
Te St. Hadelin, bij Luik, is jl. Zondag namiddag
onder de Vesperdienst, terwijl er een groot aantal menschen
in het gebouw waren, de bliksem in de kerk geslagen,
waardoor twee meisjes van dertien jaar gedood, ver
scheidene personen licht gekwetst werden en in het koor
groote schade werd aangericht.
Dr. Koch is, zooals reeds gemeld werd, uit Frankrijk
weder naar Berlijn vertrokken. Toen hij jl. Zondag na
middag te Genève aankwam, werd hij uitgenoodigd om,
evenals alle reizigers die uit Frankrijk op Zwitsersch
grondgebied komen, zich aldaar aan ontsmetting door
berooking te onderwerpen. Te vergeefs wees de geleerde
op het onzinnige van dien maatregel. „Onzin of niet,"
dat men werd meegetrokken en er mede moest instemmendaarbij
vertoonde haar mond de prachtigste tanden en praatte louter
onzin en dwaashedentoen zij haar glas omhoog hield, om met
Stürmer te klinken, bemerkte ik, dat Klaus haar met een blik
aanzag, die duidelijker sprak nog dan gister zijn bevende stem.
Anne Marie zat zwygend tegenover hemniet het geringste lachje
vertoonde zich om haar lippendeze gracieuse gekkernij was haar
een gruwel. Maar Susanne had de meerderheid voor zichzelfs
de oude, brave Grüne verheelde zijn bewondering niet.
Ik zon op een middel om den kleinen, rooden mond tot
zwijgen te brengen, maar te vergeefsch. Eindelijk schoot mij
iets te binnen.
„Susanne!" riep ik uit te midden van haar lachen, „Susanne,
wat dunkt u van een lied? Ik heb u gister avond zoo aardi<*
hooren zingen."
„O neen, neen, mademoiselle," zeide zy afwerend, „ik kan
niet zingen."
Maar dc heeren stemden unisone met mijn verzoek in en Stür
mer stelde voor de lichten uit te dooven, want het zong zeker
Bchooner bij maneschijn.
„Ja, Ja!" jubelde zij, „dan zal ik zingen." En weldra was het
roode licht verdwenen en omgaf de bleeke maan met haar zilveren
glans de lichte gestalte van het meisje, dat opgesprongen was en
nu bij de leuning stond.
„Wat zal ik zingen?" vroeg zy, „Italiaansch of Duitsch."
„Duitsch! Duitsch!" riepen dc heeren.
„O, ik bid u, Susanne," zeide ik, „dat lied, dat gij gister
avond zongt; Anne Marie en ik verstonden de woorden niet
duidelijk."
Anne Marie stond plotseling op, maar ging alsof zij zich be
dacht, weer zitten. Stürmer had zich op zijn stoel half omge
wend en zag Susanne aan.
Nu begon ze, terwijl zij tegen dc balustrade leunde en dezelfde
tonen van gister avond klonken ons in de ooren, week en zoet
vloeiend als de woorden zelf;
Ik toog de wijde wereld rond;
't Was de oude strijd, dien 'k steeds hervond.
Ik kwam te huis, het hart in gloed;
O mocht ik vlieden weer met spoed!
Geen muren, keet'nen houden mij;
Twee oogen slechts, zoo blauw als bly,
En stond my 't vurigst ros ter hand,
Wil het weer voort naar 't verre land,
My dragen over heg en steg:
Ik zag U weer, ik kan niet weg .(Wordt vervolgd.)