gespaard en eergisteren morgen had zij in 't geheel vier^gulden
en vijf-en-zeventig centen.
«Vijf gulden minstens," dacht zij, «ik moet toch vijf gulden
bijeen zien te krijgen. Dus nog vijf stuivers tegen morgen!"
Dien dag was het met moeder Antoine's jongen al zeer slecht
gesteld. Geen wonder! Na die koude, die zij verduurd hadden,
zag het er met den kleinen engel bedenkelijk uit.
De armen hebben het oudje niet veel kunnen geven, daar zij
zelf bijna van honger en koude dreigde om te komen. Geen
lompen meer te verkoopen! Drie bons voor brood en hout, dat
is het eenige wat er voor de arme bewoonster van het zolder
kamertje op kan overschieten. Maar de kleine is zoo min, dat
hy er niets meer door kan krijgen. Waarom zal zij dus brood
koopen vandaag? Voor haar? Neen, dat doet zij niet! Morgen
is er weêr een dag. Hetgeen zij op dit oogenblik hebben moet,
het noodzakelijkste, het onmisbaarste, is geen voedsel, maar het
is de paljas.
Als hij hem nu had in zijn bevende vuistjes, zou hij zeker
beter worden.
„Wat was hij mooi!" fluistert hij, met een onderdrukte zucht.
En zijn oogen staan wijd open gespalkt, zijn neusvleugels
trillen, een blos kleurt zijn wangen; het leven keert op zijn
bleeke lippen terug. Het leven, ja, het leven! Hij zal nog
leven als zijn droom verwezenlijkt wordt.
„Wat was hy mooi!"
„Ik zal hem gauw gaan halen. Ik ga terstond!"
„Wat, den paljas?"
„Ja, den paljas."
„Zijn wij dan rijk, grootmoe?"
„Ja, mijn jongen. Kijk eens even."
Zij laat hem haar spaarpenningen zien. Het bedrag is in
centen, dus een groote hoop. Het kind klapt in de handen van
blijdschap.
„Loop hard, grootmoeder, loop hard, hoor! Houd je nergens
op!"
Zij is al vertrokken. Neen, zij zal zich nergens ophouden.
Zoo vlug haar oude, gebrekkige beenen haar dragen kunnen,
loopt zy eerst bij de buren aan om haar laatste drie bons te
verkoopen.
„Het is om een geneesmiddel voor den jongen te koopen,"
zegt zij.
En zij zegt de waarheid: het is een geneesmiddel, dat zij gaat
halen. Vijf gulden! Zij heeft ze eindelyk! Er is een half jaar
mee heengegaan, maar zij heeft ze nu toch. Hoe snel spoedt
zij zich voort, ondanks de gladde straten en de doordringende
koude, die haar beenderen bijna doet verstijven. Zy heeft niets
gegeten vandaag en haar kleederen op de krib van den zieke
gelegd. Zij heeft slechts één rok aan en een dun doekje over
haar hemd. Brrr! Toch loopt zij voort! Het is een heel eind.
Zij wil niet in den eersten den besten winkel gaan. Daarginds,
dicht bij den Grand Opéra, moet zy zijn. De paljas is er
misschien nog wel, en wie weet? Misschien kost hij niet meer
dan vijf gulden!
Ja, het was dezelfde en voor vijf gulden heeft zij hem eindelijk,
na eenig afdingen, gekregen. Het was dezelfde. Zy heeft hem
herkend. Zij keert naar huis terug en drukt hem voorzichtig
aan haar hart, alsof zij bang was hem pijn te doen. En zij zegt
telkens weder:
„Wat is hij mooi!"
Laat ons kort zijn. Het noodlot is de wreedste dramaturg.
Niemand weet beter dan de werkelijkheid de meest verrassende
ontknoopingen uit te denken.
Het oudje was twee lange uren weggebleven. Tehuis komend,
heeft zij het kind dood gevonden.
Gisteren heeft men grootmoeder Antoine's jongen begraven.
Zij heeft in de kist op het doodshemd, vervaardigd van een
uitgestukt beddelaken, den mooien paljas gelegd, prijkende met
zijn schitterende kleuren, metalen belletjes en prachtig verguld
dit is het Kerstgeschenk van het dierbaar lijk geweest.
Moge grootmoeder Antoine weldra den dood als een welkom
Nieuwjaarsgeschenk ontvangen.
Binnenland.
Dat de behoefte aan kader bij de infanterie-korpsen
steeds kleiner wordt, blijkt, dat het incompleet op den
15 dezer bestond uit 209 korporaals en 0 sergeanten, tegen
215 sergeanten, 6 fouriers en 431 korporaals in December
1883. Op 1 Januari 1881 ontbraken nog 823 korperaals
aan de formatie.
De Yereeniging van gepensioneerde onderofficieren
en minderen van het Nederlandsche leger ontving dezer
dagen eene gift van duizend gulden, van eene aanzienlijke
dame. Blijkens begelijdend schrijven strekte dit tot blijk
van ingenomenheid met het doel en de wijze van uitvoering
door het bestuur der Vereeniging.
Ook van H. K. H. Prinses Hendrik der Nederlanden
ontving zij, na aanbieding van het jaarverslag, weder eene
geldelijke bijdrage. Men hoopt, dat de voortdurende steun
van gegoeden het bestuur gaandeweg in staat moge stellen
aan zoovele ouden of hunne weduwen de vrees voor eene
kommervolle toekomst te ontnemen. Het doel der Ver
moeid daarboven aan te komen, en ook om mij eenigszins voor
te bereiden op de nieuwigheden, die mij wachtten. Cesarino was
vroolijk en sprong als eene jonge geit voor mij uit; er was dus
niets kwaads te vreezen. Toch bonsde mij het hart in de borst,
toen ik op de vlakte voor het kasteel aankwam en de vestibule
van de vensters der eerste verdieping verlicht zag. Was dat het
kasteel, dat ik twee dagen te voren geheel verlaten had gezien?
Ik onderdrukte een kreet, die mij reeds uit de borst brak, en
verhaastte mijne schreden. In twee sprongen was ik in het
voorportaal voor 't licht der wijd openstaande deur.
Hier is zij! riep Cesarino zegevierend uit, terwijl hij
mij voornit liep.
Mijne schoone kasteleinesse was in de vestibule. Zij droeg
een gewaad van lichte zilverkleurige zijde, evenals de Oostcrsche
stoffen, met veelkleurige nopjes. Heur schoon zwart haar, dat
het hooge en kolfvormige kapsel van onze dagen verachtte, om
wond met Griekschen zwier hare slapen, kwam in glanzende
krullen achter de ooren samen, en liet, in den nek bijeengevat,
eene sierlijke vlecht over hare schouders neervallen. Het was
het kapsel van de Venus van Milo, aan wie mijne schoone ge
zellin niet hierdoor alleen deed denken.
Op eene hoffelijke wijze trad zij naar de deur toe en reikte
mij de hand, die ik eerbiedig kuste. Ik vond geenc woorden
om haar toe te spreken; verrukt over zulk eene schoonheid en
met mijn geluk zelf verlegen, zag ik haar verbaasd aan.
Mij bij de hand nemende, leidde de schoone vrouw mij het
huis door. Alles was in die zalen in orde, alles ademde een
geur van onvermengde vreugde. Nooit te voren had ik begrepen,
hoe de dingen zulk eene lieve en diepe stem konden hebben.
Zeker waren die meubels en die familieportretten aan de wanden
daar sedert vele jaren. Maar de tegenwoordigheid dier schoone
scheen hun leven te geven. Het oude huisraad blonk en weer
kaatste de golvende plooien van dat witte gewaad, dat rakelings
voorbijging: die anderen daar glimlachten van het doek, en
schenen ons met een goedigen lach toe te roepenWeest vroolijk,
kinderen; wij zyn het op onze beurt ook geweest, en menigeen
van ons, aan het einde gekomen, heeft zich den tijd berouwd,
dien hij nutteloos met pruilen had doorgebracht.
Nadat ik eenigszins bekomen was van de vermoeidheid der
lange reis, ging ik naar de eetzaal. Ik moet echter zeggen, dat
eeniging toch is, aan behoeftige gepensioneerde militairen
van het Nederl. leger, hunne weduwen en zoo noodig
hunne weezen onderstand te verleenen.
Op den GelderschOverijselschen locaal-spoorweg
had den lsten Kerstdag een vreeselijk ongeluk plaats.
Bij den overweg in Den Broeke, gemeente Neede, heeft
de trein een rijtuig met zes personen overreden.
Een Roomsch-kath. ingezetene van JJeede was naar den
pastoor geweest om zijn kind te doen doopen; op den
terugweg gebeurde het ongeluk. Eene vrouw was na enkele
oogenblikken reeds overleden; twee anderen hebben gevaar
lijke wonden, zoodat groote vrees bestaat voor hun leven;
de vader van 't kind en de voerman werden aan hoofd en
rug gewond. Het kind kwam er 't best af. Het werd door
den schok een eind weg geslingerd en kwam in 't water
terecht, waaruit men het spoedig redde.
Het paard moest worden afgemaakt; het rijtuig is aan
splinters geslagen.
Naar aanleiding van het verzoek van het hoofdbestuur
der Hollandsche Maatschappij van Landbouw, om mede te
werken tot de oprichting eener Vereeniging tot bescher
ming van den handel in natuurboter, heeft het hoofdbestuur
der Friesche Maatschappij van Landbouw gemeend, dat de
oprichting eener afzonderlijke Vereeniging voor de bescher
ming van de natuurboter niet wenschelijk is, maar dat het
daarentegen, tot wering van het misbruik om margarine
voor natuurboter te doen doorgaan, wettelijke maatregelen
op de verpakking van margarine, zooals die in Amerika
en andere landen bestaan, dringend noodzakelijk acht.
Het heeft mitsdien besloten aan het hoofdbestuur der
Hollandsche Maatschappij te verzoeken de zaak bij het
Nederlandsch Landbouw-Comité aan de orde te stellen,
ten einde gemeenschappelijk bij de Regeering op wettelijke
regeling aan te dringen.
Het bestuur van het 38ste Nederl. Landhuishoudkundig
Congres, dat te Gouda zal gehouden worden, heeft zich
gesplitst in 3 sub-commissies, een voor de feestviering, een
voor de tentoonstelling en een voor de huisvesting. De
tentoonstelling zal bestaan uit voorwerpen, betrekking
hebbende op de zuivelbereiding, terwijl misschien ook een
veetentoonstelling zal worden gehouden.
Het bestuur heeft zich gewend met een circulaire tot
landbouw-vereenigingen, deskundigen en enkele autoriteiten,
waarin hun medewerking tot samenstelling van het pro
gramma der vraagpunten werd verzocht, waarin mededeeling
werd gedaan, dat de te behandelen onderwerpen in twee
afdeelingen zullen worden gesplitst, namelijk een voor
onderwerpen betreffende akkerbouw, veeteelt, tuin- en bosch-
bouw, zuivelbereiding, ontginning enz., en een andere voor
onderwerpen betreffende volkshuishoudkunde, natuurkunde
op den landbouw toegepast, landbouw-onderwijs, enz.
Het bestuur verzoekt de vraagpunten in de maand Januari
te willen inzenden aan den lsten secretaris van het Congres,
mr. D. N. Brouwer te Gouda, en noodigt de inzenders uit,
de vraagpunten, voor zoover zij op het vast te stellen pro
gramma zullen voorkomen, op het Congres te willen inleiden.
Jl. Dinsdag avond werd te Amsterdam aan den heer
Ed. Bamberg eene eigenaardige hulde gebracht. De directeur
der Variétés werd 68 jaren oud. De leden van het gezelschap
schonken den jubilaris een schrijfbureau en een stoel. Vele
andere geschenken en bewijzen van belangstelling werden
hem gebracht. Niet het minst zal hij getroffen zijn geweest
door de beide lauwerkransen, hem geschonken toen hij in
Jeremias Lustig ten tooneele trad.
Een dier kransen was het geschenk van mevrouw Frenkel-
Bouwmeester, en Bamberg deed de waarde dezer hulde
uitkomen, toen hij, na zijne vrienden en het publiek van
het tooneel af in gevoelige woorden bedankt te hebben,
zeide dat hij op mevr. Frenkel's geschenk zoo hoogen prijs
stelde, omdat deze onder zijne leiding hare eerste studiën
had gemaakt.
Na de voorstelling was aan vele genoodigden een souper
bereid, dat gevolgd werd door eene gezellige danspartij, die
tot vroeg in den morgen een vroolijk gezelschap bijeenhield.
1885 zal twee maansverduisteringen brengen, op den
30 Maart en den 24 September en drie kometen.
Het allernieuwste op het gebied der mode is thans
het beschilderen van kleedereij en stoffen. Atlas, zijden
fluweel en het in Duitschland zoo gebruikelijke katoenen
fluweel leenen zich daartoe het beste. De patronen worden
van het papier met een warm strijkijzer op de stof over
gebracht en dan kleurt men die met zeer dunne, fijne
olieverf, die zich zeer vast aan het goed hecht. Voordat
zij geheel droog is brengt men er een bronzen reflectie in
aan, die er insgelijks zeer voldoende op houdt. De op
ik toen de tafel, die door niemand anders dan Rosa, dat
begrijpt men, klaar gemaakt was, geene eer aandeed. Wijstonden
spoedig op, en ik bood der schoone fee den arm aan, om het
bezoek van haar tooverpaleis te voltooien. Ik wilde alles zien,
mij van de plaats meester maken, en zij genoot, terwijl zij mij
zoo belangstellend zag en mij met zooveel vuur haar werk hoorde
prijzen.
Gedurende al dien tijd waren wij beide in een eenigszins
gedwongen houding geweest, en hadden vele niets beteekenende
woorden en verscheidene beleefdheden gewisseld, dat kon echter
niet langer duren, en ons gesprek gevoelde het lastige van den
toestand, waarin wij beiden waren. Was er dan nog geen punt
te verklaren? Had ik nauwgezet den last vervuld hare brieven
op de post te bezorgen, zonder een blik op het adres te slaan?
Toen wij geheel alleen waren, vatte ik de schoone vrouw bij
de hand, en trok haar met zacht geweld onder het licht eener
lamp.
Zie mij goed aan; zeide ik tot haar. Heb ik uw
geheim geschonden?
O, neen, antwoordde zij blozende. Ik had u reeds,
toen gij nauwelijks aangekomen waart, in de oogen gelezen.
Gij zijt een rechtschapen ridder. Beken overigens, voegde
zij er by, of gij geen groot verlangen hadt ze te lezen.
Zeg liever een onbeschrijfelijk, een brandend verlangen.
De liefde is jaloersch, gij weet het; dat is... wie weet het? Wat
moet ik gelooven?
Zij bewaarde een oogenblik het stilzwijgen, terwijl zij met hare
schoone oogen in de mijne staarde.
Dat ik, antwoordde zij vervolgens langzaam, als het
ware de woorden uit de keel wringende, dat ik... misschien
aan de verzoeking geen weerstand had kunnen bieden.
Ik begrijp uantwoordde ik verlegen, en niet meer
wetende in welke wereld ik was; wegens eene kleine-
vrouwelijke nieuwsgierigheid
Neen; gij vergist u.
En waarom dan?
Vraagt gij mij dat? murmelde zy, terwijl zij my als
verdoofd in de armen viel en haar schoon gelaat aan mijne borst
verborg.
(Wordt vervolgd.)
deze wijze aangebrachte vruchten, bloemen, enz. staan
bijzonder rijk en ieder kan die natuurlijk overeenkomstig
zijn smaak en zijn persoon doen wijzigen. Iedere dame
kan zich nu een kleedje verschaffen, dat geen harer vrien
dinnen hebben kan. Ook tafelkleeden, enz. worden, volgens
de Voss. Ztg., aldus behandeld en met het meubilair der
salon in overeenstemming gebracht. Vooral voor gordijnen
moet deze nieuwe methode uitstekende resultaten opleveren.
Als een nieuw dames-handwerk verdient deze nieuwig
heid de aandacht wel te trekken.
1059-1884.
VIJF-EN-TWINTIGJARIG JUBILÉ
der Rijks-Normaalschool te Helder.
Heden namiddag te ruim 1 uren ving in de Bouwzaal, aan de
Kerkgracht, alhier de feestviering aan van 't zilveren jubilé der
Rijks-Normaalschool alhier. Een aantal autoriteiten, de tegen
woordige en vroegere onderwijzer dier School, de vroegere en
tegenwoordige kweekelingen waren tegenwoordig toen de heer
T. Mooy, Voorzitter der Feestcommissie, aan allen een hartelijk
welkom toeriep. Spreker wees op 't gewicht van dit oogenblik,
inzonderheid ook voor de heeren H. Daarnhouwer, P. Uurbanus
en J. C. Leich, die sedert de stichting der Normaalschool be
stendig daaraan werkzaam zijn geweest. Hij wenschte die
heeren geluk met hun voorrecht, hun beschoren, uitte den wensch
dat allen, die aan deze inrichting hunne krachten wijden, veel
zelfvoldoening mogen genieten, en bracht dank aan de oud-
kweekelingen, die deze feestviering met hunne tegenwoordigheid
vereerden. Spreker deelde mede dat de heer P. J. Heijning,
oud-schoolopziener, door gezondheid-redenen verhinderd was aan
deze gedachtenis-viering deel te nemen. De wensch, aan 't slot
zijner openingsrede uitgesproken, voor den voortdurenden bloed
der Heldersche Normaalschool, vond blijkbaar bij alle aanwezigen
in ruime mate weerklank.
't Gesprokene werd nu weldra gevolgd door 't welluidend
gezang van de tegenwoordige kweekelingen der Normaalschool,
onder de leiding van den heer P. Uurbanus. Vervolgens trad
de heer dr. W. B. J. Van Eijk, schoolopziener in 't district
Haarlem, als feestredenaar op. Spreker wierp een blik op de
geschiedenis van 't ontstaan en de ontwikkeling der inrichting,
die thans haar zilveren feestgetijde viert. Aanvangende met een
kort overzicht van de opleiding der onderwijzers, vóór dat deze
hoogst gewichtige zaak door eene Rijkswet werd geregeld, schetste
spreker het onvoldoende van een paar Rijks-kweekscholen voor
de opleiding van 't hulppersoneel by 't lager onderwijs. Ver
volgens wijdde spreker een woord van hulde aan 't geen hier
ter plaatse inmiddels werd gedaan voor die opleiding, door de
stichting eener plaatselijke kweekschool, die van 't begin van
J857 tot December 1859 heeft bestaan en door de Kyks-Nor-
maallessen werd vervangen. Nog wees spreker op het streven
by onze Volksvertegenwoordiging naar verbetering van de zeer
gebrekkige opleiding van onderwijzers vóór 1857, hetgeen ten
gevolge had de opneming in de wet van genoemd jaar van deze
bepaling: „Tot opleiding van onderwijzers worden, van Rijks
wege, aan enkele der meest voortreffelijke lagere scholen Nor
maallessen verbonden." Een gevolg van dit wetsartikel was
dat, behalve Amsterdam en Hoorn, ook Helder met zulk eene
instelling begiftigd werd. Onderwijzers aan deze inrichting
waren aanvankelijk de heeren J. Van der Haar, C. J. Blok,
H. Daarnhouwer, P. Uurbanus en J. C. Leich, waarvan de
beide eersten sedert zijn overleden. Het aantal kweekelingen
bedroeg aanvankelijk 13.
Verder stippen wy uit de rede van den geachten spreker aan,
dat op 17 December 1859 de lessen aanvingen en wel in stillen
eenvoud, zonder eenigen ophef, met een enkele les over op
voeding en onderwijs, door den heer Van der Haar gegeven en
door den districts-schoolopziener, den heer Heijning, bijgewoond.
Spreker bracht vervolgens hulde aan de nagedachtenis van den
heer v. d. Haar, die 10 jaren lang de betrekking van directeur
vervulde. Vervolgens herinnerde hij aan de herziening der
onderwijs-wet in 1878 en de daardoor ontstaande grootere be
hoefte aan geschikte arbeidskrachten voor 't onderwijs. Hij deed
uitkomen de uitbreiding, die daar door ook de Heldersche Nor
maallessen onderging, zoowel door vermeerdering van 't aantal
vakken, als door de toevoeging eener voorbereidende klasse voor
leerlingen van 12 tot 14 jaren.
Na op die wijze een terugblik te hebben geworpen, beschouwde
spreker vervolgens, met raadpleging van het heden en het verleden
de toekomst der Rijks-Normaallessen. Spreker stond stil bij de
schoolregeling door dr. Schaepman voorgestaan en by 't dood
vonnis, door dezen over de opleiding van 's Rijkswege uitge
sproken. Spreker vroeg of dit nu wellicht de reactie is van de
zorg, waarmede de Tweede Kamer haar pleegkind heeft gekoes
terd. Op dezelfde plek, waar eenmaal de wieg en bakermat
der R. N. L. stond, verheft zich, naast de voorspraak harer
vrienden, tevens de stem der oppositie. Spreker toonde dit in
bijzonderheden aan, schoon eene eerlijke en gezonde critiek bij
hem toejuiching vond.
Spreker deed verder uitkomen dat de partij van dr. Schaepman
inzonderheid beoogt de opheffing der R. N. L. Tegen dit streven
waarschuwde hij door een betoog van haar nut, zij 't ook dat
haar gebreken aankleven. Met onwederlegbare cijfers betoogde
hij hare onmisbaarheid. En ofschoon hij toegaf, dat te eeniger
tijd 't getal Normaalscholen kon worden ingekrompen, met nadruk
handhaafde hij het recht van bestaan dier opleidings-inrichtingen.
Ten slotte beval spreker aan om ook voordeel te doen met de
opmerkingen, door eene deskundige en wélgezinde critiek ten
beste gegeven en gaf hij de richting aan, die men z. i. te volgen
heeft om zich 't recht op eene toekomst te verzekeren. Met toe
spraken tot directeuren en onderwijzers van Normaalscholen in
't Algemeen, tot die van Helder in 't bijzonder, tot de vroegere
en tegenwoordige kweekelingen, tot het Gemeentebestuur en de
Commissie van Toezicht, sloot de spreker zijne belangrijke rede,
die afgewisseld en besloten werd door 't gezang der kweekelingen.
't Lied, aan 't einde der feestrede gezongen, luidde aldus:
Laat klinken de tonen, laat zwellen de zangen,
Dit feest is de hulde wel waard;
Wat Nederlands zonen voor alles verlangen,
De volksschool, zij bleef nog gespaard!
Reeds mogen wij prijzen de schoone bewijzen,
De vruchten, die 't onderwys draagt;
Zij 't velen gegeven, den tyd te beleven,
Dat aller waardeering het schraagt!
O, wakkere mannen! wier lust en wier leven
Gewijd is aan kennis en deugd,
Die onze Normaalschool uw steun hebt gegeven,
Uw pogen blijv' velen tot vreugd!
Moogt gy het ervaren: de school bloei nog jaren,
En tuig' van uw wakkeren geest!
Ja blijve zij tieren! eens mogen wy vieren
Met geestdrift nog heuglijker feest!
Na afloop dezer rede werden de aanwezigen door den heer
J. P. Van Varik, voorzitter der afdeeling Helder van het
Nederlandsch Onderwijzers-Genootschap, uitgenoodigd tot eene
samenkomst in 't lokaal Tivoli. Daar worden hun van wegede
afdeeling ververschingen aangeboden.
Heden avond zal de feestviering worden besloten met eene
Soirée Littéraire et Musicale, mede in Tivoli. 't Programma
belooft een waren feestavond.