HELDERSCHE
EN NIEIIWEDIEPER COURANT.
Nieuws- en Aivertentielilai voor Hollands Noorderkwartier.
1884. N°.143.
1884 N°. 142.
«♦»- Jaargang 42.
Jaargang 42.
Vriidag 28 November.
Woensdag 26 November.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
3) ALS EEN DROOM.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90.
t franco per post 1.20.
bureau: molenplein.
Prijs der Advertenticn: Van 14 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
Hl nnenlan ol.
Naar men verneemt, bedraagt het vervoer langs den
spoorweg ZaandamHoorn driemaal meer dan men bij den
aanleg had begroot. Komt de lijn naar Enkbuizen in
gebruik en is eenmaal de verbinding met Friesland tot stand
gekomen, dan zal het vervoer nog veel vermeerderen.
Uit Amsterdam meldt men aan de Zwolsche Crt.
het volgende:
Professor N. G. Pierson trad jl. Vrijdag avond in een
bijeenkomst van leden der Unie op. Hij begon met de
algemeene klacht over de slechte tijden. Klaagde men
vroeger over dure tijden, thans was schering en inslag:
slechte tijden. De handel kwijnt, de landbouw kwijnt,
vele takken van industrie kwijnen, er hapert iets op het
gebied van voortbrenging. Wat? Ter beantwoording van
deze vraag beschouwde spreker den toestand van heden,
om daaruit het gevolg te trekken voor de toekomst. Het
gezegde: dat er algemeene overproductie is, was, beweerde
spreker, niet juist. Wel kon gezegd worden dat de productie
in verkeerde richting geschiedde. Deze stelling helderde
hij met voorbeelden uit het fabriekswezen op, om daarmede
tevens aan te toonen, hoe en op welke wijze door die
productie in verkeerde richting nadeel wordt geleden.
Daarbij kwam ter sprake wat men in 't algemeen onder
loon en rente heeft te verstaan, wat spreker zelf verklaarde
te zijn theoretische bespiegelingen, hetgeen echter noodig
was om tot de slotsom te komen, nl.het juiste begrip
van den tegen woord igen toestand. Drie veel genoemde
feiten, 1. de groote vermeerdering van de suikerproductie;
2. snelle uitbreiding van het spoorwegnet en scheepsbouw, en
3. groote graanaanvoeren uit Noord-Amerika, voerde spreker
aan om een tafereel op te hangen van dien toestand. Van
de overproductie van suiker, voornamelijk de beetwortel
suiker, was de tegenwoordige suikercrisis het gevolg. Van
1873 tot 1883 was 21 inilliarden gulden aan spoorwegen
verwerkt, wat veel te snel was geschiedtook de stoom vloot,
die in 10 jaar gewoonlijk met 10 pCt. toeneemt, was in
de laatste 3 jaar met 10 pCt. vooruitgegaan. Dit had
tengevolge dat de ijzerindustrie ook grooter werd door meer
Uit het Italiaansch door ANTONIO GIULIO BARRILI.
(Vervolg.)
Ik bad mij in mijn hoekje genesteld, met het voornemen geen
mond open te doen, om mijner onbekende niet lastig te zijn of
te schijnen. Overigens boezemde zij mij op dat oogenblik niet
zooveel belangstelling in, ofschoon ik er wel prijs op stelde, haar
door mijn voorbeeld te bewijzen, dat alle mannen niet gelijk
zijn. Dit is eene waarheid, die ik, in het voorbijgaan gezegd,
liever zou bevestigen dan zoovele andere, die overal in omloop
zijn en als het ware de pasmunt onzer burgerlijke wijsbegeerte
vormen. Zekere grondregels zyn goed en juist genoeg in de
staatkunde en den godsdienst, maar overigens ook niet. In de
zoölogie, b. v. of in de antropologie, zoo ge wilt, zou er veel
op te zeggen zijn.
Ik zweeg dus en trachtte aan iets anders te denken, aan het
gezicht op Bcnevento, aan mijn Horatius, aan Pescara, dat mij
met zijne letterkundige en echtelijke herinneringen van Victoria
Colonna wachtte, aan Recanata, dat den reizigers den grootsten
Italiaanschen dichter der eeuw te binnen roept, aan Loreto, aan
de engelen-bouwmeesters, en wat al niet meer.
Mijne onbekende achtte daarentegen 'het stilzwijgen minder
gepast.
Mynheer zeide zij tot mij op een waardigen, ofschoon
door vrouwelijke ingetogenheid eenigszins bevenden toon, ik
zou eene uwer edelmoedige bescherming onwaardige vrouw zijn,
indien ik u niet van ganscher harte dankte voor hetgeen gij
voor mij gedaan hebt. Maar zeg mij, bid ik u, hoe gij hebt
kunnen raden dat die man.... Uw vervolger was? viel ik
haai in de rede. Drie zaken hebben mij dat bewezen: zijn
zoeken en kijken en zijne haast om binnen te komen nadat hij
u gezien had; uw gebaar van schrik en huivering, toen gij den
nieuw aangekomene bespeurdet en eindelijk zijne onbeschaamd
heid. Zekere dingen kan men eerder raden dan uit feiten leeren
kennen. Heb ik mij misschien vergist?
Neen, antwoordde de reizigster; en daar gij zoo
gemakkelijk begrijpt, is het niet eens noodig dat ik u verhaal...
Och, goede dame, spaar u een onaangename verklaring.
Ik weet zeer goed, wat die naneven van de oude slang der dochteren
van Eva al zoo in de ooren kunnen blazen. Maar deze vriend
heeft zyn loon gevonden, en zal zich vooreerst wel inbinden.
Ach het spyt mij, dat gij door mijne schuld...
Neen, gij hebt u niets te wijten. Ik heb mijn plicht als
fatsoenlijk man gedaan en niets anders. Ik wenschtc dat men
hetzelfde voor mijne vrouw deed... indien ik eene vrouw had en
zij alleen reisde. Vergeef mij mijne oprechtheid, en gelieve
daarin mijn hart te erkennen, dat aan allerlei soort van galanterie
vreemd is. Ik haat de verleiders, maar ik moet er bijvoegen,
dat het mij wel wat onvoorzichtig voorkomt, zich op zulk eene
wijze aan verleiding bloot te stellen.
Het is waar; antwoordde zij op eenigszins klagenden
toonmaar konde ik mij slechts verontschuldigen Het ver
haal zou wel wat lang zijn, en hier tusschen...
Zeg maar tusschen onbekendenvoegde ik er bij, ziende
aanvraag, maar nu was van 1875 tot 1883 de ijzerproductie
met de helft vermeerderd. Van daar overproductie, nu
de normale toestand terugkeert. De groote aanvoer van
buitenlandsch graan maakte de landbouw niet voordeelig,
maar toch zag spreker in de lage graanprijzen een equivalent
voor de nadeelen en schade die overproductie van ijzer en
suiker na zich slepen. Aan de toekomst wanhoopt hij niet,
van vermeerderd spoorwegverkeer verwachtte hij veel,
omdat overal ter wereld nog onafzienbare velden worden
aangetroffen die op ontginning wachten.
Een paar aanwezigen waren van gevoelen dat de rede
naar niet had aangewezen in welke goede richting dan wel
behoort te worden gewerkt. Een meende dat de rijke wel,
de arbeider niet de crisis kon afwachten. In lage brood
prijzen zag hij geen verlichting, wanneer de arbeider geen
brood kon verdienen.
Het verschaften van arbeid was de kern waarop men
meer bedacht diende te zijn. Want het kapitaal bezat
aantrekkingskracht genoeg om kapitaal te scheppen, arbeid
niet, die dient door het kapitaal gesteund te worden.
Een derde betreurt het dat de arbeider zijn loon niet
verkreeg; gaarne had deze vernomen de wijze waarop den
arbeider zijn geheele loon kan worden uitgekeerdwas
dit het geval er zou geen ellende zijn. Nog een ander
weet de ellende van de ongezonde inrichting der Maat
schappij aan de zotte inrichting van staat en kerk. Deze
spreker bemerkte niets van volkswelvaart, maar wel van
ellende bij den arbeidersstand.
De heer Pierson raadde aan koelheid van hoofd en warmte
van beschouwing. De sprekers hadden allen het oog op
een verkeerde verdeeling van goederen. Dat was de socia
listische wensch naar een gelijkmatige verdeeling en die
heeft spreker bij zijn rede niet op het oog gehad. Spreker
acht de toestand der Maatschappij ook niet gezond, maar
een verdeeling van goederen zou daarin geen afdoende
verbetering brengen. Het getal van rijken in den lande
wordt zeer overschat, wat spreker uit een statistiek van
de dienstboden aantoonde. Daaruit bleek dat in Nederland
slechts ongeveer 40000 personen zijn die een of meer
Giacomo Lcopardie, aldaar in 1798 geboren en in 1835
gestorven.
Zinspeling op het huisje van Maria, dat volgens de
legende de engelen van Nazareth naar Loreto zouden overgebracht
hebben.
dat zij aarzelde den volzin te voltooien.
Neen, dat wilde ik niet zeggen. De bewezen dienst eischt
dankbaarheid, die meer beteekent dan maatschappelijke verhouding.
Maar och, wat zal ik u zeggen? Er kunnen zijn... neen er zijn
zelfs omstandigheden in het leven, waarin eene vrouw verplicht
is, zich met moed te wapenen en zich aan iedere kans te wagen.
Dan gebeurt het voegde zij er glimlachende bij dat zulk
eene vrouw alleen het huis verlaat, als een pelgrim den staf
opneemt, of als eene vrije dochter van Noord-Amerika een spoor-
wcgbiljet vraagt.
Een groot land, dame, en zeden die een groot land waardig
zijnriep ik uit. Soms hebben ze wel iets vreemds, dat
beken ik, ook kan men niet alles daar goedvinden; maar bij dat
alles is in die zoo nieuwe en jeugdige maatschappij, die men
daarom voor ruwer zou moeten houden, de eerbied, de vereering
voor de vrouw veel dieper dan bij ons, zonen van vijf of zes
beschavingen, waarvan de eene al vermaarder dan de andere is.
Misschien merkte de onbekende schrander op zijn
in dat land de vrouwen niet zoo vertroeteld.
Hoe zoo? vroeg ik verwonderd.
Is het dan misschien onze geveinsde zwakheid niet, die de
mannen stout maakt?
De opmerking was verstandig en fijn, zooals al die, welke de
vrouwen gewoonlijk maken, wanneer hare bevallige persoonlijkheid
niet in het spel gemengd wordt. De beleefdheid vorderde echter,
dat ik ze niet zoo gaaf aannam.
Gij zijt zeer toegevend jegens mijn geslacht, en behandelt
het al te genadig, antwoordde ik. Ik heb u reeds gezegd,
hoe ik voor mij er over denk.
Verschoon mij,_ maar ik ben niet van uw gevoelen. Ik
acht de mannen... ove het algemeen.
Zooals ik de vrouwen, dame. Ik waardeer ze alle en zonder
bijbedoelingen, omdat ik er geen in het bijzonder bemin: terwijl
ik de mannen over het algemeen haat, om ze nu en dan bij
gelegenheid te beminnen. Wat zal ik zeggen? Ieder heeft zijne
wijze van zien, en de mijne komt mij als de zekerste voor om
niet mis te tasten.
Een schaterlach, die terstond door de waardigheid en door
hetgeen men vorm noemt onderdrukt werd, ontving de verklaring
van mijne wijze van zien.
Uwe vrienden voegde de onbekende er bij, om de uit
werking harer vroolijkheid te matigen moeten u voor uwe
manier van handelen dankbaar zijn. Uw schat van genegen
heden zal zich niet te veel verspreiden. De vrouwen kunnen
er zich daarentegen niet over verheugen.
Waarom niet?
Omdat gy toont ze weinig te waardeeren, indien gij, ze
over het algemeen waardeerende, (en terwijl zij mijne woorden
herhaalde, legde mijne reisgezellin er een bijzonderen klemtoon
op) het niet oorbaar gevonden hebt er een uit te kiezen.
O ja, waarde dame, die eene te vinden, dat is het juist.
Komaan! waarom hebt gij dan niet willen zoeken?
Zoeken 1 antwoordde ik, het gesprek in dien toon van
beleefde vroolijkheid houdende, dien de omstandigheid tusschen
ons had doen aannemen.
Zeg mij eens, wat raadt gij mij De vrouw, in wie een
rechtgeaard man zijn rustpunt vindt, is gelieve mij die ver
gelijking ten goede te houden is geen patrijs, dien men met
een staanden hond gaat opsporen. Ik wil aannemen, dat er in
den kring onzer kennissen, in den kring, dien men gewoonlijk
zijn werkkring noemt, duizend en meer zouden zijn, dan is toch
meestal onder die duizend de vrouw niet die voor ons bestemd
dienstboden houden. Ook de huurwaarden werden aange
voerd oin zijne stelling te staven, dat het getal rijken
overschat wordt.
Wat wel medewerkt tot de bestaande malaise is de
verbazende vermeerdering van bevolking; maar om die
tegen te gaan, daarop weet spreker geen middelen en wenscht.
die ook niet te behandelen. Sommige bedenkingen tegen
het socialisme werden aangevoerd, waaruit spreker de ge
volgtrekking maakte, dat een dergelijke maatschappij wel
gelijkheid in ellende zou teweeg brengen. Ook hebben de
socialisten nog niet duidelijk gezegd, welke maatschappij
zij verlangen. Verhooging van het zedelijk peil van het
volk zal een verhooging van de productieve kracht tenge
volge hebben. Aan het slot verklaarde spreker nog, dat
de ellende in de groote steden ook toenam door de groote
stroomingen van arbeiders. Men verdringt elkander, wat de
loonen kleiner maakt en het zedelijk peil verlaagt. Met een
aanmaning tot een ernstig onderzoek naar de innige samen-
werkixxg der maatschappij eindigde de redenaar.
Uit Atjeh wordt dd. 24 October 11. aan het D. v. N.
o. a. geschreven:
Veel nieuws hebben we ditmaal niet te melden. De
cholera heeft zoowel te Kotta Radja als in de omstreken
en op de forten vele offers geëischt; dagelijks komen onder
de militairen en burgers nog gevallen voor. We hopen,
dat de sinds jl. Donderdag gevallen regen de lucht van
dat venijn zal schoongeveegd hebben.
De zoogenaamde dertig vadem-order is door den civielen
en militairen gouverneur ingetrokken. De Atjelxers,
die transporten of patrouilles ontmoeten, behoeven zich
niet meer ter zijde van den weg op te stellen, maar aan
alle Atjehers is het dragen van wapens verboden. Alleen
enkele hoofden mogen één wapen zichtbaar dragen.
Of de veiligheid daardoor verzekerd is, zal de tijd leeren.
Volgens geruchten zijn weder eenige bevriende hoofden
naar de oorlogspartij overgeloopen.
Toengkoe di Tiroe is nog altijd te Boengtialla. Zijn
volk maakte het onzen troepen, vooral in de nieuwe linie,
voortdurend lastig.
is. Wilt gij er een bewijs van? Beschouw eens de meeste
huwelijken, die tusschen man en vrouw uit elkanders buurt ge
sloten zijn, welk een voorbeeld van wederzijdsch geluk geven
ons die! Beschouw ook nog het geval van zoovele andere
mannen, die, zelfstandiger of gelukkiger, ik weet het niet, hun
geluk van over de bergen of over de zee verwacht hebben, of
zeiven buiten 's lands zijn gegaan om het te zoeken. Daar is
het al niet beter. Vervolgens zal ik u zeggen wat mijn gebrek
is. Verontschuldig mij, dame, ik ben een mensch en kan vry
opbiechten. Gij zult mij overigens ook niet verraden.
Heb daarvoor geene vrees; antwoordde zy, terwijl ze
mijn spottend ernstigen toon nabootste.
Welaan, dame, weet dan dut ik tot het zonderlinge overhel.
Een mijner vrienden zeide mij, dat dit een gebrek is, hetwelk
ik uit de pokken heb overgehouden. In de liefde vervelen
mij de gebaande wegen; want op die wegen ontmoet men altijd
iemand. Houd mij niet voor een dwaas, bid ik u. Om kort te
zijn, ik geloof dat, als ik beminde, recht hartelijk zou beminnen
maar ik durf er mij niet aan wagenik wil geen gevoel ver
kwisten, dat evenals een reukwater vervliegt, zoodra men het
fleschje ontkurkt. Ik zwijg dus en verlaat een onderwerp, voor
de behandeling waarvan het wellicht hier de plaats niet is, waar
ik den schijn zou kunnen aannemen een even schaamteloos en
lastig buurman te zyn, als hij van wien zoo even sprake was.
Ik dank umompelde zij op dien zachten en bedeesden
toon, die een blos verraadt, dien beminnelijken blos, die de
wangen der zedige vrouw kleurt. Ik ben echter niet bang voor
u... kan» voor u niet bang zijn. Daarenboven, voegde zij er
na een oogenblik zwijgens by denk ik altijd aan hetgeen gij
voor mij gedaan hebt.
Kom, kom, denk daar niet aanriep ik uit. Ik heb u
immers reeds gezegd, dat mijn plicht als ridder dit gebood, niet
als ridder van die gewone Heiligen, of van de gewoone Kroon,
maar van die andere, doorluchtiger orde, die zelfs de spot van
Michacl Cervantes niet heeft kunnen vernietigen. Ik zet dan
mijne geschiedenis voort, waarde dame, en dewijl hier toch geene
vijanden zijn die mij hooren, zal ik u zeggen dat ik de middel
eeuwen liefheb. Die lieve gewoonten, die edele dwaasheden,
welke de menschheid in de oogen van den wijsgeer verlost,
terwijl zij haar in die van den geschiedschrijver beschaafd
hebben.
Thans keeren wij met onze sloopingsmanie, onze hebzucht,
onze vormelijke en burgerlijke kleingeestigheden tot de barbaarsch-
heid terug. Van den dag af, waarop men het hoofd eener koningin
heeft doen vallen (het komt er niet op aan na te gaan, of dit
uit recht tot weerwraak of uit noodzakelijkheid voor het alge
meene welzijn geschiedde), ben ik begonnen aan mijns gelijken
te wanhopen. Vergeef mij, als ik zoo spreek; want het is
werkelijk reeds negentien jaren geleden dat het geschied is, en
ik ben zoo oud nog niet. Als die lamp daarboven ons hoofd niet
uitging, zoudt ge u door de kleur van mijn haar daarvan kunnen
overtuigen.
O ik geloof u, zeker, ik geloof uzeide zij luid lachende.
Welnu, ik zeide of liever ik wilde zeggen, dat ik en mijn
eeuw met elkander niet in de beste harmonie zijn. Ik ga bij haar
in de kost, zonder mij in het minst mbt hare zaken te bemoeien
ik betaal haar de schatting mijner beurs en de diensten, die zij
van myne werkzaamheid als goed burger vordert; hiermede is
onze rekening vereffend, en ik kan den aandrang mijns harten
volgen, dat geheel in het verleden leeft, in die tijden, toen de
edelman een volkomen en diep bewustzijn van zijne kracht en
zijne verplichtingen had. Ziet ge, tegenwoordig laat men alle