RENTENenFORTUIN
Nederland, niet minder dan de Radja heeft zijne eigene
bedoelingen gehad, en heeft al zijn best gedaan om uit de
gebeurtenis, die het zegt te betreuren, voordeel voor zich
zelf te trekken. Indien de Radja begeerig is geweest, om
de hulp van Engeland tegen Nederland voor zich te winnen,
Nederland is niet. minder begeerig geweest om Engeland
tot bondgenoot tegen de Atjehsche opstandelingen te ver
krijgen. Tengevolge van dit verlangen was het voor de
Engelsche Regeering noodig, met groote voorzichtigheid te
onderhandelen en te zorgen, dat zij zich niet blijvend liet
wikkelen in geschillen, waarbij Engeland slechts tijdelijk
een beperkt belang heeft/'
Men schrijft ons uit Anna Paulowna, dd. 30 dezer:
„Aan de heden gehouden harddraverij werd deelgenomen
door 8 paarden uit deze gemeente. De prijs, f 20 in
contanten, werd behaald door het paard Eva, bereden door
Cs. Blaauboer; de premie, zijnde f 10 in contanten, door
het paard Andijk, bereden door Cs. Smit."
De Harddraverij-Vereeniging West-Friesland zal den
26 Augustus te Schagen eene harddraverij houden met
paarden onder den man. Prijs f 250, premie f 100.
Op de jl. Maandag te Haarlem gehouden verloting
van paarden, rijtuigen, enz. viel de 1ste prijs (een landauer
met twee paarden) op No. 14416, toebehoorende aan een
beurtschipper te dier stede, die het lot had gekocht bij de
firma P. Van Cittert Zonen aldaar.
Bij de herkiezing te Haarlem zijn van de 3111
kiezers slechts 1713 stemmen uitgebracht, dus nog 227
minder dan bij de eerste stemming. Gekozen is tot afge
vaardigde ter Tweede Kamer, gelijk verwacht werd, de
heer J. Duyvis, met 1023 van de 1662 uitgebrachte gel
dige stemmende heer mr. J. Kappeyne van de Coppello
verkreeg slechts 639 stemmen.
Bij de jl. Dinsdag te 's Gravenhage gehouden hard
draverij verkreeg den eersten prijs f 300 A. Van Aardenne
te Voorburg, met het paard Vitesse, berijder A. de Koning.
De eerste en tweede premiën (f 100 en het inleggeld ad
f 50) werden behaald door A. H. Jurgens te Oss, met de
paarden Apollo en Diana, berijders J. de Boer Jr. en J.
de Boer.
Het Gerechtshof te 's Hertogenbosch heeft gisteren
uitspraak gedaan in zake den diefstal in het postkantoor te
Breda. Het Hof verklaarde W. Ballentijn, H. Moors en
Z. A. Van Hall schuldig aan het hun te last gelegde en
veroordeelde henden eerste tot 7, den tweede tot 8 en
den derde tot 5 jaren tuchthuisstraf.
De N. Rott. Crt. bevat de volgende advertentie:
„Komt ziet en riekt!! Uitnoodiging tot bezichtiging
eener zeldzaam schoone verzameling stinkslooten, eenig in
haar soort, in volle glorie geëxposeerd in den „Zwaans
hals" bij Rotterdam, Zon- en Feestdagen niet. uitgezonderd.
Bezoekers worden attent gemaakt, dat een bus geplaatst
is ten voordeele van de aanstaande cholera-lijders dezer
geurige wijk. Gemeenteraadsleden met hun dames |worden
vooral dringend uitgenoodigd.
De belanghebbende cholera-candidaten."
Een brave vader Jl. Maandag nam de politie
een lOjarig meisje van de straat op, waar zij eenzaam en
hulpeloos rondzwierf. Haar vader woont te Edam en
heeft haar per stoomboot herwaarts gezonden, zonder meer.
De moeder zou in een verdacht huis alhier verblijf houden.
Het arme slachtoffer van zulk een rampzaligen echtelijken
het opbruisende, wispelturige karakter van mijn broeder de kinderen
zoo ernstig, zoo bedaard heeft doen worden."
„Klaus is de beste, edelste man, hij is mijn vriendriep
Stiirmer met warmte; „zeg ik dan, dat ik er hem een verwijt
van maak? Maar hij heeft het leven niet leeren kennen, hij is
uit loutere getrouwe plichtsvervulling en overleg er nooit toe
gekomen een oogenblik van geestdrift het zijne te noemen, zulk
een dat ons aan ons zelf vermag te ontvoerenhij heeft altijd
den gulden middenweg bewandeld, onberispelijkhij heeft altijd
genoeg gedaan, -nooit te veel; kortom, het zijn modelmenschen,
die zoo bestaan, maar wat leven is, tante Rosamunde, dat weet
hij niet, en ook slechts hij was in staat, mij
Hij hield plotseling op. „Ik wilde wel eens weten, hoe ik
er toe gekomen ben, zoo tegen u te redeneeren?" voegde hij er
schertsend bij.
Het was nu bijna donker in het vertrek, ik kon nauwelijks
nog Stiirmer's gelaat onderscheiden. Hij draaide aan zijn baard,
driftig en opgewonden.
„Gij moogt zeggen, wat gij wilt, Stiirmer; koel zijn mijn beide
kinderen toch niet," hield ik vol, en juist op dit oogenblik trad
Anne Marie binnen.
„Het licht zal aanstonds komen," zeide zij vriendelijk en ging
naar haar stoel. „Vergeef mij, baron, dat ik zoo lang weg bleef
mij riepen huishoudelijke plichten, die ik nog ernstiger ter harte
neem, dan wanneer Klaus te huis is."
Hij antwoordde niets; alleen zag ik, dat hij zich boog. Anne
Marie had nu juist niets kunnen zeggen, wat meer pedant was,
dacht ik. Het gesprek wilde niet weer vlotten; het licht bleef
weg. Anne Marie was juist voornemens er om te schellen, toen
de kerkklok met haastige, korte slagen begon te luiden.
„Brand!" riep Anne Marie verschrikt en ijlde naar het venster.
Op het binnenplein werd het reeds levendig; Stiirmer had dadelijk
een raam opengerukt.
„Waar is de brand?" riep hij naar beneden.
Met een kloppend hart zat ik in mijn bed overeind.
„Waar?" riep Anne Marie, „waar is de brand, menschen?
want door het rumoer kon men niets verstaan.
In Dambitz!" klonk het eindelijk naar boven onder al het
paardengetrappel en rumoer der menschen.
„Sacre Dieu! mompelde Stiirmer en wierp een stoel om inde
duisternis.
„Dambitz!"
„Ik zal licht aanstekenzeide Anne Marie bedaard, „wacht
slechts een oogenblik, ik ga met u." Beneden ratelde de brand
spuit over het plein het licht ontvlamde onder Anne Marie's hand.
„Leen mij een doek, tante, bid ik uik wil er heen om Su
sanne; maak u maar niet beangst. Ik ben gereed, als gij mij
mede wilt nemen in uw rijtuig," vervolgde zij tot Stiirmer en
weder vloog een gloeiende blos over haar gelaat.
„Men heeft het rijtuig ingespannen, ik bid u, genadige freule."
Hij was do kamer reeds uitgesneld.
„Om Gods wil, Anne Marie, breng mij Susanne terug!" riep
ik. En toen lag ik alleen, uren lang. Juffrouw Brockelmann
was eenmaal boven geweest, „de gansche hemel was rood," ver
telde zij, „het moest een felle brand zyn." De kleine klok liet
onvermoeid in gelijke tempo's haar noodkreten hooren en voor
mijn oogen stonden de brandende huizenik zag Anne Marie
met Stiirmer in het rijtuig langs den eenzamen straatweg jagen
en Snsanne in gevaar. Mijn gedachten vlogen naar Klaus. „Houd
een wakend oog over dit meisje; mijn leven lang zal ik u er
voor danken! „Mijn God, bescherm haar!" bad ik in mijn angst.
Uur op uur verliep, de klok was na langere tusschenpoozen
verstomd en Anne Marie kwam niet. Juffrouw Brockelmann
berichtte, dat de vuurgloed verdwenen was, ik hoorde de terug-
keerende wagens en de menschen; toen werd alles stil op het
toestand van het ontaard „JTuifart en Klaartje" znl
nu wel onder bescherming dienen genomen te worden. (A. O.)
Een staartje van Engelsch geduld. Het
tooneel heeft plaats op de impériale eener diligence van
Parijs naar Bordeaux. Tusschen de passagiers bevindt
zich een Engelschman, die den conducteur herhaaldelijk
lastig valt met vragen.
Voorbij een drift kalkoenen rijdende, vraagt hij weêr:
„Wat zijn dit voor dieren?"
De conducteur, die zijn geduld allengs verloren heeft,
antwoord kortaf: „Engelschen
De Engelschman, zich het mikpunt ziende van de alge-
meene lachlust, sluit den mond en doet geene enkele
vraag meer. Maar nabij Bordeaux gekomen, bemerkt hij
een kudde varkens. Triomfantelijk wendt hij zich nu naai
den conducteur en vraagt: „Weet je, hoe men die dieren
in Engeland noemt?"
De conducteur weet liet niet.
„Welnu, conducteurs," zegt de andere.
Beleefd jegens dames. Een parvenu neemt
plaats in een waggon van de tweede klasse, waarin eene
elegante jonge dame zit, haalt zijn pijp uit den zak en
stopt die. „Kunt gij tabaksdamp verdragen?" vraagt hij
aan zijne gezellin. „O neen! in 't geheel niet!" luidt het
antwoord. „Stap dan maar uit, want het gaat er op
los!" Historisch
Dezer dagen seinde een handelaar aan iemand, met
wien hij elders zaken zou doen, het volgende: Ik kom
heden, vijf uur vijf-en-twintig.
Toen hij op het bewuste tijdstip aankwam, werd hem
na de eerste plichtplegingen gevraagd: „En waar zijn nu
je vrouw en je kinderen?"
Zeer verwonderd over de vraag, daar de handelaar, voor
zaken reizende, niet gewoon is zijne vrouw, zeker niet
zijne kinderen, mede te nemen, steeg zijn verbazing ten
top, toen hem zijn draadbericht getoond werd: Ik kom
heden vijf uur wijf en kinderen.
Een man had de uiteinden van een touw dat onder zijn
armen doorliep, aan een boomtak vastgemaakt en hing op
die wijze eenige voeten van den grond te bengelen.
„Wat voer je toch uit?" vroeg een vriend die voorbij
kwam.
„Ik heb mij opgehangen, omdat ik het land aan mijn
vrouw heb."
vMaar op die wijze hangt men zich niet op; men moet
den strik om Hen hals doen."
„Dat heb ik al geprobeerd," zeide de andere, „maar dan
kan ik geen adem halen."
Hot ontwerp van wet tot benoeming van eene Regentes be
helst slechts édn artikel, van den volgenden inbond
„Voor het geval van minderjarigheid van Onzen Troonopvolger
op het tijdstip zijner komst tot den Troon, wordt tot Regentes
van het Koninkrijk benoemd onze beminde Gemalin, Hare
Majesteit Adelheid Emma Wilhelmina Theresia, Koningin der
Nederlanden, geboren Prinses van Waldeck en Pyrmont, gedurende
haren weduwlijken staat."
Het gaat vergezeld van de volgende memorie van toelichting:
„Wegens de onzekerheid van het menschelijk leven heeft de
Grondwet bepaald, dat nog bij het leven des Konings een Regent
moet worden benoemd, indien de Troonopvolger minderjarig is.
Ten gevolge van het diep betreurde overlijden van Z. K. II.
den Prins van Oranje behoort derhalve, evenals bij art. 1 der
wet van 4 Mei 1850 (Staatsblad No. 21) geschied is, tot de
benoeming van een Regent overgegaan te worden.
plein. Juffrouw Brockelmann kwam terug en berichtte:
„Het is in het tweede huis naast de smederij aangekomen,
zeggen de knechten en de smederij is ook half afgebrand." God
in den hemel en Anne Marie komt niet!"
De oude vrouw ging voor mijn bed zitten.
„Zij denkt niet aan zichzelf," jammerde zij, „zij loopt misschien
nog wel het brandende huis binnen ach God, was mijnheer
maar te huisGoede juffrouw Brockelmann zy wist Anne
Marie anders te beoordelen dan Stürmer.
„Genadige freule," fluisterde zij toen, reeds weder andere
gedachten volgende, „weet u, maar gij moet het niet kwalijk
nemen mijnheer de baron komt tegenwoordig zoo dikwijls ca
toen ik beiden heden uit den hof zag rijden, toen ik denk
altijd, die trouwen nog met elkaitr."
„Och, hoe kunt gij zulk een onzin praten?" vroeg ik geërgerd.
„Ik zeg het toch, er komt hier spoedig een bruiloft in huis,"
hield de oude vrouw vol. „De groote myrthenboom beneden zit
vol knoppen; een koningsroos heb ik ook gevonden en den
laatsten nieuwjaarsavond heb ik aan de deur geluisterd en hoorde
juist, hoe de jongeheer zeide; „ter bruiloft noodigen," en dat
wordt alles bewaarheid."
„En dan maar gij moet niet doen, alsof gy het weet; ik
heb immers Anne Marie van den eersten dag op mijn armen
gedragen, ik ken haar als niemand anders, ik weet hoe zij geweend
heeft om het briefje, dat mijnheer de baron haar geschreven
heeft, toen hij de wijde wereld inging en genadige freule,
zij draagt het altijd bij zich! O, ik zie zooveel, dat ik niet zien
moest; maar veinzen, dat kan Anne Marie niet!"
Ach, het was mij op dit oogenblik geheel onverschillig, wat
de oude zeide: slechts bericht van Susanne, al het andere later!
„Mijn God, Susanne," mompelde ik, „als haar iets was over
komen!" En niet in staat langer rustig in mijn bed te blijven,
beval ik juffrouw Brockelmann, mij te helpen aanklceden. Eindelijk
rolde een wagen de poort door en hield voor het huis stil; ik
zat. op mijn bed en staarde naar de deur; Susanne moest immers
komen. Juffrouw Brockelmann was naar beneden gesneld; ik
hoorde Anne Marie's stem op de trap, haar voetstap en toen
kwam zij binnen.
„Om Godswil, waar is Susanne? riep ik haar tegemoet."
„Bij haar oude. die de schrik nu werkelijk ziek gemaakt heeft,
tante," zeide zij bedaard en liet zich als uitgeput op den stoel
voor mijn bed neervallen.
„Maar Anne Marie!" jammerde ik, „de smederij is immers
afgebrand
„Zij zijn in het slot," antwoordde zij zacht. „Stürmer heeft
allen, „wier huis is afgebrand, huisvesting gegeven."
„In het slot?" In het eerste oogenblik had het iets gerust
stellends voor mij, maar toen viel het mij als een centenaarslast
op het hart. „O, dat is immers onmogelijk, Anne Marie!
Hoe kondt gij Susanne de gastvrijheid van een ongetrouwden
man laten aannemen
„Het is niet goed van u; gij zijt anders zoo streng aan vormen
gehecht, gij hadt haar moeten meêbrengen en de oude ook."
Ik had door angst driftig gesproken; Anne Marie zag mij met
een zonderlingen blik aan.
„Isa is zoo ziek, dat zij niet in staat is den weg naar hier af
te leggen, „antwoordde zij, „en Susanne ligt met verwarde haren
en een door tranen overstroomd gezicht over haar bedik had
den moed niet, haar vandaar te verwijderenzij staat haar immers
nader, dan wij allen en in zulke oogenblikken, tante, denkt men
niet aan etikette."
Ik bemerkte nu eerst, hoe bleek en uitgeput zij er uitzag. Het
blonde haar was losgegaan, een goudkleurige lok viel over het
blanke voorhoofd en over het eenvoudig donkergroene kleed; zij
had de oogen neêrgeslagen en de mond trilde een weinig. 1
„Dp Rcgccring vertrouwt, dat in dc gegevgn omstandigheden
omtrent deze benoeming geen verschil van gevoelen zal bestaan.
Er zijn thans geene Prinsen uit den mansstam van den stichter
der dynastie nieer in leven. En de praesumtice Troonopvolger
is H. Iv. H. Prinses Wilhelmina, die nog geen vier jaren oud is.
„Indien Nederland het ongeluk mocht treffen, dat de Koning
overlijdt vó<5r dc meerderjarigheid zijns Troonopvolgers, zal de
waarneming van het Koninklijk gezag aan niemand beter kunnen
worden toevertrouwd dan aan Hoogstdeszelfs gemalin, de moeder
des Troonopvolgers.
„De Regeering is overtuigd, dat deze benoeming overeenstemt
met de wcnschen van het Nederlandsche volk, hetwelk bereid
zal zijn op dc geëerbiedigde Koningin de trouw en de gehecht
heid over te brengen, welke het sedert eeuwen heeft betoond
aan het Vorstelijk geslacht, waaraan zij door haar huwelijk is
verbonden. Het volk van Nederland, zijne taal, zeden en grond
wettige instellingen zijn haar thans reeds dierbaar geworden.
Bovenal ligt in de nauwe betrekking tot haar kind' de beste
waarborg, dat het belang en de waardigheid van het Koning
schap door haar gehandhaafd zullen worden.
„De zeer verwijderde mogelijkheid van een later huwelijk mag
bij dit wetsvoorstel evenmin als in art. 31 der Grondwet uit het
oog verloren worden. Deed dit geval zich voor, eene nieuwe
wet, in gelijken vorm als dc thans voorgestelde tot stand gebracht,
zou beslissen, of het Regentschap aan II. M. de Koningin opge
dragen zal blijven of daarin op andere wijze voorzien."
Deze memorie is onderteekend door den tijdelijken voorzitter
van den Raad van ministers, den heer Heemskerk.
Indien men ons kwam verhalen, dat al de katten uit
een geheel werelddeel, in twee legers afgedeeld, tegen
elkander in zekere vlakte geschaard stonden, en dat zij,
na een uur lang gemiauwd te hebben, zich geworpen
hadden op elkaar en met tand en klauw en nagel elkander
1 verscheurd hadden, zoodat van weerszijden tienduizend
dezer strijders op de plaats dood bleven, wier lijken uren
in den omtrek de lucht verpestten; zoudt gij in dit
geval niet zeggen: „zulk een heksensabbath is zelfs op den
j Blocksberg niet uitgespeeldEn wat zou uw antwoord
zijn, indien een oude kater u kwam beduiden, dat de eer
I van het kattengeslacht met deze groote slachting gemoeid
was. Jean de la Bruyére.
Ingezonden mededeeling.
leder kapitalist die in hel bezil U *au goede eu ler beane genoteerde effecten (Ktila
«I ebligatiïn) kan tich op matbemaliacbe en xekere wijze een
INKOMEN VAN 4O°/0
miehaffen, door eenvoudige operatien beitaande in den verkoop vu premttn. DK gooi
bekende u aedert lang in veraehillendt landen beproefde lyiteem, verzekert een Juriijke
Inkomen van f. 9,000 mat aaa kapitaal (In ie/d of In tïïiottnj, vu f. 5,000 j
1.000 met f. 2,500, f. 500 net f. 1,100, eni. De fondaen aljn altijd beieklkbur. De
wtnit wordt maandelijki per poilwiisel opgezonden. Duiitlijk uitUg/êndt ireehurm
werden, ep daartoe gedane aanvraag, rrunco en hoiteloet totgt*onden deer
den Heer Directeur der AJgeraeene Belgische Bank (BiNQüE
OENERALE DE BELOIQUE), 8, Roe dtt Congrto, BRUSSEL.
Benoem 1 n gen, enz.
Tot hoofd-ingelanden van den polder Waard en Giwet zijn
benoemd de heeren C. de Graaf, te Winkel, en G. Blaauboer Jz.,
te Barsingerhorn.
De luit. ter zee 2de kl. H. T. Hoven, dienende aan boord van
Zr. Ms. fregat Evertsen, wordt met 1 Augustus a. s. overge
plaatst aan boord van Zr. Ms. schroefstoomschip Bonaire.
De luit. ter zee 2de kl. G. Witsen Elias wordt met 1 Augus
tus a. 8. geplaatst aan boord van Zr. Ms. wachtschip alhier.
De adelborst lste kl. jlir. E. G. Wichers, dienende aan boord
„Arm kind!" riep ik en greep haar handen. „Het is te veel
voor u geweest, en ik doe u nog verwijten!"
„Zij liet mij haar hand, maar sloeg den blik niet op.
„Ik ben heel wel," antwoordde zij, „maar het is smartelijk
menschelijkc ellende mede aan te zien en niet te kunnen
helpen. Het was verschrikkelijk, tante! Het heeft ook een 't
leven gekost bijna twee. Haar stem was bijzonder dof,
toen zij dit zeide. „Een oude man, vervolgde zij toen, die ziin
koe uit den brandenden stal wilde redden, is onder liet instortende
huis begraven; zijn kleindochter, die hem helpen wilde, droeg
Stiirmer onverlet naar buiten, maar het was het laatste oogenblik
1 een neerstortende balk kwetste hem den arm."
Zij bad bij tusschenpoozen gesproken, alsof het ademhalen haar
zwaar viel en nu klonk ook weder die eigenaardig snikkende
toon uit haar borst; ik keilde dat zoo goed bij haar, reeds als
kind had zij iedere uitbarsting van tranen zoo teruggedrongen.
Ik greep haar hand vaster; ze was koortsachtig heet en haar
borst ging snel op en neder.
Die voortreffelijke, hartelyko man; nog dezelfde als vroeger,
zeide ik zacht. „God zij geloofd! wijl Hij hem beschermde!"
Zoo zaten wij zwijgend een lange poos; de lichten voor den
spiegel waren afgebrand en streden nog flikkerend om hun leven
het uurwerk op de console tikte rusteloos voort. Ik had zoo
j gaarne het meisje gebeden:
„Anne Marie, vertrouw mij, nog is het niet te laat! Zie, nu
weet ik het, sedert heden weet ik het zeker; Anne Marie,
nog is het niet te laat!" Maar hoe konde ik het? Zij had mij
i nooit het geringste recht toegestaan, mij nooit toegestaan te deelen
in wat haar hart in beweging bracht.
f O, dat zij toch zelf kwame en tot mij sprak, opdat zij het
mocht ervaren, hoe een last veel lichter door twee gedra»en
wordt.
Ik drukte haar innig de hand.
„Anne Marie, mijn lief kind!" fluisterde ik. Zij richtte zich
I op, alsof zij uit een verwarden droom ontwaakte, en streek zicli
driftig de lokken van het voorhoofd.
„Susanne?" vroeg zij, „Susanne kwam met den schrik vry, ik
heb haar zelf naar het slot gebracht; Stiirmer's oude knecht
droeg Isa, zij zijn goed bezorgd. Zoodra de oude transportabel
j is, laat ik haar natuurlijk halen, nu was het onmogelijk. Misschien
kon de opwinding Susanne ook kwaad doen, want zulk een
hartstochtelijke uitbarsting van smart heb ik nooit vermoedzij
draagt het oude raensch meer liefde toe dan waartoe ik haar ooit
in staat rekende en haar uitroep: „Isa, Isa, als gij sterft, heb
ik niemand meer op de wereldherhaalde zich, totdat zij uitgeput
neêrviel." Ik luisterde als bedwelmd.
„Anne Marie," zeide ik toen; „ik moet morgen haar bezoeken."
Zij knikte. „Als het mogelijk is want ik wensch het te
vermijden."
„Het moet mogelijk zijn, Anne Marie. Ga nu ter ruste, wij
zijn beiden moede, slaap wel."
Daar lag ik nu, geen slaap look mijn oogen; in de dolste
verwarring draaiden Klaus en Susanne, Anne Marie en Stürmer
in mijn hoofd om. Ik rees overeind uit mijn sluimer, wijl ik
Susanne's stem meende te hooren: „Isa, Isa, als gij sterft, heb
ik niemand meer op de wereld!" Ik droomde, dat ik haar toorni"
toeriep
„Ondankbare, hebt gij niet meer dan duizend anderen, bezit
gij niet het beste, trouwste mannenhart?" En weder ontwaakte
ik met een gil, want ik had Stürmer het brandende huis zien
binnen snellen en dit over hem zien instorten: Anne Marie
stond kalm en bleek daarbij, met haar blonde lokken in wanorde
over het blanke voorhoofd; haar oogen staarden akelig strak op
dien puinhoop, maar zij kon niet weenen en niet spreken.
Wordt vervolgd.)