iwci vji •'"'li. -V*
"fïët meWf*gewenschte, nuttige en' duurzame j ^"r<
Binnenland.
Een tweede artikel over werkeloosheid komt voor in de
Werkmansbode. Daarin wordt gewezen op hetgeen de heeren
Pierson en d'Aulnis de Bourouil over dit onderwerp
hebben gezegd.
't Blad wijst er op dat deze heeren, beide hoogleeraren,
het ook niet weten en nog in opvatting verschillen, zoodat
ook de wetenschap het antwoord op de vragen hoe ver
betering te verkrijgen, schuldig blijft. „Waar aldus profes
soren met elkander verschillen/' aldus besluit het blad,
„daar is 't waarlijk geen wonder dat wij leeken zoo dikwerf
byna in twist ontsteken over de bestaande toestanden en
verschillende al of niet wenschelijke of mogelijke hervor
mingen, en daar mogen wij vooral elkander er geen verwijt
van maken, wanneer we misschien wat voorzichtig zijn
met het aanbevelen van middelen, wier bestemming is orn
als 't ware met één slag zooveel ellende op te ruimen,
maar wier geschiktheid practisch altijd onbewezen blijft.
Indien ieder onzer 't mocht zeggen hoe hij het hebben
wilde en hem gesteld dat hij er al de bekwaamheid
toe had de gelegenheid werd gelaten het naar zijn
voorstelling in te richten, dan hadden wij mogelijk allemaal
even groot gelijk. De moeielijkheid blijft echter altijd deze,
dat ieder mensch een eigen wil heeft, terwijl het er voor
een mogelijke centralisatie niet beter op wordt, dat ieder
in zijn naaste zijns gelijke ziet."
Drie der heeren, die zich zoo verdienstelijk hebben
gemaakt bij de oprichting der Nederl.-Indische Landbouw-
Maatschappij, de heeren Cremer te Haarlem en Van Leeu
wen en Jansen te Amsterdam, zijn door Z. M. den Koning
benoemd tot ridders in de orde van den Nederl. Leeuw.
Dr. Teixeira de Mattos heeft eervol ontslag gevraagd
uit zijn betrekking van geneeskundig inspecteur voor
Noordholland.
De pogingen, tot dusver te 's Hertogenbosch aange
wend om verandering te zien aanbrengen in 't besluit waarbij
de stad een goed deel van haar garnizoen zal verliezen,
zijn tot dusver niet met succes bekroond. Op een rekwest is
door den minister van Oorlog, den heer Weitzel, geantwoord:
„De minister van Oorlog, krachtens een machtiging van
Z. M. den Koning, enz., heeft de eer ter kennis van
adressanten te brengen, dat de belangen van den dienst
niet toelaten, verandering te brengen in het door hen aan
gehaalde koninklijk besluit en dat mitsdien aan hun ver
zoek geen gunstig gevolg kan worden gegeven."
Dat ook de diamantslijpers lijden onder den druk
der tijden, blijkt uit de omstandigheid, dat jl. Yrijdag een
dier slijperijen in de Zwanenburgerstraat te Amsterdam
gesloten is, voorloopig tot 1 Januari a. s.
Naar de Amsterd. Crt. verneemt zou de Keizerin
yan Oostenrijk in Februari te Amsterdam terugkomen om
wederom onder behandeling van dr. Mezger een kuur te
ondergaan.
Aan de verschillende afdeelingen der Hollnndsche
Maatschappij van Landbouw is door het Statistisch Insti
tuut eener circulaire gericht, waaraan wij het volgende
ontleenen
„In Nederland ontbreekt ten eenmale eene hoogst be
langrijke bron van kennis van den oeconomischen toestand
des volks, die in sommige andere landen, meer of minder
volkomen bestaat, namelijk de statistiek der arbeidsloonen.
„Het Statistisch Instituut, onlangs opgericht door de
Vereeniging voor de Statistiek in Nederland, stelt zich
o. a. tot taak ernstige pogingen aan te wenden om in dat
gebrek te voorzien. Eene volledige en betrouwbare loon-
statistiek op te maken is een zeer omvangrijke arbeid,
zelfs wanneer zeer velen daartoe medewerken. Het Insti
tuut dat over beperkte werkkrachten beschikt, meent zich
aanvankelijk te moeten bepalen tot een onderzoek naar de
loonen in enkele zeer belangrijke vakken van bedrijf. Het
heeft o. a. daartoe gekozen het landbouwbedrijf, en wel
aanvankelijk alleen in de provinciën Noord- en Zuidholland.
„Ten einde omtrent de loonen in dit bedrijf gegevens
te erlangen, neemt het Instituut de vrijheid zich tot U te
wenden, met beleefd verzoek nevensgaanden staat zooveel
doenlijk ingevuld, aan bovenstaand adres (het Statistisch
Instituut) te willen terugzenden, uiterlijk ultimo Febr. a. s."
Het Hoofdbestuur der Hollandsche Maatschappij van
Landbouw heeft zich met het doel van het in deze circu
laire vervatte verzoek vereenigd, en de leden der Maat
schappij uitgenoodigd, de gevraagde opgaven te verstrekken.
de ontmoeting bestemde plaats. Een oogenblik later stond de
trein stil; op het perron verschenen de gewone vervelende ge
daanten van den stationschef met de handen op den rug, van
den telegrafist met de pen achter het oor, en men hoorde de stem
van den conducteur op den gewonen landerigen toon:
Grottamare! Is er ook iemand voor Grottamare?
Opspringen, het valies oppakken, mij tot mijne reisgezellin
wenden, waren drie tempo's, en schenen er slechts e'én te zijn.
Waarde dame... stamelde ik, terwijl ik die weinige
woorden met eene buiging vergezelde.
Zij zag mij half droomend aan.
Ik ben er; hernam ik, om haar mijne bedoeling te doen
begrijpen en intusschen aan het portier te komen.
O, Grottamare! zeide zij. Ik had het vergeten. Ik
droomde zoo aangenaam... want ik stelde mij voor, dat gij niet
boos op mij waart.
Zij sprak dien volzin zoo bevallig en op zulk een liefderijken
toon uit, dat mijne geveinsde koelheid op haren valschen grond
slag wankelde.
Ik dank u wel; antwoordde ik, terwijl ik mijne lippen
tot een glimlach plooide. Onze betrekking eindigt met een
goed woord, dat ik in mijn hart zal bewaren.
Werkelijk? vroeg zij, terwijl zij mij met een blik aanzag,
dien ik niet bij machte was te begrijpen.
Wees er zeker vanstamelde ik, belemmerd door dien
blik en door de zorg om mij voor het portier te vertoonen, ten
einde mij door den conducteur te doen opmerken. Waarom zou
ik liegen? Ik stap uit, en wij zullen elkander nimmer wederzien.
De conducteur kwam, draaide de kruk om, en trad even terug
om mij te laten voorbijgaan. Ik sloeg nog een oog op de lieve
dame, die ontroerd scheen en geneigd, mij nog een woord tot
afvehrid :oc tc voegen.
Zeg mij niets, bid ik u. geen dank noch vaarwel. Uwe
woorden zouden mij meer kwaad dan goed doen. Ook ik heb
gedroomd, waarde dame; ginds ga ik ontwaken.
Al die woorden mompelde ik in haast, terwijl ik hare blikken
trachtte te vermijden; zonder een hand te drukken, die de mijne
uit vriendschap scheen te zoeken, ging ik haar heel voorzichtig
met mijn valies voorbij, opdat het hare kleederen niet zou raken,
en sprong, zonder den voet op de loopplank te zetten, uit den wagen.
Het hart bonsde mij in de borst, mijne ooren suisden, en ik
kon mij nauwelijks op de beenen houden. Een gevolg van verhit
bloed,- zullen de geneesheeren zeggen. Hoe het ook was, voor
mij was het een onuitstaanbare kwelling, mij nog op die plaats
onder de oogen van die vrouw te bevinden. Ik zou liever ergens
anderen oor
- ._k ,1 - i
Men schrijft ons uit Anna Paulowna, dd. 1 dezer:
„Het departement Anna Paulowna gedacht jl. Vrijdag
avond het eeuwfeest der Maatschappij tot Nut van 't
Algemeen. Bij het binnentreden der zaal ontwaarde men
terstond, dat er feest zou zijn. Immers de vergaderzaal was
keurig versierd. Terstond viel in het oog eene fraaie buste
van Jan Nieuwenhuizen, den stichter der Maatschappij, te
midden van groen en vlaggen. De wanden waren even
eens smaakvol gedrapeerd, benevens het tooneel, zoodat
een woord van lof aan de decorateurs niet mag onthouden
worden. Om half acht uren precies, zooals op het pro
gramma stond uitgedrukt, opende de heer J. J. Enschedé,
als voorzitter de vergadering, riep den aanwezigen het
welkom toe en gedacht in gepaste bewoordingen het doel
van dezen avond. Vervolgens werden vele bijdragen, waar
onder verscheidene van toepassing op het feest, ook in
muziek en zang geleverd, terwijl nu en dan gemeen
schappelijk een feestlied werd aangeheven. Een tooneel-
stukje, door vijf dames opgevoerd en getiteld: De oude
Nicht, verwierf den meesten bijval. Zooals de voorzitter
ten slotte zeide, ging het niet aan om in bijzonderheden
te treden omtrent al hetgeen tot verhooging der feest
vreugde was bijgedragen, maar hij betuigde allen zijn
bartel ijken dank en meende er zeker van te zijn, dat de
herinnering aan dezen feestavond tot in lengte van dagen
zal blijven leven."
„Zekere P. V., oud 39 jaren, gehuwd en vader van
9 kinderen, wonende aan de Geldersche buurt, heeft zich
gisteren morgen door ophanging van het leven beroofd.
Angst en bekommering, om in de behoeften der zijnen te
kunnen voorzien, schijnt den man tot deze noodlottige
daad gedreven te hebben."
„Het plan bestaat om den schoolkinderen alhier weder
een Sint-Nicolaasfeest te bereiden."
Het Dagblad bespreekt den toestand van het oogen
blik in een artikel, getiteld „Honger en koude," en noemt
het raadselachtig, dat vooral bij het naderen van den
winter niet als 't ware een wedstrijd aanschouwd wordt
naar 't Koloniaal Werfdepöt.
De minister van Koloniën vraagt thans weder 2000 man
troepen voor het Indische leger gedurende het jaar 1885.
Hij vraagt er niet meer, omdat zich,, in den regel slechts
1100 h 1200 Nederlanders 's jaars tot dienstneming te
Harderwijk aanmelden.
De overigen moesten uit den vreemde komen.
Wie echter beter weet, in welke betrekkelijk voordeelige
conditiën de oppassende onderofficier en soldaat in Indië
leeft gemakkelijker en met veel minder zorg dan tal
van ambachten in Nederland van hem is het voor het
Dagblad een raadsel, waarom onder de tegenwoordige
minder goede sociale verhouding, Harderwijk niet aan
zienlijk meer vrijwilligers tot zich trekt.
Te Wognum (arr. Alkmaar) heeft in den nacht van
18 op 20 November jl., met behulp van braak en inklim
ming, diefstal plaats gehad, waarvan verdacht wordt een
man, ongeveer 45 jaren oud, van middelbare lengte, tamelijk
gezet, met boersch uiterlijk, korte donkerroodachtige bakke
baarden en dito hoofdhaar; dragende zwarte of althans
donkere kleeding, korte jas van zwart duffel en zwart-
lakensche pet. De aandacht wordt in het bijzonder gevestigd
op Klaas Kalis, ongeveer 45 jaren oud, varensgezel, ge
boren te Texel, reeds in Februari 1876 door het Gerechts
hof te Amsterdam wegen crimineelen diefstal en door de
rechtbank te Alkmaar, 21 Januari 1879, ter zake van
desertie van boord van een koopvaardijschip, en den 24 Dec.
1883 wegens bedelarij veroordeeld. Van 18 op 19 Nov. jl.
heeft hij, als zonder middel van bestaan, op eigen verzoek,
aan het politie-bureau te Alkmaar overnacht.
De verdienstelijke acteur en regisseur de heer Le
Gras, van de Rottterdamsche afdeeling van het Nederl.
Tooneel, zal in Januari a. s. zijn 25jarig feest als tooneel-
speler vieren.
Men schrijft aan de Middelb. Crt.:
„Onder de bevorderingen bij het Indische leger komt
ook die voor van den lsten luitenant der infanterie P.
Hoogesteger tot kapitein. Ten exempel voor hen, die
courage genoeg in het lijf hebben om van moeders bonten
boezelaar af te durven en genoeg wilskracht om de fortuin
ten hunnen gunste te dwingen, wijzen wij op deze bevor
dering. Kapitein Hoogesteger toch is eenvoudig de zoon
van een, thans overleden, doodarmen bóeren-arbeider uit
anders, of in het geheel niet hebben willen zijn. Vleugels op den
rug, het gevleugelde paard van Ruggiero, de onzichtbare mantel
der legende zouden mij niet voldoende geweest zijn; zeer zeker
«ouden zij mij niet aan het bewustzijn van mijzelven onttrokken
hebben. Dat alles zal misschien voor een koel hoofd of hart
buitensporig schijnen; maar denk eens aan het vreemde van het
geval; stel u in mijne plaats: doorwaak een geheelen nacht aan
de zijde eener vrouw, die u door hare stem en de innemende
eigenschappen van haren geest in liefde doet ontvlammen. Zie
haar bij het licht van den dag, schitterende met die schoonheid,
die zelfs een kluizenaar van Thebaïs het bloed in de aderen
zou doen bruisen; wees over de groote moeielijkheid der eerste
verklaring heen, blijf dan zonder antwoord, in twyfel, in on
zekerheid, daar tusschen hemel en aarde, met gebonden handen,
hangende aan eene harer vrouwelijke grillen, die onder alle wel
van de wreedste soort zijn, en zeg mij dan, of men, eensklaps
van die hoogte in een onbekenden afgrond neerstortende, geene
reden heeft om wanhopig tc zijn.
Half beschaamd en verontwaardigd, vluchtte ik dns met zulk
eene ontsteltenis van geest, dat zij met geene woorden is te
beschrijven.
Ik wenschte duizend mijlen ver te zijn, om door niemand
gestoord, vrijer te kunnen ademen. Maar ik moest mijn man
nog ontmoeten; des te beter; want tegenover hem zou ik weder
een man worden, terwijl ik onder hare oogen mij slechts een
kind gevoeld had.
Ik heb te veel tijd besteed aan de beschrijving van hetgeen met
mij een weinig meer dan eene minuut gebeurde. Zoo gaat het
echter met iederen strijd des geestes, die in een kort tijdsbestek
stof voor een geheel gedicht oplevert. Ik gevoelde zooveel in
mij, dat ik bijna geene gelegenheid had, iets buiten mij te zien
of te voelen. Ik herinner mij verward, dat er beweging om mij
heen was, een bewijs, dat er nog iemand anders dan ik te
Grottamare den trein verliet. Dat sprak van zelf, want ook
mijn vijand moest op die plaats uitstappen. Ik herinner mij ook
nog, dat ik in mijne razernij den stationschef mijn biljet aanbood,
dat deze terug trad alsof hij mij dat kwalijk nam, maar daarna
misschien mijne ontsteltenis ziende, of mij wellicht voor iemand
houdende die niet goed bij zijne zinnen was, mij naar den man
verwees, die voor de ontvangst der biljetten aan het hek stond.
Ik deed als iemand die zich later bedenkt, en ging naar het hek.
Nauwelijks stond ik daar, of ik hoorde achter mij een zilveren
stem:
Maar wat hebt gij toch voor haast? Loop wat langzamer,
bid ik u.
prong. Ten zal proeven nemen met den
1 Zweedsche zaaigr«,"°n* do da^rv0or in het
Nisse. Aanvankelijk kweekeling, ging hij later als soldaat
in dienst, trok als sergeant naar Indië en heeft zichzelf
thans tot de genoemde eervolle betrekking opgewerkt.
Mogen zulke voorbeelden trekken!"
Naar de Tijd verneemt, heeft zich te Amsterdam een
commissie gevormd, bestaande uit den burgemeester en de
heeren A. Daniëls, Aug. Hendrichs, W. Hovy, N. G.
Pierson en mr. E. N. Rahusen, ten einde middelen te
vinden, om in den bestaanden en vooral voor den winter
nog te vreezen nood van den werkmansstand in Amster-
dam te voorzien.
De boerenhofstede c. a. genaamd Onverwacht, aan
den Oetewalerweg, in 1881 gekocht voor f 120,000, werd
gisteren in publieke veiling verkocht voor f 35,000.
De jl. Maandag te Schiedam plaats gehad hebbende
openbare verhuring, voor den tijd van zeven jaren, van de
binnen de gemeente gelegen en aan haar toebehoorende
kampen wei- en hooiland, heeft opgebracht f 14,407 per
jaar. In 1877 werden die perceelen voor ruim f 4500
meer per jaar verhuurd.
Men schrijft aan de Leidsche Crt.:
De ganzen komen uit het noorden en trekken naar het
zuiden; voor eenige dagen kwamen de vuurbollen uit eene
omgekeerde richting; nu trekken er veel sijsjes van het
oosten naar het westen; er is overal werkeloosheid nog
lang voor het winter is; handel en nijverheid kwijnen; er
is geen geld onder de menschenmoed heeft men niet om
zijne levenswijs te vereenvoudigen, in sommige opzichten
te bezuinigen; de welvaart neemt af; door veelvuldige
tentoonstellingen kijkt men elkander in de kaart; den
landbouwer gaat het niet goed, en de vruchten van dezen
zomer zijn weinig waard, zoodat de koolverbouwers even
hard klagen als de aardappeltelers bij hooge landhuur.
Uit de richting van de ganzen, de vuurbollen en de sijsjes
trekken nu de weerprofeten de gevolgen, dat de winter
vroeg zal beginnen en streng kan worden, want de teekenen
zijn aanwezig. Komt de winter niet vroeg, hetgeen van
den zuidenwind veel zal afhangen, dan kan hij na Nieuw
jaar, misschien nog wel later verwacht worden, hetgeen
ook weer in verband staat met den oostenwind; uitspraken,
die herinneren aan de opmerkingen van den rechter in
het merkwaardig proces van Bardell contra Pickwick.
Indien, zeide hij, juffrouw Bardell gelijk had, moest Pickwick
ongelijk hebben; en indien men de getuigenis van juffrouw
Cluppins geloofwaardig achtte, moest men die gelooven.
Indien de gezworenen begrepen, dat Pickwick zich aan het
verbreken eener trouwbelofte had schuldig gemaakt, moesten
zij ten voordeele van de eischeres uitspraak doen; maar
indien zij integendeel meenden, dat er nooit eene trouw
belofte gegeven was, moesten zij den gedaagde in het
gelijk stellen.
Wordt in den tegenwoordigen tijd wel eens over de
minder goede eigenschappen der dienstboden geklaagd,
een geval als jl. Dinsdag op de correctioneele terechtzitting
der Rechtbank te Arnhem werd behandeld, behoort nog
tot de zeldzaamheden. M. M., oud 22 jaar, dienstbode bij
mevr. R. te Zevenaar, ontstak, toen mevrouw haar over
iets een aanmerking maakte, dermate in drift, det zij mevr.
R. aangreep, in het gezicht krabde en sloeg en daarna
haar meesteres, die op dat oogenblik alleen met de dienst
bode thuis was en naar het raam was gegaan om hulp te
roepen, opnieuw aanviel, bij de keel greep en hevige
slagen op het hoofd toebracht, die niet eerder een einde
namen, voordat een tweetal voorbijgangers op het hulpge
roep van mevr. R. waren toegeschoten en haar hadden ontzet.
Ter zake van het moedwillig aan iemand toebrengen van
kwetsuren en slagen, waardoor een ziekte van meer dan
20 dagen is ontstaan, werd aangeklaagde tot een celstraf
voor den tijd van twee maanden veroordeeld.
Denk om de vogels, nu onze tuinen en velden weder
met hard bevroren sneeuw zijn bedekt.
SultenlAna.
In het geheel zijn te Parijs 866 personen aan de
cholera gestorven.
Morin, de zaakwaarnemer, die, wegens lasterlijke
aantijgingen tegen mevrouw Clovis Hugues, vóór eenigen
tijd tot twee jaren gevangenisstraf, benevens boete en
schadeloosstelling, werd veroordeeld en door allerlei rechts
middelen de zaak slepende gehouden had, verkreeg Don-
derdag jl., voor het Hof te Parijs, dat haar in hooger
Die stem deed my ontstellen en mij het bloed in de aderen
stollen. Ik keerde mij plotseling om. Groote God! Zij was
het, zij, mijne reisgezellin, die terstond na mij uitgestapt was.
Ik stond als aan den grond genageld, toen ik haar zag, en
zeker zou de man aan het hek, als hij mij in het gezicht had
kunnen zien, evenmin als de stationschef geweten hebben hoe hy
het met mij had. Zij kwam mij echter spoedig ter hulp.
Kom, neem eens even mijn valies aan, dat ik mijn mantel
kan omdoen. Zie eens, wat een zuur gezicht!
Dit zeggende, bloosde zij en .keek op haar mantel, om mij niet
aan te zien.
Wat is dat? stamelde ik, niet wetende hoe ik het had.
Stapt gij ook uit?
Neen, ik ben al uitgestapt.
Ik wilde u vragen waarom gij uitgestapt zyt.
Dat is wat moois! riep zij uit. Vraagt gij dat?
Kom, laat ons gaan en geef mijn biljet ook af. Ik gehoor
zaamde werktuigelijk en volgde haar.
Maar, waarde dame, moest gij niet naar Bologna?
Evenals gijantwoordde zij, opnieuw blozende.
Maar ik... ik heb hier iets te doen. En gij, mejuffrouw,
voor zoover ik weet...
Gij weet inderdaad weinigmerkte zij op een eenigszins
verontwaardigden toon op, die mij het hart deed kloppen, zooals
de liefelijkste stembuiging dit zou doen.
Wat denkt gij wel van mij? Gij zoudt hier uw leven
voor mij wagen, en ik zou maar heengaan, alsof er niets gebeurde
Mijn goede heer, laat mij het u zeggen, voegde zij er met
onuitsprekelijke bevalligheid bij, gij zijt die volmaakte ridder
niet, zooals gij u gaarne dezen nacht hebt willen doen kennen.
Gij zijt een egoïst.
Een egoïst?... ik?
Ja zeker; wat anders is toch een man, die zijne middel
eeuwen geheel voor zich wenscht te behouden, en niet toelaat,
dat ook een ander zijn deel daaraan heeft? Let wel op, dat ik
niet scherts. Ook ik heb mijn gevoel van eigenwaarde, mijn
trots, die mij beveelt, in dit ernstig oogenblik niet minder dan
gij te zijn, niet kleingeestig bij de laffe gebruiken, die men het
menschelijk ontzag, en de vormen der wereld noemt. Eene
vrouw, die in dergelijk geval zou handelen zooals gij dit van
mij verwachttet, al ware zij de edelste en meest gevierde van
de wereld, zou ik voor een laag wezen houden, die den eerbied
en de liefde eens mans onwaardig is.
Wordt vervolgd.)