HELDËRSCHE
EN NIEUWEDIEPER COURANT.
Nieuws- en Advertatielilail voor Hollands Noordertwartier.
1884, N°.104.
Vrijdag 29 Augustus.
Jaargang 42.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
£$lnnenlana.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal
w v franco per post
0.90.
120.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Ad verten tien: Van 14 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
Dinsdag morgen had de plechtige opening der
Internationale Landbouw-Tentoonstelling te Amsterdam
plaats. In de stad merkt men slechts weinig van de
plechtigheid van dien dag. Slechts van de openbare ge
bouwen en enkele particuliere woningen wappert de drie
kleur en alleen aan het groot aantal vreemdelingen ziet
men dat er iets bijzonders te doen is. Tegen 11 uren
's morgens begaven de genoodigden zich naar het hoofd
gebouw der Tentoonstelling, het vroegere gebouw van de
koloniale afdeeling, waar de openingsrede zou gehouden
worden in de van de vorige Tentoonstelling bekende
Koningssalon. Aldaar waren plaatsen gereserveerd voor
de ministers, Commissarissen des Konings, leden van het
dagelijksch bestuur der hoofdstad, de hoofdcommissiën der
buitenlandsche inzenders en enkele andere autoriteiten.
Overigens was een groot aantal genoodigden. leden van
de Kamers, Raad, Gedeputeerde Staten, juryleden en in
zenders met hun dames aanwezig. Kwart na elf traden
de ministers van Waterstaat, Binnenlandsche Zaken en
Oorlog, begeleid door den voorzitter en de verdere leden
der hoofdcommissie, den burgemeester van Amsterdam en
den Commissaris des Konings het gebouw binnen en betrad
de heer Sickesz het spreekgestoelte.
Spreker herinnerde er aan, dat het ongeveer 30 jaar
geleden was, dat een aantal wetenschappelijke en practische
mannen uit verschillende deelen des lands op 's Konings
uitnoodiging zich op het Huis Ten Bosch vereenigden, om
eenige door Z. M. zelf gestelde vraagpunten, de ontwik
keling van onzen vaderlandschen landbouw betreffende, te
bespreken, voornamelijk echter om te overwegen of wel
licht nauwere aaneensluiting der bestaande Landbouw-Ver-
eenigingen niet meer eenheid zou kunnen brengen in de
bevordering der belangen van onzen landbouw.
Hoewel die eenheid nog niet was verkregen, was men
toch het door den Koning toen reeds aangegeven doel
naderbij gekomen, en de Internationale Landbouw-Tentoon
stelling, die nu geopend zal worden, was volgens spreker
daarom van zoo groote beteekenis, omdat die expositie het
eerste groote werk is, in het belang van onzen landbouw
tot stand gebracht door de vereenigde Nederl. Landbouw-
Maatschappijen, derhalve door een samenwerking, het eerst
door den Koning gewenscht en voorgesteld.
Vervolgens bracht de heer Sickesz dank aan allen, die
ANNE MARIE.
Naar liet Duitsch van Wilhelmina Heimburg.
Vervolg.)
Een nieuw onstuimig schellen wekte mij tegen den avond uit
een lichte sluimering; ik hoorde weder deuren dichtslaan en
mcnschen haastig heen en weder loopen. Het eerste oogenblik
dacht ik aan een ongeluk, maar toen herinnerde ik mij, dat het
heden middag even zoo geweest was, kleedde mij en ging naar
beneden. De eerste, die ik ontmoette, was mademoiselle Isa.
Haar kleine, tengere, hoekige gestalte in elegant toilet, bijna als
in een modejournaal, in ieder geval te zwierig voor een kamenier.
Zij groette my zeer levendig en met een zekere verwaandheid.
„De genadige vrouw heelt zoo juist, chocolade gedronken en
is zeer wel, voegde zij er bij, terwijl zij de deur opende naar
de voormalige woonkamer, die aangenaam verlicht was door twee
lampen, en terwijl zij op de opengeslagen portière wees sprak ze
„De genadige vrouw is in haar boudoir."
Inderdaad was ik nieuwsgierig, Susanne weder tc zien als
„genadige vrouw," en hinkte haastig naar de kleine kamer. Het
zachte tapijt had mijn voetstappen niet doen hooren, ik trad
ongemerkt het keurige, kleine vertrek binnen. Susanne rustte
op een divan, ik zag de prachtige zwarte lokken over de blauwe
kussens golven, een fijn kanten mutsje hing er als verloren in;
zij had het gelaat naar het vuur gekeerd, dat, niettegenstaande
den warmen Aprilavond, vroolijk in den haard brandde. Een
lamp wierp haar rooskleurig licht op de witte gedaante, die
behaaglijk ter neder lag, alsof zij sliepzij had reeds als meisje
uren lang zoo kunnen droomen.
„Susanne!" riep ik zacht. Zij kwam overeind en viel mij met
een uitroep -van blijdschap om den hals. „Tante Rosamnnde,
lieve tante!" riep zij en kuste en liefkoosde mij met de vreugde
van een gelukkig kind. „Mijn goede tante Rosamunde!" Zij
vatte mijn hand en trok mij, zonder mij los te laten op de sofa.
Het was weder de oude betoovering, die zij op mij uitoefende;
ik had nooit boos op haar kunnen zijn; haar aanvalligheid boeide
onwederstaanbaar, nam hart en zinnen gevangen.
Ik hief de ronde kin een weinig op en zag haar aan. Het
was het oude, lieve kindergezicht, slechts nog aantrekkelijker
door een lichte bleekheid en een vreemden, trcurigen trek om
den mond; de oogen hadden het vragende verloren, dat haar
tU88chenbeide zulk een eigenaardige uitdrukking gaf, maar mij
dacht, dat zij schitterender en grooter geworden waren. Zij
sloeg opnieuw de armen om mijn hals, kuste mij en lachte
weèr. Susanne was nog dezelfde, nu zonneschijn, dan sombere
lucht, maar altijd bekoorlijk, altijd nieuw.
Geen wonder, dat Klaus in bijna afgodische vereering aan
haar voeten lag.
Zij praatte van Nizza, van Parijs, en dat zij nu een poosje
hier stil wilde leven; toen viel zij mij weder om den hals en
fluisterde mij woorden van dank in.
„Neen, neen!" zeide ik lachend, daaraan ben ik onschuldig.
Uw dank komt Anne Marie toe."
Zy werd stil en bleek. Toen sprong zij op en trok mij in de
salon; ik moest honderd zaken zien, die zij meegebracht had;
hadden medegewerkt om de Tentoonstelling te doen slagen,
zoowel de Regeering, de Kamers en het stadsbestuur van
Amsterdam als de inzenders en de donateurs en donatrices.
Ten slotte bracht de spreker in herinnering, dat de Koning
op de bovenbedoelde vergadering de merkwaardige woorden
„Kennis is de grondslag van den landbouw en de aanraking
van wetenschap en praktijk moet voor den landbouw heil
zaam werken," had gesproken, woorden, die thans meer
dan ooit waar zijn geworden.
Wat men thans ook van Staat en Staatshulp voor den
landbouw verwachten moge, in de eerste plaats moet de
landbouwer door eigen ontwikkeling, door eigen energie,
door eigen krachtsinspanning de bezwaren bestrijden, die
hij thans allerwege in de uitoefening van zijn bedrijf ont
moet, zeide spreker om vervolgens te eindigen met:
Op dien eersten grooten internationale Iandbouwwedstrijd,
in ons eigen land gehouden, roep ik allen, die hier tegen
woordig zijn, een hartelijk en welgemeend welkom toe.
Moge deze Tentoonstelling beantwoorden aan het doel,
waarmede wij haar tot stand brachten, ontwikkeling, vooruit
gang van landbouw en veeteelt; moge ze bovendien dienst
baar wezen om den band, die aanvankelijk tusschen onze
landbouwmaatscbappijen is gelegd, te maken tot een hechten
en duurzamen.
Excellentie, namens het uitvoerend Comité richt ik thans
tot u eerbiedig liet verzoek, om namens Zijne Majesteit den
Koning deze Tentoonstelling te verklaren voor geopend.
Door den minister van Waterstaat werd gevolg gegeven
aan het verzoek in het slot dezer rede van den heer
Sickesz, met een korte rede, waarin hij o. a. wees op de
belangstelling van den Koning van den beginne af aan
getoond in deze internationale, maar niettemin wegens haar
specifiek Nederl. doel Nederl. onderneming; bij bracht
hulde namens den Koning en de Regeering aan den voor
zitter en diens medestanders en aan de inzenders, inzonder
heid aan de buitenlandsche. Daarna verklaarde de minister
de Tentoonstelling geopend en werd de wandeling door
zalen en terreinen aangevangen, waar inmiddels reeds vele
bezoekers aanwezig waren.
Onder de bekroonden op de Tentoonstelling komen o. a.
voor:
Afdeeling V. Zuivelbereiding.
No. 171. Vette kaas, gemaakt in Mei of Juni 1384,
van Edammer vorm.
onnutte prullen, kanten, waaiers en allerlei onzin, van wier be
staan ik tot nu toe geen vermoeden gehad had en die mij zeer
onnnt voorkwamen. „Alles, alles heeft Klaus mij moeten geven,"
riep zij vroolyk, „alleen dit hier tante, ziet gij en zij wees
op een bekoorlijke herderin van Sèvres porcelein, „dat is een
geschenk van Stürmer!" Ik zag haar verbaasd aan. „Hebt gij
hem onderweg ontmoet?" Zij beantwoordde mijn blik niet, maar
haar gelaat gloeide zoo rooskleurig als de strikken op haar wit
kleed. „Ja," zeide zij losweg, „wij waren een dag met hem in
Nizza te saamhij reisde echter spoedig weder af, en dit is een
philippine." En toen vertelde zij van de zee en van de palmen,
van gondelvaarten in den maneschijn, en dat zij gezongen had,
veel schooner dan hier, tot haar wangen zich donkerrood kleurden
bij de herinnering. „Ach, het leven is zoo schoon, zoo schoon
riep zij, en Zij hield op, want Klaus trad binnen. Hij was
in een kort buis gekleed met hooge laarzen, het gelaat stralend
van vreugde over de lang ontbeerde werkzaamheid.
„Ik heb al de velden afgeloopen," zeide hij vroolijk, „en ben
doodmoé, vrouwtje, en hongerig en dorstig; weet gij, waarnaar ik
bovenal verlang?" Hij streek haar de lokken van het voor
hoofd en kuste haar: „op een stuk echte Duitsche ham en een
goed glas bier! Die Fransche sausen hadden voor mij een ellen-
digen bijsmaak, brr. „Holla hu!" riep hij buiten de deur,
„wordt er haast opgedaan?" Hij scheen het volstrekt niet te
bemerken, dat Susanne een scheef mondje trok, wijl hij het voor
onnoodig verklaarde, dat zij zich anders kleedde voor het eten,
en dat zij haar arm slechts weerstrevend in den zijnen legde.
„Och, wij wülen toch recht gezellig hier leven," zeide hij
smeekend en stak haar de beide handen over de tafel toe, „niet
als in een hotel. Als wij weder naar Nizza gaan, lieveling, be
loof ik u, altijd in een rok te verschijnen. Hier heb ik immers
volstrekt geen tijd voor dat eeuwige verwisselen van kleeding
wat u betreft, gij ziet er in geen statiejapon bekoorlijker uit
dan in dat witte ding daar."
Zij schudde lachend het hoofd en maakte hem een vuistje toe.
„Wacht," zeide zij, „wat hebt gij mij beloofd?"
„Nu dan, later, zei hii, maar laat mij vandaag en morgen
nog de lang ontbeerde ongedwongenheid genieten ja?"
Susanne lachte, en hij at naar hartelust Duitsche ham en
dronk Duitsch bier, terwijl zij intusschen een gesmeerd broodje
bij de thee nam, dat Klaus voor haar gereed maakte. Ik zag
met verbazing, hoe zorgvuldig hij de thee mengde, hoe hij op
elk harer blikken lette, dan zout en peper opmerkzaam over
reikte, dan een frisch saucysebroodje sneed of een sardine van
de graten ontdeed, ieder oogénblik vroeg, hoe het haar smaakte,
of zij met haar kamers tevreden was, of de bloemen in liet salon
haar bevielen. Hij ging met haar om, als met een verwend
prinsesje.
Na het eten wilde ik mij terugtrekken; ik dacht, dat zy ver
moeid van de reis moesten zijn. Susanne was weder op haar
rustbed gaan liggen, zij kuste mij nog eens en Klaus vergezelde
mij naar buitenik zag, dat hij een boek in dc hand hield.
„Goeden nacht, tante," zeide hij, „ik lees Susanne eerst nog
iets voor."
„Om 's Hemels wil!" riep ik, „gij geeuwt immers reeds in
't geheim!"
Eerste prijs: J. Sneeboer, Sijbeknrspel.
Tweede prijs: J. Kieftenburg Jr., Wognum.
Tweede prijs: A. Zijp Az., Lambertschaag.
Derde prijsdezelfde.
Afdeeling YI. Werktuigen en gereedschappen
voor den landbouw.
No. 252. Ondergrondsploegen.
Eerste prijs: W. Wissekerke, Anna Paulowna.
Afdeeling I. Paarden.
No. 4. Zwarte hengst, geboren in 1880 of vroeger, Ver-
eeniging tot verbetering van het paardenras te Anna
Paulowna, 2de prijs, f 200.
Afdeeling III. Wolvee.
No. 125. Rammen, geboren in 1883, of vroeger.
Eerste prijsP. Ellerbroek, Hoorn.
Tweede prijs: H. S. Zijm, Westergeest op Texel.
Derde prijs: Voorgedragen: A. P. Koorn, Texel.
No, 126. Twee ooien, geboren in 1883 of vroeger.
Eerste prijs: P. Ellerbroek, Hoorn.
Tweede prijs: W. D. Bakker, Texel.
No. 133. Rammen, in Nederland gefokt, geboren in
1S83 of vroeger.
Tweede prijs: J. Stapel Pz., Oudendijk.
No. 152. Twee ramlammeren, geboren in 1884.
Eerste prijs: P. Ellerbroek, Hoorn.
Tweede prijs: P. Bierman, Oudendijk.
Vermoedelijk zullen HH. MM. de Koning en de Koningin
Vrijdag of Zaterdag de Tentoonstelling met een bezoek
vereeren.
In een artikel met bet opschrift „De Landbouw-Ten
toonstelling" merkt de Amsterdammer aan, dat zelfs in de
achterste schuilhoeken van ons land de boer overtuigd
raakt, dat de wijsheid zijner vaderen niet het laatste woord
heeft gesproken aangaande de bebouwing van den grond.
Zoowel ons vee als ons ooft en onze tuinvruchten zijn
bekend en gewild op de buitenlandsche markt. De vraag
uit Amerika naar goed Hollandsch vee, ter kruising geschikt,
is van groote beteekenis. In het besef van die betere uit
zichten achtte de Nederlandsche landbouw zich gerechtigd,
mede te dingen op eene Internationale Tentoonstelling in
Engeland. Eene onbetwistbare nederlaag was het gevolg.
Het „nut der tegenspoeden" bleek echter. Want daaraan
is het te wijten, dat bij de ontwikkelsten onzer landbouwers
de behoefte is ontstaan aan samenwerking. Uit deze be-
„Ja, ik ben vandaag moede," antwoordde hij, maar Susanne
is het zoo gewend, voor één uur slaapt zij niet."
„Klaus! Klaus!" waarschuwde ik, „heeft zij zich dat aange
wend, wen gij het haar dan weder af. Bedenk toch, als gij
's morgens vroeg wil opstaan
Hij hoorde er niet naar, „tante," zeide hij, terwijl hy mij bij
de hand vasthield, en zijn oogen glinsterden zoo gelukkig, „is
zij niet een goed, bekoorlijk vrouwtje?"
Ik zag hem lachend in het gezicht.
„Zeer bekoorlijk, Klaus!"
„En wie heeft mij voorspeld, dat ik levenslang ongelukkig zou
worden, hé?" vroeg hij.
„O, Klaus ik toch nietviel ik hem ernstig in de rede. «Als
Anne Marie vrees koesterde, was dit niet zonder reden, en een
huisvrouw zal Susanne wel nooit worden."
„Neen, een Duitsche huisvrouw is zij nog niet," antwoordde
hij eenigszins tenêergeslagen, „maar zij kan het nog, zal het nog
worden."
Ik knikte hem toe. „Slaap wel, Klans!"
„Niet waar?" vroeg hij, terwijl hij mij nog eenmaal terughield,
„gij zult Anne Marie schrijven, dat wij gelukkig zijn met elkander,
gij zult haar zeggen, hoe goed en bekoorlijk zij is?"
„Ja, mijn oude jongen," en nu: „Goeden nacht!"
Anne Marie's brieven waren kort en zakclyk; het schrift reus
achtig groot en hoekig, even als nog heden. Zij schreef mij, dat
zij daar zeer wel was, twee nette kamers bewoonde en veel by
de abdis was, die met haar moeder bevriend was geweest. „Alleen
mis ik bezigheid," voegde zij er by; „een leven op dc sofa, in
gezelschap der breikous en boeken heb ik altijd gehaat, dat is
alleen goed om uit te rusten." Een groet voor Klaus en Susanne
was er bijgevoegd.
Ik antwoordde baar en schreef, dat Klaus zyn vrouw Aanbad
en gelukkig was.
„God doe het hem behouden!" antwoordde zij lakoniek. Zy
was niet tc overtuigen, zij geloofde niet aan geluk naast Susanne.
Stürmer, die, zooals Anne Marie meende, met April terug zou
komen, was nog niet te huis. Hij was wel een trekvogel, maar
zonder dion9 regelmatigheid.
En de Mei kwam in het land met al zijn pracht, de boomen
en het zaad bloeiden, en Bütze lag als in een zee van sneeuw.
De zon lachte aan den hemel en Susanne wandelde aan Klaus'
arm door de nette tuinpaden. Somwijlen zag ik haar over het
plein gaan, met stroohoed en zonnescherm, in een luchtig zomer
gewaad, hem een eind te gemoet in het veld. De mcnschen
bleven staan, als zij voorbij ging. Dc meisjes en vrouwen bogen,
de mannen groetten haar nog eens zoo diep als ons anderen van
het huis,- en de kinderen liepen bij hoopen op haar toe; hun
goeden dag genadige vrouw!" en Susannes heldere, lachende stem
drongen tot mij door; haar .lieftalligheid betooverde allen.
Dan keerde zij terug aan den arm van haar man, een groot
veldbouquet in de handen; hij leidde zijn paard bij den teugel,
droeg haar parasol en doekhaar gesnap en zyn diepe stem, die
haar duizend lieve namen gaf, weerklonken in de oude hal, als
zij het huis waren binnengetreden.
Als Anne Marie hen zoo zien kon, dacht ik, of zij verzoend
zou zyn! Arme, eenzame Anne Marie! Susanne vroeg my nooit