HELDERSCIIE EN NIEIIWEIHEPËR COURANT. Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. 1884. N°.105. Zondag 31 Augustus. Jaargang 42. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag;, Donderdag cn Zaterdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal0.90. B at franco per post 1.20. Uitgever A. A. BAKKER Oz. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Ad ver te n t i nVan 1i regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Grootc letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. Brieven uit de hoofdstad. 28 Augustus. Regen voor den akkerman een even onmisbaar arti kel als zonneschijn of mest is vandaag op de Land bouwtentoonstelling behoorlijk vertegenwoordigd. Eigenlijk wel wat al te ruim. Het is heden de eerste //tweekwartjes- dag,* en de stroom van het ..,groote publiek' zou dus naar verwachting nu eerst recht beginnen te vloeien. Maar zulk een meer dan overvloedig stortbad als er dezen morgen neerstroomt, bij een thermometer die in de mis troostige schaduw van de loodzware regenwolken nog lang geen 60 graden haalt, zijn niet zeer aanmoedigend voor een tochtje naar de tentoonstelling. De deskundige be zoekers, die zich tusschen al dat brieschende en loeiende goedje volkomen thuis gevoelen, laten zich door zoo'n buiigen dag niet afschrikkenZij hebben reeds genoeg verlangt naar een druppeltje sausmaar de leeken hebben het er minder op begrepen, en toch moeten zij vooral kennis maken met al het schoone en grootsche, dat hier op het uitgestrekte gebied van landbouw, veeteelt en zuivelbereiding is samengebracht. Leeken, vooral stede lingen, weten in den regel alleen van hooren zeggen, dat onze Nederlandsche veestapel zoo rijk is aan tal van prachtige exemplaren; welnu, hier kunnen zij er zich met eigen oogen van overtuigen, als ze ten minste door het steedsche leven nog niet ten eenenmale blind zijn gewor den voor de schoonheden van een volbloed bengst of de schilderachtige vormen van een echten Frieschen stier, kloek gebouwd en met gloed en vuur in de moedige oogen. De ontwerpers en leiders dezer eerste internationale Landbouwtentoonstelling hier te lande hebben eer van hun werk. Vooral wanneer men een vergelijking gaat maken met de lijdensgeschiedenis der exploitatie van ons roem ruchtig „zomerpaleis" ten vorige jare, is er voor hen reden om trotsch op het welslagen van hun arbeid te zijn. Het is een uitstekend geheel, goed ingericht en met prijzens waardige tact georganiseerd. Het terrein der expositie van 1883 is ook nu weer gebleken voor een tentoon stelling uitmuntend geschikt te zijn; de eenige schaduw zijde er van is ditmaal misschien, dat het wat te groot is 30) ANNE MARIE. Naar het Duitsch van W ilhelmina Heimburg. Vervolg.) Als ooit een kind met vreugde begroet werd, dat was het dit. AIh een verlossing werkte zijn tegenwoordigheid op ons allen, zelfs juffrouw Brockelmann en Isa spraken heden vriendelijk met elkander. Isa was uit angst over haar lieveling van het hooge voetstuk afgedaald en had de oude, bedaarde vrouw haar plaats ingeruimd in de kamer der jonge moeder en juffrouw Brockelmann had niet de oude eerlijke ziel moeten zijn, die zij was, om zich niet met haar heer over zijn zoon te verheugen. Wat er nog van wrevel in haar hart was jegens Susanne, dat verdween heden met een waarlijk moederlijke teederheid waakte zij bij het leger der jonge, vrouw. En ging het mij dan beter? Ik ben ook, ik oude vrouw, neergeknield tusschen bed en wieg en heb het bleeke gezichtje steeds opnieuw gekust, alles, waardoor zij ons eens bedroefd had, was in dit uur vergeten. En Klaus zat voor zijn schrijftafel en schreef aan Anne Marie. „Zal zij komen?" vroeg hij, toen hij weder binnentrad. Hij had een expresse naar B. gezonden met den brief aan zijn zuster. „Of zij komen zal? zeker, Klaus," antwoordde ik. De bode bleef drie dagen uit, toen kwam hij met een brief van Anne Marie terug. Het waren hartelijke woorden die er in stonden, hier en daar door tranen half uitgewischt. Zij zou weldra komen misschien met een weck of twee, maar zou Susanne het goed vinden Ik zat aan het bed der jonge vrouw, toen Klaus met dezen brief de kamer binnen trad. Zij hield het kleine kanten bundeltje in haar arm. Isa had het kleedje van den jongen heer heden met blauwe strikjes moeten versieren. Susanne speelde met hem als met een pop en wenschte te weten, welke kleur den prins het beste stond. Zij was daarbij grappig en lief en lachte zoo hartelijk, als het kleine gezicht zich wonder lijk vertrok. „O, zie toch, zie toch!" riep zij haar man toe, op wien lijkt hij nu? Zie toch eens!" Wij stonden natuurlijk vol verschul digde bewondering en staarden het kleine menschenkind ver baasd aan. Juffrouw Brockelmann echter, die juist de kamer doorging, zeide „Wel, genadige vrouw, van het eerste oogenblik af, heb ik het gezien, hij heeft een echt Hegewitzer gezicht en lijkt het meest op zijn tante, Anne Marie." Susanne richtte zich overeind, alsof men haar de grootste be- leediging gezegd had. „Dat is niet waar," fluisterde zij en kuste het kind. Maar toch, Klaus had het gehoord, hij was donkerrood geworden, lang zaam stak hy den dichtgevouwen brief in zijn zak en een trek van teleurstelling vloog over zyn gelaat. Hij ging bij Susanne zitten, kuste haar de hand, maar noemde den naam zijner zuster niet. Wat Klaus Anne Marie antwoordde, heb ik nooit vernomen; hij zeide alleen: „Anne Marie heeft altijd gelijk, het was goed, dat zij niet aanstonds kwam, zooals ik verlangde." En weder waren er drie weken voorbij gegaan, Susanne liep tusschenbeide reeds op den bonten mozaïekvloer van het terras op en neêr, en Isa wandelde met het blauw gesluierde kind in e:i clo verschillende gedeelten wat te ver uit elkaar liggen. Doch daartegenover stonden bij gebruikmaking van het oude terrein zóóvele voordeelen, dat men verstandig gedaan heeft, met di; bezwaar niet al te zeer te laten wegen. De groote verdienste dezer Tentoonstelling in de aller eerste plaats is, dat ze op tijd gereed en volkomen gereed was. Het Uitvoerend Comité behoefde geen verontschul digingen te maken, dat het zijn publiek in hemdsmouwen en op pantoffels ontving. Men was onberispelijk en naar den eisch gekleed. Alle inzendingen waren aangekomen en ter bestemder plaatse opgesteld; van de onvermijdelijke wanorde, die de laatste dagen vóór de opening hadden gekenmerkt, was geen spoor meer overgebleven;'het terrein was geheel in orde gemaakt en de noodige versieringen, eenvoudig maar netjes, behoorlijk op tijd aangebracht. Zelfs de catalogus was op den dag der opening geheel afgedrukt en verkrijgbaar gesteld, en zóó keurig afgedrukt, dat de firma Roelants te Schiedam er waarlijk een extra pluimpje voor verdiend heeft. Ja, allen die aan het tot stand komen dezer Tentoonstelling medewerkten, hebben aanspraak op den warmen dank van landgenoot en vreem deling. De Minister van Waterstaat wees in zijn korte toespraak, waarmede hij Dinsdag de uitvoerige openings rede Leantwoordde, dan ook terecht op het meer bijzondere kenmerk, waardoor deze Tentoonstelling zich onderscheidt. Op het onmiskenbaar talent waarmede zij door den Voor zitter van het Uitvoerend Comité en zijne medehelpers op zoo uitstekende wijze is georganiseerd. De opening zelve op Dinsdag jl. was eenvoudig, maar waardig. De speech van den President had korter kunnen zijn, vooral wat zijne aanspraak tot den Minister van Waterstaat, betrof, welke er blijkbaar oorspronkelijk op ingericht was om door den Koning zelf te worden aange hoord; wat de redenaar echter verder tot en over den vaderlandschen landbouwer en zijn bedrijf in het midden bracht, had misschien beknopter; maar stellig niet juister kunnen gezegd worden. Van eene landbouw-cantato zijn we gelukkig verschoond gebleven. Na de mislukte voort brengselen in dit genre van poëzy, die we verleden jaar op de Koloniale en Internationale en een poos geleden op het Nutsfeest te hooren kregen, is men verstandig geweest den tuin rond. Toen, op een regenachtigen avond, ongeveer tegen zes uur, trad plotseling een slanke vrouwengestalte mijn in schemering gehuld vertrek binnen. „Anne Marie!" riep ik verheugd uit, „mijn lief, oud kind, zijt gij daar dan werkelijk weder?" Zij sloeg de armen om mijn hals en legde haar hoofd op mijn schouder. „Ja, tante," zeide zij zacht, en ik voelde hoe onstuimig haar hart klopte, „ja, maar zorg nu, dat ik Klaus eerst alleen ontmoet, wij hebben elkander nog zooveel te zeggen." Maar eer ik nog kon antwoorden, was hij binnen getreden. „Ik heb u door den tuin zien aankomen, Anne Marie!" riep hij, haar blijde, beide handen toestekende, „God zij gedankt, dat gij weder hier zijt." Het volgend oogenblik hing zij schreiend aan zijn hals. Zij hadden elkander zooveel te zeggenik wilde niet hooren, dat de een den ander om vergeving vroeg, en ging zacht naar buiten. En Susanne? vroeg ik mij zelf. Ik vond de jonge vrouw be neden in het salonbaar vroolijke lach klonk mij tegemoet. Er waren een paar dames uit de buurt, en Isa had juist het kind binnengebracht. Door het luide praten, lachen en gelukwenschen was ik eerst niet in staat, Susanne er op voor te bereiden, dat haar schoonzuster was gekomen. Eindelijk nam men afscheid en waren wij beide alleen. Susanne liep, met het kind spelend, het groote vertrek op en neêr. „Zoo dom," beknorde zij zich zelf, „dat ik zelfs geen wiege liedje ken! Maar ik hou niet van die laffe dingen, die ze hier zingen, van het gansje cn zwarte en witte schaaphet is immers ook het zelfde, hij verstaat de woorden toch niet." En zacht begon zij het oude refrein! „Ik kwam naar huis, het hart in gloed, O, mocht ik vlieden weêr met spoed!"' „Susanne," zeide ik haastig; „zooeven is Anne Marie'terug gekomen Zij bleef als vastgenageld staan; ik kon haar trekken niet meer onderscheiden in de sterke schemering; zij sprak geen woord. „Susanne!" riep ik halfluid en verwijtend. In hetzelfde oogen blik bracht juffrouw Brockelmann licht. Mijnheer komt met freule Anne Marie," riep zij vroolijk, „freule Anne Marie wat zal zij zich verheugen over het popje!" Hand aan hand traden Klaus en Anne Marie de kamer binnen. Zij had geweend, bitter geweendnu lag er een lachje om haar mond, en zy ging naai Susanne, die op den dichtbijstaanden stoel was neêrgevallen. „Laat alles vergeten zijn, Susanne," smeekte zij, „laat ons zusters worden;" zij knielde naast haar en kuste het sluimerende kind. „Ik zal hem zeer liefhebben En nu hief zij het beschreide gelaat naar Susanne op en bood haar den mond, maar langzaam wendde de jonge vrouw het hoofd ter zijde. Oogenblikkelijk stond Anne Marie op; een verwijtende blik trof Klaus. „Susanne!" zeide hij, terwijl hij zijn vrouw naderde en haar het kind uit de armen nam, „geef Anne Marie de hand en ver zoen u met haar!" Aarzelend stak zy de rechterhand uit, koel en vluchtig raakten de beide handen elkander aan, toen verliet de jonge vrouw schielyk het vertrek en aanstonds daarop kwam Isa, om het kind om geen derde poging te wagen. Trouwens, eene tentoon stelling als deze zingt haar eigen cantate; hoor maar hoe de hoornmuziek daar in loeiende fortissemo's uit gindsche stallen oprijst; hoe het gehinnik der snuivende en stampende rossen zich er tusschen mengelt, als in de mooiste pasto rale symphonie, die je u maar denken kunt; en hoe dat alles begeleid wordt door de doffe dreunende tonen van de stoom en rook spuwende gevaarten, die daar achter u snorren en gonzen en ratelen, dat het een aard heeft! Het is een cantate, waarbij u soms hooren en zien vergaat, maar ze is hier volkomen op haar plaats. Overigens heeft men aan de plechtige opening voldoende feestelijkheid bijgezet. De soirée in Volksvlijt, door het Gemeentebestuur aan het Comité en verdere genoodigden aangeboden, was een waardig besluit van den dag, schoon het jammer was om Bilse's concert dienst te laten doen als „mopje muziek" om de gapingen in de conversatie aan te vullen. En het vuurwerk zette behoorlijk de kroon op alles; kenners verzekeren zelfs dat ze het zelden zoogoed geslaagd zagen, de traditioneele hulde aan den landbouw niet te vergeten. Als de Venetiaansche gondel, op aan sporing van Dr. Mezger door de directie van het Amstel- hótel in de vaart gebracht, reeds voorhanden geweest was, had ze bij deze gelegenheid met verlichting k giorno een verrassend effect kunnen maken. Het schilderstuk boven den hoofdingang is niet tradi tioneel. Men zou, als er dan toch eenmaal een schilderij wezen moet en men op die schilderij „Onze baanbrekers," dus de baanbrekers van den landbouw, had willen voor stellen, allicht een paar reusachtige voorvaderlijke ploegen en eggen hebben kunnen afbeelden, om althans de ver beeldingskracht van den beschouwer niet op een al te zware proef te stellen. Doch nu de hoofdingang van onze landbouwtentoonstelling gekroond wordt door een „zee gezicht," schaar ik mij onvoorwaardelijk aan de zijde van de zeer velen, die deze onbekookte samenkoppeling van landbouw en zeevaart wel wat &l te origineel vinden. Intusschen, toen men bij een zeeschilder ter markt ging, was het te verwachten, dat men niet met een landschap thuis zou komen. Doch gelukkig staan er vlak onder deze schilderachtige te halen. „Waarom ben ik toch gekomen?" zeide Anne Marie bitter. Klaus ging met groote schreden op en neêr. „Vergeef haar, Anne Marie," smeekte hij toen, „zij is nog ziek, nog gevoelig ik zal kalm met haar spreken." „Neen, Klaus," antwoordde het meisje, „waartoe? Ik wil geen rustverstoorster zijn. Zij is uwe vrouw, gij zijt gelukkig en ik ik ga weder heen." „Maar dit is uw ouderlijk huisHier is mo te huis, zoo goed als het mijne!" riep hij toornig. God in den hemel, ik had nooit kunnen gelooven, dat twee vrouwenhoofden zoo moeielijk onder ée'n hoed te brengen zijn Isa riep hem bij Susanne; hij ging; wij hoorden hem luid en driftig spreken, daarop het schreien van Susanne. „Ik vertrek morden weder, tante," zeide Anne Marie, en haar bleek gelaat met de beschreide oogen had weder de oude strakke uitdrukking. „Ik ben toch niet gekomen, om onrust te stichten." Hoe deerde mij het meisje; ik wist immers, hoe zwaar het haar gevallen was, de eerste schrede tot Susanne te doen, welken strijd het haar trotsch gemoed gekost had, cn toch had zij het gedaan ter wille van Klaus en om Klaus kwam terug, hij voerde Susanne aan zijn armtoen nam hij haar hand en legde ze in die van Anne Marie. „Zie zoo, verdraagt elkander nu," zeide hij met een zucht; „geeft elkaar een kusvan de oude histories njag geen sprake meer zijn, ik verbied het bij dezen!" Zij kusten elkander werkelijk, maar haar lippen raakten'elkaar slechts vluchtig aan. Toen ging men zitten; met moeite hielden Klaus en ik het gesprek aan den gang. Anne Marie verhaalde van haar stift; zfj moest meermalen ophduden, het was altyd, alsof zy haar tranen inslikte. Susanne zei nog minder, slechts als Anne Marie naar het kind vroeg, antwoordde zij en op enkele regelrechte opmerkingen van Klaus. Juffrouw Brockelmann, die ons aan tafel riep, flapte er de vraag uit, of Anne Marie nu weder het oppertoezicht over de huishouding op zich zou nemen? Ik blyf immers niet hier!" antwoordde zy met een droevigen lach. „Dat zal zich vinden," zeide Klaus schielijk, „voorloopig wordt eerst gedoopt, en dan heb ik zooveel met u te bespreken Mijn hemel, wat is alles blijven liggenNeen, 'gy kunt volstrekt zoo spoedig niet weêr weg." „Wanneer zal de doop plaats hebben?" vroeg ik, „O, daarover hebben wij nog niet gesproken, niet waar, Susanne?" wendde hij zich tot haar. Neen, maar het moet toch binnen kort zyn," verklaarde de jonge vrouw. „Isa beweert, dat het niet voegzaam is, langer dan vier weken te wachten." „Zooals gij wilt," antwoordde hij, van harte verheugd, dat er een soort van verstandhouding gebaand was. Hij hoopte toch nog, dat die beiden 't goed zouden vinden, dat Anne Marie in het ouderlijke huis bleef. Ja, zij bleef ook, alleen kwam het anders, dan hy gedacht had. Den volgenden morgen zocht Anne Marie mij op. Ik bespeurde nu eerst bij dag hoe zij veranderd was; het gezicht was mager geworden en om den mond waren scherpe lynen getrokken; zij was treurig en bleef bij het venster zitten. „Hebt gij den kleine heden reeds gezien?" vroeg ik vriendelijk. Zij schudde het hoofd. Klaus wilde mij mede naar binnen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1884 | | pagina 1