HELDERSCHE
EN NIEUWE01EPER COURANT.
en AlvertentieWaJ voor Hollanis Noorderkwartier.
Jaargang 43.
Woensdag 14 Januari.
1885. N°. 6.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
KIEZERSLIJSTEN.
KENNISGEVING.
NATIONALE MILITIE.
POSTKANTOOR HELDER.
DE SCHOOHE MOLEHAARSYROUW.
,,Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90.
franco per post 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertenticn: Van 14 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Yoor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
De VOORZITTER van den RAAD der gemeente Helder',
Gelet hebbende op het bepaalde by art. 7 der Wet van 4 Juli
1850 (Staatsblad No. 37) betrekkelijk het opmaken der lijsten,
aanwijzende de personen, die tot het kiezen van Leden van de
Tweede Kamer, van de Provinciale Staten en van den Gemeen
teraad bevoegd zijn;
Noodigt alle inwoners der gemeente uit, om, zoo zij elders in
de directe belastingen zijn aangeslagen, daarvan vóór den
15 Februari aanstaande te doen blijken.
Helder, 13 Januari 1885.
De Voorzitter voornoemd,
STAKMAN BOSSE.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Helder',
Gezien art. 26 der wet van den 19 Augustus 1861 (Staatsblad
No. 72);
Brengen ter kennis van de belanghebbenden, dat bet inschrijvings
register er de daarbij behoorende alphabetische naamlijst, belrekkelijk
de jongelingen, die zich binnen deze gemeente in 1884 hebben
doen inschrijven voor de üchting der Nationale Militie van 1885,
op de Secretarie der gemeente voor elk ter inzage is nedergelegd,
van heden tot den 22 Jannari aanstaande van des morgens 9 tot
des namiddags 1 ure, en dat tegen register en lijst, binner.
genoemden tyd bezwaren kunnen worden ingebracht bij den
Commissaris des Konings in deze provincie, door middel van
een bij den Burgemeester in te leveren, door de noodige bewijs
stukken gestaafd verzoekschrift, op ongezegeld papier en onder
teekend door hem, die ze inbrengt.
Helder, 13 Januari 1885.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
STAKMAN BOSSE, Burgemeester.
C. BOON, Secretaris.
Lijst der brieven, geadresseerd aan onbekenden,
gedurende de eerste helft der maand November.
Namen der geadresseerden. Plaatsen van bestemming.
Mej. B. ArnoldaAmsterdam.
Mej. Ebbinkof
H. Erich
N. Houtkoop
K. Bouvinii
Haagh en Lcykens
Menrel
Rousformii
H. de Vriesn
J. De HaanGouda.
Spaansche Volksvertelling van PEDRO DE ALARCON.
Terwijl de corregidor zoo sprak, trachtte hij den blooten
arm te grijpen, dien Frasquita hem letterlijk onder den neus
wreef, en zonder zich van haar stuk te laten brengen, strekte
zij hare hand uit, drukte die tegen de borst van Zijne Eicellentie
met bet zachte geweld en den onwederstaanbaren drang van
cenen oUfantssnuit, en wierp hem met stoel en al op den rug.
„Ave Maria purissimal (Heilige Maagd Maria)!" riep de
Navarreesche, schaterend van het lachen. ;/Die stoel was zeker
kapot!"
„Wat is bier aan de hand?" riep op dit oogenblik Tio Lucas,
zyn leelijk bakkes door het wijngaardloof stekend.
De corregidor lag nog steeds achterover op den grond, en
zag met onbeschrijlelijken angst op naar den man, die daar op
zijnen buik lag.
De man zag er uit als een baarlijke duivel, niet door den
engel St.-Michael, maar door eenen helschen geest overwonnen.
„Wat bier aan de hand is?" haastte zich Frasquita te zeggen,
„mijnheer de corregidor heeft zijn stoel niet stevig genoeg ge
plaatst; hij is gaan wippen, en toen is hij omgevallen."
„Jezus, Maria, Jozef!" riep de molenaar op zijn beurt; Uwe
Excellentie heeft zich toch niet bezeerd? Wil Uwe Excellentie
een beetje water en azyn?"
„Ik heb mij geen zeer gedaan!" zeide de corregidor, opstaande
zoo goed en kwaad als het ging.
Vervolgens voegde hij er zachtjes bij, maar zoo, dat Frasquita
hem kon verstaan:
„Dat zul je mij betalen."
„Uwe Excellentie heeft mij meteen het leven gered," vervolgde
Tio Lucas, zonder van zijne hooge zitplaats af te dalen. „Ver
beeld je eens, vrouw, ik zit hier boveu de druiven te bekijken
ik val io slaap op een net van ranken en stokken, dat openingen
heeft groot genoeg om mijn lichaam door te laten. Als Zijne
Excellentie dus niet gevallen was, en mij zoodoende niet bytijds
had wakker gemaakt, dan had ik straks mijne hersens op de
steenen te pletter geslagen."
„Dus waart gij... ei, ei!" antwoordde de corregidor. „Nu,
man, dat doet me plezier... Ik meen, het doet mij pleizier, dat
ik gevallen ben."
„Dat zal ik je betaald zetten," voegde hy er andermaal bij,
zich tot de molenaarsvrouw wendend.
En dat zeide hy met zulk eene uitdrukking van onderdrukte
woede, dat Frasquita erg het land kreeg.
Zij zag duidelijk in, dat de corregidor in de allereerste plaats
geschrokken was, omdat hij geloofde dat de molenaar alles ge
hoord had.
Toen hij evenwel tot de overtuiging gekomen was, dat de
A. W. Lensen's Hage.
J. v. Bommel
A. van DijkRotterdam.
Buyscher
Mej. A. de Leure
Mej. A. M. Goddekopper
A. BruidschaartSpaardam.
C. Reinhart
Fan het Hulpkantoor Wieringen:
H. Menting's Hage.
A. Z. HoksmulderLeeuwarden.
Briefkaarten:
M. P. AgtenburgAmsterdam.
B. V. Thomatz's Hage.
Naar Amerika-
T. SchmidtNew-York.
J. Duink
Blnnenlana.
Het Vaderland vestigt in een artikel met het opschrift
„Bestrijding der armoede" de aandacht op eene brochure,
dezer dagen, onder den titel „Leniging en bestrijding van
armoede," door iemand, die zich teekent met de door
zichtige initialen G. M. B., in het licht gezonden. Wie
echter meenen zou omtrent de oorzaken en den omvang
der tegenwoordige crisis voldoende ingelicht te worden,
wie eene deskundige critiek had verwacht over de
middelen, hier en ginds ter hand genomen om aan den
nood van het oogenblik tegemoet te komen, die zal
zich bedrogen zien. Bij eenig nadenken echter zal hij zijn
gevoel van teleurstelling het zwijgen opleggen en den
schrijver dank weten, dat hij een ruimer vergezicht opent
over de oorzaken van en de middelen tegen de armoede.
De schrijver roept in herinnering, wat meer dan 30jaren
geleden door De Bosch Kemper in zijne beroemde prijs
verhandeling over de armoede in ons vaderland is betoogd.
Inderdaad hebben, meent het Vaderland, de lessen, door
De Bosch Kemper gepredikt, nog niets van hare juistheid
en hare actualiteit verloren. Hij toont duidelijk aan, dat
de eerste oorzaak van armoede is ongenóegzame productie.
Het gebrek aan ongenoegzame productie wordt dan tot
drie oorzaken teruggeleid: gebrek aan zedelijke grondbe
ginselen, waarbij voornamelijk gewezen wordt op onmatig
heid en gemis van spaarzamen zingebrek aan genoegzame
kennis, bepaaldelijk beroepskennis; gebrek aan kapitaal.
Dikwijls, zegt het Vaderland, worden deze waarheden
nog niet voldoende ingezien. Men is zich niet voldoende
bewust, dat ook de geringste besparing waarde heeft, dat
elk dubbeltje uitgespaard een dubbeltje gewonnen is, en
evenmin het verwijt geldt niet minder onze Wetgevende
Macht en onze gemeentebesturen dan den werkman zelf
dat elk onderwijs, dat strekt om handigheid te leeren en
molenaar niets had gehoord, want het kalme en leuke gezicht
van Tio Lucas zou den slimsten vos er hc-bben laten inloopen,
kreeg zijne gramschap de overhand, en hy begon al te verzinnen
hoe hij zich wreken zou.
„Zeg eens, kom jij eens gauw naar beneden, en help eens
een handje om Zijne Excellentie af te borstelenhij is heelemaal
met stof bedekt," riep de molenaarsvrouw.
En terwijl Tio Lucas naar beneden klauterde, zeide zij tot
den corregidor onder het afborstelen van zijne jas, waarby hy
menigen veeg langs de ooren kreeg:
„De stumperd heeft niemendal gehoord.... hij heeft geslapen
als een os." Die woorden en nog meer dat gefluister, dat ver
standhouding en geheimzinnigheid in zich sloot, brachten eene
wonderbaarlijke uitwerking teweeg.
Jou schelm, jou coquet neststamelde Don Eugenio de Zuniga
watertandend, maar toch nog kwaad.
„Uwe Excellentie is toch niet boos op mij?" hernam de Na
varreesche op arglistig vleienden toon.
Toen de corregidor merkte, dat zijn boos gezicht zooveel succes
had, beproefde hij Sena Frasquita terdege woedend aan tc zien:
maar daar viel 'zijn blik op haren verleidelijk glimlachenden
mond, op hare goddelijke oogen, waarin eene liefkozende bede
glinsterde en al zyn toorn smolt weg als sneeuw voor de zon,
en op zoetsappigen toon, waarbij eerst ter dege het volslagen
gebrek aan tanden aan den dag kwam, zeide hij: „Dat hangt
van jou af, mijn schat!"
Op dat oogenblik sprong Tio Lucas op den beganen grond.
Tienden en eerstelingen.
Toen de corregidor weer plaats genomen had, wierp de mole
naarsvrouw eenen vluchtigen blik op haren man, en zij zag, dat
hy niet alleen zoo kalm was als altijd, maar dat hij vreeselijk
veel moeite had om zijn lachen te houden; zoodra hij meende,
dat de corregidor haar niet kon zien, wierp zij Lucas eene kus
hand toe, en zei toen met eene sirenenstem, die Cleopatra haar
benijd zou hebben, tot haren gast:
„En nu moet Uwe Excellentie ook mijne druiven eens proeven."
Men had de schoone Navarreesche moeten zien; zóó zou ik
haar schilderen, als ik Titiaan's penseel tot mijne beschikking
had, zooals zij daar stond voor den opgetogen corregidor, in al
hare frissche bekoorlijkheid, met hare edele vormen, nauwsluitend
kleed, groote statuur, de bloote armen boven haar hoofd houdend,
in elke hand een doorschijnende druif, en met een onweder-
staanbaar lachje en eenen smeekenden blik, waarin vrees door
straalde, tot hem zeide:
„Mijnheer de bisschop heeft ze nog niet geprobeerd... Het zijn
de eerste, die wij dit jaar plukken..."
Zij geleek op eene reusachtige Pomona, die eenen landelijken
god, eenen satyr by voorbeeld, vruchten biedt. In dit oogenblik
verscheen aan het andere einde van de geplaveide ruimte de
kunstvaardigheid aan te kweeken, eene wijze kapitaal-
belegging is.
Sommigen ontkennen, dat de armoede een gevolg is
van onvoldoende productie en deze weer van gebrek aan
kapitaal. Bij de over-productie, wordt beweerd, in ver
band met de verkeerde distributie, schuilt het kwaad en
het kapitaal is de groote vijand.
Dat armoede een gevolg kan zijn van over-productie, is
eene halve waarheid, die reeds door De Bosch Kemper
tot hare ware beteekenis is teruggebracht. Over-productie
beteekent het te veel produceeren van bepaalde artikelen,
zoodat de ruilwaarde dier artikelen daalt beneden de
productiekosten. In den grond is dit dan niets anders
dan verkeerd produceeren. Eene over-productie is eene
tijdelijke en plaatselijke kwaal, die dan ook zeker armoede
in haar gevolg heeft, maar dit neemt niet weg, dat er
nooit absoluut te veel kan worden geproduceerd en dat
eene overvloedige oordeelkundige productie juist armoede
tegengaat. Maar, zegt men, als er slechts eene betere
verdeeling van het arbeidsproduct was, zou er minder
armoede wezen. Ook hiertegen kwam De Bosch Kemper
reeds met een enkel woord op: bij de best mogelijke
verdeeling zou toch nog armoede bestaan, als niet vol
doende geproduceerd wordt. Wat eindelijk het gebrek
aan kapitaal betreft, hoe meer kapitaal, hoe beter, want
het kapitaal gebruikt den arbeid, en in onze maatschappe
lijke organisatie kan de toeneming van het aanbod van
voortbrengenden arbeid niet baten, als er geen kapitaal is,
dat den arbeid gebruikt.
Wil men dus de armoede bestrijden, men trachtte de
noodzakelijke voorwaarden voor eene vruchtbare voort
brenging te versterken. Bescherming der nationale nijver-
heid, zooals die dikwijls verstaan wordt, is juist de vei*-
keerde weg. Zoo toch woi'dt de handel belemmerd en dat
is de belemmering van kapitaalvorming.
In dit verband maakt het Vaderland eene opmerking
over den raad om aankoopen buitenslands te staken. Uit
nemend, wanneer men weet te onderscheiden. Maar wie
de binnenlandsche markt wil steunen, ook als men elders
goedkooper en beter terecht kan, doet verkeerd. Voor
het oogenblik helpt men dan den Xederlandschen werkman,
maar om hem op den duur op de wereldmai-kt meer en
meer achter te doen blijven. Daarom rust ook een dure
plicht op de Regeering om bij herziening der wet op het
middelbaar onderwijs dit zoo te regelen, dat het voor de
praktijk vruchtbaai'der wordt.
En wat nu te zeggen van de middelen, hier en daar
aangewend om den tijdelijken nood te keeren Voor de
algemeene waarheden heeft het Vaderland, hen ditmaal,
evenals G. M. B., uit het oog verloren. Zij kunnen ook
eerwaarde bisschop van het diocees, vergezeld van den advocaat,
lid der academie, cn twee domheeren van hoogen leeftijd, en
gevolgd door zijnen secretaris, twee huisbedienden en twee pajxes.
Een oogenblik stond Zijn Hoogwaarde stil, om het komische
en tevens schoone tafreel te aanschouwen, en vervolgens sprak
hij op den waardigen toon van de prelaten dier dagen
„Artikel vijf: Tienden cn eerstelingen aan de kerk van God
te betalen, dat leert ons het kerkelijk reglement; maar gij,mijn
heer de corregidor, gij stelt u niet tevreden met de inning der
tienden, maar gij wilt ook de eerstelingen eten."
„Mijnheer de bisschop!" riep het molenaarspaar uit, en zij
lieten den corregidor alleen, om den ring van den kerkvorst te
gaan kussen.
„God loone het Uw Hoogwaarde, dat gij aan onze nederige
stulp zoo'n groote eer bewijst," sprak Tio Lucas op eenen toon
van oprechte vereering, terwijl hij devotelijk zijne lippen drukte
op den ring.
„Wat ben ik blij, mijnheer den bisschop zoo frisch en gezond
te zien!" riep Sena Frasquita uit, terwijl ook zij den ring kuste.
„God zegene u, en beware u een even groot aantal jaren als
vroeger den bisschop van mijnen Lucas!"
„Hoe zou ik u ooit kunnen verlaten, als gij mij met zegeningen
overlaadt, in plaats van ze van mij te verlangen," antwoordde
lachend de goedhartige herder. En twee vingers vooruitstekend,
zegende hij Frasqutta en vervolgens de andere aanwezigen.
„Hier zijn ook de eerstelingen van Uw Hoogwaarde!" zeide
de corregidor, eene druif nemend uit de handen der molenaars-
vrouw en die den bisschop hoffelijk aanbiedend. „Ik heb de
druiven nog niet geproefd."
Die woorden liet de corregidor vergezeld gaan van eenen
snellen, begeerigen blik op de stralende schoonheid der molenaars
vrouw.
„Toch niet, naar ik hoop, omdat zij te zuur zijn, zooals die
in de fabel," merkte het academielid aan.
„Die van de fabel," bracht de bisschop in het midden, „waren
niet zuur, mijnheer, maar buiten het bereik van den vos."
Geen van beiden had eene toespeling op den corregidor daar
mede bedoeld; maar die woorden pasten zoo nauwkeurig op
hetgeen zooeven voorgevallen was, dat de corregidor Don Eugenio
te Zuniga bleek van kwaadheid keek en, den ring van den prelaat
kussend, zeide:
„Dan zou ik derhalve de vos zijn, Hoogwaarde."
„Tu dixisti (gij hebt het gezegd)," antwoordde de bisschop met
dc minzame gestrengheid van eenen heilige, die hij ook werkelijk
moet geweest zijn."
Excusatio non petita, aecusatio manifesta. Qua/is vir, talis
oratio. Maar satis jam dictum, nullus ultra sit sermo. Of,
Die zich verontschuldigt, beschuldigt zich. Aan zijne woorden
kent men den mensch. Genoeg gepraat, nu geen woord meer.