inderdaad slechts tijdelijk werken en zouden hunne beden
kelijke zijde hebben, als zij voedsel gaven aan den waan,
dat door kunstmatige werkverschaffing armoede op den
duur te keeren is. Zal men hen daarom misprijzen?
Integendeelhet is een plicht der menschenliefde, de
wonden te heelen, die door onvoorziene omstandigheden,
zelfs die, welke door onbedachtzaamheid en lichtzinnigheid
worden geslagen.
Door den Krijgsraad te Haarlem, rechtsprekende
over de garnizoenen Helder, Hoorn, Haarlem, Amsterdam
en Naarden, zijn in het jaar 1884 gewezen 123 vonnissen
tegen 136 beklaagden en is gegeven eene dispositie op
eene klacht wegens eene opgelegde straf; welke klacht
ongegrond is verklaard. Yan 6 vonnissen is de advocaat
fiscaal voor 's Konings zee- en landmacht, van 24 vonnissen
zijn de beklaagden in hooger beroep gekomen. De overige
93 vonnissen zijn door het Hoog Militair Gerechtshof
geapprobeerd, welk Hof tot heden ook 15 der in hooger
beroep behandelde vonnissen heeft bekrachtigd. Eén der
beklaagden werd vrijgesproken, een ander ter disciplinaire
correctie verwezen. Tegen 56 schuldigverklaarden werd
celstraf uitgesproken en 52 werden bij dat vonnis tevens
uit de gelederen verwijderd. De beklaagden waren ver
deeld als volgt: 8 onderofficieren en korporaals, 80 vrij
willigers, 25 miliciens en 23 plaatsvervangers en nummer-
verwisselaars.
De Kamper Courant geeft de sterkte op van het
Instructie-bataillon op 1 dezer, namelijk:
1 luitenant-kolonel commandant, 30 officieren, 2 adju
danten-onderofficiers, 8 sergeanten-majoor, 2 sergeanten-
hoornblazers, 1 sergeant-tamboer, 40 sergeanten, 3 fouriers,
47 korporaals (waaronder 24 sergeanten-titulair), 11 tam
boers, 8 hoornblazers en 494 soldaten.
Bij het bataillon waren gedetacheerd: 1 officier van
gezondheid 2de kl. en 40 soldaten van de regimenten
infanterie, 2 sergeanten van de 2de compagnie hospitaal
soldaten en 4 sergeanten en 3 korporaals van 't koloniaal
werfdepot.
Van de opgeroepen jongelingen zijn jl. Donderdag bij
het Instructie-bataillon in dienst gesteld 43 volontairs5
werden afgekeurd, 3 voldeden niet aan het schoolexamen,
6 hebben bedankt, terwijl er 13 niet aan de oproeping
hebben voldaan.
Van Texel wordt aan de N. Rott. Crt. gemeld:
„Dat het bezoek aan de Noordzee-eilanden in den winter
niet tot de prettigste uitstapjes behoort, vooral wanneer
men niet van de gewone gemeenschapsmiddelen gebruik
maakt, ondervonden in de vorige week eenige heeren
van Helder. Met eene Terschellinger blazerschuit vertrokken
zij naar Vlieland, met het doel de publieke verkooping,
welke er van de geborgen goederen der aldaar gestrande
stoomboot Surrey zou gehouden worden, bij te wonen.
De schuit geraakte echter op een zandbank aan den grond
en bleef daar bijna een etmaal vastzitten. De verkooping
was juist afgeloopen, toen de ongelukkige reizigers aan
wal stapten."
Men schrijft ons uit Anna Paulowna, dd. 11 dezer:
„Tracht men op verschillende plaatsen in den alom
heerschenden werknood te voorzien, ook hier blijft men in
dezen niet achter.
Door het polderbestuur toch worden sinds eenigen tijd
een zestigtal werklieden aan den arbeid gehouden, welke
bezig zijn, om het gedeelte van den dijk naar de Oudesluis,
tusschen den Gras- en Boermansweg gelegen, gelijk te
maken met de aansluitende deelen, welke eveneens eenige
jaren geleden, verlaagd zijn.
Ten einde mede te helpen voorzien in stoffelijke middelen
voor werkverschaffing is van de Rederijkerskamer De Her-
eeniging het verdienstelijk denkbeeld uitgegaan ominVer-
eeniging met eenige andere jongelieden, musicale en letter
kundige voordrachten te houden, geheel en al ten voordeele
voor bovengenoemd doel. Deze hebben in de afgeloopen
week met den besten uitslag plaats gehad en de belang
rijke som opgebracht van f165. Dit bedrag wordt ter beschik
king gesteld van het Hoofd van het Gemeentebestuur."
De geldswaarden, bij den op Oudejaarsnacht te
Alkmaar gepleegden diefstal ontvreemd, zijn de volgende:
3 A 10 bankbiljetten van f 25, 20 a 22 muntbiljetten,
3 betaalde wissels door de caisse générale des families uit
Brussel of Parijs, op de bestolene firma Van den Bosch Zn.
getrokken, 1 obligatie, groot f 1800, ten laste van J. S.
Oosterhoorn te Amsterdam, een volmacht van diens echt-
genoote tot het incasseeren van f 600 uit de Nederlandsche
Levensverzekering-Maatschappij te Amsterdam, bij even
tueel overlijden van gemelden Oosterhoorn.
Voorts: een witlinnen geldzakje, inhoudende f 300 a f 400
aan verschillende geldstukken en een gouden tiengulden-
wat op hetzelfde neerkomt: Laat ons nu het Latijn laten rusten
en onze aandacht wijden aan deze heerlijke druiven." En hij
plukte eene enkele druif van den tros, dien de corregidor hem
aanbood. „Gij zijt zeer beleefd," riep hij uit, ze tegen het licht
houdend; vervolgens overhandigde hij ze aan zijnen secretaris.
„Jammer maar, dat ze mij niet goed bekomen."
De secretaris bekeek ook de druif, zette een gezicht vol be
wondering, en reikte ze over aan eenen der huisbedienden.
De dienstknecht herhaalde de handeling des bisschops, zette
een gezicht als de secretaris, en ging nog verder, want hij rook
aan de vrucht, die hij daarop met de grootste zorg in de mand
neerlei, met zachte stem aan de omstanders verkondigende:
„Zijne Hoogwaarde vast vandaag...."
Tio Lncas nu, die de druif had nageoogd, nam ze toen stil
letjes weg, en at ze op, zonder dat iemand het merkte.
Allen gingen zittenhet gesprek liep over den herfst, die zeer
droog was, alhoewel de processie met den gordel van den heiligen
Franciscus een ommegang gehouden had; over de mogelijkheid
van eenen nieuwen oorlog tusschen Napoleon en Oostenrijk, en
men was van oordeel, dat de keizerlijke troep het Spaansche
gebied nooit zoude betreden; de advocaat klaagde over den
oproerigen en revolutionairen geest van den tegenwoordigen tijd,
en benijdde de kalme dagen zijner vaderen, precies zooals de
vaderen de dagen van de grootvaderen hadden benijd; opeens
riep de papegaai vijf uur... en op eenen wenk van den eer-
waardigen bisschop liep de jongste der twee pages naar het
rijtuig van Zijn Hoogwaarde, die bij dezelfde gracht stond te wachten,
waar de alguacil zich had neergezet, en kwam terug met een
prachtigen uit brood en olie gebakken, met zout bestrooiden
koek, die nauwelijks een uur geleden uit den oven gekomen
was. Een klein tafeltje werd aangedragen, de koek werd aan
gesneden, Tio Lucas en Sena Frasquita, ondanks hunne halsstarrige
weigering, kregen er ook van, en een uur lang heerschte er
eene wezenlijk democratische gelijkheid onder het, door de laatste
afscheid nemende stralen der ondergaande zon, roodachtig ge
kleurde prieel.
Wordt vervolgd.)
stuk, een geldbakje, 3 acceptatiën, geteekend dopr H. J.
Van der Zedde te Utrecht, ten behoeve der firma Van den
Bosch, een papiertje, waarop met roode letters de woorden
„Van Zuylen Co." en met inkt het cijfer „10", en eene
som van f 90 aan diverse muntstukken.
De bestolene firma heeft f 100 gesteld op de aanhouding
van de daders.
De kommandant der brandweer te Amsterdam, de
heer Dijckmeester, kwam Vrijdag nacht, naar 't Hld.
meldt, te half drie per rijtuig voor zijn woning op de
Leidschekade, die hij echter, vermoedelijk om nog een
rondte te doen, niet binnentrad.
De ijverigste nasporingen, overal ingesteld, zijn tot op
dit oogenblik vruchteloos gebleven.
Door den luitenant-generaal inspecteur der infanterie,
is, naar de Br. Crt. mededeelt, in een uitgebreide circulaire
opnieuw geregeld en vastgesteld de wijze, waarop het
theoretisch onderricht bij de korpsen der infanterie zoowel
voor officieren als minderen zal plaats hebben. De lust
tot studeeren en tot een meer uitgebreide behandeling van
krijgswetenschappelijkeof andere vakken in de bijeenkomsten
der officieren moet opgewekt en vooral door aansporing
tot studie, in het algemeen van de zijde hunner meerderen,
door goede voorbeelden van oudere kameraden en door
oordeelkundige leiding der chefs, geprikkeld worden. Op
den voorgrond staat, dat daarbij geen dwang moet worden
uitgeoefend en die studie geheel vrij moet blijven.
Hierdoor zijn ook de gedwongen voordrachten, die jaar
in jaar uit, elk luitenant verzocht (sic) werd te houden,
eindelijk voorgoed van de agenda verdwenen.
De bevolking der gemeente Oudkarspel, bedroeg op
1 Januari 1884: 676 mannen en 613 vrouwen, totaal
1289 personen. In 1884 zijn geboren: 19 m. en 25 v„
totaal 44. Ingekomen van elders: 39 m. en 45 v., totaal
84. Overleden zijn: 19 m. en 16 v., totaal 35. Ver
trokken naar elders: 35 m. en 34 v., totaal 69. De be
volking bestond dus op 1 Januari 1885 uit: 680 m. en
633 v., totaal 1313, waarvan in de kom: 588 m. en
544 v. en buiten de kom: 92 m. en 89 v. Naar de ver-
schillendegodsd. gezindheden is de bevolking verdeeld als volgt:
Nederd. Herv. 1043, Evang. Luth. 8, Doopsgez. 27,
Remonstranten 1, Chris. Geref. 7, R. Cathol. 227. Er zijn
18 huwelijken gesloten als: 14 tusschen jonkmans en jonge-
dochters, 1 tusschen jonkman en weduwe, 2 tusschen
weduwnaars en jongedochters, 1 tusschen weduwnaar en
weduwe. 5 zijn er levenloos aangegeven, als3 m. en 2 v.
Gedurende het jaar 1884 zijn op de jaar- en week
markten te Purmerende aangevoerd: 18,674 runderen, 1737
paarden, 6971 vette en 8383 nuchtere kalveren, 66,772
schapen en lammeren, 5382 vette en 3277 magere varkens,
10,896 biggen, 5463 ganzen, 1187 zwanen, 2545 hectoliter
peren, 2742 hectol. appelen, 63,999 kilogram boter, 12,915
stapels (3,322,211 kilogram) kaas.
Gedurende 1884 zijn van uit Harderwijk 304 vreem
delingen, meest Duitschers, over de grenzen van het Rijk
gebracht, die trachtten zich voor den kolonialen dienst te
engageeren, doch niet konden aangenomen worden, tenge
volge van lichamelijke ongesteldheid, onvoldoende of valsche
papieren en dergelijke.
De marinier 3de kl. M. G. v. d. H. wordt, wegens
aanhoudend wangedrag, met een briefje Yan ontslag uit
den zeedienst weggejaagd.
Er bestaat een zonderlinge wanverhouding tusschen
het aantal admiraals in verhouding tot de zeemacht bij
verschillende Europeesche vloten. Groot-Brittannië (met
een oorlogsvloot van 73 gepantserde schepen, 309 stoom-
booten en 147 pontons) is 65 admiraals rijk; Frankrijk
(met 356 oorlogsschepen, waarvan 59 gepantserd) 53;
Oostenrijk-Hongarije, (70 schepen) 10; Italië (72 schepen
10; Duitschland (95 schepen, waarvan 13 gepantserd) 9,
en Rusland (met 388 schepen, waarvan er 38 gepantserd
zijn) 140. Het laatste cijfer geeft één admiraal op iedere
2200 tonnen scheepsmaat der oorlogsschepen; Rusland
alleen heeft meer admiraals dan Engeland, Oostenrijk,
Italië en Duitschland te zamen.
De Spectator geeft een plaat, waarop het jonge jaar
1885, een lief meisje, voor de stoep van de woning harer
ouders een hoop oude pijlen vindt liggen. Er zijn er wel
veertig. Het kind wil ze met een lintje, waarop geschreven
staat „Liberale Unie," samenbinden en rekt de armpjes uit
om den bundel te overspannen.
Dit spel wordt uit een hoek gadegeslagen door Willem
den Zwijger en zijn paard.
Bultenlana.
Aardbevingen in Spanje. De nieuwe schokken,
welke jl. Woensdag zich aan de kuststreken der provincie
Malaga hebben doen gevoelen, hebben de verwoesting van
ettelijke dorpen aldaar voltooid. Meer dan 2000 huizen,
benevens verscheidene kerken, zijn ingestort; te Loja alleen
werden 300 huizen vernield en kwamen 7 personen om.
Niet minder dan 17,000 menschen zijn van Grenada en
12,000 van Malaga naar het binnenland gevlucht.
De pers en de plaatselijke overheden klagen bitter over
de langzaamheid, waarmede door de Regeering hulp wordt
gezonden. Meer dan 60,000 inwoners der geteisterde plaatsen
zijn zonder voedsel, dak of kleederen.
Volgens de officiëele opgaven, welke echter veel beneden»
de werkelijkheid blijven, zijn in de provincie Grenada 1000
personen omgekomen en 650 gekwetst; 11 steden en dorpen
volkomen, 41 gedeeltelijk verwoest, en gaat de materiëele
schade de 50 millioen te boven. Voor de provincie Malaga
worden opgegeven: 292 dooden, meer dan 500gekwetsten,
8 steden en dorpen bijna geheel verwoest, 29 plaatsen min
of meer geteisterd, zoodat de huizen onbewoonbaar zijn
geworden; aangerichte schade meer dan 30 millioen.
Tot dusverre is er voor ongeveer 1 millioen voor de
noodlijdenden ingeschreven.
Te Arenas del Rey heeft een vader bij de jongste
aardbeving 7 kinderen verloren.
Het vernoor van Mevr. Clovis Hugues.
Stampvol was de gerechtszaal, toen het proces van mevr.
Clovis Hugues werd behandeld. Niemand herinnert zich,
dat de zaal ooit dergelijk schouwspel had opgeleverd. Men
zag velen van hen, die met een toegangskaart begunstigd
waren, aan den voet der rechters zitten, en wat vooral
de aandacht trok, om de als heilig beschouwde tafel, waarop
zich de overtuigingsstukken bevonden, waren toeschouwers
gezeten en zelfs onder de tafel. Onder de aanwezigen
merkte men op de Prinses Hohenlohe, de gemalin van den
Duitschen gezant (zij houdt er van eene catue célèbre voor
het Hof bij te wonen)ook het En'gelsche gezantschap was
vertegenwoordigd.
Mevr. Hugues, zeer kalm, was eenvoudig, met smaak
gekleed, in het zwart, met zwart fluweelen hóed en witten
sluier.
Eerst werd de acte van beschuldiging voorgelezen, toen
begon het verhoor van mevr. Hugues. Algemeen wordt
erkend, dat de voorzitter van het Hof, de heer Bcrard des
Glajeux, zich met veel takt van zijne taak gekweten heeft.
Den 26 November 1884, aldus begon hij, hebt gij zes
revolverschoten gelost op Franqois Morin. Twaalf dagen
later stierf Morin in het ziekenhuis. Gij betwist niet, dat
gij de revolverschoten op hem gelost hebt?
Antwoord: Neen, mijnheer de President.
Vraag: Gij hebt met voorbedachten rade geschoten?
A. Ja (met vaste stem). De dochter van Royannez (haar
vader) was door het slijk gesleurd. Ik had er genoeg van.
V. Uwe hand heeft niet gebeefd?
A. Neen, ik was besloten den man te dooden, die mij
voor eene gemeene vrouw heeft uitgemaakt. De gedachte
aan mijne kinderen kwam den 26sten in mij op. Ik ben
toen naar mijn vader gegaan om hem te omhelzen én ver
volgens naar mijn huis, om een pak kleederen voor de
gevangenis te halen. Ik wilde Morin dooden vóórdat ik in
het Paleis van Justitie kwam, maar het was te laat daar
voor. Toen ik hem mij hier zag tergen, nadat zijne zaak
door het Hof veertien dagen was uitgesteld, heb ik niet
geaarzeld. Indien ik vijftig kogels op mijn revolver had
gehad, ik zou ze alle op hem afgeschoten hebben.
(Hier verhaalde mevr. Hugues, dat zij vroeger bij mevr.
Lenormand was geweest om deze te dooden, maar mevr.
Lenormand was toen stervende, en zij werd dus niet toe
gelaten. Mevr. Lenormand was namelijk de vrouw, die
van haren man willende scheiden, toevlucht had genomen
tot den laster, dat haar man in liefdesbetrekking heeft
gestaan met de beschuldigde, en om die zaak verder te
brengen, zich vervoegd haa tot een Ange de renseignements,
in wier dienst Morin was.)
Ik werd vervolgd met briefkaarten, ging mevr. Hugues
voort, waarin men mij dreigde met den dood mijner kinderen
en met het opnieuw verspreiden van lasteringen tegen mijn
persoon.
De voorzitter verklaarde hierop aan de gezworenen, dat
de heer Clovis Hugues dagelijks briefkaarten, ontving,
waarin hem werd onder het oog gebracht dat, hij leefde
van de ontucht zijner vrouw. De voorzitter gaf te kennen,
dat hij zekere uitdrukkingen in die briefkaarten niet mocht
voorlezen, doch de gezworenen konden in de Raadkamer
kennis nemen van al dat lage, verachtelijke geschrijf, waarin
mevr. Hugues betiteld werd als „eene vrouw van de goot."
De briefkaarten waren niet alle van dezelfde hand.
Nadat de voorzitter vervolgens eenige vragen tot mevr.
Hugues had gericht, zeide hij tot haar: De moord, dien
gij begaan hebt, is door niets te verontschuldigen.
A. Vijftien maanden marteling, rekent gij dat voor
niets, mijnheer de Voorzitter?
V. Er zijn vrouwen, die in hare eer aangetast, zich
dadelijk wreken. Maar gij hebt vijftien maanden lang
gewacht óm u te wreken. Gij doodt iemand wegens be-
leedigingen, die vijftien maanden oud zijn.
A. Maar Morin heeft zijn beschuldigingen herhaald,
telkens. Gij hebt daar op uw stoel goed spreken. Doch
die man heeft mij vijftien maanden lang zedelijk den dood
aangedaan. Nóg eens, ik heb er een einde aan willen
maken.
V. Morin was veroordeeld, gebrandmerkt. Één van
beiden: óf gij wildet u tot het gerecht wenden, en dan
hadt gij hem niet moeten dooden, óf gij wildet hem
dooden, en dan hadt gij geen aanklacht bij de justitie
behoeven te doen. Dit echter hebt gij wel gedaan, en
Morin werd veroordeeld. Gij waart dus gewroken.
A. Morin den lasteraar nét zijne veroordeeling heb ik
willen dooden. Indien hij gezwegen had na zijne veroor
deeling, dan zou hij nu nog leven. Mijnheer de voor
zitter, gij neemt iemand gevangen, die een brood gestolen
heeft, en gij laat iemand vrij die de eer eener vrouw
rooft! (Morin was namelijk nog vrij, omdat hij tegen zijn
vonnis eene exceptie had opgeworpen, zoodat de zaak nog
nader moest behandeld worden.) Te eeniger tijd zou men
mijne dochter toegevoegd hebben, dat hare moeder eene
straathoer was, zooals Morin mij noemde.
V. Morin, dat is zeker, heeft zich met eene vuile zaak
afgegeven, maar hij werd veroordeeld. Daarvoor hebt gij
voldoening gekregen.
A. Voldoening! Het publiek zou zeggen: Men noem
geen koe bont, of er is een vlekje aan, en zoo zou ik
onteerd gebleven zijn.
V. De justitie is rechtvaardig jegens u geweest. Zij
heeft Morin veroordeeld, gij kreegt alle voldoening en zijt
dus niet te verontschuldigen wegens den moord.
A. Maar ik herhaal, Morin ging voort met mij te
lasteren.
V. Uw stelsel van verdediging rust op een valschen
grondslag. Morin was niet de schrijver van de aan u of
uwen echtgenoot gerichte briefkaarten. (Morin had op
zijn strefbed, toen hij niet meer spreken kon, dit met
potlood opgeteekend.)
A. Wie waarborgt mij dat hij er niet de schrijver van
was? Morin was een slecht mensch. Hij kon ze heel
goed geschreven hebben.
V. Wel! gij doodt een persoon wegens lastering op
briefkaarten, en gij zegt er niet zeker van te zijn, dat hij
ze geschreven heeft.
A. Ik erken dat de hand niet van hem was, maar de
briefkaarten konden onder zijn dictaat geschreven zijn.
V. Nooit zal de rechtbank iemand zelfs tot een frank
boete veroordeelen op enkele vermoedens, en gij doodt
iemand op bloote vermoedens. Morin was niet de schrijver
van de laster-brief kaarten.
A. Zoolang (en dit werd met vuur gezegd) gij mij niet
den schrijver aanwijst, houd ik Morin voor den man, die
de briefkaarten heeft laten schrijven. Noem mij den
schrijver! dit kunt gij niet.
V. Hebt gij niet verklaard, dat gij uwe kalmte eerst
zult verkrijgen als Morin dood is?
A. Ja, ja.
V. Alzoo doodt gij een mensch om terug te komen tot
uwe kalmte.
A. Ja.
V. Gij hebt gesproken van eene zedelijke marteling.
Maar rekent gij dan het lichamelijk lijden van Morin
voor niets?