depprteerd. Da&r heeft kolonel Demmeni, die militair com- j
mandent van de Molukken was, hem leeren kennen en i
veel met hem gepraat.
„Later ontmoette de kolonel op Atjeh een jongeren broer
van Baïd, Toekoe Tjoet, die ons zeven jaren lang diende,
maar eindigde met weer over of terug te loopen naar zijn
landgenooten, een dertigtal Beaumontgeweren medenemende,
die hij van het Gouvernement in gebruik had, en natuurlijk
al zijn volgelingen. Hij schreef later, dat hij onze zijde
had moeten verlaten, daar de „Compagnie zijn beden niet
verhoorde om zijn onrechtvaardig gevangengengenomen en
verbannen broeder de vrijheid terug te geven.
„Toekoe Tjoet kwam vóór zijn ontvluchting dikwijls bij
den kolonel Demmeni en ook wel bij andere officieren
praten en vertelde meermalen„dat de Hollanders eigenlijk
niet slim deden met zijn broer den Toekoe Baïd verbannen
te houden, daar hij (die broer) wanneer het Gouvernement
hem terug riep en wat „lekker" maakte, in staat zoude
zijn, al ware het slechts uit eerzucht, den tegenstand op
Groot-Atjeh te breken. In ieder geval zoude Tengkoe di
Tiroe zich bij aanwezigheid van Baïd wel wachten, om
ooit weer in de XXII Moekim te vallen. Baïd heeft on
eindig meer invloed dan de oude Tengkoe; de Atjehers
beschouwen hem compleet als een half heilige Toekoe
Baïd staat ook het naast tot den troon
„Zoo zat mijnheer Tjoet dan wel eens gezellig te keu
velen met een borreltje voor zich en een manilla in den
mond, (met welke voorbereiding tot verdere Westersche
vorming hij zich best kon vereenigen), schijnbaar geheel
onverschillig voor alles, wat hij op het gebied van den
oorlog, of van industrie, of van beschaving bij de Kafiers
opmerkte, maar wel blijkbaar overtuigd, dat zijn woorden
werden opgevangen als „parels, die van zijn lippen vloeiden."
„Nu is kolonel Demmeni naar Batavia geweest om met
den gouverneur-generaal en den leger-commandant te over
leggen. Waarschijnlijk, ja welzeker, heeft hij aangedrongen
op de terugroeping van den Toekoe, die nu in de gelegenheid
kan komen om de bewering onwaar te maken, dat er in het
hart van een Atjeher geen plaats is voor dankbaarheid."
De schrijver meent, dat de proef licht te wagen is, of
men met de hulp van Toekoe Baïd iets kan uitrichten.
Doch ook hij raadt wel aan den Atjeher goed in 't oog
te houden en hem niet te veel te vertrouwen.
Bij de jl. Woensdag te Spierdijk gehouden jaar-
lijksche harddraverij, is de prijs behaald door het paard
Wilhelm, van den heer T. Schilder, te Spierdijk, berijder
J. Schilder: de eerste premie door het paard Nobel, van
den heer S. Visser, te Beemster, berijder C. Broers, en
de tweede premie door het paard De Ruiter, van den heer
Jn. Schagen, te Beemster, berijder Jb. Schilder.
Jl. Donderdag avond, omstreeks half tien, ontstond
op de dubbele boerenhofstede van de wed. Blauw, te
Burgerbrug, een zware brand. De bewoners, die zich reeds
ter ruste hadden begeven, konden slechts met groote moeite
gered worden. Huis en inboedel gingen geheel verloren.
De oorzaak van de brand is niet bekend.
Door de weduwe E. SiebrandsHagman te Alkmaar,
wier man den 13 Mei 11. werd gedood door een van het
waaggebouw afvallenden balk, is tegen de gemeente Alk
maar een eisch ingesteld tot schadeloosstelling. Zij ver
langt, dat, ter vergoeding van de door haar geleden
financiëele schade, eene som worde uitgekeerd van f 12,000.
Eene juffrouw te Amsterdam gevoelde dezer dagen
pijn in de vingers der rechterhand, en van dag tot dag
werd de pijn heviger. De vingers zwollen op en weldra
werd ook de arm dikker. Bij onderzoek is gebleken, dat
de opzwelling een gevolg was van arsenicum-vergifiging,
die zij dankte aan het gebruik van roode wol.
Een jeugdig knaapje dat bij zijn tante op visite en
bij die gelegenheid op de Langegracht te Leiden aan het
spelen was, is aldaar te water geraakt en jammerlijk ver
dronken. Toen men zich over het lange wegblijven onge
rust maakte, ging men naar hem zoeken, doch eindelijk
als boeren aan. Om een mooien brand te zien, laat men gaarne
zijn rijtuig of zijn slede inspannen.
Korzof gaf dan ook bevel aan den machinist om terug te keeren.
De gloed werd met elke seconde sterker; maar de reizigers
konden het vuur niet zien, dat verborgen werd door een vooruit
springend punt gronds in de rivier, die op deze plaats een bijna
scherpen hoek vormt. De kleine booten, sloepen en een stoom
boot van het rijk, die altijd gereed ligt, om in geval van nood
bij de hand te zijn, stuurden regelrecht naar den brand; men
hoorde op de kade en in de straat het oorverdoovend geraas der
brandspuiten, die door krachtige paarden werden voortgetrokken,
en het aanhoudend gedreun der tallooze voertuigen, die in vlie
gende vaart naar de nog onbekende plaats des onheils reden.
De vonken vlogen als vuurpijlen door de lucht.
Wat of het toch zijn mag, dat zoo'n feilen brand kan ver
oorzaken? vroeg Nadia op gejaagden toon.
Ik denk de hooimarkt, antwoordde Korzof.
Als het enkel geldschade is, meende Roubine.... Hij hield
eensklaps op, stom van verbazing. Twee aan elkaar gemeerde
schepen vertoonden zich in de bocht van de rivier. Zij stonden
van het dek tot den top van den mast in lichterlaaie vlam en bewogen
zich statig voorwaarts. Daarop volgden twee andere en daarna
nog andere. De kabels waren door de vlam verteerd, zoodat zij
langzaam de rivier afdreven en de huizen en monumenten aan
de oevers met een schitterenden en tegelijk afgrijselijken gloed
verlichtten. Het was een kalm en toch ontzettend schouwspel.
Een kreet van schrik weerklonk langs den oever en op de
rivier.
De bruggen!
De eerste brug, die den doortocht aan deze vuurmonsters zou
versperren, was de groote brug Litéine, sedert vervangen door
een steenen monument. Destijds was deze brug uit tal van
schepen samengesteld en vormde dus een schipbrug, om bij inval
lenden dooi weggenomen te kunnen worden, ten einde de ijs-
schotsen van het Ladogameer een vrijen doorgang te laten. Drie
groote bruggen van dezelfde soort lagen over de Newa en nog een
aantal kleinere dienden om de eilanden onderling te verbinden.
Als de eerste brug door de aanraking met de brandende schepen
ook in de brand raakte, dan zouden de vlammende stukken, de
rivier afdrijvend, den brand aan de tallooze schepen, welke
langs de oevers voor anker lagen, meedeelen, en de schade zou
niet te overzien zijn.
De bekwame bootsman van de kleine sloep van het rijk was
er reeds in geslaagd de sleepkctting van de eerste brug vast te
grijpen; de ankertouwen, met enterbijlen doorgehouwen, waren
reeds gezonken en langzaam, met de grootste nauwkeurigheid,
alsof er niet de minste haast bij was, liet de brug, zich langs
den oever terug trekkende, de baan vrij ann het eerste vaartuig,
dat statig voorbijtrok, alsof het dit huldebcwijs had afgewacht,
Dat is eerst een puikje van een stuurmanriep Roubine
in vervoering over die kunstverrichting uit. Nu naar de andere
brug, kinderen; wij hebben geen minuut te verliezen.
Wordt vervolgd,)
vond men zijn lijk drijvende tusschen den wal en eene
schuit. De inmiddels ingeroepen geneeskundige kon niet
anders dan den dood constateeren.
Gisteren werd te Leiden de 310de gedenkdag van
het ontzet gevierd en had tevens de plechtige onthulling
plaats van het standbeeld van Pieter Adriaanszoon van
der Werf.
Bij de publieke verpachtingen van bouwland in de
Tielerwaard wordt 40 a 50 pCt. minder geboden dan vóór
zes jaar. Sommige landeigenaren vinden die daling al te
groot. In plaats van gedurende de volgende zes jaren
zooveel minder inkomen te hebben, willen zij liever beproeven,
of het over een jaar niet beter zal gaan. Zij gunnen den
pachters de perceelen niet en bezaaien die zelf een jaar.
't Is niet bekend, op welken grond men vermoeden kan,
dat de landpachten binnenkort rijzen zullen.
Een vrouw, die op haar visitekaartjes schrijft: „Maxime
Lisbonne, gewezen galeiboeve der Commune," is voornemens
te Parijs een herberg te openen met het uithangbord:
Jn de Groote Taveerne der galeiboeven. De herberg zal een
ware galei zijn, maar waar men goeden drank kan bekomen.
Twaalf bedienden, als galeiboeven gekleed, zullen den dienst
verrichten, en een cipier zal als portier aan de deur staan.
Kortom, de dame doet haar best er een waren boevenboel
van te maken!
Brieven uit de hoofdstad.
2 October.
Een echt modern huishoudentje, onze Amsterdamschc gemeente
huishouding! Op een grooten voet leven, een verbazenden
„bluf" slaan, zoodat alle oningewijden vol verbazing de handen
in elkaar slaan, en als het op betalen van al deze praal en
die heerlijkheid aankomt.... leenen, leenen, en nog eens lecnen.
Het eene gat maken om er het andere meê te stoppen, zooals
men dat in de wandeling noemt.
En nu we eenmaal den leeningsweg zijn ingeslagen, gaan we
er met reuzenschreden op voort en nemen de „onvermijdelijke
behoeften" en „onafwijsbare eischen" hoe langer hoe grooter
proportiën aan. Het gewone verschijnsel bij lieden, die door de
omstandigheden, door hun fatsoen, of door wat dan ook, ge
dwongen worden om boven hun stand te leven. Onze gemeente
kas kan het nu eenmaal zonder leening op leening onmogelijk
meer stellen, en het zal er in de toekomst niet beter op worden.
Burg. en Weth. van Amsterdam hebben dezer dagen zoo op een
stukje papier eens een globaal notatje opgemaakt van de uit
gaven, die, voor zoover thans kan worden nagegaan, in volgende
jaren door raiddel van leening moeten bestreden worden. En
hoeveel beloopt het totaal van die uitgaven wel? O, zoo om en
nabij de kleinigheid van zestien miÜioenVoor die zestien
millioen (met wat er in den loop dier „volgende jaren" bijkomt)
zullen dan de werken kunnen worden ten uitvoer gebracht, die
thans öf hun voltooiing nabij zijn, öf weldra ondernomen zullen
worden, öf nog slechts voorloopig op het papier bestaan. De
cijfers op het staatje van Burg. en Weth. zijn natuurlijk slechts
bij benadering vastgesteld, maar men kan er zich toch een denk
beeld door vormen van den „grooten voet," waarop onze huis
houding is ingericht. Eerst bevat het lijstje een paar postjes tot
„aanvulling" van gelden, die niet besteed zijn tot het doel, waar
voor men ze indertijd geleend heeft: 4| ton voor de groente
markt, 7 ton voor gasthuizen, 5 ton voor arbeiderswoningen.
Doch dit zijn maar kleinigheden. De zestien millioen loopen
over veel grootere schijven2 millioen voor nieuwe of veran
derde schoolgebouwen, 1 millioen voor een gemeentelijk slacht
huis of abattoir, 9 ton voor een nieuwe handelskade, 8 ton voor
onzen onvolprezen reinigingsdienst, 2£ millioen voor de nieuwe
Beurs ophet Damrak zullen wij voorloopig maar met Burg.
en Weth. zeggen, een kleine 2 millioen voor een nieuwe begraaf
plaats, bijna 2^ millioen voor parken, straten en wegen, een
goede 8 ton voor de zoogenaamde waterverversching, ruim 1 ton
voor de verbouwing van den stadsschouwburg, 4 ton voor aan
koop van gronden, 5 ton voor een petroleumhaven, ton voor
markten, en dan nog eens bijna een millioen voor „aanvulling"
en kosten der leening. En wie nu even zyn potloodje neemt
en die sommetjes bijeentrekt, zal zien dat hij op den kop af
zestien millioen gulden krijgt.
Zestien millioen in het vooruitzicht! Zestien millioen tot
den laatsten cent geleend geld maar toch zestien millioen.
Ik voel mijn hart van trots en glorie zwellen en zou mijn mede
burgers wel om den hals willen vallen. Met vreugde betalen we
nu de 85 opcenten, 90 of 100 desnoods. „Dankt allen God en weest
verblijd, omdat gij Amsterdammers zijt!" met een variant op
Bects. Zestien millioen in kas! Laten ze dat eens in Eindhoven,
of in Nijmegen, of in Sneek doenGroot is Amsterdam en groot
zijn hare leeningen!
Doch onze gemeente-bestuurders zijn voorzichtige lieden. Die
zestien millioen tegelijk te leenen, is hun toch wat te machtig.
Wat zouden zij met al dat geld op eens moeten beginnen? Men
heeft er maar last en moeite meê. Daarom willen zij „de admini
stratieve bezwaren en geldelijke gevaren van een te groote kas-
ruimtc ontgaan" en de zaak schappelijk aanleggen. Zoo is er
dan nu op het papier een ontwerp in elkaar gezet, om voors
hands voor het allernoodzakelijkste en alleronmisbaarste niet
meer dan 6£ millioen te leenen, waarvan men dan in hoofdzaak
wenscht te besteden voor schoolbouw 9^ ton, voor een petroleum
haven 5 ton, voor het slachthuis 1 millioen, voor den reinigings
dienst 8 ton, voor arbeiderswoningen 3 ton, voor aankoop van
gronden 4 ton, en het overige voor allerlei andere groote werken
en inrichtingen. Het is een beheer en een administratie, grooter
en omvangrijker dan van menig Vorstendom, en indien het vurig
verbeide tijdperk van Amstcrdam's hernieuwden bloei niet spoedig
aanbreekt, zal men zich althans niet te verwijten hebben, dat er
te weinig aan de bevordering van dien bloei is ten koste gelegd.
Neen, te weinig zeker niet. Maar het is een andere vraag,
of de besteede sommen, laat ons maar zeggen schatten, wel altijd
op de meest oordeelkundige en practische wijze worden aange
wend. Ongelukkig genoeg schijnt dit niet altijd te geschieden.
Bij het onderzoek der begrooting voor 1885 in de afdeelingen
van den Gemeenteraad heeft ons Departement van publieke werken
bittere pillen te slikken gekregen, die men niet eens de moeite
nam behoorlijk te vergulden. Onverholen werd geklaagd over
gebrek aan eenheid en leiding in den loop van zaken, over den
tragen gang der werken en onvolledige voorbereiding der plannen.
Een paar pas voltooide groote bruggen hebben veel meer gekost
dan de raming en werden veel later opgeleverd dan bepnald was;
het voorloopig ontwerp voor eene gemeentelijke duinwaterleiding
wordt sedert April te vergeefs ingewacht, schoon het in eene
goede zes weken gereed had kunnen zijnvan den gasthuisbouw,
van de concessiën voor electrjsch licht, van de luchtspoorwegen,
de groentemarkt, de melkmarkten, de nieuwe begraafplaatsen
hoorde of zag men niets; bij de demping van de N. Z. Voor
burgwal is het allerellendigst toegegaan tengevolge van het
gebrekkige bestekvoor het maken van de hydraulische inrichting
aan de Handelskade heeft men, uit volslagen onbekendheid met
dergelijk werk, zich geheel moeten overgeven aan den buiten-
landschen aannemer en de concurrentie voor de Nederlandsche
industrie onmogelijk gemaakt. En om de kroon op alles te
zetten bij de raming van de werkzaamheden voor het slacht
huis of abattoir heeft men zich zoo maar ongeveer een millioen
vergist. Eene ingrijpende reorganisatie y»n de afdeeljng Publieke
Werken werd dus hoogst noodzakelijk geacht, Men begrijpt wat
de eigenlijke strekking van deze opmerking is. Mocht die op
merking het daarmede beoogde gevolg hebben en onze kortelings
opgetreden "Wethouder van Publieke Werken zijn ontslag nemen,
dan hoop ik dat men zich niet meer aan de proefneming zal
wagen, om een nietdeskundige aan het hoofd van dezen uiterst
gcwichtigcn tak van dienst te plaatsen. Men moge een knap
koopman cn een goed financier, een vurig ijveraar voor Amsterdams
bloei en welzijn wezen, het i3 alles zeer uitnemend, maar om
in de tegenwoordige omstandigheden als Wethouder van Publieke
Werken in Amsterdam op te treden, daarvoor is mdër noodig.
Doch ik moet er aanstonds bijvoegen, dat de titularissen voor
dezen uiterst gewichtigen post hoogst moeielijk te vinden zijn.
De ontzettende verantwoordelijkheid, aan dien post verbonden,
de voortdurende botsing van allerlei belangen en belangetjes,
waarmede men gestadig te worstelen heeft, en niet te vergeten
het „allemansgezeg," waaraan het hoofd der afdecling Publieke
Werken meer dan iemand anders, blootstaat, dit alles saam
genomen maakt het baantje niet zeer begeerlijk. Het optre
den van den tegenwoordigen Wethouder Ankersmit was dan
ook een soort van zelfopoffering, toen geen der meerbevoegden
zich geneigd betoonde om den openstaanden Wethouderszetel in
te nemenhij heeft er, blijkens dit lieflijke afdeelingsverslag
der begrooting, tot nog toe al bitter weinig pleizier van.
Laat mij ten slotte nog aansitppen, dat we Zondag middag
bijna een paniek in de stad hadden gekregen. Als een electrisch
vonkje verspreidde zich van mond tot mond het gerucht, dat
„een diaken zoo subiet in de cholera was gebleven." De zegslui
hadden het dien ochtend zelf in de Oude kerk uit den mond van
Ds. van Son gehoordGelukkig was Zijn Eerwaarde, in zyn
ijver om met dit nieuwtje het verstokt gemoed van sommigen
zijner hoorders te bestormen, wat al te voorbarig geweest en
bleek het spoedig, dat zich hier slechts een meermalen voorkomend
geval van buikloop had voorgedaan. De zoo roekeloos veront
ruste gemoederen kwamen dus weldra weder tot kalmte.
En de volgende week Sarah! Amstelaar.
Buitenland..
Het slot Christiaansburg te Kopenhagen, waarin de
localiteiten van den Deenschen Rijksdag, is gisteren door
brand vernield. De kostbare schilderijen-verzameling en
verscheidene kostbaarheden werden gered. Volgens het
jongste bericht woedden de vlammen nog steeds voort.
Gelukkig was het kalm weder en werd de stad niet be
dreigd. De manschappen der Russische oorlogsschepen
namen deel aan 't reddingswerk.
Terwijl in het zuiden van Frankrijk en Spanje bijna
geen cholera-gevallen meer voorkomen, blijft de ziekte op
vele plaatsen in Italië steeds voortwoeden. Het officiëele
bericht van jl. Woensdag spreekt van 536 nieuwe gevallen,
waarvan er 201 doodelijk bleken. Te Napels en omstreken
alleen werden nog 197 personen aangetast, terwijl er 88
overleden; te Genua had men 102 gevallen, waarvan 54
met doodelijken afloop.
De minister van Landbouw, Grimaldi, bezocht Woensdag
laatstgenoemde stad en de hospitalen der cholera-lijders.
Hij hoeft zijn collega voor Buitenlandsche Zaken verzocht
om het door Fransehe bladen verspreide bericht, alsof de
overheidspersonen de besmette stad ontvluchtten, tegen te
spreken, daar allen op hun post gebleven zijn en hun plicht
getrouw vervullen.
Twintig liefdezusters zullen op uitnoodiging van den
Paus zich naar Rome begeven om in het door hem inge
richte cholera-hospitaal dienst te doen. De eerste drie
zijn jl. Dinsdag vertrokken. Volgens de Fran§ois, is het
door den Paus tot hospitaal aangewezen gebouw het bij
den St. Pieter behoorende kanunnikenpaleis, waarbij nog
twee groote woningen, door Graaf Werner de Mcrode
afgestaan, desvereischt kunnen worden betrokken.
Duitsche bladen vermelden het volgende, zeker zelden
of nooit voorgekomen ongeluk, dat jl. Dinsdag te Wehl-
heiden, bij Kassei, gebeurd moet zijn. Een vijfjarig knaapje
was met zijne makkers aan het spelen, en daar hij bij dat
spel een sterken tak noodig had, ging hij in een naburig
boschje er een zoeken. Daar vond men hem eenigen tijd
later, toen zijne afwezigheid was opgemerkt, dood aan een
boom hangen. De tak, dien hij had willen afbreken, moet
teruggesprongen en met een zijtak in zijne das gehaakt
zijn, zoodat de arme jongen opgehangen werd fen niet
eens den tijd had om een kreet te uiten. Hij was de
eenige zoon van eene onbemiddelde weduwe.
Toen jl. Dinsdag lord Salisbury aan de station te
Glasgow verwacht werd en duizenden personen toegang
verlangden, ofschoon er maar een bepaald getal kaartjes
afgegeven waren, ontstond er een hevig gedrang en velen
wilden zich met geweld toegang verschaffen. De directie
der Spoorweg-Maatschappij maakte daarop met goed gevolg
gebruik van de brandspuit, om de menigte te keeren,
hetgeen bovendien tot veel vroolijkheid aanleiding gaf.
Bilse is met zijn orchest weder te Berlijn terug, na
in 76 steden van Duitschland en Nederland niet minder
dan 154 concerten te hebben gegeven. Niet alleen uit
artistiek, maar ook uit geldelijk oogpunt is deze kunstreis
zeer loonend voor hem geweest.
In den omtrek van Bougival is een gedenkteeken
onthuld ter eere van drie werklieden, die in 1870 van de
Pruisen den kogel kregen. Op het voetstuk leest men de
laatste woorden van een hunner, die van treftënden vader-
landsl ie venden geest getuigen: „Ik ben een Franschman;
ik moet alles tegen u ondernemen en ik zou opnieuw
beginnen, indien gij mij de vrijheid teruggaaft."
Dezer dagen neeft een vélocipèdist in 9 uren 25 min.
het meer van Genève rondgereden. De afstand bedraagt
180 kilometer. Een gewone spoortrein legt zulk een weg
in omstreeks 6 uren af.
Benoemingen, enz.
De Staatscourant van 4 dezer behelst een koninklijk besluit
van 23 September, houdende wijziging van het bij koninklijk
besluit van 23 Januari 1879 (Staatsblad No. 25) vastgesteld
bijzonder reglement op de loodsdienst in het 3de district Texel.
Met 25 dezer worden overgeplaatst: de luit. ter zee 1ste kl.
J. G. Snethlage, 1ste ofF. aan boord Zr. Ms. rammonitor Panter,
aan boord van Zr. Ms. wachtschip alhier; de luit. ter zee 2de
kl. A. C. Van der Sandc Lacoste, van Zr. Ms. ramschip Buffel
aan boord van Zr. Ms. schroefstoomschip Tromp, op folio van
luit. ter zee lste kl.; de luit. ter zee 2de kl. E. E. Dullemond,
behoorende tot de rol van Zr. Ms. wachtschip alhier en gedeta
cheerd aan boord van Zr. Ms. stoomkanonneerboot Ulfr, aan
boord van Zr. M. schroefstoomschip Bonairecn zulks met
intrekking voor de beide eersten hunner overplaatsing, respec
tievelijk aan boord van Zr. Ms. wachtschepen te Hellcvoetsluis
en alhier en voor den laatste zijner op non-activiteitstelling.
Do overplaatsing met 16 dezer aan boord van Zr. Ms. wacht
schip alhier van den luit. ter zee lste kl. J. Wentholt, gedetacheerd
bij het korps torpedisten, wordt ingetrokken. De luit. ter zee lste
kl. A. G. J. Kroef, gedetacheerd bij het korps torpedisten, wordt
met 16 dezer geplaatst aan boord van Zr. M. wachtschip alhier.
De luit, ter zee lste kl. J. Haremaker is bestemd om den
29 November a. s. per mailboot Conrad naar Oost-Indië te ver
trekken, gelijk mede de off. van adm. 2de kl. M. C. De Jong.