IELIËRSCHE ESI NIEUVEDIEPEK COURANT. Nieuws- ei Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. 884. N". 94. Woensdag 6 Augustus. Jaargang 48. ..Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal0.90. franco per post 1.20. Uitgever A. A. BAKKER (Jz. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels CO cents, regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lngcr. Bln n enlana. Bij Al bert de Lange te Amsterdam is liet eerste nummer verschenen van een „Maandblad tegen de ver- valsching van levensmiddelen en handelsartikelen, tevens gewijd aan hygiënische en industriëele belangen,' onder redactie van dr. P. F. Van Hamel Roos. Onder de laatst genoemde rubriek vinden wij o. a. liet ondervolgende artikel van actueel belang: Iets over het verband tusschen drinkwater en cholera. In het door de cholera-bezoeking zoo beruchte jaar 1866 werd door Z. M. eene commissie benoemd tot onderzoek van drinkwater, in verband met de verspreiding der cholera en tot aanwijziging der middelen ter voorziening in zuiver drinkwater. Wij meenen, met het oog op het actuëele van dit hoogst belangrijke onderwerp, onzen lezers geen ondienst te doen door eenige resultaten van dezen gewich- tigen arbeid in liet kort te vermelden, te meer daar liet geheele rapport niet die algemeene bekendheid heeft, welke het in zoo liooge mate verdient. De commissie kwam tot de overtuiging, dat een rechtstreeksch verband tusschen den aard van het drinkwater en de uitgebreidheid der epidemie niet aan te nemen is, wanneer men daarmede bedoelt, dat het drinkwater uit zijn aard en krachtens zijne scheikundige zamenstelling, de oorzaak kan zijn van het ontstaan van cholera bij personen, die het drinken. Maar uit eene groote menigte feiten was het naar de overtuiging der commissie duidelijk, dat de vermenging van eene, zij het ook slechts geringe hoeveelheid uitwerp selen van cholera-lijders met het drinkwater, tengevolge kan hebben, dat personen, die van dat water drinken de cholera krijgen. Dat verontreiniging met die stoffen voornamelijk plaats heeft in vaarten, polders, haven en rivieren, ligt voor de hand, alsmede dat zij plaats kan hebben met welwater, hetzij rechtstreeks, hetzij door middel van doorzijpeling door den bodem, terwijl hare vermenging met regenwater, ofschoon zeldzamer, evenzeer mogelijk is, wanneer de regenbak met water dicht en in de nabijheid 1») ANNE UABIE. Naar liet Duitsch van Wilhf.lmina Heimbchc. van beerputten of riolen gelegen is. De gemakkelijke verontreiniging van polder-, vaart- of havenwater met die stoffen, gedurende het heerschen eener cholera-epidemie, gepaard met de vaak slechte waterverversching daarin, verklaart wellicht de omstandigheid, dat in gemeenten, waar voornamelijk dat water gedronken werd, in verhou ding tot de bevolking de meeste personen aan cholera zijn bezweken. Verder was de commissie van oordeel, dat het voortdurend gebruik van slecht drinkwater het lichaam meer ontvankelijk maakt voor ziekmakende in vloeden en minder geschikt om daaraan weerstand te bieden. Middellijk zou dus het gebruik van slecht drink water de vatbaarheid voor ziekten, ook voor cholera be vorderen, en de kans op herstel bij hen, die er door aan getast worden, verminderen. In korte stellingen vervat komt het eind-oordeel der commissie op het volgende neêr: 1. De soort van drinkwater, die in de meest door cholera geteisterde plaatsen gedronken wordt, is niet de oorzaak van de grootere verspreiding der cholera aldaar. 2. Drinkwater verspreidt alleen rechtstreeks cholera, wanneer het met uitwerpselen van cholera-lijders is ver mengd. 3. Men moet aannemen, dat verontreiniging van het drinkwater met organische stoffen, in staat van ontbinding verkeerende, vooral wanneer deze van dierlijken oorsprong zijn, tot uitbreiding der eenmaal ingebrachte cholera bijdraagt. Dat zuiverheid ook in andere opzichten dan drinkwater niet alleen voortdurend, maar bovenal in tijden van epi demie voor iedereen wet moet zijn, waaraan streng ge hoorzaamd behoort te worden, behoeven wij nauwelijks te zeggen, doch reeds zeer veel zou gewonnen zijn door streng wettelijk toezicht op den grootsten verspreider der epidemie, nl. het drinkwater. In de Rijkspostspaarbank zijn gedurende de maand Juni 11. ingelegd f313,509.1 li, terugbetaald f 173,771.78£, (Fervol/j.) I sabel la lag in een aangenaam, groot vertrek op een prachtig met witte gordijnen behangen ledikunt, blijkbaar een logeerkamer. Deze zag op den tuin uit en groote lindeboomen hielden de zonnestralen buiten de ramen. Dat Isa en Susanne hier verblijf hielden, wa9 duidelijk merkbaar. Een tweede bed was nog onop gemaakt, de kussens waren door elkander gewoeld; de geheele voorraad van prullen en nietigheden van Susanne lag, zooals men het uit het brandende huis hierheen had gedragen, met de vlaggetjes, pannetjes en zalfpotjes der oude tooneclspeelster op den "grond. Een oude vrouw, zindelijk gekleed, met een witte muts op, stond er midden tnsschen en deed moeite alles te ordenenwaarschijnlijk de oppaster, waarvan Susanne gesproken had. Ik ging rechtstreeks naar Isa's bed. „Mamsel Pfannenschmidt, zijt gij wel genoeg, om met mij en Susanne naar Biitze te rijden?" vroeg ik. „Neen!" antwoordde zij en zag mij boos aan. „Nu, dan komt gij zoodra gij hersteld zijt," zeide ik koel; „zijt gy gereed, Susanne?" „Susanne blijft bij mij!" verzekerde zij met een van toom bevende stem. „Zij gaat met mij," antwoordde ik kalm„geef u geen verdere moeite: ik laat Susanne niet in het huie van een ongetrouwd man volgens onze inzichten is dat ongepast." „Onder mijn hoede?" gilde Isabella en zat eensklaps overeind in haar bed, „onder mijne hoede!" Ik haalde zwijgend de schouders op en wendde mij tot Susanne zij stond onbewegelijk en zag naar Isa. „Voor de tweede maal ontneemt gij mij het meisje!" riep deze en wrong de magere handen: „niet eens aan mijn sterfbed gunt gij mij het kind?" Susanne, mijn lieveling, blijf bij mij!" „Gij sterft nog in lang niet, mijn beste," zeide ik met luider stem. „Wees zoo goed u stil naar mijn beschikkingen te voegen zij dienen tot Susanne's best." „Zij zweeg en zag hoe ik Susanne een doek om de schouders sloeg en haar stroohoed, die onder een hoop kleeren lag, te voorschijn haalde en haar opzette. „Ik zal vragen, of baron Stünner u naar Bütze wil laten brengen, zoodra gij u eenigszins wel gevoelt," wendde ik mij nogmaals tot Isa, „tot zoolang weet ik u wel bewaard, vaarwel." Ik schoof Susanne, zonder iets meer te zeggen, de deur uit en hoorde nog haar gillende uitroep: „Susanne, Susanne, blyf toch hier!" Zij bleef staan en zag mij aan, alsof zij mij wilde trotseeren en weder naar binnen snellen. „En avnnt! mijn kind," zeide ik energiek. „Gij waart reeds te lang van Bütze; ik zal het mij nooit vergeven, u te hebben laten gaan." Zij was bleek en ik zag, hoe de kleine handen zich balden, maar zij volgde mij. Stürmer wachtte ons bij den wagen, die nu voor de groote stoep van het huis stilhieldhij had den ruiker rozen in de hand, dien Susanna van morgen in den tuin had laten liggen en reikte haar dien over met een buiging, mijns inziens, veel dieper dan noodig was. Hoe hij haar daarbij aanzag kon ik niet zien, want hij keerde mij een oogenblik den rug toe, maar daarvoor zag ik hoe plot seling een purperen blos Susanne's gelaat bedekte en van onder de lange wimpers wierp zy een stralenden blik op hem, die my verschrikte. Ik hoorde nauwelyks nog, dat Stürmer mij de groete dus meer ingelegd dan terugbetaald f 139,737.23. Aan liet eind der maand Mei was ten name der verschillende in leggers ingeschreven een bedrag van f 3,752,637.26^, zoodat de som der in leggelden op 30 Juni 11. bedroeg f 3,892,374.49^. In den loop dier maand zijn 2185 nieuwe Spaarbankboekjes uitgegeven en 566 boekjes geheel afbe taald, zoodat aan het einde dier maand 80,283 boekjes in omloop waren. In de R. C. kerk te Oudorp in 1880 door een nieuw gebouw vervangen was, naar de Nieuwe N. Hollander mededeelt, een schilderstuk aanwezig, reeds door ouders en grootouders van bet thans levend geslacht gekend. Het stelde voor de verrezen Christus na de verrijzenis, aan de apostelen verschijnend en Thomas toesprekend „neem uwe hand en leg die in mijne zijde, enz." De tand des tijds had er duchtig aan geknaagd. Het werd ter restauratie want hoe gehavend en ver weerd het was, deze keurde men het nog waardig toe vertrouwd aan de goede zorgen en de bekwame hand van den heer B. Van Leeuwen te Haarlem, die reeds meer dan één stuk op gelukkige wijze restaureerde. Thans bleek dat men geenszins een alledaagsch doek voor zich had, maar inderdaad alles een meesterhand verraadde. Ja, eene gissing werd gemaakt, en is deze juist, dan heeft het stuk tot maker niemand minder dan Anthonie Van Dijck. In een der apostelen meent inet het portret van den schilder zeiven te hebben ontdekt. Wat hiervan zij, zal wellicht een onderzoek nader bekend maken. Het doet ons echter genoegen, zegt de N. N.-H., dat hetgeen incn gewoon is de rommelkamer te noemen, is nagezien en niet als oud vuil is opgeruimd, wat (indien de gissing blijkt juist te zijn) onschatbare waarde heeft Op Terschelling circuleert een adres aan den minister van Waterstaat enz., 'houdende het verzoek, de stoomboot Terschelling, die tegenwoordig, ten gerieve van reizigers, welke eventueel van de Amsterdamsche booten kunnen komen, om 5 uur van Harlingen vertrekt, 's morgens om opdroeg aan Anne Marie en er bijvoegde, dat hij zelf zou komen bedanken voor de bijgedragen som ik sloeg mijn sluier voor het gelaat en wenkte den koetsier: de paarden snelden voort en ratelend reden wij over den bof langs den straatweg. Susanne boog haar hoofd achterover en haar oogen vlogen over de rijen vensters van het statige huis en nu vielen twee blinkende droppels uit haar oogen op de rozen. Hoe het kwam weet ik niet, maar ik had haar op eens vast bij haar arm gegrepen. „Daar vóór u ligt Bütze, Susanne Mattoni," riep ik op strengen toon. Zij keerde zich om cn gaf een lichten gil, haar gelaat was bleek geworden, alleen de oogen fonkelden van opgewondenheid. „Gij straft mij als een ondeugend kindriep zij met bevende lippen, „wat verkeerds deed ik? Ik volgde u zonder tegen spreken." „Vraag uw eigen hart, Susanne," antwoordde ik ernstig. Zij bloosde cn begon te schreien, bitter, zonder ophouden. „Isa! Isa!' snikte zij. „Schreit gij werkelijk om Isa?" vroeg kik nu zacht en greep haar hand. „Ik geloof het niet, Susanne, gij hebt ander verdriet. Stel nu eens vertrouwen in mij zou ik u niet kunnen helpen, als gij oprecht zijt?" Zij stiet mijn hand terug. „Neen, nooit, nimmer!" bracht zij driftig uit. „Maar als ik wist, wat u scheelt, Susanue, en door één woord in staat was?" Zij hield op met schreien, en een hoogmoedige trek vertoonde zich weder om haar mond. „Ik wil immers geen medelijden," zeide zij met een onnavolg baar trotsch gebaar, „mij ontbreekt niets; zou ik niet mogen schreien als zij, die mijn kindsheid heeft beschermd, ziek en eenzaam in een vreemd huis ter nederligt? Ik zwee" ik dacht er aan, hoe ik ,haar heden morgen vroeg had aangetroffen, waarlijk niet aan het ziekbedEn zij verstond mijn zwijgen beter dan mijn woorden; want zij sloeg in ver warring haar oogen neêr en hield dat vol gedurende den geheelen rit. Ach, cn het was zulk een zonnige dag; ik volgde een leeuwerik met de oogen, die jubelend en met trillende vleugels naar den blauwen hemel opsteeg, zoo hoog, dat hij mij nog slechts een stipje toescheen. Een zwerm korhoenders vloog op over de stoppels, toen wij haastig voorbijredenop de weide aan den overkant "raasden de koeien der boeren, heel in de verte smolten hemel en aarde in blauwen nevel ineen en nu kwamen de daken van Bütze uit het bonte loof der eiken en olmen te voorschijn, door de zon beschenen en vreedzaamhet lieve, oude vaderhuis. Het was mij op eens, alsof ik van een verre reis, uit verwijderde streken in mijn geboorteplaats terug kwam. Anne Marie stond in de deur, als altijd met voorschoot en sleutelbos. Zij had een paar fraaie witte asters in de hand en toen Susanne de trappen opsteeg, zeide zij, terwijl zij het meisje naar zich toe trok „Gode zij dank, Susanne, dat gij ongedeerd terug zijt; het was een booze nacht!" en zij drukte schuw de bloemen in de kleine hand van het meisje, naast het bouquet rozen. Men zag, dat zij werkelijk blij was. „Hoe maakt Isa het?" vroeg zij verder, „en hoe gaat het met Stiirraer's arm?" Zij wendde zich tot mij, toen zij zag, dat Susanne geschreid had, en op mijn antwoord, dat het met beiden niet hopeloos stond, wendde zij zich weder tot Susanne „Ween niet," en een liefelijke trek verhelderde haar jeugdig, ernstig gelaat, „zoodra Isa rijden kan, komt zij en gij verzorgt haar, tot zij geheel hersteld is." Anne Marie was als omgekeerd; er lag een zachtheid in haar doen, in haar stem, zooala slechts de zekerheid van een groot geluk, een onuitsprekelijke dankbaarheid voor een onverdiend geluk vermag te schenken. Mij sneed het door het hart, die toon, als met honderd messen. Susanne liet zich aan talel verontschuldigen, zij had hoofdpijn, zij kwam ook gedurende den namiddag niet in de tuinkamer zil pruilde. Anne Marie had haar naaiwerk genomen en zat tegen- mij in de vensternis; het was stil en vertrouwelijk in de gezellige kamer; zoo vreedzaam en toch naderde reeds met de snelheid van den storm het dreigende onweder en verjoeg voor langen tijd den vrede. „Ik zou wel eens willen weten, of Klaus mij ook missen zou, als ik eensklaps niet meer hier was, als ik bij voorbeeld sterven moest, tante?" vroeg Anne Marie op eens onverwacht. Zij legde toen schielijk haar hand cp mijn arm: „Neen, ik bid u," weerde zij mijn antwoord af, „houd u stil, ik weet het im mers, hij zou mij missen, zeer missen Na een kleine poos. terwijl wij zwijgend naast elkander gezeten hadden, kwam de koetsier binnen met de brieventasch en reikte haar Anne Marie over. Zij zocht den sleutel in haar zak, opende haar en nam er de couranten en brieven uit. „Ha, van Klaus!" riep zij vroolijk verrast, „en welk een dikke brief, tante, zie eens." Zij hield een uitvoering schrijven in de hoogte; „hoe zonderling," merkte zij toen op, „het is aan u, tante." Ik schrikte, alsof ik op een misdaad betrapt was. „Geef hier!" zei ik en verbrak het zegel met bevende hand; ik ver moedde immers wat het was. Een ingesloten brief aan Anne Marie viel tnij uit den aan mij gerichten tegemoet, ik wierp ongemerkt mijn zakdoek er over. Anne Marie had een brief over zaken geopend en ik begon te lezen: Liefste Tante „Toen ik voor eenige weken vertrok, zeide ik u nog in het laatste oogenblik, dat ik aan Anne Marie zou schrijven, om haar mede te deelen, dat ik Susanne Mattoni liefheb, dat zy mijn vrouw zal worden. Ik had dit plan inmiddels weer verworpen en dacht eerst bij mijn terugkomst kalm met Anne Marie te spreken. Nu ben ik toch weder tot de meening gekomen, dat een schriftelijke bekentenis het beste is Dat ik u nu verzoek, inliggenden brief nan Anne Marie te overhandigen, geschiedt hoofdzakelijk daarom, ten einde haar een steun in u te geven. Schreef ik haar rechtstreeks, dan zou zij, gesloten van aard als zij is, de zaak alleen met zich omdragen; op deze wijze echter moet zij spreken, en zal zij zich gemakke lijker in het onvermijdelijke schikken. Dat het haar zwaar vallen zal, kan ik mij na al hetgeen er tusschen ons is voorgevallen, niet ontveinzen. Mijn besluit staat echter onherroepelijk vast, ik bemin Susanne, God zal mij in den eersten tijd sterken en de harten van broeder en zuster, die zoolang in waarachtige liefde verbonden waren niet scheiden. Ik kom, zoodra ik antwoord ontvangen heb; het verlangen grijpt mij meer aan, dan ik zeggen kan." De brief ontviel mijn hand, de letters dansten voor mijn oogen hoe moest ik het aanleggen, om haar deze tijding over te brengen Daar viel door mijn haastig opstaan de brief aan Anne Marie op den grondzij zag mij vragend aan en bespeurde, dat ik mij met moeite zocht te herstellen. „Tante Rosamunde!" riep zij, terwijl zij zich bukte ci> den brief opnam. „Wat is er? Slechts tijding van Klaus? Ik bid u, spreek!" Zij knielde naast mijn stoel cn de angstige oogen wilden uit mijn gelaat het antwoord lezen. „Neen, neen, myn kind!" Ik greep naar den brief, dien zij in de hand hield. „Hij is immers aan mij!" riep zij, den brief, dien ik reeds

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1884 | | pagina 1