gehouden dit vóór den verkoop te verklaren, en zich over
hunne voorwaarden met belanghebbenden te verstaan."
Het cijfer der bijdragen voor de betrekkingen van
de bemanning der Nisero is reeds tot circa f 7200 geklommen.
Men schrijft ons van Texel, dd. 28 dezer:
„De Rijksduingronden op het eiland Vlieland zijn heden
in publieke veiling verpacht tot den lsten Januari van het
volgend jaar voor f 245 aan den burgemeester van dat
eiland."
Zekere R. v. d. H., een oud boerenarbeider in den
Eierlandschen polder op Texel, die bij zijne kinderen
inwoonde, is in eene sloot verdronken gevonden. Waar
schijnlijk is hij 's morgens vroeg door een noodlottig
toeval te water geraakt.
In de vergadering van den Raad der gemeente Zijpe,
den 21 dezer gehouden, werd door den Voorzitter mede
gedeeld, dat de heer J. Bos de berging van de brandspuit
te Burgerbrug op zich heeft genomen voor f 7.50 per jaar
en dat voor de vacature voor Hoofd der school te Oudesluis
zich geen sollicitant heeft aangemeld. Ter tafel werden
gebracht de rekeningen van de gemeente, van 't Weeshuis
en van de Armen-administratie, sluitende met deze eind
cijfers: Gemeente: Ontvangsten f 34781.84, uitgaven
f 32297.15, batig saldo f2484.69. Weeshuis: Ontvangsten
f 5043.89, uitgaven f 4763,49, batig saldo f 280.40: Armen-
administratie: Ontvangsten f 8550.87, uitgaven f 8089.22,
batig saldo f 461.65. De Commissie tot onderzoek dezer
rekeningen werd samengesteld uit de heeren J. Brommer,
J. Van Beusekom en K. A. Kaan. Nadat de Voorzitter
herinnerd had, dat de verbeterde school te Burgerbrug
met 1 Augustus a. s. in gebruik zal worden gesteld, werd
machtiging verleend om de oude schoolbanken te verkoopen
Met algemeene stemmen werd besloten tot intrekking
van 't aan P. Grin verleende overpad over 't schoolerf te
Bnrgerbrug. De vergadering ontving mededeeling, dat
de geldleening, ad f 3400, door tusschenkomst van den
makelaar W. Honigh, te Wormerveer, tegen een rente van
4£ pCt. is gesloten. Nadat de Voorzitter inlichting had
gegeven betreffende de gunning der werken bij de jongst-
gehouden aanbesteding, werd de zitting gesloten.
Als eene groote bijzonderheid verdient vermelding,
zegt de Bred. Crt., dat de heer P. te Breda jl. Maandag
per telegram uit Soerabaia mededeeling ontving, dat een
zijner zoons van 2den luitenant der genie bij het Oost-
Indische leger, bevorderd was tot lsten luitenant; een
tweede, werkzaam bij de Staatsspoorwegen in Indië, in zijne
betrekking verhoogd was; een derde, zijnde cadet aan de
Koninklijke Militaire Academie, van het eerste tot het tweede
studiejaar was overgegaan, en een vierde geplaatst was als
cadet aan genoemde Academie. Zulk een dag zal onge
twijfeld de familie niet licht uit het geheugen gaan.
Gelijk indertijd is gemeld, werd de harddraverij
vanwege Z. M. den Koning en H. M. de Koningin te
Leeuwarden reeds ter oorzake der ernstige ziekte van
Z. K. H. den Prins van Oranje van 18 Juni verdaagd tot
2 Augustus, den verjaardag van H. M. de Koningin.
Thans is door Z. M. bepaald, dat die harddraverij, met
het oog op den rouw wegens 's Prinsen overlijden, dit
jaar niet zal plaats hebben.
Jl. Zaterdag hebben de aangekondigde wedloopen der
Nederl. Harddraverij- en Renvereeniging te Bussnm plaats
gehad. Het weder was frisch en aangenaam, maar het
bezoek was niet zoo talrijk als andere jaren wel het geval
is geweest.
Tegen 7 Augustus a. s. zijn wederom door de Geld.
Harddraverij- en Renvereeniging te Nijmegen groote nati
onale en internationale wedloopen uitgeschreven. Ditmaal
is voor een bedrag van ruim f 3600 aan prijzen uitge-
Maric wilde vooreerst nog geen koop sluitenin Oost-Pruisen
was het graan ellendig uitgevallen.
„Laat ons wachten tot den aardappeloogst," hoorde ik haar
zeggen„wanneer hij zoo slecht uitvalt, als het zich laat aanzien,
zullen wij meer brood gebruikenonze lieden mogen geen gebrek
lijden."
Met zulk een bedaardheid en voorzorg handelde zij O ja,
Klaus had gelijk, zijn huis bevond zich in goede handen.
Toen zij mij later in de tuinkamer volgde, drukte zij mij de
hand.
„Klaus' reis gelijkt wel een vlucht," zeide zij, „maar het zal
zoo wel het beste wezen."
Over het gister voorgevallene geen woordook later niet.
Susanne nam hetzelfde stilzwijgen in acht. Toen ik bij haar bed
kwam, om haar mede te deelen, dat Klaus vertrokken was, kleurde
een levendige blos van schrik een oogenblik haar bleek gelaat,
maar zij zweeg.
Zij moest nog eenigen tijd het bed houden. Toen klonk weer
het kinderlijke getrippel door de kamers, haar teêre gestalte
vlijde zich weder in de weeke zetels der tuinkamer en zy liep
als vroeger door het park, ving herftsdraden, snoepte bessen en
langzamerhand kwam weer een blos van gezondheid op haar
wangen.
Klaarblijkelijk miste zij Klaus; dit was het duidelijkst aan
haar kleeding te bespeuren. Zij zag er tusschenbeide slordig uit
bij mijn zachte berisping zweefde haar de vraag: voor wienPop
de lippen, maar zij sprak haar niet uit en keerde blozend het
hoofd om.
Isabella Pfannenschmidt kwam, toen Susanne nog te bed lag,
eenige dagen na het vertrek van Klaus. Ik ging spoedig na
haar in Susanne's kamer en vond de oude met een knorrig
gezicht voor haar bed zittenmijn oog ving nog juist de woorden op
„Ja wel, daar hebben wij het; het ei wil wijzer wezen dan
de hen!"
Zij was verlegen, toen ik kwam, maar bleef bits en knorrig.
Ik liet haar met opzet niet alleen en tegen den avond vertrok
zij, onder duizend liefkozingen voor Susanne en een koele buiging
voor mij.
„Hot komt nog alles terecht, mijn suikerdiefje, heb slechts
geduld!" fluisterde zij haar nog toe, voor zij ging.
Bet leven ging stil voorbij in het huis zonder heer. Anne
Marie was tot den laten avond bezig; er stak oen groote werk
kracht in haar.
„Ik verdraag zoo het best Klaus' afwezigheid," zeide zij lachend,
toen ik haar vermaande, zich wat rust te gunnen, „ik mis hem
zoo onuitsprekelijk, tante!" Tusschenbeide kwam Stiirmer, om
naar de dames te vernemen. Eenmaal kwam hij te gelijk met
Anne Marie, zij, even als hij te paard; zij hadden elkander ver
moedelijk op den straatweg ontmoet, want Anne Marie kwam van
het veld, de opzichter achter haar. Ik stond juist met Susanne
voor het venster.
„Welk een knap paar!" zeide ik onwillekeurig en werkelijk
kwam het mij voor, alsof ik Anne Marie nog nooit zoo schoon
gezien had.
Klaus schreef zelden; zooals in onze dagen was het toen nog
niet, men was zeer tevreden, als er alle veertien dagen een
brief kwam. Anne Marie antwoordde geregeld, haar berichten
moesten wel uitvoerig zijn, want voor mij kwam er geen brief
loofd, waarvan f 700 door eene commissie uit Nijmegens
ingezetenen voor eene internationale harddraverij aange
boden. Ook zal voor de eerste maal een jachtrit van
officieren plaats hebben. Eerst zal een afstand van onge
veer drie kwartier gaans over verschillende hindernissen
afgelegd moeten worden en daarna zal door een wedren
op de vlakke baan beslist worden, welk paard het snelste
is. Verder zullen plaats hebben eene nationale harddra
verij, prijs van f 650; een intern, wedren op de vlakke
baan, f 500; een dito nationale, f 300; een intern, wedren
met hindernissen, f 600; een dito met horden, f 500, enz.
Men schrijft ons uit Schagen, dd. 28 dezer:
„Heden had in 't Café de Posthoorn, van den heer
Johs. de Beurs alhier de jaarlijksche algemeene vergade
ring plaats van de onderwijzers in het arrondissement
Helder, onder presidium van den schoolopziener, den heer
mr. M. Büchner.
De Voorzitter riep bij de opening der vergadering aan
allen een hartelijk welkom toe en bracht in het bijzonder
hulde aan de heeren R. Visscher van Wieringerwaard, die
dezer dagen zijne 25jarige ambtsvervulling mocht vieren
en aan den heer P. Rampen van Barsingerhorn, die op
1 Augustus a. s. zijn 40 jarig jubilé hoopt te beleven.
Als lid van het Bestuur werd herkozen de heer J. H.
Bergman, van Winkel, en gekozen de heer J. P. Van
Varik, van den Helder.
De vergadering in 1885 zal, volgens een genomen be
sluit, in den loop van Juli of Augustus te Helder gehou
den worden.
De bespreking had plaats van de navolgende vraag
punten
a. De mondelinge uitdrukking van gedachten.
b. „Veel en niet velerlei," in betrekking tot 't onderwijs.
c. Enkele punten op 't gebied der Nederlandsche taal,
van conservatief standpunt bekeken.
d. Eenige opmerkingen over de zoogenaamde stille werk
zaamheden.
De discussiën over deze onderwerpen werden respective-
lijk ingeleid door de heeren J. M. Prins, J. P. Van Varik
en P. Uurbanus, allen van Helder, en door den heer R.
Visscher, van Wieringerwaard.
Door den heer D. P. Plaatsman, van Waarland, werd
ten tafel gebracht een door hem uitgevonden lei met tel-
raavn. De voordeeion hiervan bij 't onderwijs in de
getalleer werden door hem in 't licht gesteld Na bezich
tiging van dit nieuwe hulpmiddel bij 't onderwijs vond de
heer Plaatsman in de discussie, die er over gevoerd werd,
naar wij meenen, aanleiding om zijne vinding, waaraan
lof werd toegezwaaid, meer algemeen bekend te maken en
't nieuwe instrument in den handel te brengen.
De vergadering werd met een vriendschappelijken maal
tijd besloten. Aan dezen disch heerschte de meest aange
name geest en menige heildronk getuigde van den echt
vriendschappelijken zin tusschen de leden van deze verga
dering."
Als een bewijs, dat de wet op de desertie bij de
visschersbevolking allerprachtigst werkt, kan het volgende
door het Dagblad medegedeelde feit dienen:
„Op een te Vlaardingen liggende schuit, te Scheveningen
tehuisbehoorende, weigerde een der matrozen aan boord te
komen. Op een telegrafisch bericht van Vlaardingen,
waarin werd verzocht hém op te sporen en met geweld
aan boord te brengen, werd hij te Scheveningen door den
waterschout opgeroepen, die hem de wet voor oogen hield.
De man begreep genoeg en vertrok uit eigen beweging
naar boord.
Uit den Beemster meldt men aan de Amsterdammer:
„Op de Beemsterbulleninarkt van gisteren zijn wel veel
noch vraag betrekkelijk ons geheim.
Anno Marie placht de brieven van Klaus, uitgezonderd die
gedeelten, die over zaken handelden, na het avondeten voor te
lezen; er sprak een aanhoudend verlangen uit zijn brieven, hoe
kalm en koel zij ook geschreven waren. Maar haar gelaat straal
de bij ieder woord, dat hij tot lof van het arme markische geboor
teland uit het gezegende Silezië schreef; het deed haar hart zoogoed.
Naast de teederheid voor haar broeder hing zij met afgodische
liefde aan 't ouderlijk huis; geen bergmeer kon met den bruinen,
door eikenboomen omgeven vijver in den tuin vergeleken worden,
geen hooggebergte met de betoovering, die over de heide lag,
met de pijnboombosschen in Pruisen's bakermat. En het voorwerp,
dat het heimwee verdubbelde, het oude heerenhuis te Biitze in de
oogen van den afwezigen eigenaar tot een feënslot, een speel
plaats der elfen maakte, zat er bij en speelde onder het voor
lezen met haar katjetusschenbeide betrapte ik er haar zelfs op,
dat zij zacht geeuwde.
„Is dat enkel gemaakte onverschilligheid?" vroeg ik mij zelf.
Dan ook weder kon er zulk een droevige trek om haar mond
spelen, als er over Klaus gesproken werd. Ik «lacht toen, dat
zij ontevreden was over liet lange zwijgen, na die gloeiende
liefdesverklaring; zij, zoo vurig van aard, werd door twijfel
gekweld en ik mocht haar geen woord van troost toespreken
Klaus wilde het immers niet! Waarom ook zou Susanne een
pijnlijk hopen en vreezen bespaard wonlen
Op zekeren morgen kwam een halfopgeschoten jongen de
binnenplaats oploopen en bracht een brief voor Susanne; de oude
mamsel uit de smidse had hem gezonden, zeide hij. Ik ontmoette
hem op de trap, juist toen ik uit den tuin kwam, en gebood
juffrouw Brockelmann het biljet van het fijnste postpapier boven
aan Susanne te brengen.
De jongen draafde weder weg en ik ging bij Anne Marie in
de woonkamer zitten.
Eenige minuten later kwamen Susanne's lichte voetstappen den
gang door en trad zij haastig het vertrek binnen.
„Ik v«rzock u om een rijtuig, freule Anne Marie!" riep zij
achter adem, „mijn ou«le Isa is ziek, ik moet naar haar toe!"
Anne Marie legde, eenigszins onwillig over de stoornis, de pen
uit de hand; zij had gerekend.
„Maar Susanne, hoe dikwijls heb ik u verzocht niet zoo hard
te loopen, gij zijt weder buiten adem."
„Wij zullen eerst eens laten vragen, wat Isa scheelt?" zeide
ik. Het woord van Klaus: „Houd een wakend oog over dit
meisje,,, viel mij als een centenaarslast op het hart. Klaus had
het mij gevraagd; Klaus was geen kind, hij was een bedaard
man met krachtigen wil; hij wilde haar tot zijn vrouw maken en
ik wist, dat hij mij beschuldigen, bitter beschuldigen zou, als haar
een haar gekrenkt wer«l.
„Het kon een besmettelijke ziekte wezen, Susanne!" vervolgde
ik met al de vastheid, waartoe ik bij machte was, toen zij mij
met een fonkelenden blik om mijn tegenwerping aanzag.
„En al was het de pest!" riep zij uit, terwijl haar kleine
handen zich tot vuisten balden en de voet zich ongeduldig onder
de plooien van haar kleed bewoog.
Anne Marie stond op.
„Schaam u, Susanne, Ik vind het zeer goed van u, dat gij
Isa wilt oppassen; het ware onnatuurlijk, als gij 't niet ver-
langdet. Maar gij zijt immers ternauwernood hersteld, een lang
menschen, maar zeer weinig stieren geweest. De handel
was niet bijzonder levendig. Ook gebeurde er niets bij
zonders. Een groot verschil met het vorige jaar. Toen
trokken de dieren de geleiders in de slooten. Nu lieten
ze zich naar de inschepingsplaats heenvoeren alsof het
schapen waren. Ze waren makker dan koeien, die van de
eene weide naar de andere worden gedreven, 't Was minder
pikant dan vroeger, maar wel zoo aangenaam. Buitenlandsche
kooplieden waren er niet.
„Bij t scheiden van de markt leert men echter de koopwaar
kennen." Op 't oogenblik dat ik u deze schrijf, drukt een
stier den arm van een man stuk."
De heer J. R. Boerlage, burgemeester van Zand-
voort, heeft van den Keizer van Oostenrijk het Gouden
Kruis van verdiensten ontvangen.
G. De J., te Hilversum, die onlangs een agent van
politie te lijt ging met het houten been zijns vaders, is
veroordeeld tot 4 maanden celstraf en in de kosten.
In een badplaats. „Het waterdrinken maakt mij
niets magerder dokter; in de laatste dagen ben ik eer dikker
dan dunner geworden en ik weeg tachtig kilo, dat is voor
eene dame toch veel te veel. Wat moet ik toch doen?"
„Wandelen mevrouwtje en veel beweging nemen, dat is
het beste middel om het verdere dik worden te voorkomen.
Ziet u maar eens naar de boomen, die nemen heelemaal
geen beweging en wat is er het gevolg van? Zij worden
hoe langer hoe dikker."
Sultenland.
Een matroos van 't onlangs uit Marseille te Liverpool
aangekomen schip Sant Dunstan heette op straat door de
cholera te zijn aangetast; de geneesheeren waren 't er
oneens over of men met Aziatische of inlandsche cholera
had te doen. Er werd een onderzoek van overheidswege
bevolen en de patiënt afgezonderd. Thans blijkt hij een
voudig een koliek te hebben gehad en hij is weer hersteld.
Negen groote stoomschepen zijn in Italië als drijvende
cholera-barakken ingericht.
Stanley, die jl. Zondag te Plvmouth is aangekomen,
zou dadelijk naar Brussel doorreizen om verslag te geven
van zijne zending.
Op de kermis te Arlon kwamen twee jongelieden in
een tir de salon om zich met het schieten met een Flobert
geweer te vermaken. Een van hen legde het geweer aan,
toen de ander riep: „Schiet eens op deze juffrouw,"
waarmede hij een der jonge meisjes bedoelde, die de ge
weren in orde maakten. De jonge man deed dit werkelijk
en trof het meisje in haar oog, tengevolge waarvan zij
den volgenden dag overleed.
Jl. Donderdag avond was het lijk van oene te Parijs
overleden madame du Tillet in drie kisten, waarvan eene
looden, in de kerk van Digny, eanton Sénonches, in eene
zoogenaamde „chapelle ardente" geplaatst. Alvorens (\ien
avond de kerk te sluiten, had men alle kaarsen uitge-
blyscht, hetgeen niet verhinderde, dat den volgenden ochtend
vroeg rookwolkjes van het dak der kerk opstegen. Ter
stond werden de deuren geopend, maar dichte wolken rook
en een afschuwelijke reuk deden ieder terugdeinzen. Het
bleek, dat alles in laaie vlam stond, zoodat zelfs van het lijk
niets meer is gevonden dan een klein deel van het hoofd
en de voeten.
De Graaf en Gravin van Vlaanderen hebben een
bezoek gebracht aan den Graaf van Parijs op het kasteel
Eu. Zij waren naar Parijs gekomen om het huwelijk bij
te wonen van den Belgischen Prins Lamoral de Ligne met
zijne nicht, Elisabeth de La Rochefoucauld. dochter van
den Hertog de Bisaccia. Over de huwelijksplechtigheid
verblijf in die kleine, dolle ziekenkamer zou vergif' voor u zijn;
buitendien, tante ltosamunde heeft gelijk, de ziekte zou besmette
lijk kunnen zijn, wij moeten eerst berichten inwinnen."
„En intusschen kan zij erger en gestorven zyn," riep Susanne
hartstochtelijk. „Wat deert het, of zij mij besmet; ik moet er
heenEn in tranen uitbarstende, wierp zij zich op een stoel en
verborg haar hoofd in het kussen. Anne Marie naderde haar en
boog zich over haar heen.
„Susanne," zeide zij vriendelijk, „er zal aanstonds een ervaren
vrouw naar uwe Isa gaan. En nu, houd u bedaard, ik heb een
kalm woord met u te spreken, als ik terugkom."
„God weet, wat dat nu weder is?" dacht ik, het weenende
meisje aanziende, „wat zou zij haar bedaard te zeggen hebben?"
Zacht streek ik over Susanne's haar. „Schrei niet, ma petite,"
troostte ik haar.
„Alles is in Gods hand, ieder menschenleven leidt en regelt
Hij naar zijn wil, vertrouw op Hem. Hij zal het wél maken."
Ik weet niet of Susanne mij verstond, een hernieuwd schreien
was het antwoord; dit bittere snikken klonk bijna al te droevig.
Anne Marie kwam terug en ging tegenover Susanne zitten.
„Wilt gij nu eens verstandig naar mij luisteren?" vroeg zij
op eenigzins strengen toon.
Susanne richtte zich op en wierp haar een trotschen blik toe.
„Ik luister!" zeide zij.
„Op dit oogenblik werd ik weggeroepende zuster van den
predikant, een oude vriendin mijner jeugd, was gekomen, om mij
Ui bezoeken. Ik ging, terwijl ik niet zonder bezorgdheid naar
de beide meisjes zag wat ter wereld mocht Anne Marie
bedoelen
Na twee doodelijk vervelende uren nam mamselle Grünc af
scheid; zij vond mij zeker meer verstrooid dan betamelijk is;
zelfs het gesprek over een in onze jeugd, te zamen bijgewoonde
bruiloft, waarbij Minna Grüne bijna een vrijer gekregen had en
later in een brand eindigde, kon mij niet zoo als anders belang
inboezemen.
Toen ik weder beneden kwam, vond ik Anne Marie bezig
met de huishoudboeken. Susanne was niet te zien.
„Anne Marie," vroeg ik driftiger dan ik gewoon ben, „wat
hebt gij met Susanne besproken?"
„Ik wilde met haar over haar toekomst spreken," antwoordde
zij, „maar
„Over haar toekomst? herhaalde ik zacht.
„Ja zeker, tante, want zoo gaat het niet langer. Susanne lijdt
aan een vreeselijke ziekte; zij verveelt zich. Dat niets doen moet
naar mijn oordeel de gezondste menschen ziek maken."
„En wat zegt zij er van, Anne Marie?"
„Zij? Zij liep weg, zoodra zij het woord „toekomst" hoorde.
Susanne is een onaardig kind; het wordt hoog tijd, dat Klaus
terugkomt en haar naar een kostschool brengt; zij is geheel on
handelbaar, sedert hij weg is."
Ik moest lachen en toch kreeg ik de oogen vol tranen, en
terwijl ik aan een onwillekeurige opwelling gehoor gaf, vroeg ik
„Gelooft gij werkelijk, Anne Marie, dat Klaus Susanne weg zal
zenden?"
Zij keerde zich om en zag mij ontsteld aan. Kunt gy twij
felen Enkel daarom is hij stellig vertrokken. Denkt gij dan
niet, dan de justitieraad die zaken ook kon waarnemen?"
Wordt vervolgd