HELIIEKSCHE/
EN NIEIJWEDIEPER CODIAKT.
Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1884. N°. 90.
Zondag 27 Juli.
Jaargang 42.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90.
g g v franco per post 1.20.
Uitgever A. A. BAKKER (,'z.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der AdvertenticnVan 1t regels 00 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
Na de rondzending der stembriefjes voer de herstemming
tusschen de Heeron J. HOOGENBOSCH en W. J. VAN
NECK ter benoeming van een lid voor den Gemeenteraad, is
ontdekt, dat de naam van laatstgenoemden Heer daarop
abusivelijk voorkomt als J. W. Van Neck; dit moet zijn
W. J. VAN NECK.
De Voorzitter van den Raad der gemeente Helder,
STAKMAN BOSSE.
Brieven uit de hoofdstad.
24 Juli.
Zoodrn de Augustusmaand in liet verschiet komt, neemt
het gewone jaarlijksche stuivertjes-wisselen eerst recht een
aanvang. De Amsterdammers die het maar even „doen*
kunnen en door den jongste» gedenkwaardigen krach in
Amerikaantjes niet al te zeer gekortwiekt zijn, verlaten
hij hoopen de stad, en de vreemdelingen komen hij zwer
men er in. Iedere zwerm vereert ons natuurlijk slechts
met een verblijf van een paar dagen, precies lang genoeg
om de kas van den hotelhouder bij wien zij zich neder-
laten en van zijn onderhoorig personeel betamelijk te
stijven, een kijkje te nemen links en een snufje rechts,
en, als resultaat van die hals over kop gehouden inspectie,
athome of in der Heimath den grootsten nonsens ten kwade
of ten goede van ons op te disschen. De hoofdstad heeft
in zulk een periode wel iets van een groot logement voor
doortrekkende troepen, doch ze verdeelen zich over zoo
veel punten, dat niemand er eenigen last of hinder van
heeft. Alleen leveren deze buitenlandsche gasten gewoon
lijk nog al stof voor de critische opmerkingen der straat
jeugd, voornamelijk wat het stuk van kleeding betreft,
hetgeen nu nog niet zulk een halszaak is, indien namelijk
de critiek zich tot onderlinge „opmerkingenbepaalt, die
voor de betrokken personen gelukkig in den regel onver
staanbaar blijven. Te verwonderen is het echter niet, dat
door de verschijning van enkele dier uitheeinsche figuren
de critische geest soms vaardig wordt over onze gamins,
want ook zonder bepaald tot hun geducht gild te be-
l>ehooren, betrapt men zich vaak op een spottend glim
lachje bij het zien der wonderlijk gecostumeerde luidjes,
die hier hun vacantie komen genieten, figuren zooals men
ze in de straten van Berlijn, Parijs of Londen zelf nooit
of nimmer ontmoet. Het is mij onbekend, of b. v. een
blauw geruite pantalon, een roomkleurig jasje, en een
vuurmode slipdas, alles gekroond door een breed gek lepte
>5> ANNE MARIE.
Naar liet Dnitsch van Wil hel mi na H f.i m borg.
(Vervolg)
Een paar maal scheen liet mij alsof haar borst zich met een
onderdrukt snikken verhief, zoodat ik verschrikt het hoofd verder
om het gordijn boog, maar het was zeker niet zoo, want toen
Klaus de kamer weder binnentrad, kwam ook zij terug en lag
er een bijna verheerlijkte uitdrukking op haar gelaat.
Zij ging hem te gemoet en greep zijn arm.
„Lieve broeder," hoorde ik haar zeggen en weder beefde haar
stem; zij boog het hoofd op zijn borst, „beste Klaus?" herhaalde
zij nog eens.
„Anne Marie?" vroeg hij en vatte haar hand.
„Klaus, laat het vergeten zijn, wat in den laatsten tijd tus-
schen ons wasVergeef mij, dat ik u zoo heftig tegensprak
het was leelyk van mij
„Neen, neen, mijn oude deern, ik werd driftiger, dan wel
noodig was," antwoordde hij hartelijk en trok haar tot zich, „wij
hadden beide schuld."
„Ja, Klaus; ziet gij, ik was niet oprecht; ik had dadelijk
moeten spreken, maar ik wist het nog niet zeker genoeg, ik
wilde u niet verontrusten."
„Waarmede? vroeg Klnns driftig."
Annne Marie aarzelde, maar greep haar broeder nog vaster bij
zyn arm.
lk liet uit mijn vensterhoekje een waarschuwend kuchje hooren,
maar Anne Marie lette daar niet op; zij was bij alles wat zij
deed schielijk beraden, en daar liet nu eenmaal een geschikte
gelegenheid was, hieuw zij dapper in den knoop, die, zooals zij
meende, gemakkelijk genoeg was door te hakken.
„Met een feit, dat vragen doet; kan Susanna hier wel blijven,"
sprak zij zacht maar bepaald.
„Weder het oude lied, Anne Marie?" zeide hij: „Uw drift
alleen is niet voldoende; denkt gij mij zoo te vangen?"
„Neen, Klaus, waarlijk niet!" antwoordde zij. „Iets anders
voerde my thans tot u; ik wilde nog niet over Susanna met u
spreken, ik wenschte in dit uur slechts een woord van u als
vroeger, een enkel vriendelijk woord; dat het zoo kwam, dat was
de loop van het gesprekvergeef mij.
„Gij hebt zeer hard over Susanna geoordeeld, Anne Marie,"
begon Klaus na een poos, „nu hebt gij haar vol opoffering ver
pleegd en honderdvoud weder goed gemaakt en toch dezelfde
gevoelens? En dat, nu zij ziek is en wellicht blijft sukkelen?"
„Ik heb te veel van Susanna's constitutie gevergd, Klaus, en
ik heb God dag en nacht gebeden, dat zij mocht herstellen; ik
heb slechts haar welzijn bedoeld, geloof mij. Mijn gevoelen over
Susanna's karakter kan ik echter niet veranderen."
Zij stonden nu niet meer naast, maar tegenover elkander.
„Maar onder al het klatergoud, dat ik veracht, klopt een levendig,
warm menschenhart, Klaus. Susannc is niet meer het kind, dat
gij in haar meent te zienSusanne heeft Susanne is
Susanne bemint u, Klaus!"
„De schemering was langzamerhand gevallen; ik kon het gelaat
van Klaus niet duidelijk meer onderscheidenik hoorde alleen
pet van het model zooals de „arme edelman" van Conscience
er een op het hoofd heeft in da geïllustreerde uitgaaf van
dat boek, of dit fantastisch gewaad liet meest gedistin
geerde reiscostuum onzer goede vrienden aan gene zijde
der vaderlandsche grenzen vormt; maar van het standpunt
der straatjeugd beschouwd, zou ik tocli zeggen dat de
uitdagende aanblik van dit schilderachtig geheel wel
eenigszins als verklaring, zoo niet als verzachtende om
standigheid kan dienen bij de houding dier meêdoogen-
looze plaaggeesten tegenover sommigen onzer gasten uit
den vreemden.
Maandagmiddag kregen wij er met één stoomboot niet
minder dan 132 tegelijk; 120 heeren en twaalf dames,
nauwkeurig geteld. Het waren allen, de heeren namelijk,
leden van het „Hansischen Gesehichts-Verein," die in
hunne qualiteit een zomerreisje deden, met het doel om
historische herinneringen te verlevendigen en nieuwe
vriendschapshanden aan te knoopen. De gebruikelijke
manier van onzen tijd dus om het nuttige met het aan-
I gename te vereenigen. De heele De Ruy ter-kade, waar
de stoomboot aankwam, was in een oogwenk vol Ilansa-
mannen, levendige vroolijke Duitschers van allerlei tong
vallen, vol levenslust en plei/.ier, waarin ze zich in het
minst niet lieten storen door de gure regenbui, waarmede
ze aan de oevers der IJ - en Amstelstad verwelkomd
werden. Het gezelschap werd begroet en ontvangen door
Bestuurderen van ons Koninklijk Oudheidkundig Genoot
schap, dat nooit een gelegenheid ongebruikt laat en die
gelegenheden zijn natuurlijk uit den aard der zaak hoogst
zeldzaam om te bewijzen dat het zelf volstrekt nog
niet tot de oudheden behoort De vertegenwoordigers van
het Genootschap waren hier als gastheeren dan ook vol
komen op hun plaats: de Hansa is eene allerbelangrijkste,
kapitale oudheid van den eersten rang. Men zegt dat het
woord reeds in de Gothisclie bijbelvertaling van Ulfiias
voorkomt, wat ik echter niet direct bewijzen kan, daar ik
in den laatsten tijd mijn Gotièch wel wat slecht heb bij
gehouden het woord Hansa moet oorspronkelijk een kame
raadschap van krijgslieden beteekend hebben. In later
tijd, dat wil zeggen in de middeneeuwen, duidde men
daarmede Vereenigingen van kooplieden aan, die zich
aaneensloten ter bescherming hunner wederzijdsche belangen;
doch langzamerhand werd de naam Hansa uitsluitend toe
gekend aan het Duitsche steden-verbond, dat van de der
tiende tot de zeventiende eeuw bestaan heeft en diende
zijn haastige zware ademhaling. Hij antwoordde niet, hij stond
onbewegelijk. „Dwaas kind!" dacht ik, terwijl ik naar Anne
Marie zag.
„Gelooft gij mij niet, Klaus?" vroeg zij, toen hij nog altijd
zweeg. „En toch is het zoo, ik bedrieg mij niet. Susanne heeft
onophoudelijk over u gesproken in haar koortsfantasieën, ik weet
het uit honderd andere kleine dingen. Zulk een gelegenheid
neemt dagelijks, ieder uur toe moet het meisje ongelukkig
worden Misschien weet zij het zelf nog niet, maar het ontwaken
moet toch komen.
Weder geen antwoord. Klaus ging op den dichtsbijstaanden
stoel zitten en zag onbewegelijk voor zich. Buiten luidde juist de
etensklok voor de dienstbodeneen nieuwe regenvlaag viel
kletterend op de zandsteenen trappen van het terraser hecrschte
een spookachtig licht in het halfdonker, groot vertrek. Het was
mij, alsof uit alle hoeken schaduwen verrezen, en het gebloemde
gordijn voor de deur bewoog zich zacht, alsof iemand daar achter
stond te luisteren.
„Gij hebt gelijk," zeide Klaus eindelijk op doffen toon, „wat
moet er van haar worden? De echtgenoote van een Hcgewitz
dat is onmogelijk niet waar, dat bedoelt gij, Anne Marie
„Ja!" antwoordde zij eenvoudig.
„Ja!" herhaalde hij, terwijl hij opsprong en met groote schreden
de kamer op en neer liep. „En waarheen zoudt gij het meisje
willen zenden?" vroeg hij, terwijl hij voor zijn zuster staan bleef'.
„Niet heen zenden, Klaus, dat klinkt zoo geheel anders, dan
ik het bedoel," zeide zij oprecht. „Breng haar naar een kost
school in een zuidelijke streek, b. v. naar Zwitserland, en geef
haar zoo de gelegenheid haar kranke borst voor haar geheele
leven te genezen."
„Dat klinkt verstandig en wel overlegd," gaf hij bitter ten
antwoord. „Intusschen, Susanne is nog altijd niet hersteld." En
na een poos vervolgde hij„Ik heb een noodzakelijke reis lang
verschoven, ik ga morgen naar O. in Silezië, zoo handel ik zeker
geheel naar uw verlangen niet?"
„Naar O. zegt gij?"
„Ja," antwoordde hij met een hoogroode kleur, „ik ben een
weinig nalatig geweest, de zaken staan daar slecht, de vereeniging
van schuldeischers is onvermijdelijk; Platen heeft mij reeds
herhaaldelijk dringend aangemaand zelf te komen om de zaak
nog op te houden gij weet mijn hypotheek is de grootste mnar
„En gy zijt niet gegaan, Klaus?" zeide zij verwijtend. „Waarom
niet?"
„Ik ga morgen vroeg op reis," antwoordde hij kortaf.
Zij begreep hem blijkbaar niet recht, maar zij ging tot hem en
legde haar arm om mijn hals.
„Laat er toch nooit weder een misverstand tusschen ons komen,
Klaus moet ik tegen mijn overtuiging handelen?"
„Neen, neen!" antwoordde hij somber, „ik dank u."
„Maar hij trok haar niet tot zichhij maakte zich uit haar
i arm los cu verliet de kamer. Anne Marie stond een oogenblik
onbewegelijk hem na te zien. Toen schudde zij met kracht haar
hoofd, alsof zij onaangename gedachten afschudde, nam haar
sleutelmand en ging eveneens heen.
Een half uur later zaten wij rondom de tafel. Anne Marie
had Klaus uit zijn kamer gehaald. Hij zag er ontroerd uit, liet
om aan de verbonden steden onderlinge veiligheid te ver
zekeren. In zijn glansrijkste tijdperk waren er wel 30
steden tot dit verbond toegetreden, zoodat het door zijn
invloed zich als eene respectabele macht kon doen gelden.
Ook in ons vaderland behoorden tal van steden tot de
Hansa: Bolsward, Deventer, Elburg, Groningen, Harder
wijk, Kampen, Nijmegen, Roermond. Stavoren, Venlo,
Zutfen en Zwolle. Een bezoek aan Nederland moet dus
voor de Hansamannen veel aantrekkelijks hebben, altijd
uit het oogpunt van de historische herinnering; daar eene
vergelijking van Neerlands handel toen en nu een voor de
gastheeren minder vleiend resultaat zou opgeleverd hebben.
Want het Hansaverbond had tijdens zijn bloei iets te be-
teekenen 1 Meermalen moesten de Noordsche Vorsten bukken
voor de macht der verbonden koopsteden; zelfs Engeland
werd in 1474 tot het sluiten van een nadeeligen vrede
gedwongen. In de eerste helft der zeventiende eeuw begon
het verhond echter zoodanig te kwijnen, dat de meeste
steden afvielen en alleen Lubeck, Hamburg en Breinen
trouw bleven aan de oude verbintenis. En sedert dien
tijd is de Hansa een antiquiteit en houdt het Genootschap,
waarvan jl. Maandag zoovele leden onze stad bezochten,
zich bezig met het verzamelen van alle mogelijke ge
schriften en voorwerpen, die op de geschiedenis van het
eens zoo machtige Handels-verbond betrekking hebben.
Wat er in Raadhuis, Paleis en Museums belangrijks
voor hen was, hebben de Duitsche gasten Maandag en
Dinsdag onder geleide der Commissieleden bezichtigd. Geen
wonder dat ze verrukt waren over de meesterlijke schilde
rijen, de smaakvolle harnassen en de kostbare antiquiteiten,
die ze in het domicilie van ons Gemeentebestuur te aan
schouwen kregen. Ongetwijfeld echter is de vraag hij hen
opgerezen al waren de heeren te beleefd om de op
merking onder woorden te brengen waarom een stad
als Amsterdam, immers eene aanstaande „wereldstad," geen
harer waardig Stadhuis heeft, maar zich tot op den hui-
digen dag behelpt met een reeks alledaagsche woonhuizen,
waarvan men eenvoudig de tusschenmuren doorgeslagen
heeft. En zoo zullen zij bij hun bezoek aan liet koninklijk
paleis op den Dam er zich zeker over verbaasd hebben,
dat Amsterdam zijn voormalig Raadhuis ongebruikt en
ledig laat staan, om het prachtige en als Stadhuis hoogst
karakteristieke gebouw ééns per jaar een paar weken dienst
te laten doen als paleis, waarvoor het niet bestemd en
niet geschikt is. Zoo zullen zij in het Burgerweeshuis zich
de avondbrij koud worden en brokkelde verstrooid zijn brood
tusschen de vingers.
„Waart gij bij Susanne?" vroeg ik Anne Marie.
Zij knikte. „Ik had haast, maar was boven bij haar deur, en
vroeg, wat ik lmar voor haar avondeten zenden zon Maar ik
ontving geen antwoord; zij sliep zeker. Ik deed dus zacht de
deur dicht en ging heen."
„En wat denkt gij haar te zeggen, als voorwendsel voor haar
verwijdering van hier?" vroeg ik verder.
„Haar gezondheid is een meer dan voldoende roden, tante,"
antwoordde Anne Marie.
Ik zweeg, ook de anderen zwegen; de maaltijd liep zwijgend
ten einde; daarna zaten wij stil aan de sofatafel in de woon
kamer, zonder cenig vermoeden van wat intusschen geschiedde.
Ieder hield zich met zijn eigen gedachten bezig; buiten viel de
eentonige regen nog altijd kletterend op de daken en stroomde
vol geruisch uit de stierenkoppen der dakgoten op het plaveisel
der binnenplaats. Het was een onophoudelijk murmelen en klet
teren en de storm kwam over de heide, greep de regenstralen
als roeden bij elkander en wierp ze kletterend tegen de goed
voorziene ramen.
Toen trad onverwacht juffrouw Brockelman de kamer binnen,
haar oogen vlogen verwonderd en verschrikt in het rond.
„Is mamsel Susannc dan niet hier?" vroeg zij haastig.
„Susanne?" riepen wij drieën als uit een mond, terwijl Klaus
opsprong.
„Zij is niet op haar kamer! Goede Hemel, waar kan zij zijn?"
ging zij voort. Voor den eten is zij opgestaan en heeft zich
onder giggelen en lachen aangekleedzij wilde naar beneden, om
de familie te verrassen. Ik heb geknord, maar 't hielp niet.
„O, zij moet hier zeker ergens zitten."
De angst kneep de oude vrouw do keel dicht; Anne Marie
was de kamer uitgesneld, haar vlugge tred, waaraan de angst
vleugels leende, klonk van den gang tot ons door; juffrouw
Brockelman nam een licht van dc tafel en begon in de tuin
kamer daar naast te zoeken en Klaus stond als vastgenageld,
doodsbleek.
„Zij moet er immers zijn!" zeide ik.
Hij hoorde het niet. Zijn geheele opmerkzaamheid vestigde
zich op Anne Marie, die juist weder over den drempel trad en
en met oogen, die van schrik nog eens zoo groot schenen dan
anders, haar broeder in het ernstige gelaat zag.
„Zij is weg, Klaus," zeide zij bevend, „ik weet niet, waarheen
waarom?"
Hij ging haar zonder een woord te spreken voorbij.
„Klaus," riep Anne Marie hem na, „neem mij mede," maar
zij kreeg geen antwoord.
„Zij heeft het gehoord, mijn God, zij heeft gehoord, wat ik
tot hem sprak," fluisterde zij. „Tante, ik bid u, rijd met hem,
laat hem niet alleen!" Zj ijlde heen en kwam met doeken en
dekensik hoorde van uit den hof de haastige toebereidselen om
in te spannen ja, hoe ik in den wagen gekomen ben, terwijl
Klaus reeds op den bok zat, weet ik niet.
Het was een half overdekte sjees, die nu met ons op den
donkeren straatweg voortrolde, kletterend sloeg de regen op den
lederen kap, de wind viel ons met onverzwakte kracht aan.