ook fiio-fior voife runderey*JLjfieer- "d ',o Binnenland. De Tweede Kamer heeft gisteren het aangevraagde sub sidie voor de Antwerpsche Tentoonstelling, ad f 150,000, verworpen met 35 tegen 33 stemmen. Te Oosterend op Texel zal een Christelijke school worden opgericht. De gelden voor den bouw zijn door collecten reeds bijeengebracht. De Gemeenteraad van Hoorn heeft in beginsel aan genomen het voorstel van B. en W. om, ter voorziening in den arbeidsnood, een gedeelte der oude vesting te sloopen. Den 2 Januari a. s. hoopt de heer J. Balder, te Hoogwoud, den dag te herdenken, waarop hij vóór 25 jaren de betrekking van Hoofd der school aanvaardde. Uit een bericht in de Landb. Crt. blijkt, dat alle provinciale Landbouw-Maatschappijen tot het Landbouw- comité zijn toegetreden. Zoodra de afgevaarden naar het aantal leden zijn benoemd, zal de voorzitter der Friesche Maatschappij van Landbouw de heeren bijeenroepen om zich te constitueeren. Den 3 dezer, des avonds te 8 uren, werd van den vuurtoren te Terschelling aan de autoriteiten bericht, dat een schip flambouwde en alzoo in nood verkeerde. In een oogenblik was geheel Westterschelling in rep en roer en spoedde een ieder zich naar de duinen, vanwaar men met korte tusschenpoozen werkelijk flambouwen zag en oogen- schijnlijk niet ver van den Noordsvaarder. De Reddings-Com missie liet daarop spoedig de reddings boot gereed maken, welke te halt tien uren reeds vervoerd werdterwijl ondertusschen bijna alle hier tehuisbehoorende botters en blazers, benevens de sleepbooten Adsistent en Magnet, uit de haven naar de strandingsplaats stevenden. Aldaar komende, werd nu door den stouten en vermaarden schipper T. De Haan en zijne mannen beproefd met den botter door de hevige branding te breken, 't welk hem gelukte en waardoor hij de geheele equipage van het schip, bestaande uit 26 man, 't leven redde; terwijl ook door den kloeken schipper Jb. Bos stoute en wel te vermelden pogingen zijn aangewend, om door de branding heen te komen en alzoo de bemanning te redden. Kort daarna keerden alle vaartuigen weder huiswaarts, daar men wegens de hevige branding geen kans zag iets te redden of te bergen en zette schipper, T. De Haan des morgens te half drie uren (4 Dec.) de geredde bemanning behouden aan wal, welke verder door den agent van het Consulaat werden verzorgd en gerestaureerd, terwijl alle kleederen aan boord van het stoomschip waren achtergebleven. De reddingboot keerde te 2 uren onverrichterzake terug, daar het schip in de buitengronden zat. Schipper T. De Haan, broeder der orde van den Nederl. Leeuw, heeft bijna van elke natie schipbreukelingen gered en is daarvoor op velerlei wijze en met talrijke medailles en getuigschriften vereerd geworden. Hoogstwaarschijnlijk zal in geheel Europa geen tweede persoon gevonden wor den, die op dergelijke wijze zóóveel menschen het leven redde. Terschelling mag trotsch zijn op zulk een man. De overdekte markt te 's Hage in de Wagenstraat, de eerste hier te lande zoodanig ingericht, zal wellicht eerlang van gedaante en bestemming veranderen en over gaan in een soort van Edentheater met circus, balzaal, café-chantant enz. enz. Naar men zegt, zouden de teeke- ningen reeds ontworpen en, wat nog meer zegt, het benoo- digde kapitaal gevonden zijn. Het nut moet hier dus wijken voor de kunst. Onlangs is gemeld, dat de boerenhofstede c. a. ge naamd Onverwacht, aan den Oetewalerweg, die in 1881 voor f 120,000 was gekocht, thans in veiling slechts f 35,000 had opgebracht. Thans wordt aan De Tijd, die hetzelfde bericht plaatste, medegedeeld, dat het tot ver keerde gevolgtrekkingen aanleiding gegeven heeft. Als men namelijk in aanmerking neemt, schrijft het blad, dat het een boerenhofstede met twee hectaren was, en indertijd de fabelachtig hooge som van f 120,000 werd besteed, wijl de kooper den grond als bouwterrein meende te kunnen exploiteeren welke berekening tot nu toe faalde zal men gereedelijk moeten toegeven, dat uit het groote ver schil in prijs tusschen 1881 en thans volstrekt niet tot een belangrijke daling der waarde van landerijen te beslui ten valt. Als eene merkwaardigheid wordt gemeld, dat bij den molenaar J. Van Sambeek, te St. Anthonis bij Venloo, op den 1 September jl. eene koe aan vier kalveren het leven Dat waren dwaasheden, onzinnigheden, schermutselingen, die niet te beteekenen hebben; maar ik kan er thans niet de kleur aan geven, die ze voor ons zoo bijzonder aantrekkelijk maakte. Zij was van een vroolijken, schertsenden aard, die nog sterker uitkwam door een zeker waas van droefgeestigheid, dat van tijd tot tijd haar gelaat overtoog, gelijk vluchtige wolkjes de zon wel eens bedekken, om ze heerlyker weder te voorschijn te laten komen. En juist omdat ik niet in staat ben, al die lieve kleinigheden, die alleen waarde hebben voor hem die ze bij ondervinding heeft, die ze om zoo te zeggen uit de eerste hand heeft, in een behoorlijk licht te plaatsen, zal ik verder van dat tochtje, den terugkeer, het middagmaal onder den wyngaard, den praatzieken aard onzer landelijke gastvrouw, die door hare plichtplegingen en wenschen mijne gezellin wel eens in het nauw bracht, geen gewag maken. Ik zal eveneens het aardig gesnap van den jongeheer Cesarino, en andere dergelijke dingen, die ons den dag veel te kort deden schijnen, met stilzwijgen voorbijgaan. Het was een dag, zooals alle voor menschen die gelukkig zijn. En wie heeft in zijn leven dergelijke dagen niet eens beleefd? Wie is er wel, die ten minste niet éénmaal in zijn leven gelukkig is geweest? Intusschen had zij niet meer gezinspeeld op de oorzaak, die ons daar ophield, die ons de reis had doen afbreken; zij had niet eens laten blyken, dat zij ze zich nog herinnerde. Zweeg zij, dan is het zeer natuurlijk, dat ik er ook niet van repte. Ik dacht aan het spinrag, dat, volgens het beweren der Muselmannen, als eene brug boven den afgrond geweven is, om de geloovigen tot de gelukzaligheid des paradijzes te geleiden; ook mijn geluk rustte op een draadje; brak dit, dan zou ik, ongelukkige, in den afgrond neerstorten. 'Middelerwijl was de avond gevallen, en ofschoon met weêrzin, moest ik haar toch verwittigen, dat ik naar het station ging om den trein van Bologna af te wachten. Haastig sprong zij open antwoordde mylaat ons dan gaan! Ik verzette mij natuur lijk tegen haar verlangen; maar zij hield vol en wilde mij tot lederen prijs volgen. Wat er ook gebeure, ik zal terstond terugkomen om u bericht te gevenantwoordde ik vastberaden, maar voor mijne rust kunt gy u niet, en voor uwe waardigheid moogt gij u daar niet laten zien. Blijf hier, ik smeek er u om. Door mijne redeneering en meer nog door den biddenden toon, waarop ik sprak, gaf zij eindelijk toe en viel weder op haren stoel neder. Ik maakte van dat gunstige oogenblik gebruik en vertrok. (Wordt vervolgd.) heeft geschonken, die alle vier in welstand verkeeren, terwijl de moeder even welvarend is alsof zij maar één kalf had ter wereld gebracht. Een gezellig dagelijksch bestuur. Door de rechtbank te Roermond is P. K., wethouder te Ohe en Laak (Lim burg), veroordeeld tot 1 dag gevangenisstraf, wegens be- leediging van den burgemeester. Bij de veelvuldige gevallen van brand, die in den afgeloopen zomer tengevolge van het broeien van hooi plaats hadden, kan het zijn nut hebben te herinneren aan een bij ons wel niet onbekend, maar toch nog weinig gebruikt, eenvoudig werktuig, om de temperatuur in het midden van het hooi te meten. In Engeland, waar men er zeer algemeen zich van bedient, is vooral dat van Ball Horton te Statford onder den naam van „Eureka Rick Tester" in gebruik en wordt daar voor f 12.60 verkocht. Het instrument bestaat uit een ijzeren buis, ongeveer 2 meter lang, die onderaan in een driehoekige punt uitloopt en aan het andere uiteinde met een zeer gemakkelijk, van beide kanten uitstekend handvatsel voorzien is. Onder in die buis is een thermometer bevestigd, waarvan de graadver- deeling door een spleet in de buis te zien is en welke spleet wijd genoeg is om de temperatuur van het binnenste gedeelte van het broeiend hooi of graan of aan hoopen ingezuurd gras er direct en volkomen op te laten inwerken. Ziet men dat de temperatuur hooger gestegen is dan 75 a 80 gr. C., dan is het zaak het broeiende hooi of graan uit elkander te werpen. Het onderwerp, dat dr. W. C. Van Manen, vroeger predikant te Winkel, thans aangewezen tot opvolger van wijlen prof. C. P. Hofstede de Groot, te Groningen, in zijne jl. Donderdag middag uitgesproken inwijdingsrede behandeld, luidde aldus: „Het persoonlijk karakter der leerstellige godgeleerdheid." Ziehier in het kort den gedachtengang der rede: Hetzij de beoefenaar der leerstellige godgeleerdheid het moge willen al dan niet, het is hem onmogelijk iets anders dan zijn eigen godsdienstig geloof en dat zijner geestverwanten in een wetenschappelijken vorm te gieten. Natuurlijk kan hij niet het geloof der menschheid tot een stelsel brengen. Want de menschheid heeft niet één gemeenschappelijk geloof. Maar om dezelfde reden kan hij eveymin het ge loof der christelijke wereld als een goed gesloten en aan bevelenswaardig stel van begrippen willen uiteenzetten. Hij moet zich beperken, en dient als prediker der geloofs leer van een bepaald kerkgenootschap, van eene der afdee- lingen der christelijke kerk op te treden. Wat meer is, hij moet, dewijl er in ieder christelijk kerkgenootschap rechtzinnigen en vrijzinnigen, mannen van verschillende kleur aanwezig zijn, weglaten wat hem valsch, verouderd of onwezenlijk voorkomt, en zoo ten slotte slechts aan datgene eene wetenschappelijke uitdrukking geven, wat door den kring van zijn eigen geestverwanten als gods dienstige waarheid gekend en doorleefd wordt. Aan die beperking is eene schaduwzijde verbonden: men loopt groot gevaar andersdenkenden te miskennen. Als de rechtzinnige zijn eigen geloofsleer en die zijner vrienden ontvouwt, is hij steeds geneigd op wat hem van andere partijen in zijn kerkgenootschap onderscheidt den meesten nadruk te leggen, en over het hoofd te zien, dat hij wellicht de beste schatten van het godsdienstig leven met den moderne gemeen heeft. Omgekeerd is er groote kans, dat de mo derne zijn oogen sluit voor wat een godsdienstig oogpunt waarde heeft, maar enkel tot de vrome levenservaringen van zijn rechtzinnigen broeder behoort. Zoo kan het niet anders of ieder dogmatisch stelsel vertoont het karakter der persoonlijkheid van zijn bouwmeester. Zullen wij daarom beweren, dat iedere dogmatiek willekeur is? Wie dat zegt, ziet voorbij, dat de bezitter van een godsdienstig geloof den inhoud van dat geloof niet uitsluitend aan zich zelf is verschuldigd, dat het verleden in ieder onzer voort leeft, dat wij teren op de rijkdom van begrippen en ge moedservaringen, welke het voorgeslacht ons heeft over geleverd, dat wij niet op de schouders onzer voorgangers zouden staan, indien wij niet hunne zonen waren en door hen waren omhoog gedragen. Zoo is het dus onbetwistbaar, dat ieder dogmatisch stelsel, ofschoon het enkel een kring van bepaalde individuen geheel kan bevredigen, nochthans de vrucht is van een verleden, dat vele anderen met hen min of meer gemeen hebben. In beginsel wordt het persoonlijk karakter der leer stellige godgeleerdheid, gelijk de redenaar door een beroep op talrijke gevierde mannen aantoonde, volmondig erkend. Maar men blijft in gebreke het beginsel toe te passen, en eischt ten slotte, dat het eigen stelsel als uitdrukking van het geloof eener geheele kerk zal worden begroet. Van daar dat men zijn stelsel noemt: de leer der Hervormde Kerk, of het op eene andere wijze betitelt, waardoor het aanspraak op geldigheid voor allen maakt, die lid van een zeker kerkgenootschap zijn. Wanneer dr. A. Kuyperover eenigen tijd, zijne belofte getrouw, met eene dogmatiek voor den dag komt, dan kan men er zeker van zijn, dat het persoonlijk karakter van den auteur uit de inleiding tot zijn werk zeer sterk spreken zal; maar men kan er even zeker van zijn, dat hij ten slotte zijne geloofsleer als een vorm zal uitgeven, waarnaar allen, die lid zijner kerk zijn, zich behooren te richten. Zelfs mannen van een zoo ruimen zin als Schleiermacher, Schweizer, Ooster zee, Scholten, enz. enz. zijn min of meer tot die fout vervallen. Het komt er op aan die fout voortaan te vermijden en wat slechts voor een kring van geestverwanten gods dienstige waarheid kan zijn, niet als een leer uit te geven, die op algemeene erkenning mag aanspraak maken. Als de beoefenaar der leerstellige godgeleerdheid het persoon lijk karakter der door hem ontvouwde dogmatiek voort durend doet uitkomen, dan, en dan eerst, zal het hem mogelijk zijn al het heil te stichten en al het leven te wekken, dat door hem gesticht en gewekt kan worden. Niet meer beproevende eene leer te ontvouwen, welke objectieve beteekenis heeft, eene leer, welke, afgezien van het persoonlijk karakter van den belijder, dient te worden aangenomen, zal hij er van zelf toe komen de schatten van zijn in God verborgen gemoedsleven telkens te ont sluieren en daaruit aan anderen mede te deelen. Eefst op die wijze zal de volvoering der hem opgelegde taak al hare vruchten kunnen afwerpen, en tot aankweeking en ver meerdering van godsdienstig leven voortdurend kunnen strekken. En de beoefenaar der leerstellige godgeleerdheid behoeft niet te vreezen, dat hij, zulk een methode volgende, bij de vertegenwoorders van andere wetenschappen zijn aan zien zal verspelen. Want indien er iets vast staat, dan is het dit, dat iedere echte dienaar der wetenschap be scheiden is, voor afwijkende zienswijzen gaarne ruimte laat, en niets als uitgemaakte waarheid wil laten gelden wat slechts ten halve of voor drie kwart bewezen is. Historie, philologie, geneeskunst, hygiëne mogen als voor beelden worden genoemd van wetenschappen, welke eVen eens een persoonlijk karakter dragen; naast haar kan de leerstellige godgeleerdheid eene plaats innemen, al werd zij ook, uit eerbied voor neutraliteit, de fetisch van de tweede helft der negentiende eeuw, uit het staatsonderwijs verbannen. De toespraak werd besloten met plichtplegingen tegen over het moderamen der Synode, de curatoren der univer siteit, hun secretaris, de professoren, de aanwezige predi kanten en de studenten. Verreweg de meeste professoren waren bij deze, half kerkelijke, half academische, plechtigheid in costuum aan wezig. De plechtigheid werd gepresideerd door den voor zitter en den loco-secretaris van de Synode der Ned. Herv. kerk, die in het gestoelte gezeten waren, dat bij gewone gelegenheden door dé curatoren der Universiteit wordt ingenomen. (N. Rott. Crt.) O, gij weet niet, hoe juist bij de lagere standen, het rein menschelijke, met zijne goede en slechte zijden, dikwerf veel grootscher en poëtischer te voorschijn komt dan daar, waar het leven van de zoogenaamde beschaafde standen, met zijn weelde, zijn etiquette en vormen den natuurlijken, oorspronkelijken aanleg en de individualiteit vernietigt en het aangeboren karakter verloochent. Men vindt onder het volk ontegenzeggelijk meer oorspronkelijkheid, natuurlijke karakter-ontwikkeling, en wat eens in een kernachtige boerennatuur wortel heeft geschoten, is er moeielijk meer uit te rukken; het groeit en groeit voort, en wordt het ook geen slanke vruchtboom, geen bekoorlijke palm, zoo wordt het toch een knoestige eik, die storm en onweer trotseert. Otto Muller. Der Tannenschütz. Ik vond het zeer roerend, deze ruwe, morsige, mishan delde vrouwen zoo vereenigd te zien; te zien, wat zij voor elkander zijn konden; te zien, hoe zij voor elkander ge voelden, hoe ieders hart verteederd werd door de zware beproeving haars levens. Ik geloof, dat de beste zijde van zulke menschen bijna voor ons verborgen is. Wat de armen voor de armen zijn, is weinig bekend, behalve voor hen zeiven en voor God. Dickens. Het verlaten huis. Buitenland. Er heeft eergisteren morgen, zoo meldt men o. a. uit Weenen aan de N. Rott. Crt., gedurende twee uren een orkaan over de stad en omstreken gewoed, die aan geweld moeielijk zijn wedergade zal vinden. Te 5 uren des morgens begonnen, wekte hij alle bewoners uit den slaap, veroorzaakte vele ongelukken en ging eerst tegen 9 uur liggen. De storm had de snelheid van 130 kilo meter per uur en eene drukking van 150 kilo per vier kanten meter. Stukken van daken, schoorsteenen, pannen, schuttingen vlogen als bordpapier door de lucht, en sora- mige straten waren nog den geheelen voormiddag afge- I sloten, ten einde de passage weer vrij te maken. De storm woedde het ergst te 7 uren, en vele personen, die zich toen 1 op straat bevonden, verkeerden in groot levensgevaar. 1 Op verschillende punten werden zelfs met twee paarden bespannen rijtuigen door den wind omgeworpen en de I koetsiers van den bok geslingerd. Een kwam er met zulk j eene vaart tegen een kiosk terecht, dat de aangeplakte I papieren geheel met bloed bedekt waren. Een door twee vrouwen bestuurde wagen werd eveneens door den wind omvergeworpen en de vrouwen eenige meters ver wegge- slingerd. Zelfs beladen vrachtwagens konden aan de drukking van den wind geen weerstand bieden, ze werden opgetild, in de rondte gedraaid, om dan met paard en al neer te ploffen. IJzeren lantaarns werden door den storm verbogen, en een paard met zooveel geweld tegen eene balustrade geslingerd, dat het bloedend neerviel en op straat dood bleef. Van sommige tramwagens werd het bovengedeelte weggerukt. De Keizer van Duitschland had tot nog toe geen deel genomen aan de gewone hofjachten, doch zich daarbij door zijn kleinzoon, Prins Wilhelm, doen vertegenwoordigen. Jl. Donderdag echter jaagde de 87jarige Vorst zelf, in gezelschap van den Koning van Saksen, den Groothertog van Saksen-Weimar en den zoon van dezen laatste, in de bosschen van Göhrde. Ongetwijfeld keert het hooge gezel schap met rijken buit huiswaarts. Dat men uit de gevangenis tracht te ontvluchten, komt meermalen voor, doch dat men de brutaliteit bezit om in de gevangenis in te breken, behoort zeker onder de zeldzaamheden. Toch is dit te Kings-County (Ierland) gebeurd. Na in de gevangenis geslopen te zijn, heeft inen de brandkast in de schoenmakerswerkplaats opengebroken en eene som van circa f 8000 medegenomen, welke door eene Maatschappij was gedeponeerd, die voortdurend de schoenen opkoopt, welke door de gevangenen gemaakt worden. Men kan zich de woede van den directeur der gevangenis voorstellen, toen hij den diefstal ontdekte, maar na van de eerste ontsteltenis bekomen te zijn, moet hij toch gezegd hebben: ,Ora 't even, deze dieven zijn kunste naars Zondagsjagers noemt men in het buitenland, waar het jagen op Zondag niet verboden is, die liefhebbers van het edele jachtvermaak, wier bezigheden hun niet toestaan om op de werkdagen er op uit te gaan en wier geweren 's Zondags maar al te dikwijls gevaarlijker zijn voor hun natuurgenooten, die zich in hun buurt bevinden, dan voor het wild dat onder hun bereik mocht komen. Een zeer droevig ongeluk overkwam jl. Zondag twee Weener burgers, vader en zoon, die in Gerasdorf op de jacht gingen. De 60jarige vader, Joseph LeBer, liep vooruit, gevoigd door den 26jarigen zoon, wiens geweer onverwachts afging; de kogel drong in den rug van den vader en deze stortte terstond dood neder. De jonge Leser geraakte door dit onheil zoodanig in vertwijfeling, dat hij de tweede lading van zijn geweer op zijn eigen borst richtte en zwaar gewond ter aarde stortte. Een spoorwegwachter was de eerste die beide ongelukkigen vond. Hij snelde om hulp en men bracht den gewonden man onder dak, doch een paar uur later gaf hij den geest. Beide lijken werden nu

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1884 | | pagina 2