HELRERSCHE EN NIEUWERIEPER COURANT. Nieuws- #n Advertentiehlail voor Hollands Noorderkwartier. 1884. N°. 96.. Jaargang 42. Zondag 10 Augustus. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal0.90. franco per post 1.20. Uitgever A. A. BAKKER Cz. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertcnticn: Van 14 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Grootc letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belnngrijk lager. Brieven uit de hoofdstad. 7 Augustus. Als een loopend vuurtje verspreidde zich verleden week een geduchte jobstijding door de stad. Een ramp van belang: niets meer of minder dan dat een melkboer op liet Leidscheplein aan de cholera was gestorvenMen kan nagaan, hoeveel schrik en ontsteltenis dit bericht veroor zaakte. Bij nader inzien echter bleek, dat de man indirect zelfmoord gepleegd had: eerst had hij bij wijze van ver- frissching een onmatige hoeveelheid water gedronken en zich toen op de blauwe zerken van zijn regenbak te slapen gelegdwie zoo iets uithaald, moet zich niet beklagen als hij buikloop krijgt en er het leven bij inschiet. De politie behandelde echter veiligheidshalve en volkomen terecht liet geval als epidemische ziekte en ontsmette de woning, al ontstonden daardoor ook een oogenblik overdreven ge ruchten. Sterfgevallen van dien aard hebben er trouwens eiken warmen zomer plaats, gewoonlijk door schromelijke roekeloosheid of althans onvoorzichtigheid. Zoo vertoonden zich Dinsdag in eene familie hier ter stede bij drie per sonen tegelijk zeer onrustbarende verschijnselen van buik pijn, braking en diarrhée, zeer plotseling en onverwacht; enkel en alleen een gevolg van het feit, dat bedoelde per sonen garnalen gegeten hadden; die van den vorigen dag overbewaard waren. Ieder weet of behoort althans te weten, dat dit schadelijk en gevaarlijk kan zijnen wie er zich niet aan stoort, brengt allicht niet alleen zichzelf maar ook vele anderen in ongelegenheid en noodelooze onrust. Al brengen de ziekteberichten uit Marseille en Toulon ook reeds betrekkelijk gunstiger cijfers, ons stedelijk bestuur blijft bedacht op alle maatregelen, die in het belang der openbare gezondheid wenschelijk te achten zijn. Goed en zuiver drinkwater blijft natuurlijk de hoofdzaak. En daar wij nu weder een tijdperk van meer langdurige droogte schijnen te zijn ingetreden, verdient het toejui ching, dat het Gemeentebestuur de directie der Duinwater- Maatschappij heeft weten te nopen, om ten behoeve van zulke bovenwoningen, die door de een of andere oorzaak weinig of geen toevoer van water mochten hebben, op kosten der Maatschappij een kraan op eene lagere verdie ping aan te brengen, waaruit de bewoners zich dan gedu- ANNE UARIE. Naar het Duitsch van Wilhelmina Heimbgrg. (Fervolg.) Het oogstfeest werd dit jaar stiller dan anders gevierd, ten minste in het heerenhuis, Voor het overige bleef alles bij het oude. Onder de vier groote eikenboomen in den hof, bij den tuinmuur was de danszaal gereed gemaakt: bonte kransen en strikken hingen aan de boomenhet geheele plein was zoo netjes aangeveegd als een kamer en overal rook het naar dennegroen en frissche koeken. Het weder was prachtig op dezen Octoberdag; 's morgenslag er wel is waar een weinig rijp op de daken, maar dat ontdooide de zon weldra. Alles was reeds vroeg op de been; de dorps kinderen in nieuwe rood flanellen rokjes en helder witte hemdjes verschenen het eerst om hun koeken van juffrouw Brochelmann te ontvangen. In de keuken sneden drie dienstmaagden onder aanvoering van Marieke een grootcn waschketcl vol aardappel salade en de geur van gebraden ossen- en kalfsvleesch streelde verleidelijk de neuzen der onderhoorigen en daglooners, die zich op het plein voor den plecbtigen kerkgang verzamelden. Anne Marie stond reeds, op mij wachtend, in het voorhuis, toen ik de trap afkwam. „Brengt gij Susanne mede?" vroeg zij. Op hetzelfde oogenblik klonken er voetstappen achter mij: Isa kwam de trap af om Susanne te verontschuldigen, dat zij zich niet bij de kerkgangers aanslootzij gevoelde zich eenigszins ongesteld. Anne Marie fronsde het voorhoofd. Het was geen gebruik in ons huis, dat op dezen dag een lid der familie ontbrak. „Is het volstrekt onmogelijk?" vroeg zij. „Ja!" verzekerde Isabella en Anne Marie en ik gingen alleen. De klokken luiden bijzonder plechtig, de zon scheen zoo helder door de ramen der kleine kerk, op de kransen van korenaren met blauwe en roode strikken aan het altaar en op dc blijde gezichten der menschen. Plechtig klonk het: Kom, dankt nu allen God," het was immers dit jaar ook zulk een gezegende oogst. En in warme woorden drukte de prediker den menschen den dank jegens God op het hart, die dit gezegend jaar had geschonken, terwijl hij er langzamerhand toe overging het goede zaad in der menschen hart te zaaien. „Zorgt, dat ook hier een gezegende oogst zij, als het eenmaal herfst bij u zal wordendenkt aan het hemelsche oogstfeestwél hem, die kostelijke vruchten brengt, in ootmoed gerijpt, in liefde geplant!" Hij vermaande de mannen tot getrouwen arbeid en de vrouwen tot zachtmoedigheid in haar huis en gedacht eindelijk in zijn gebed den afwezigen landheer. Anne Marie's hoofd boog zich diep; ik zag hoe zij van ganscher harte meê bad voor den broeder, dat een dikke traan uit haar oog op de bladen van het gezangboek viel. Toen het slotvers gezongen was, beijverden we ons naar huis te spoeden; dadelijk na de godsdienstoefening brachten de lieden den oogstkrans en Anne Marie moest heden in plaats van haar broeder de menschen bedanken. Zij wierp een blik op Stiirraers bank, deze was ledig; misschien wachtte hij reeds in het heeren huis. Wij liepen zoo schielyk als mijn kreupele voet het toeliet (!oor de groetende menigte, Anne Marie legde in de tuinzaal rende den drogen tijd van water kunnen voorzien. Ook in het beheer der stadsreiniging (dat allermoeilijkste van alle moeilijke Amsterdamsche vraagstukken!) is eene groote verbetering te wachten. Er is namelijk een plan aanhangig gemaakt om de beslissende macht over dezen tak van dienst niet langer in handen van het Dagelijksch Bestuur te laten, maar te doen overgaan op den Gemeenteraad, die dan over alle voorkomende gevallen uitspraak kan doen. Er bestaat nu kans, dat er vele veranderingen ten goede zullen ingevoerd en aan vele voortwoekerende verkeerd heden een einde gemaakt zal worden, wat in onze stad eigenlijk ten allen tijde, maar vooral bij dreigende epide- miën eene hoogst wenschelijke zaak is. Het is werkelijk in deze dagen een zoete troost voor ons, dat onze over heden alles doen wat zij kunnen, om der burgerij het leven zoo aangenaam en veilig mogelijk te maken. Kunnen ze de bloedzuigertjes al niet weren, die zoo nu en dan eens spartelend en dartelend uit een duinwaterkraan te voor schijn komen, zij trachten toch de speelsche beeten te keer te gaan, waarmede al te jolige bloedhonden en Ulmer doggen onze kleederen en onze personen bedreigen. Te beginnen met 20 Augustus „tot en niet" 20 October zal elk exemplaar der familie Canis, dat zich ongemuilband op straat vertoont, door de politie worden opgepakt en gebracht ter plaatse waar zulks behoort. Ziedaar dus twee maanden lang een tijdperk van ongekende rust voor arge- looze wandelaars en spelende kinderen in het vooruit zicht! „De betrokken honden zullen echter denkelijk met den maatregel niet zeer ingenomen zijn; om hun dan ook tijd te geven er zich behoorlijk op te prepa reeren, heeft ons medelijdend Gemeentebestuur de voor het Amsterdamsche menschdom zoo heilzame bepaling zestien dagen vóór ze in werking trad laten afkon digen. Intusschen heerscht er een levendige omzet met toenemende vraag in het artikel muilkorven. Hoe strenger de politie nu die muilkorfverordening toepast, des te verdienstelijker zal zij zich jegens het publiek maken en des te meer kan zij staat maken op onze ongeveinsde erkentelijkheid. Zij staat toch al tegenwoordig in een goed blaadje. Ving zij niet dezer dagen zoo maar zonder slag of stoot twee valsche Spaansche munters tegelijk? Wie ter wereld heeft ooit van zulk een geval gehoord; de „stoutste verbeelding" durft zich zulke dingen niet droomen! Men zou in de overstelping zijner verbazing I bijna gaan twijfelen aan de echtheid dezer valsche munters, j die even moedwillig en onzettelijk in de fuik loopen als j een arme drommel, die van een winkeluitstalling het eerste voorwerp het beste wegkaapt en er regelrecht meê naar het naburige politiebureau stapt, waar voor oneerlijke lui altijd veel gemakkelijker gelegenheid tot logies is te vinden dan voor anderen. Ik kan nog voorstellen, dat er voor Herostratus iets aantrekkelijks in lag, den tempel van Diana te Efeze in brand te steken in dien gedenkwaardigen nacht, toen Alexander de Groote geboren werd; doch wat ter wereld kan een Spaansche valsche munter bewegen om de grootst mogelijke domheid uit te halen, ten einde zich door de Amsterdamsche politie achter slot en grendel te laten zetten?. Wat kan de werkelijkheid soms roman tisch zijnals ten minste de werkelijkheid in dit geval ook al geen valsche munt is. Op de Beurs is het tegenwoordig bijzonder levendig, in de uren namelijk dat de Beursmannen er niet zijndan komen de Amsterdamsche jongens en meisjes van links en rechts opdagen, om er het jaarlijksche trommelvermaak te smaken, zullen ze er dit jaar voor het laatst komen? Zal de nieuwe Beurs?Doch neen, geen ijdele wenschen! Er is pas weer een adres op stapel gezet, om de ontworpen Beurs niet op het gedempte Damrak te plaatsen. Het gaat uit van eenige bewoners van Rokin en Damrak, die gaarne op een mooien, breeden „boulevard" zouden willen wonen, al zou het dan ook nogmaals een nieuwe editie van de Beurs- quaestie kosten. De opstellers van het adres hebben, om onderteekeningen te winnen, er zeer handig de modder en rioolquaestie der geheele stad bijgesleept, zoodat hun plan een hygiënisch tintje krijgtmaar toch zullen zij wel nul op het request krijgen. De Raad heeft wel wat anders te doen, dan zich nogmaals in allerlei nieuwe en onmoge lijke plannen te verdiepen. Na de zomerrust komt de luchtspoorweg aan de orde, waaromtrent dezer dagen een gunstig adres van Burg. en Weth. is verschenen. „De Bilse-concerten in het Paleis voor Volksvlijt, die verleden jaar reeds op de Tentoonstelling zooveel waar deering vonden, trekken voortdurend een talrijk en bewon derd publiek. Het verrukkelijk ensemble van dit gezelschap gaat alle beschrijving te boven, en in dat ensemble ligt dan ook juist zijne bijzondere voortreffelijkheid. Onze haastig sjaal en hoed af, immers hoorden wij de muziek reeds in de dorpsstraat. „Ik weet 't niet, tante," zeide zij, „maar ik vind het vandaag verschrikkelijk zonder Klaus; was Stürmer ten minste hier!" „Mijnheer de baron is reeds sedert een uur in den tuin," zeide Marieke, die keurig netjes gekleed gekomen was om ons te zeggen, dat de menschen er aankwamen. „Zoek gij dan den baron, Marieke," beval ik, „ik zal Susanne en de oude roepen." „Daar komt mijnheer de baron reeds aan," riep Marieke met een blik uit het venster en opende de deur, die naar het terras leidde. Ik vertrouwde mijn oogen niet; waarlijk, daar kwam hij aan op den hoofdweg en naast hem Susanne. Zij ging niet, zij zweefde als gedragen op de tonen van een marsch, die vol door de warme herfstlucht over den tuin heen klonken. Een lichtrood kleed fladderde om de sierlijke gestalte en evenals de kleur van haar kleed blonken wangen en lippen. Met uitgebreide armen vloog zij de stoep op. „O, Anne Marie, o freule Rosamundc, luister, luister toch!" riep zij opgetogen. Stürmer volgde haar lachend en bood Anne Marie den arm; aarzelend, met een langen blik op Susanne, nam zij dien Susanne zag het paar met groote oogen na en liep stil naast mij. Voor het huis was een groote menigte verzameld, in gespannen verwachting, toen kwamen de kinderen dansend en springend de poort binnen op het plein, achter hen de muzikanten en boven den langen trein, die nu volgde, zweefde de kroon van gouden korenaren met zijn bonten linten tooi, die vroolijk in den warmen herfstwind wapperde. Anne Marie stond vooraan op de stoep naast Stürmer, haar hand rustte nog altijd zacht op zijn arm, zij droeg haar blauw kleed en haar witten kanten doek. Een weemoedig lachje speelde om haar mond, toen nu de woordvoerder, gevolgd door de beide meisjes met den krans, de stoep naderde, en terwyl hij de muziek wenkte tc zwijgen, zijn oude toespraak begon Gott sei gelobet, he gift Sün un Regen, Gott sei gelobet, he gift sin Segen, Gott sei gelobet, de in düssem Johr Uns' Felder so gar gniidig wor! Gift ok ferner Gliick un Gedeih De Walder un Felder, de Minschen un Veih, He gütt sinen Segen mild un lind Op Mann un Fru, op Knecht en Gcsind. De Kranz, de hangt man in jüm Hus, Dat nümmer gah de Segen herus, En from Fru, Kinner as Engëlin, De schalln bald drinnen sin! Dat Wünschen wi am hüligen Dag; Gott sorge, wat da kommen mag. Nehmt nicht vör öb. düssen Spruch, Dc is wol Godes mank genug! Schetterend begeleidde de muziek het krachtige driewerf her haalde hoera der menschen de beide bevallige meisjes legden den krans aan de voeten van Anne Marie, die den spreker vriende lijk de hand schudde. „Ik dank u hartelijk mijn vrienden," zeide zij met haar diepe altstem. „Ik dank u in naam van mijn afwezigen broeder, wien het zeer ter harte gaat, dat hij hier heden niet kan staan. Ik dank u voor de trouwe vlijt en den arbeid, die gij ook dit jaar hebt gedaan en wensch, dat de goede, oude gezindheid tusschen landheer en onderhoorigen moge blijven, zooals die altyd gevonden werd op Bütze. En nu, uit naam van mijn broeder, verblijdt u op dezen dag en zijt vroolijk, zooals het op dit feest betaamt." „Leve! leve onze genadige freule!" riepen allen, de knapen wierpen hun mutsen in de lucht en met muziek ging de trein naar de groote schuren, waar de lange tafels voor het oogstmaal gedekt waren. Anne Marie had Stürmer'a arm losgelaten, toen zij vooruit trad om te spreken. Hij scheen bijzonder getroffen; er lag een fijn onverklaarbaar lachje om zijn lippen. Ik herinnerde mij, hoe hij eens gezegd had, dat niets hem verschrikkelijker in een vrouw voorkwam, dan dat zij, al was het ook maar een oogenblik, zich begaf op het gebied der mannen, en hiertoe rekende hij blijkbaar ook het houden eener toespraak. Bij het geroep van lang levezag ik om naar Susannezij was verdwenen. Tijd tot nadenken waar zij gebleven was, had men heden niet veel. Anne Marie deed dc ronde om de tafels, zij moest zich laten toedrinken en bescheid doen. Stürmer ver gezelde haar; het was een aangenaam gezicht, toen zij zoo met elkander over het binnenplein gingen. Dien dag ontging mij niet het geringste; ik ben nog heden in staat nauwkeurig te zeggen, wat deze of gene deedtot nadenken kwam het echter eerst later, toen schoot mij het een na het andere te binnen. Ik verwonderde mij toen niet over het rooskleurige kleed, dat Susanne droeg en zoo bekoorlijk bij haar doorzichtigen teint paste het schoot mij volstrekt niet te binnen, dat zy nog in den rouw was over haar vader evenmin dacht ik er over na, dat zij des morgens te ongesteld was om de kerk te bezoeken en dat zij spoedig daarna met rooskleurige wangen uit den tuin kwam; ik vond er niets in, dat zij later aan tafel wij waren heden zeer talrijk de predikant en zijn zuster, twee administrateurs, drie kweekelingen in de landhuishoudkunde, een houtvester en Isabella (bij uitzondering) ieder oogenblik de geheele schaal der toonladder doorlachte en allerlei moedwil bedreef. Anne Marie zat bovenaan naast den predikant, aan haar rechterhand Susanne en naast deze Stürmer; ik zat naast dominé Griine en wij vormden het hoofdeind der tafel. Ik bemerkte wel, dat Anne Marie dikwijls ernstig naar Susanne zag, maar toch blonk er een straal van welgevallen in haar oog, als het op deze belichaamde rozeknop viel, als zij zag hoe schalks de kuiltjes in haar wangen waren, hoe haar oogen schitterden en de kleine tanden achter de roode lippen blonken, hoe zij over allerlei dwaze dingen allerliefst snapte. Isabella's gelaat blonk van trotseh en zij zag de rei der gasten langs; bijna ieders oog hing aan het meisje. Toen stond Stürmer op en dronk het welzijn van den heer des huizes. „Zyn besten vriend," zooals hij met nadruk verklaarde, „het huis, dat hem zoo dierbaar was als een ouderhuis." En nu bloosde Anne Marie, toen zij het glas ophief, om met hem te klinkenSusanne echter beefde en zette het glas onaangeroerd weer neder; zij werd bleek en stil en sprak bijna niet méér. Dominé Grüne wijdde een vol glas aan de dame des huizes; „de huisvrouw van Bütze," noemde hij Anne Marie; de oude man was zeer aangedaan, toen hij herinnerde, hoe jong zij nog

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1884 | | pagina 1