HELDERSEHE EN NIEIIWEDIEPER COURANT. Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorlertwartier. 1884, N°.89. Vrijdag 25 Juli. Jaargang 42. Uitgever A. A. BAKKER Cz. ANNE MARIE. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag r Abonnementsprijs per kwartaal franco per post middag. 0.90. 1.20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Ad v er ten tien Van 1I regels 60 cents, elke regel inecr 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. £51nnenia,n a. De Haacsche correspondent der N. Gron. Crt. schrijft: „De Koning is zeer verouderdhet trof mij toen ik hem bij zijn aankomst in de residentie zag en 't trof iedereen met mij. En toch wordt beweerd dat Z. M. er zeer goed uitzag. De Koning is nog ziek; hij heeft Dinsdag bijna den gelieelen dag te bed gelegen; hij is zwak, vermoeid, lijdend. Men schijnt dit echter te verbloemen en Z. M. zelf ontkent het, zooals trouwens veelal zieken hun waren toestand verbergen. De Koning gaat gebukt onder de omstandigheden van 't oogenblik, maar met de hem eigen zelfbeheersching onderdrukt hij zijn leed en juist dat verhoogt den hoogst prikkelbaren toestand van zijn zenuw gestel. Toen Z. M. jl. Maandag het Paleis van den over leden Prins betrad en in den salon een wijle toefde, beefde hij; hij sprak alleen den heer Ilojel een paar woorden van dank toe; aan 't graf in de kille kerk bij de ijskoude plechtigheid wankelden zijn schreden, maar hij plengde geen traan op de lijkbaar van den armen, even 30jarigen, laatsten zoon. O, dat was geen ongevoeligheid Onze Koning is een man met een zeer gevoelig hart; maar de hofetiquette eischt nu eenmaal, dat Z. M. niet behoort te weenenze bevelen, dat de Koning, die niet in staat geweest is den laatsten snik van zijn ongelukkigen zoon op te vangen, zijn lijk niet meer aanschouwe, geen hand meer uitstrekke over 't lijkkleed om er zelf nog een bloem op neer te leggen; ze vorderen, dat het vaderlijk gevoel tot zwijgen gebracht en alle uiterlijke rouw tot het hofpersoneel be perkt worde, maar dat de Koning zelf den schijn aanneme alsof er in zijn binnenste niets omgaat dat naar diepe vadersmart gelijkt; alsof hij alleen leeft met en voor de levenden, alsof alle rekeningen met de afgestorvenen zijn afgesloten, zoodra zij den laatsten adem hebben uitgeblazen ze willen dat, om redenen van hoogere politiek, de ware staat van 's Konings gezondheid en gemoedstemming wordt verzwegen. Het zij zoo De Amsterdammer geeft de volgende beschrijving van het practisch benuttigde terrein der Internationale Landbouwtentoonstelling te Amsterdam De ingang zal bescheidener dan die van het vorige jaar bestaan uit een monumentalen boog of poort, die Nnnr het Duitsch van Wiluelmjna Hkimburg. Vervolg Anne Marie had juffrouw Brockclman met den wagen naar Dambitz gezonden om de oude te halen. In dien tusschen tyd sloeg Susannc met haar krachtelooze handjes naar Anne Marie en riep onophoudelijk om „Isa" in haar koortsfantasieën. Anne Marie schoof met een bleek gelaat haar stoel achter de gordijnen en luisterde naar liet zachte, haastige gefluister der kranke. Slechts eens vloog het bloed haar van het voorhoofd tot den hals: Susanne sprak over Klaus en byna ver wijtend wierp Anne Marie een blik naar de deur, waarachter een zachte voetstap stilhield. Dat was zeker reeds weder Klaus; wel twintigmaal op een dag kwam hij bij de deur om te luisteren; wie toch had dien kleinen mond dicht kunnen houden, die juist weder luid zijn naam riep en daarbij lachte, van bonbons, van maneschijn en liederen praatte. Met het voornemen, mijn kamer op te zoeken, ontmoette ik dc juist teruggekeerde juffrouw Brockelmann, die in den gang voor Klaus stond. Zij wees met een hoogrood gelaat naar mijn kamer en begon hier met half gedempte, toornige stem ons te schetsen, wat zij al in de woning der oude tooneclspeelster gevonden had, alleen haar zelf niet. De smidsvrouw had haar gezegd, dat zij onlangs roode pommade gekocht en in verschillende kleine por- celeinen potjes gedaan had, waarmede zij langs de huizen liep; zij ging dikwijls zoo weg en bleef dan wel veertien dagen uit. „Een oude landloopster is zij," voegde juffrouw Brockelmann er nog bij, „een bedelaarster, die de opzichter in den eersten den besten toren moest opsluiten!" Zij haalde met een gebaar van minachting zulk een doosje te voorschijn, dat kunstig met goudpapier dichtgebonden was en een opschrift droeg, 't welk de roode pommade en haar waarde ver klaarde: Rouge de thdatre, première qualitd „Blanketsel!" zeide ik lachend. „En voor dat voddegoed krijgt zij een heelen hoop geld," ging de oude vrouw voort, „en wat doet zij daarmede? Koekjes eet zij en chocolade, „en de meisjes in de smederij loopen met gekleur de zijden linten in de ruige vlechteneen hoop vodden lag over al in de hoeken, zoo groot, dat wel tien gekkinnen haar mutsen er mede versieren kunnen het is een schande!" „Wanneer komt zij terug?" vroeg Klaus. „Dat mag God weten, zij is gister pas heengegaan." Juffrouw Brockelmann keerde zich verdrietig om, ten einde na haar tydroovende, vergeefsche zending heen te gaan. Bij de deur bleef zij echter staan en kwam er een vriendelijker uitdruk king op baar gelaat. „Ik moet u groeten van mijnheer den baron," zeide zij, „hij was niet weinig verwonderd, toen ik daar door het raam der oude heks in zyn tuin keek; ik heb hem in korte woorden vertelt, wat ik daar te doen had." „Ligt het huis zoo dicht bij den slottuin?" vroeg ik. Juffrouw Brockelmann knikte. „Ja, de oude kan den geheelen fraaien tuin zien, en welk een tuin!" Daarmede ging zij heen. „Het is eigenlijk goed," zeide Klaus na een poos, „dat de oude niet te huis is. Maar zal juffrouw Brockelmann haar kunnen verplegen?" „Neen," antwoordde ik. „Anne Marie." gedekt zal worden door een kolossaal doek, een zeer fraai zeegezicht waaraan jhr. E. Van Heemskerek van Beest jl. Dinsdag morgen bezig was, en dat een symbolische voorstelling geeft van onze oude vaderlandsche „baan brekers" ter zee. Hoe juist dit zeegezicht den binnentredende moet stemmen tot juiste waardeering van de eigenaardig heden van koeien en paarden, is niet gemakkelijk te be vroeden. Misschien denkt do commissie, dat men voor den smaak van het meerendeel der bezoekers attributen van landbouw, veeteelt en dergelijke genoeg zal aantreffen. Ter weerszijden van de poort staan een paar, nu voor bureaux dienst doende, houten gebouwtjes. Wanneer men het terrein opkomt, valt 't oog dadelijk op drie groote gazons, welke met de breede voetpaden een circel vormen, die, aan de achterzijde opengelaten, den voorgrond biedt voor een houten muziektempel. Achter dezen tempel en aangeleund tegen de sloot, dus op de Hobbema-kade in spe, staat de restaurant. De indruk, dien men bij 't binnenkomen zal ontvangen, moet, wanneer de fontein, welke in 't midden van het perk zal worden aangebracht, eenmaal springt, en bloemen het levendige groen van het gras zullen breken, ongetwijfeld gunstig zijn. Rechts en links van het perk staan en colonne vier houten gebouwen, bestemd tot opneming der landbouw werktuigen. De gebouwen die van de „groote" tentoonstelling zijn blijven staan, geven aanknoopingspunten genoeg voor het geheugen van hen die zich het terrein voor den geest kunnen halenoverigens is het niet ondienstig, indien men zich het terrein denkt in vier deelen die afgedeeld worden door de gracht en door de lijn loodrecht op den ingang staande. Links dus het koloniale gebouw, dat nu zuivel- en land bouwproducten zal herbergen. In het midden der zalen staan toontafels, en langs de wanden zijn deze eveneens aangebracht. Voor liet verscli en koel houden der boter zijn onder de tafels bodems getimmerd waarop ijs zal worden neergelegd, terwijl het daarvan afdruipende water wordt afgevoerd langs gootjes, zooals er tevens zullen dienen ter geleiding van koud water achter de producten zelf, eveens ter verfrissching. „Anne Marie?" vroeg hij cn zijn lippen beefden. „Klaus," smeekte ik, „haal u toch niets in het hoofd. Gij zijt er immers ten volle van overtuigd, dat er geen betere ver pleegster voor dit meisje wezen kan, dan Anne Marie." „Ik begrijp haar niet meer," antwoordde hij somber. „En zij u niet," antwoordde ik. Hij werd gloeiend rood. „Waarom?" vroeg hij driftig. „Omdat ik dat meisje in mijn huis opnam? omdat ik tegenoverspanning harer krachten protesteerde? Omdat Hij hield op. „Anne Marie vreest, dat, nu, dat la petite te veel verwend zou worden," antwoordde ik. Klaus haalde de schouders op. Zoo, en nu?" vroeg hij. „Ziet gij tante, ik dacht niets ter wereld mij zou kunnen doen ont roeren ik meende, dat ik een stil, kalm mensch geworden was, maar elke zenuw heeft aan mij getrild, sinds ik gedwongen was mede aan te zien, hoe het meisje behandeld werd. Toen ik een kleine jongen was, geraakte ik eens in raachtelooze woede, omdat ik zag, hoe twee groote jongens een meikever kweldenzij waren op een boom geklauterd, wijl ik hen gebeten en gekrabbeld had mijn kleine leden konden mij nog niet naar boven dragen, maar de stomme woede, de verregaande ontroering van mijn kindex-hart vergat ik tot heden niet even zoo wa3 ik te moede, als ik hoorde, hoe de kleine voeten in huis heen en weer trippelden, altijd, altijd voort, nu op de keukentrap, dan in den gang. Denkt gij niet, dat ik het kon hooren, hoe zij steeds langzamer werden, hoe zij zich met geweld inspanden, als Anne Marie's onmee- doogende stem weerklonk „Hier, Susanne!" of „venez donc, Susanne!" „vlug, wij zullen naar den melkkelder gaan!" „Susanne, waar is de sleutel van de linnenkast?" Ik was een lafaard, dat ik het duldde, dat ik eerst tusschenbeidc kwam, toen het te laat was. Bij Godhet moet anders worden!" riep hij en dreunend viel zijn gebalde vuist op de tafel. Dc groote, sterke man was buiten zich zelf van angst en toorn. Ik waagde het niet te antwoorden en hij verliet na eenige oogenblikken het vertrek; ik hoorde hem nog eenmaal aan Susanne's deur luisteren en zich toen met zachte schreden ver wijderen. Het ongeluk was gekomenArme Anne Mariearme Klaus Tegen den middag trad de eerste bij mij binnen, nog bleeker dan vroeger. „Zij spreekt onophoudelyk over Klaus!" zeide zij langzaam. Ik wist, dat het zoo komen moest, maar Klaus heeft mij niet begrepen. Zij bemint hem, tante, geloof mij." Ik was met mijn gedachten zoo bij Klaus, dat ik direct zeide: „En hij heeft haar lief!" Anne Marie had mij niet goed verstaan. „Wat zeidet gij, tante?" vroeg zij en uit haar oogen was alle vermoeidheid geweken. „Ik denk, dat Klaus een tendre heeft voor Susanne Mattoni," herhaalde ik moedig. Het meisje glimlachte plotseling, neen, zij lachte zelfs en haar witte heldere tanden blonken sinds lang weder eens in mijn oogen. Toen werd ze ernstig. Hoe kunt ge nog schertsen, tante „Mais non, mon ange, ik scherts niet!" antwoordde ik schie lijk. Ik begreep Anne Marie niet; zij moest het toch reeds lang bespeurd hebben; waarom was zij anders zoo tegen het kind ingenomen? 't Is te hopen, dat de verpestende stank, dien de kaarsen fabriek op kwistige wijze en tot onbewoonbaar makens van eenige wijken toe verspreidt, „geeft," de boter onaangetast zal laten. „Naast en evenwijdig aan de Koloniale afdeeling staat een loods, voor wei-ktuigen, terwijl aan den oever bij de bamboe-brug een net gebouwtje zal worden ingericht als bureau voor de vertegenwoordigers van de Engelsche inzending. Gaan we de brug over, dan zien we drie rijen gebouwen evenwijdig aan de gi-acht en kolonnes-gewijze geplaatst, respectivelijk 9, 11 en 17 stallen bevattende in de eerste rij, schapen en varkens, iu de beide andere zullen rundvee onder dak worden gebracht. Iedere stal is ruim 60 passen lang; die voor koeien tellen 28 en die voor schapen of varkens 56 hokken. Wie al te lang het geknot", geblaat en geloei zal hebben aangehoord, kan verpoozing zoeken in de vroegere Volks- restaui-atie, die is blijven staan. „Nederland Beaux arts Pays-Bas" is het laconieke opschrift van den kunsttempel, die verleden jaar zooveel schoons bevatte. Deze zal nu in beslag worden genomen door fourage voor vee, paaixlen, enz. Waar dus toen Venus hare schoonheden ten toon spreidde en men bekoord werd door een Sirene, is nu de practische Mercurius binnengetreden, en maakt de Muze ruim baan voor een hooivork. Het afgebroken gedeelte van de schilderijen-afdeeling heeft zijne plaats afgestaan aan een tribune, met paviljoen, die als 't niet te warm iseen kleine 1200 zitplaatsen biedt aan even zoovele toeschouwers bij ring- of hard draverij. Vlak voor de tribune ligt de groote en daarachter de kleine ring. De harddraversbaan strekt zich van de Van Baerlestraat over de geheele breedte van het terrein tot het andere einde uit. Gaan we nu terug van de tribune, dan treffen we bij 't doorloopen van de rechter achtei'helft van het terrein de stallen aan voor paarden en hengsten, en wel niet minder dan elf gi'oote en twee kleinere gebouwen. Som mige hebben stallen voor gespannen. De inrichting van de stallen is zeer doelmatig. Zonder eenig gevaar beweegt men zich door een breeden doorgang in de onmiddellijke „Gij schertst niet tante?" vi'oeg zij ijskoud. „Nu, dan kent gij Klaus al zeer weinig; Klaus met zijn koel verstand, zijn kalm bestaan, hij, die ieder dag een vrouw kan krijgen, als hij slechts wil; hij zou dit kind het is belache lijk, bepaald bespottelijk „Maar Anne Marie, zijt gij dan blind?" riep ik. „Ik ben niet blind," antwoordde zij, terwijl zij met een blik op mij neerzag, die mij duidelijk haar minachting van mijn meening toonde. „Eer ik die beiden niet vereenigd uit de kerk zie terugkomen, eer geloof ik ook niet, dat Klaus haar bemint, en dit, tante Rosamunde zullen gij nog ik ooit beleven. „Houd op, Anne Marie!" smeekte ik. „Het is mogelijk, dat ik dwaal, maar God geve, dat gij gelijk hebt," voegde ik er bij. Anne Marie zweeg een oogenblik. „Neen," zeide zij toen als tot zich zelf en hief haar armen omhoog. "Neen, Klaus is tot zulk een dwaasheid niet in staat, ik vertrouw op Klaus. Nu sleept zijn goed hart hem mede, het medelijden met de wees doet hem hard tegen mij zijn; onze meeningen over Susanne's welzijn loopen zoo ver uit elkander, maar ik weet het. tante, Klaus heeft mij zoo lief, ik bekleed dc eerste plaats in zijn hart en ik verdraag gaarne zijn hardheid; hij heeft om mijnentwil misschien nog zwaaider verdragen. Als Susanne weg is, zullen wij de oude genegenheid terug vinden." „Ik geloof niet, dat Susanne heengaat, heengaan mag, viel ik haar onzeker in de rede, bewogen door haar vertrouwen. tiaar oogen schitterden. „Laat mij daarvoor zorgen, tante Rosa, antwoordde zij. Zy gaatmijn woord daarop!" „En als gij Klaus opnieuw krenkt door zulk een wensch?" „Klaus wil Susanne's welzijn; hij zal een ander verblijf voor haar zoeken, zoodra hij verneemt, dat hij haar niet onverschillig is. Klaus is een man van eer en een zinspeling zal voldoende zijn. „Mon Dieu, Anne Marie" steunde ik. Wilt gij hem zeggen, dat dat?" „Ja!" antwoordde zij. „Ik bid u, Anne Marie, doe het niet, mijn kindgiet geen olie in het vuur, zwijg „Nooit, tante, ik heb reeds te lang gezwegen! zeide zij op vasten toon. „Ik zag het aankomen, het moest zoo worden, en ik had niet den moed, Klaus te waarschuwen. Bewaar dit kind voor het treurigste, wat een meisjeshart kan overkomen, laat het niet eerst tot besef van liefde komen, als bet die moet laten varen." Anne Marie, om Gods wil," smeekte ik. „Hoe kunt ge zoo bepaald weten, dat Susanne Klaus niet langer met onverschilligheid aanziet? Hetgeen zij in de koorts zegt, kunt gij toch niet voor iets stelligs nemen Zij spreekt daarin even goed over Stürmer als over Klaus ik bid u, zwijg. Het is toch nog maar een vermoeden van u. Susanne zal er zich zelf nog niet helder van bewust zijn." „Zulk een vroegrijpe, hartstochtelijke natuur, als dit meisje?" vroeg zij, terwijl zij naar de deur ging, om te vertrekken, „er is niets onzekers; ik ben het haar verplicht." „Anne Marie, laat haar eerst herstellen het is een overijling en veroorzaakt een heillooze verwarring!" Zij antwoordde niet; zy knikte slechts toestemmend met een ernstig gelaat en liet mij alleen met mijn gedachten. Hoe deerde zy my, dit jonge meisje met het hart eener oude

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1884 | | pagina 1