onmogelijk was, omdat men bezig was met oen nieuwe
sluisdeur in te hangen, de kapitein blies er steeds duchtiger
op los, totdat eindelijk eenige werklieden, die vroeg moeten
slapen, om vroeg te kunnen werken, op den fluiter een
bombardement begonnen van steenen en andere projectielen.
Dit middel scheen de geweldenaar afdoend te beschouwen,
hij zweeg en berustte eindelijk.
Aan de conferentie over de maatregelen tot beteu
geling van drankverkoop op zee zal worden deelgenomen
door Engeland, Frankrijk, België, Nederland en Denemarken.
De conferentie komt vermoedelijk op 8 October te 's Hage
bijeen.
Z. M. de Koning zal, gelijk bekend is, op 1 October
a. s. naar Luxemburg vertrekken met H. M. de Koningin
en Prinses Wilhelmina en met een talrijk gevolg. Dertig
paarden worden dezer dagen ten dienste van het Hof daar
heen gezonden. Het plan bestaat om de wintermaanden
te Colmarberg door te brengen.
In het begin van November zullen bij de onthulling van
het standbeeld van wijlen Koning Willem II belangrijke
feesten en politieke manifestatiën te Luxemburg plaats hebben.
Bij de Marine zal ingevoerd worden een nieuwe
klasse van torpedisten, namelijk de torpedo-werktuigkun
digen, als gevolg van de aanschaffing der visch-torpedo's.
Volgens jaarlijks gebruik, had jl. Zondag te Texel
de beproeving plaats van de reddingsmiddelen, aldaar van
wege de Noord- en Zuidhollandsche Redding-Maatschappij
aanwezig. De reddingsboot had in de kalme zee geen
moeielijke taak. De vuurpijltoestel werkte goed.
Over het geheel liet de toestand van het materieel niets
te wenschen over.
Jl. Zaterdag had tusschen Burg en Oude Schild
een ringstekerij te paard plaats. Na een langdurigen kamp
viel de prijs ten deel aan D. Keijser, de eerste premie
aan D. Kikkert en de tweede premie aan J. Kooyman.
Vele honderden woonden den wedstrijd bij.
Men schrijft ons uit Anna Paulowna dd. 22 dezer:
,-In den vroegen morgen van jl. Zondag werd door een
Frieschen turfschipper, met zijn vaartuig alhier liggende,
zijn knecht vermist. Daar diens bovenkleêren in de kooi
lagen, dacht de schipper natuurlijk aan een ongeval en
weldra haalt hij dan ook het lijk van den knecht boven
water, dat hij echter eerst met behulp van anderen aan
boord kon krijgen. De ongelukkige, S. d. B. genaamd,
was afkomstig van Wams en bekend als een kloek zwem
mer. Waarschijnlijk is dan ook het ongeluk toe te
schrijven aan misbruik van sterken drank."
De beide onlangs te Amsterdam in arrest genomen
vreemdelingen, verdacht van het maken van valsche munt,
zijn jl. Zaterdag, wegens gebrek aan bewijs, buiten ver
volging gesteld en uit de celgevangenis ontslagen.
Sarah Bernhardt zal de volgende maand in den
Parkschouwburg te Amsterdam als Lady Macbeth optreden.
Een ontzettend voorval heeft te Gieten (Drenthe)
plaats gehad. Terwijl man en vrouw afwezig waren,
brandde hun woning af en de arme ouders vonden hun
drie kinderen, van 1 tot 5 jaar oud, als verkoolde lijken
terug. De oorzaak van den brand is onbekend.
Uit de afdeeling Landbouw en Veeteelt," voorko
mende in de 1ste aflevering 1884 van het staatkundig en
staathuishoudkundig Jaarboekje, blijkt o. m. het toenemend
gebruik van stoomwerktuigen bij den landbouw: van 96
in 1877 tot 138 in 1883.
in deze kwestie beslissen.
Als gij een woordje ten mijnen gnnste zondt willen zeggen,
drong hy aan.
Dat is de zaak van den prins, herhaalde Nadia.
Wanneer denkt gij te vertrekken? vroeg de prinses.
Als gij het mij beveelt, antwoordde Stépline onderdanig.
Dan maar aanstonds, zei het meisje op kalmen toon.
Zonder u terug te zien?
Zij zag hem met een trotschen blik uit haar schoone, zachte
oogen aan.
Onze zaken zijn afgedaan, zeide zy, ik heb geen tyd meer
voor u over. Uw verzoek zal schriftelijk beantwoord worden.
En wanneer zal onze prinses ons de eer van een bezoek
aan hare grondbezittingen aandoen?
Over ongeveer drie weken; maar gij zult vóór dien tijd
waarschijnlijk reeds in 't bezit zijn van het antwoord van mijn
vader.
Stépline bleef in een nederige houding staan.
Wilt gij uit mijn naam de schoolkinderen zeggen, dat ik
tevreden ben over hun gedrag. Ik betuig u nogmaals mijn dank,
dat gij u met de zorg voor hen hebt belast. Wij hopen
binnenkort een nieuwen meester te kunnen aanstellen. Ik hoop
dat gij intusschen uwe zorgen aan hen zult blijven wyden.
Zij sprak op beleefden toon, zonder eenige gemaaktheid.
Feodor Stépline gevoelde dat de zaak voor hem verloren was,
zonder te beseffen dat hij het verkeerd had aangelegd.
Tot ziens, zeide Nadia, terwijl zy een lichte buiging voor hem
maakte.
Zij verliet de kamer en hij bleef haar verbluft nastaren. Zij
ging de eetzaal binnen en hij verliet het huis.
Wat had die vlasbaard te vertellen? vroeg de prins, die
juist uit zijn slaapje ontwaakte, haar in het Fransch.
Hij heeft mij uw inkomsten gebracht, zeide Nadia glim
lachend. Wij zijn rijk, papadc opbrengst van onze goederen
aan de Wolga alleen bedraagt meer dan zevcn-en-dertig duizend
roebels
Nu, des te beter! antwoordde Ronbine, met moeite het
geeuwen onderdrukkende; je moogt een nieuw rijtuig koopen;
je hadt immers zoo'n zwak voor dat paniertje met die twee poneys,
die wij onlangs gezien hebben. Zal ik er commissie voor geven,
dan krijg je het van my present?
Neen, dank u, papa, antwoordde het jonge meisje afge
trokken. Misschien zal ik u iets heel anders vragen.
Doe wat je het liefst wilt. Zeg eens, Nadia, zou het
waarlijk den geheelen dag door moeten regenen? vervolge Roubine
op zoo'n meewarigen toon, dat zy niet laten kon er hartelijk om
te lachen.
Ik vrees, mijn beste vadertje, dat, al hebt gij ook nog zoo
veel roebels in uw lade, gij daar al zeer weinig aan veranderen
kunt.
Zend dan ten minste een boodschap naar Korzof of hij
komt dineeren. Het is een ware plaag, die regen! Men zou zich
doodkniezen.
Zonder de minste tegenwerping bracht Nadia de bevelen van
haar vader over. De huisknecht kwam spoedig met het antwoord
terug, dat Korzof de uitnoodiging aannam en tegen vyf uur zoude
komen. HfHt fleurde Roubine geheel op en bracht hem in het
beste humeur van de wereld.
Papa, vroeg het jonge meisje, wie is toch die Féodor
Stépline?
Een flinke jongen! Zijn vader is een oude schurk, maar
als ik hem wegzend krijg ik er een terug, die zeker evenveel
zou stelen. Ik ben nu ten minste aan zijn manier van stelen
gewoon.
(Wordt vervolgd.)
Voor onteigeninpskosfen ter bestrijding van de longziekte
onder het vee werd van 1871 tot en met 1882 van Rijks
wege de kapitale som van f 3,918,495 uitgegeven.
Net-rlands geheele veestapel is over 1882 op eene waarde
van f 334,151,430 geschat, en alzoo bijna op 27£ millioen
minder dan de geschatte waarde in 1872.
Het buitenverblijf genaamd „het Kleine Loo," met
heerenhuizing, weiland, moestuin, stalling en verdere ge
bouwen, gelegen langs den Bezuidenhoutschenweg tegenover
het „Huis ten Bosch," thans eigandom der erfgenamen
van wijlen Z. K. H. den laatstelijk overleden Prins van
Oranje, is gisteren avond in het Venduhuis te 's Hage, ten
overstaan van notaris Ligtenberg, in het openbaar verkocht
voor f 15,700. Het buiten had in veiling f 14,475 gegolden.
Op de tweede algemeene vergadering der Vereeniging
het Rundvee-Stamboek Noordholland, dezer dagen gehouden,
is gebleken, dat die Vereeniging thans 185 leden telt, dat
er 42 stieren en 500 koeien in de stamboeken ingeschreven
waren en dat de eerste aflevering van het Stamboek ook
in 't Engelsch gedrukt en, evenals de Hollandsche uitgave,
bij den secretaris verkrijgbaar is, a 50 cents voor leden en
75 cents voor niet-leden. De ontvangsten bedroegen f732.55,
de uitgaven f 541.21, alzoo batig slot f 191.34. Een
voorstel, om voor elk afgekeurd rund door den eigenaar
50 cents aan de keurmeesters te laten betalen, werd met
21 tegen 18 stemmen verworpen. Aangenomen werd met
33 stemmen het volgende voorstelhet minimum punten
voor goedgekeurde runderen bedraagt 70; de hoogte van
de schoft moet minstens 126, van het kruis 127 en het
verschil tusschen de hoogte van beide niet meer dan 5
duim bedragen. De minderheid, 6 stemmen, wilde de
hoogte van schoft en kruis minstens op 130 en 131 duim
bepalen. Verder werd besloten de tweede aflevering van
het Stamboek voor rekening der kas te doen drukken en
tegen betaling verkrijgbaar te stellen, en om het inschrij
vingsgeld op f 2 per rund te bepalen.
Rijnsburg zal, naar gemeld wordt, een 50,000 tal
hectoliter aardappelen gehad hebben, waarvoor geen koop
lust bestond bij zooveel overvloed van allerlei, en deze
voorraad is verkocht geworden aan stroopfabrieken voor
90 cent de hectoliter; dus de teelt van aardappelen was
schade voor de hand. Van de bloemkool wordt nogal
gesneden, versch of voor den inmaak, maar vlug gaat de
handel niet. Over het algemeen heeft de bloemkool het
kwaad gehad met den straffen zonneschijn.
Modebericht. Op reis dragen nu bijna alle
dames kapotjes, en geen ronde hoeden.
De hoeden worden hoe langer hoe grooter en grilliger.
De nieuwe winterhoeden zullen hoofdzakelijk van fluweel
zijn, met opgewerkte bloemen in fluweel en satijn; zij
zullen alle boven het voorhoofd in eene steile punt uit-
loopen, die nog hooger wordt door het garneersel, dat
hoofdzakelijk uit veeren en argrettes bestaan zal. Ook is
men, alle wetten der menschelijkheid ten spijt, weer voor
nemens, in grooten getale met opgezette vogels te gar-
neeren. De keelbanden, mede van fluweel, zijn breed en
kort. Wollen en lakensche hoeden van de stof van de
japon zullen ook nog veel gedragen worden, met ruime
bollen. Ronde hoeden, hoofdzakelijk van vilt, zullen zeer
hoog zijn, dikwijls spits toeloopend als een suikerbrood, en
zeer smal van rand. Jonge meisjes en kinderen zullen
veel van die wijde, platte mutsen met een knop in het
midden dragen, die Tam-o'-shatiters heeten en aan wijlen
Wagner doen denken.
Veeren van de meest uiteenloopende soort en gehalte
zullen op één hoed worden saamgebracht.
Wat japonnen en mantels betreft, zoo bestaat er eene
besliste voorkeur voor het forsche en handtastelijke.
Reusachtige patronen, reusachtige strikken, reusachtige
rosetten, reusachtige metalen garneersels, en vooral reus
achtige tournures, die zich echter strikt tot de achterbaan
bepalen. Niet alleen in de japonnen, maar ook in de
regen- en andere mantels worden baleinen aangebracht om
ze te doen uitstaan.
In den regel zijn de rokken der japonnen weinig gegar
neerd, alleen uit breede of smalle, soms breede en smalle
loodrechte plooien bestaande, soms eenvoudig in gladde
rijen of in patronen gesoutacheerdmaar het overkleed is
zooveel te voller, voornamelijk de achterbaan. Polonaises,
gesloten of open, zijn zeer in de gunstin de losse tailles,
dan met een scherpen punt van voren, kort op de heupen,
wijd van achteren, of met een scherp gepunt vestje, waar
de voorpanden los overheen hangen.
De mouwen zijn haast alle halflang, hoe slecht zich dit
ook voor huis- en winterjaponnen leent, en hoe weinig het
den arm flatteert. De kragen zijn bijna alle nog staande,
en zeer hoog aan den hals. Meer dan ruches en kant
gebruikt men nu bont gedrukte linnen en katoenen streepjes
stof. Donkerblauw met roode bloemen, roode moesjes,
roode streepen, is weer zeer geliefd; maar het moet een
blauw en rood zijn, dat bij elkaar past, anders is het
kakelbont.
Tweekleurige stoffen, zoogenaamd weerschijn, worden
in alle mogelijke materialen gemaakt. Zeer fraai stond
een donkerrood lakensch kleed, zoo donker, dat het aan
zwart grensde, met breede paneelen en borstels van roode
en zwarte weerschijn-zijde.
Fluweel zal dezen winter in alle mogelijke vormen op
alle mogelijke toiletartikelen gezien worden.
Behalve zeer lange mantels, zal men ook veel zeer korte,
nauwsluitende jacquettes zien, bij voorkeur met astrakan
gegarneerd. Ook dolmans, zeer kort van achteren, zeer
lang van voren. Sommige nieuwe najaarsstoffen zijn met
goud- en zilverdraad doorweven.
Eene nieuwe nuance van blauwachtig grijs heet naar
den bekenden held Gordon-blauw.
Het haar wordt nog altijd zeer hoog op het hoofd
gedragen, met idioten-franje. Oudere dames beginnen het
weêr in rouleau's en bandeau's te schikken. (DeHuisvrouw.)
De schoolwet is in den Belgischen Moniteur ver
schenen, bekrachtigd door de koninklijke goedkeuring en
gecontrasigneerd door de ministers van Binnenl. Zaken en
van Justitie. Op den tekst der wet volgt het reglement
tot uitvoering der wet.
I ngezon den
Mijnteer de Redacteur!
In uw blad van Zondag 14 September jl. komt een ingezonden
stuk voor van X., in verband met de nieuwstijdingen van uw
blad van 12 September jl., hetwelk mij aanleiding geeft u beleefd
te verzoeken het volgende op te willen nemen
De schrijver van het ingezonden stuk is klaarblijkelijk slecht
op de hoogte van het gebeurde. Er bestaat wel degelijk een
sein, dat door het wachtschip gedaan wordt, ingeval door oen
der batterijen het saluut, aan het Nederlandsche gouvernement
gedaan, moet worden beantwoord. Dat sein is werkelijk ge-
hescheu aan de groote top van het wachtschip, en heeft gewaaid
totdat het saluut werd beantwoord. Dc mondelinge boodschap,
waarvan gesproken wordt, is ook gedaan; van de schriftelijke
is mij niets bekend, hetgeen niet te verwonderen is, daar ik de
persoon niet was, die ze stuurde.
Hoe het evenwel zij, niemand ter wereld zal toch wel durven
beweren, dat het in den haak is, dat een saluut, aan het Neder
landsche gouvernement gebracht, niet onraiddellyk, ja zelfs, wat
nog erger is, zoo laat wordt beantwoord als nu is geschied, en
vooral op een plaats als Helder, met zoovele batterijen. Niet
ten onrechte beweert de schryver in het Vaderland, dat het die
heeren de een of andere afgelegen Portugeesche kolonie zal her
inneren, en ook niet ten onrechte, dat het hier meermalen gebeurd
is. De schrijver noemt nog niet eens alle gelegenheden in de
laatste jaren. Vreemd komt het mij voor, dat de manschappen,
op Kijkduin in oefening, zoolang zouden noodig hebben om op
de voor het saluut bestemde batterij te komenmaar, aangenomen
dat zulks niet eerder kon geschieden, dan zijn er toch nog meer
officieren en manschappen, en werkelijk het saluut van het
Deensche oorlogsschip viel toch niet na bezetten tijd, zooals wij
dat noemen. Midden op den dag is toch een ieder disponibel.
De groote fout zit natuurlijk in het gewone flegma, waarmeê
die zaken worden beschouwd en behandeld, maar ik ben er ten
volle van overtuigd, dat het ieder zeeofficier, en ook ieder
passagier op een oorlogsschip zou treffen, indien een saluut, door
een Nederlandsch oorlogsschip bij aankomst op eene vreemde
roede gedaan, zoo laat werd beantwoord. Meestentijds is het
laatste schot van de aankomende er nauwelijks uit, of het be-
antwoordings-saluut valt. Ik zou wel eens willen zien of de
inzender van het ingezonden stuk van 14 September jl. niet
gebelgd zou zijn (en met reden), indien een groet, door hem gedaan,
niet behoorlijk werd beantwoord. En is een saluut met geschut
iets anders dan een groet? Van harte hoop ik, dat X, indien
hij er (misschien) iets aan kan doen, maatregelen zal nemen, dat
eene herhaling van het gebeurde niet meer mogelijk is.
Wij maakten hier met al onze batterijen waarlijk een mal
figuur.
Ik dank u voorloopig, Mijnheer de Redacteur, voor de plaatsing,
en heb de eer te zijn, Uw Dw. Dr.
22 September 1884. Een zeeofficier.
Mijnheer de Redacteur!
Is 't wonder, dat de discussie over het meer uitgebreid lager
onderwijs in onzen Gemeenteraad met belangstelling door velen
gevolgd is en wordt? Wie toch blijft onverschillig, als het
onderwijs aan de orde is. 't Is daarom dat ik daarover een enkel
woord in 't midden breng.
Zonder iets af te dingen op het genomen besluit tot bestendiging
van het gesubsidiëerd onderwijs alhier, betreur ik het ten zeerste,
dat juist daarom het middelbaar onderwijs ter dezer plaatse in
zulk een gebrekkigen toestand blijft. Wij wonen in een gemeente
van p. m. 20,000 zielenwy komen dus voor onder hen, op wie
volgens de wet de verplichting rust, om een hoogere burgerschool
op te richtenwij weten, dat onze jongelieden, wanneer zij, hoe
onderwezen ook, geen diploma bezitten, bij zeer vele Ryksin-
stellingen niet in aanmerking komen; wij zien, dat zelfs vqle
kleinere gemeenten in ons vaderland uitstekende inrichtingen als
bovengenoemd bezitten, en dat deze ook op hun beurt bijdragen
tot den bloei dier plaatsen, en toch, wij blijven traag, om te doen
wat de behoefte des tijds gebiedt. Telkens, immers om de vijf
jaar, wordt door den „Raad" een verzoek om uitstel aan de
Hooge Regeering ingediend, en bij een gunstig antwoord daarop,
dommelen we weêr in een rustige rust, ontnemen daarmede aan
onze jongens de gelegenheid, om mede te kunnen dingen naar
posten en betrekkingen, die hun uitzicht geven op een flinke
positie. Om iets te noemen, steller dezes van nabij bekend, diene
het volgende:
Circa drie jaar geleden werden bij de Twentsche Bank-
vereeniging te Amsterdam gevraagd drie jongelieden om geplaatst
te worden, één te Londen, één te Parijs en één te Amsterdam.
Vereischte was: een diploma vijfde klasse eener hoogere
burgerschool. Dit is één uit velen, doch hoe zullen onze jonge
lieden daar naar dingen? Hier ter plaatse is geen "gelegenheid.
Naar buiten? In Alkmaar, Haarlem, of andere plaatsen, dit is
hoogst kostbaar; slechts zeer enkele gegoede ouders kunnen zich
die weelde veroorlooven. Zulk eene opleiding buiten de gemeente,
kost minstens f 600 's jaars. 't Is waar, eene, al is het een
Rijks hoogere burgerschool, is uiterst kostbaar voor de gemeente
kas, doch brengt zulk een school met hare leeraren, school-
meubelen, behoeften, onderhoud, en van buitenaf alhier wonende
leerlingen, geen inkomsten voor de gemeente, hetzij direct of
indirect, aan? Ik meen van ja. Bovendien zulke bronnen van
bestaan, wier aantal met vele te vermeerderen zouden zijn (b. v.
het Instituut alhier), dragen ook mede bij tot den innerlijken
bloei der cemeentede sleur der gewoonte, de gemakzucht en
de gehechtheid aan het verouderde, heeft ons reeds meermalen
parten gespeeld, doch juist daarom is het dringend noodig, dat
er uit de burgerij stemmen opgaan, die het der bevoegde macht
duidelijk kunnen maken, dat eene betere regeling van het
middelbaar onderwijs noodzakelijk is.
Met vriendelijken dank voor de opname, Uw Dw. Dr.,
Helder, 20 September 1884. J. K.
Texel, 22 September 1884.
Mijnheer de Redacteur!
Ofschoon 't in een ander geval niet bij mij zou opkomen, my
met de zaken van eene andere gemeente te bemoeien, ditmaal
word ik gedrongen, mijne gedachten en opmerkingen niet voor
mij te houden.
Terwijl wij hier toch pogingen aanwenden om onze openbare
school voor uitgebreid lager onderwijs te bestendigen door de
ophanden benoeming van een openbaren onderwijzer, vernemen we
uit de naburige gemeente Helder, dat we, dit doende, geheel
en al de plank mis zijn. Uit het verslag der Raadscommissie,
voorgelicht door de Plaatselijke Schoolcommissie, komen we
te weten, dat een bijzonder onderwijzer veel beter zijn plicht
doet aan een openbaar onderwyzer. Wij verheugden ons te ver
nemen, dat zich niet minder dan 13 sollicitanten hadden aange
meld voor de vervulling der vacante betrekking van Hoofd der
school voor uitgebreid lager onderwijs; uit het bedoelde rapport
waait ons echter de bewering tegen, dat men uit een klein aantal
sollicitanten veel lichter eene goede keuze doet dan uit een groot
aantal sollicitanten. Als dat zoo is en wie zou daar nu niet aan
twijfelen? dan zijn wij hier toch al verre van de waarheid!
En in elk geval is mijne goede meening over de plichtsvervulling
van ambtenaren wel eenigszins geschokt door 't geen ik in 't rap
port heb gelezen. Als ik mij niet vergis, dan was dat rapport
geteekend, behalve door twee notarissen, door twee ambtenaren.
Deze heeren, dacht ik, zullen het wel goed weten, beter dan ik,
die geen rijks-, provinciale- of gemeentebetrekking bekleed, doch
die vóór het lezen van dat rapport altijd nog al een gunstig
oordeel meende te mogen vellen over de toewijding van hen,
die men in 't algemeen met den naam van ambtenaren bestempelt.
Wellicht dat ik door dit schrijven nadere inlichtingen uitlok,
misschien zelfs wel eenige toelichting op het rappor*, dat o. a.
door die opmerking omtrent een klein aantal sollicitanten tamelijk
raadselachtig is.
'k Besluit myn schrijven met den wensch naar zooveel mogelijk
algemeene invoering van 't subsidie-stelsel en 't naar huis zenden
van 't ambtenaars-personeel, bijaldien 't ten minste blijkt,
dat het aangevoerde in 't bedoelde rapport op deugdelijke gronden
steunt. Een weinigje twyfel zit er bij my nog wel in.
Met hoogachting, Uw bestendige lezer,