HEURERSCHE EN NIEUWEIHEPER COURANT. Nienws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. 1884. N°. 92. Vrijdag 1 Augustus. Jaargang 42. Uitgever A. A. BAKKER Cz. 17> ANNE MASIE. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90. i ra franco per post p 1.20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Ad verten tiënVan 14 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij nbonnemenl belangrijk lager. Binnenland. Naar aanleiding van de verwijten, die de lieer Jorissen tegen de Regeering van den Transvaal inbrengt, schrijft het Hld. het volgende: „Nu de heer Jorissen nog niet schijnt te weten welke grieven men tegen hem heeft en zij, die den staat van zaken niet kennen, op een dwaalspoor zouden kunnen worden Lebraelit, kan het zijn nut hebben het volgende aan te teekenen: Wat het vroegere betreft, bad men o. a. den lieer Jorissen zeer euvel genomen, dat hij herhaaldelijk op verlof van afwezigheid aandrong op zeer ongelegen tijdstippen, o. a. 1. toen het land in een uitputtenden oorlog was, die alle beschikbare krachten eischte, op tijden, dat een enkele misslag op het punt van volkenrecht voor Engeland een voorwendsel tot interventie zou opleveren. Dit groote gevaar werd toen alleen afgewend, doordien men de welwillende adviezen krijgen kon van den hoofd- rechter; 2. toen de Staats-president zijn ambtseed moest afleggen en de hulp van den Staats-procureur volstrekt behoefde; 3. toen de Regeering volgens opdracht van de wetgeving verschillende wetsontwerpen, b. v. over den krijgsdienst, moest voorleggen en verdedigen; 4. toen de wetgeving zelve voorlichting behoefde op allerbelangrijkste concept-wetten, die haar onvolledig werden voorgelegd. Deze grieven, om van andere, nog ernstigere, nu niet te gewagen, bestonden reeds, toen de heer Jorissen op zeer aanhoudend dringen nogmaals verlof kreeg voor een buiten- landsche reis. Dit was eenvoudig een verlof: maar des niettemin moest de president herhaaldelijk in den volksraad verklaren, dat de heer Jorissen geen opdracht of instructie hoegenaamd had van de Regeering en bloot op verlof afwezig was. De aanleiding tot die verklaringen gaf de heer Jorissen zelf, daar hij bijna elkeen, met wien hij in aan raking kwam, onder den indruk bracht en hield, dat hij een halfofficiëele machtiging had om voor de Regeering te handelen. Dit was toen te bedenkelijker, omdat tegelijk met den hoer Jorissen op reis ging een welbekend specu lant in bank-concessiën en deze speculatiereis bet krediet Naar liet Duitsch van Wilhelmina Heimbukg. (Vervolg.) Den volgenden dag reed Susanne bleek en vermoeid naar Dambitz, om haar Isa te verplegen; zij had den gehcclen nacht geschreid, was des morgens niet opgestaan en had in haar bed steeds door geschreid, tot Anne Marie bevel gaf' een rijtuig iu te spannen. Isa leed aan een heel onschadelijke hoofdpijn, dus was er geen besmetting te vreezen. Susanne pakte een menigte zaken in, als gold het een badreis. Anne Marie nam, zonder iets te zeggen, bloemen, linten, kanten cn witte japonnen uit haar koffer en legde er een half dozijn stevige voorschoten in. „Dat zult gij beter kunnen gebruiken," verklaarde zij bedaard, Ik was bepaald tegen deze reis; mijn geheime instructie in aanmerking genomen, kon ik haar niet goed keuren Anne Marie echter vond het goed. „Ik mag de oude vrouw ook niet lijden," zeide zij, „maar als zij ziek is en naar Susanne verlangt, moet zij er heen." Zoo kreeg dan Susanne haar zin en reed naar Dambitz. Iloe kon toch een man op dit kinderachtig schepseltje verliefd worden dacht ik, toen zij met een gelukkig lachje van tevreden heid in den wagen achterover leunde; de zwarte gazen sluier omgaf het fijne gelaat, de kleine voeten rustten op de achterbank en zij wenkte mij nog eenmaal gracieus met haar hand. O, mademoiselle heeft de manieren eener hertogin, mademoiselle zal zich goed voordoen als vrouwe von Ilegewitz! God! als Anne Marie dat eens vermoedde! Des avonds kwam er een brief van Klaus. Als altijd, wan neer er een kwam, begon mij het hart tc kloppen, want telkens dacht ik, dat Klaus aan zijn zuster over zijn liefde schreef. Opmerkzaam sloeg ik Anne Marie gade, terwijl zij las; zij fronste het blanke voorhoofd en schudde het hoofd. „Klaus heeft het goed moeten overnemen, om niet alles te verliezen," zeide zij toen „hij schrijft, dat hij gedacht had binnen acht dagen terug te zijn, nu ziet hy zich echter wel genoodzaakt langer tc blijven. „Het oogstfeest moet gevierd worden, alsof ik er bij ben," las zij verder. „Gij kunt wel een paar woorden tot de lieden spreken in mijn plaats; zooals gij denken kunt heb ik de handen vol en zijn de onaangenaamheden niet weinige, midden in den oogst en niets geregeld; de werklieden lui, de opzichter een spitsboef, dien ik reeds den eersten dag naar den duivel joeg!" De ligging van het heerenhuis, zoowel als het gebouw zelf en de groote schaduwrijke tuin zijn wonderschoon, en toch zal ik blij zijn, als ik dat ding weer kwijt ben. De hooge, op kleinen afstand gelegen bergen dreigen mij neer te drukkenzij belem meren mij veel te veel het uitzicht; hoe ver kan ik wel uit mijn venster zienweet gij, juist door de opening tusschen de twee schuren over den tuinmuur heen. Zoodra ik hier alles eenigzins geregeld heb, laat ik Beling (den opzichter) komen en hem in mijn plaats hier alles besturen. Ik hoop, dat bij u alles goed gaat; zou tante Rosamundc mij niet eens willen schrijven? Is Susanne wel, geheel hersteld? Gij maakt in uw laatsten brief volstrekt geen melding van haar." Aha! dacht ik, terwijl Anne Marie den brief nadenkend in haar schoot liet vallen, hij ver langt O, gij dwaze Klaus. En als ik hem nu schrijf: „Susanne is in Dambitz" wat zou hij zeggen? "Ik zou er morgen wel eens willen heenryden, om naar Susanne te zien," wendde ik mij tot Anne Marie, die reeds weder aan het vloerkleed, dat zij voor Klaus borduurde, de gekleurde wollen draden uit- en introk. van den Staat iu jjroot gevaar bracht. Men zag geen ander middel om dit gevaar te ontkomen, dan den Staatsprocu- reur te ontslaan." In ue jl. Dinsdag gehouden vereenigde zitting der heide Kamers is door de ministers Heemskerk en Du Tour het ontwerp op het regentschap ingediend. Dit strekt om het regentschap eventueel op te dragen aan de Koningin, die het vertrouwen geniet des Konings en door hare gaven van geest en hart uitmunt en de hoedanigheid van moeder bezit, terwijl de Nederlandsche natie haar heeft leeren waardeeren. Het ontwerp op de voogdij is reeds voor bereid en vergevorderd, maar de Regeering heeft ge meend zich tot dit ontwerp te moeten bepalen. Het ontwerp is naar de afdeelingen verzonden. Men leest in het Bat. Hld.: „De jongste berichten van Atjeh zijn verre van bevre digend. De vijand toch heeft al weer een nieuw middel bedacht om ons afbreuk te doen, namelijk door het aan leggen van mijnen. Zij hebben daartoe, waarschijnlijk op het idee gebracht door onze deserteurs, ongesprongen granaten verzameld, die ingegraven en op het oogenblik, dat ons transport passeerde, doen springen." De Arnh. Crt. handhaaft haar bericht omtrent de concentratie van ons gezag in Atjeh tot den Kraton, met een linie van posten, waarvan Kotta-Radja en Oleh-leh de hoofdstelling zullen zijn. Het blad vestigt de aandacht op de voordeden dezer concentratie; ze zou ons in staat stellen ons leger te reorganiseeren, ons gezag tc hand haven en pogingen tot pacificatie van het land te doen. Het tegenwoordig stelsel, dat wij vijf jaren volhielden, heeft ons zware verliezen gekost en geen voordeel aange bracht; misschien kan men dit laatste toeschrijven aan het ingetreden tijdperk van aarzeling, maar 't is nu eenmaal zoo en daarom meent de Arnh. Crt. en volgens haar ook de Regeering, die dit plan reeds bij haar optreden moet gehad hebben dat ons welbegrepen belang thans eischt tot het stelsel van generaal Van Swieten terug te keeren. „Ik wed met u, tante, dat zij morgen reeds weder hier is; of denkt gij, dat zij het daar lang zal uithouden in die armoedige kamer met die ongemakkelijke slaapplaats op de halsbrekende sofa? Pas op, zij is hier, eer wij er om denken." Maar den volgenden dag zat Anne Marie met haar vloerkleed voor mijn bedik had mijn schouder en arm in een kattevel gewikkeld; die booze rheumatiek! Zulk een aanval kluisterde mij dikwijls acht dagen en langer aan het bed en thans lag ik er met een echt zondaarsgevoel; ik moest altijd aan Susanne denkendit kwelde mij cn maakte mij zenuwachtig. Naast mij zat Anne Marie en op haar kalme manier deed zij den eenen steek na den anderen. Ik volgde de groote en toch zoo schoon gevormde hand, het klaverblad, dat onder haar ontstondde leeuwen die het schild vasthielden waren reeds afgewerkt, het laatste blad kwam heden gereed. „Vrees uw God, verslaag uw vijand, vertrouw geen vriend," was de wonderlijke wapenspreuk van ons huis, zeker ontstaan in die tijden, toen de geslachten in aanhoudende vijandschap met elkander leefden: ieder op den burg zijner voorvaderen steeds tot den strijd gereed. „Anne Marie!" begon ik ten laatste. Zij ontwaakte uit haar gepeins. „Zal ik u de courant voorlezen? vroeg zij. "Ik dank u, mon ange, maar zeg mij, weet gij niet, of Susanne is zij „Zij is nog bij Isa, tante," antwoordde Marie, „ik heb heden morgen vroeg een korfje met eten voor haar gepakt; Marieken heeft het heengebracht, en „Nu, Anne Marie!" „Welnu, zij zit voor het bed der oude, meldt Marieken mij; rondom haar liggen kanten, linten en bloemenSusanna maakt zich een paar nieuwe hoeden. Marieken zegt, dat zij geen oogcn had voor mijn smakelijk korfje; zij was met rozeroode wangen geheel verdiept in haar heerlijkheden." „Onverbeterlijk!" mompelde ik. „Anne Marie, waarom hebt gij haar laten gaan? Is de oude dan werkelijk zoo ziek? voegde ik er verdrietig bij. „Nu, het schijnt juist zoo zorgelijk niet te zijn, zooals Marieken zegt. Zoo gij zelf geen patiënte waart, tante, zou ik er heen gereden zijn." Zuchtend legde ik mij weer neder. Natuurlijk, ik moest juist nu ziek worden, en daar buiten streek reeds een koude wind over de kale velden; het zou vroeg herfst worden. Mijn goede tijden waren voorbijnu kwamen zij weder, de dagen van kachel- warmte, van kamerarrest, de kattevellen en met kruide gevulde kussens. „Ik zal dit jaar niemand uitnoodigen tot ons oogstfeest, tante," begon Anne Marie na een poos; „wat zullen al die menschen hier zonder Klaus? Ik smaak geen vreugde zonder hemintegen deel valt het mij smartelijk." „Maar Klaus wenscht toch „Ach tante, hij vindt het au fond toch goed; ik ken hem immer!" zeide zij met een lachje. Op dit oogenblik diende juffrouw Brockelmann baron Stürmer aan. Als een vuurstroom vloog een plotseling rood over Anne Marie's gelaat, de vingers, die de naald vasthielden, beefden en haar stem was onzeker. „Verontschuldig mij bij den baron, ik ben verhinderd, tante is ziek." Anne Marie had hem tot nu slechts onder getuigen ge sproken, zij vreesde met hem alleen te zijn maar was dat dan onverschilligheid „Verzoek den baron boven te komen," zeide ik, schielijk be sloten. „Ik ben oud genoog, om hem te bed liggende te kunnen ontvangen," voegde ik er tegen Anne Marie bij. „Kom hier, mon cher Edwin, als gij niet bang zijt, een oude, Het Haagsche Dagblad verneemt, dat de heer A lux - ander Faassen tot directeur der Nieuwe Rotterdainsclie Schouwburgmaatschappij is benoemd. Op de aanvrage om in den Eierlandschen polder op Texel eene dvnamiet-fabriek te mogen oprichten, is afwij zend beschikt. Het Rott. N.blad verneemt uit goede bron, dat er gegrond vermoeden bestaat, dat de gebroeders Tobias zich in Buenos Ayres (Argentijnsche Republiek) zouden ophouden. Naar het blad meent, bestaat er tusschen Nederland en genoemde Republiek geen uitleverings-verdrag, zoodat thans hunne arrestatie onmogelijk zou zijn gemaakt. Naar men verneemt, zal aan de bij 's Rijkswerf te Amsterdam in aanbouw gebrachte ijzeren zeilkorvet, de naam worden gegeven van Nautilus. Te Zierikzee is een juffrouw gestorven ten gevolge van het inademen van arsenicum dat in de verf der bed gordijnen aanwezig was. Naar aan de Amsterdammer wordt gemeld, heeft de gemeenteraad van Deventer besloten, den prijs van het gas met 1 Jan. a. s. te verminderen, en wel met 1 cent per stère voor hen, die minder, en met 2 cent per stère voor hen, die meer dan 1500 stères gas verbruiken. Het gas zal dus in genoemde klassen respectivelijk 8 en 7 cent kosten. De Rijkspolitie zal in nieuw model uniform worden gekleed, naar het model der gendarmes. De kleedingstukken zijn bereids uit de strafgevangenis Leiden, alwaar ze vervaardigd werden, aangekomen, en bestaan in: lange jas met blinkende knoopen, zonder kwasten. De verschillende graden worden door rechte mouwstreepen aangeduid. De korte jas vervalt. De helm blijft behouden, doch klein-uniformpetten worden vervangen door die van Duitsch model. In een artikel naar aanleiding van de over de Nisero- kwestie gewisselde stukken schrijft de Times o. a. het volgende „De onderhandelingen met Nederland zijn zeer uitvoerig. zieke vrouw in haar bed te zien;" riep ik hem toe, toen hij binnentrad en wees op een stoel voor mijn ledikant, vis ii vis Anne Marie. Edwin Stürmer was nu eenmaal de knapste man, dien ik ooit gezien had en aanstonds meester van iederen toestand. Zoo zat hij dan ook weldra gezellig naast mij te praten. De schemering begon te vallen en Anne Marie liet dc handen rusten. Zij luisterde naar ons, toen wij over oude tijden sprakenik zag hoe haar oogen aan zijn lippen hingen, hoe nu en dan een zachte blos haar wangen kleurde. Zij spraak weinig, stond plotseling op en ging naar buiten. „Anne Marie is stil cn ziet er lijdend uit," merkte ik op, „zij heeft het te druk." Hij antwoordde niet oogenblikkelijktoen zeide hij „Zij was altijd zoo koel en stil, tante Rosamundc." Neen, neen, Stürmer: zij heeft verdriet, zij is bezorgd over Klaus. „Om alles ter wereld, dat is wel een onnoodige zorg," antwoordde hij lachend; blijkbaar verlangend van gesprek te veranderen, vroeg hij „Maar mijn God, waar is juffrouw Maltoni?" „Dichter bij u, dan gij denkt, Edwin." „Bij de oude heks, haar duenna?" vroeg hij met die onver schilligheid, die onwillekeurig aan het tegendeel doet denken. „Ja, de oude is ziek en Susanne verpleegt haar. Eli bien, gij zult toch op ons oogstfeest komen? Anne Marie denkt het wel is waar zeer eenvoudig te vieren, geheel entre iious, maar gij moo^t niet ontbreken, Edwin!" „Wat?" vroeg hij verstrooid. „Zeg mij om 's hemels wil, waar zyt gij met uw gedachten zeide ik verdrietig. Hij lachte en kuste mijn hand. „Pardon, Freule Rosamunde, ik dacht juist na over Klaus." „En het resultaat, Edwin?" „Is, dat ik er tot geen gekomen ben; ik begrijp hem eigenlijk niet." „Waarom niet?" „Sta mij toe, het niet te zeggen," antwoordde hy, „maar ik benijd hem." „Mag ik weten waarom?" „Ja." zeide hij opstaande, om zijn koel temperament. Hoeveel onnoodige opwinding, hoeveel slapelooze nachten bespaart hij zich, wien zulk een kalmte is gegeven." „Maar Klaus is niet koel, ik weet niet, wat gij bedoelt, Edwin," zeide ik verwijtend, „evenmin koel als Anne Marie en als gij." Iiij ging weder zitten, en zonder op mijn tegenwerping te letten, vervolgde hij „Verklaar mij tocht, om 's Hemels wil, van waar hebben zij dat kalm gemoedsbestaan, die onverschilligheid, die ongevoeligheid Hun vader was een exentriek, energiek man, was hnn moeder misschien zoo?" „Ik verzeker u, Edwin," herhaalde ik bijna beleedigd, „gij kent hen beiden nog zeer weinig, als gij zoo spreekt. Zij zijn onverschillig noch ongevoelig, maar hebben beiden zelfs al te veel van het gevoelige hart en de exentriciteit van hun vader geërfd. Geloof mij," voegde ik er zuchtend bij; ik dacht aan dc scène in de Dambitzer smidse. Edwin Stürmer lachte. „Nu, nu," zeide hij „'t is er ver van daan, dat ik er Klaus een verwijt van zou maken; het is mij alleen onbegrypelijk niet waar, ik schijn u zonderling toe?" „O, Stürmer, zulk een heethoofd als gij is Klaus in ieder geval nooit geweest, en ik weet heel goed, dat gij aan de liefde mijns broeders, waarmede hij u boven zijn eigen zoon voortrok, uwe levendigheid te danken hebt. Wees er van overtuigd, dat juist

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1884 | | pagina 1