UËLDERSCHË EN NIEUWEDIEPER COURANT. Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Koorteiiwartier. 1885. N°. 12. Woensdag 28 Januari. Jaargang 43. POSTKANTOOR HELDER. „Wij huldigen h9t goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal0.90. B franco per post 1.20. Uitgever A. A. BAKKER Gz. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters nnur plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. Lijst der brieven, geadresseerd aan onbekenden, gedurende de tweede helft der maand November. Namen der geadresseerden. Plaatsen van bestemming. R. KoningAalsmeer. Lijek WeersmaAalrum. J. VisserAartswoud. Mej. A. BoudtAmsterdam. G. v. Sohootenn H. Teltmanu C. Huissen Van het Hulpkantoor Anna Pauloiona-Polder K. Holtus Brief, verzonden geweest naar België- A. KaslAntwerpen eerst Amsterdam. Binnenland.» In twee artikelen met het opschrift „De macht van het kleine bij de verdediging van Nederland te water" wijst Nautilus in het Handelsblad op het hooge gewicht der snelloopende en toch zeewaardige torpedobooten. Bij de verdediging van ons land zouden die de grootste diensten kunnen bewijzen. Juist als men zich alléén ten taak stelt, verdedigenderwijs op te treden, kan en zal het zwaartepunt der verdediging te water liggen in eene ruime toepassing van de macht van het kleine en minder kostbare, en niet meer in het gebruik van kostbare oorlogschepen, waarvan één enkel het halve budjet van Marine verslindt. Een ruim gebruik dus ook voor Nederland van die snelle, kleine en toch zeewaardige torpedobooten en zelfwerkende torpedo's, bestuurd door uitmuntend geoefend personeel. Maar dit laatste is een hoofdvereischte om niet teleurgesteld te worden in de groote verwachtingen, welke men thans van de aan vallende torpedo mag koesteren, en deze tot het voor den vijand zoo gevaarlijke wapen te maken. Wanneer men nu weet, dat Nederland, met zijne uitge breide en belangrijke toegangen te water, twee torpedobooten bezit, die tot gebruik van Whitehead-torpedo's kunnen en daartoe dan ook nog moeten ingericht worden, en dat daarbij voor het jaar 1885 gelden worden aangevraagd voor nog ééne dergelijke boot en 12 Whitehead-torpedo's, dan zal 10) DE SCHOOHE MOLENAARSYRODW. Spaansche Volksvertelling van PEDRO DE ALARCON. Ave Maria purisima! las doce y media, y sereno! Zoo riep de nachtwacht door de straten der stad, toen de molenaarsvrouw en de corregidor, ieder op eene ezelin gezeten, senor Juan Lopez op zijn muilezel, en de twee alguacilcn te voet, aan de voordeur van het huis van den corregidor aankwamen. De deuren waren gesloten. Men kon wel zeggen, dat dien dag voor regeering en voor geregeerden alles afgcloopen was. „Dat deugt niet!" dacht Garduna. Hij klopte twee- of driemaal met den klopper aan de deur. Er volgde eene kleine pauze; de deur werd niet opengedaan; niemand antwoordde. Sena Frasquita was zoo bleek als een doek. De corregidor had reeds al de nagels van beide zijne handen afgebeten. Niemand sprak een woord. Boem... boem... boem... Slagen en nog eens slagen vielen op de deur van het huis, waarbij dc twee alguacilen en senor Juan Lopez elkander aflosten. En niets; niemand antwoordde, niemand opende de deur. Geen vlieg verroerde zich. Alleen het zachte gedruis van eene fontein op de binnenplaats kon men hooren. Zoo verliepen minuten, als eeuwen zoo lang. Ten langen leste, tegen één uur, werd er op de tweede verdieping een venster geopend, en eene vrouwenstem vroeg: „Wie is daar?" „Dat is de stem van de huishoudster," mompelde Garduna. „Ik;" antwoordde don Eugenio de Zuniga. „Doo open." Er volgde een oogenblik stilte. „En wie zijt gij?" antwoordde de huishoudster. „Wel, hoor je dan niet? Ik ben het, de heer des huizes... de corregidor Tweede pauze. „Ga in vrede!" antwoordde de goede vrouw. „Mijn meester is ongeveer een uur geleden thuis gekomen, en is dadelijk naar bed gegaan. Ga ook maar naar bed, en slaap den roes uit dien gij in het hoofd hebt." En zij smakte het venster wéér dicht. Sena Frasquita bedekte haar gelaat met beide handen. „Huishoudster!" fulmineerde de corregidor buiten zichzelf van woede. „Hoort gij niet, dat ik u zeg, dat gij de deur zult open doen? Hoort gij niet, dat ik het ben? Wilt gij ook opgehangen worden Het venster werd weêr opengedaan. „Maar wat moet dat toch beduiden?" sprak de huishoudster. „Wie zijt gy toch, om zoo'n leven te maken?" „Ik ben de corregidor!" „O, dat laat ik mij niet wys maken! Heb ik u niet gezegd, dat mijnheer de corregidor al vóór twaalf uur thuis is gekomen „Wees gegroet, zeer reine Maria! Half een en mooi weêr!" Dit is de gewone roep der nachtwachts, die, aangezien de nachten meestal helder serenozijn, hiervan ook vermoedelyk den naam van serenos hebben gekregen. Als het regent, voegen zij bij de opgave van den tijd: y Iloviendo (en het regent). men niet ligt met den minister van oordeel zijn, dat dit eene niet onbelangrijke verhooging der waarde van liet bestaande materieel mag genoemd worden! tenzij in betrekkelijken zin, omdat het bestaande materieel van dien aard is, dat daarmede ongeveer niets vermag verdedigd te worden. Maar in weerwil van de voor Nederland zoo buitengewoon gunstige omstandigheid, dat het met een minimum van kosten een maximum van weerbaarheid kan verkrijgen door ruime toepassing van de torpedo, vraagt toch de minister van Marine slechts ééne torpedoboot, uit overwegingen van financiëelen aard Arm Nederland, zegt de schrijver, met uwe ééne torpedo boot van f 120,000 en uw jenevergebruik van 40 millioen 'sjaars. Voor één vierde van uw spiritus van één jaar kunt gij 60 torpedobooten met de noodige torpedo's hebben, en het personeel zou kunnen gevonden worden uit het thans verouderde gepantserd materieel, waarvoor geen nieuw wordt aangevraagd, zooals in 1882 door dezen minister van Marine reeds was in uitzicht gesteld, omdat nu in 1885 de waarde van dat materiëel zoo zal verhoogd worden door die twee te veranderen booten en die eene nieuwe torpedo boot opzicht! In de brieven uit de hoofdstad in de Arnh. Crt. wordt de draak gestoken met de breedsprakigheid en klein geestigheid waarvan altijd in de voorloopige verslagen onzer Tweede Kamer wordt blijk gegeven. Neem b. v. schrijft de correspondent de twee-en- twintig bladzijden van liet voorloopig verslag over de begrooting van Waterstaat voor u, en wat vindt ge erin? Onder het opschrift „algemeene beschouwingen zoekt ge zonder twijfel het resultaat eener gedachtenwisseling over de vraag, of de tegenwoordige ministers met de vereischte kracht en overleg het beheer over de bestaande of ont worpen openbare werken in Nederland voert, en ge vindt klachten dat het Departement van Waterstaat sedert zijn oprichting niet tot bezuiniging geleid heeft, alsof ooit de instelling van eenig speciaal ambtelijk beheer dat resul taat heeft gehad. Verder hebben de heeren leden, blijkens dit verslag, zich vermaakt met eenige goochelarijen met cijfers, de een om aan te toonen dat de voorgedragen begrooting wèl, de ander om te bewijzen dat zij niet h ioger was dan die voor 1884. Wanneer men de algemeene, Ik heb toch met mijne eigene oogen gezien, dat hij de kamer van mevrouw is binnengegaan... Gij wilt mij maar voor den gek houden. Maar wacht even, en gij zult uw loon wel ont vangen." En plotseling ging de voordeur open, en een zwerm van be dienden en beambten, met dikke knuppels gewapend, stortten zich op de buitenstaanden, en woedende kreten weergalmden op de straat. „Waar is de rekel, die zich corregidor noemt? Waar is die vlegel? Waar is die dronkaard?" En in de duisternis ontspon zich een zóó hevig gevecht, een zoo geweldig rumoer, dat de een den anderen niet kon verstaan, en dat corregidor, Garduna, Senor Juan Lopez en Tanuelo allen hun aandeel kregen van de kloppartij. Dat was al het tweede pak slaag, dat don Eutrenio dien nacht opliep, buiten en behalve dat dit avontuur hem reeds een ge dwongen bad in het molenwater had bezorgd. Op een kleinen afstand van die herrie stond Sena Frasquita te huilen als een kind, en dat was haar in lang niet gebeurd. „Lucas, Lucas!" zcide zij. En je hebt aan mij kunnen twijfe len. En je hebt eene andere in je armen kunnen sluiten Ach! ons ongeluk is grenzeloos!" Een gebiedend woord. „Wat beteekent dat rumoer?" sprak ten slotte eene kalme, majestueuse stem, die welluidend boven het helsche spektakel uitklonk. Allen hieven hun hoofd op en zagen eene dame in het zwart op het hoofdbalkon van het huis. "De Senora!" zeide de bedienden, ophoudende met. slaan. „Laat de heeren binnenkomen.... Mijnheer de corregidor zegt dat hij het toestaat," liet de corregidora volgen. De bedienden lieten den weg vrij, en Senor de Zuniga stapte met zijn gezelschap het huis binnen en de trap op. Geen misdadiger is zeker ooit met znlke wankelende schreden en zulke misvormde gelaatstrekken naar het schavot gegaan als de corregidor toen hij de trap opging van zijn huis. En toch begon de gedachte aan zijne schande met edele zelfzucht al het door hem teweeggebrachte en hem drukkende onrecht in hem op den achtergrond te schuiven, en hem zijnen bespotteiijken toestand ten eenenmale te doen vergeten. „Voor alle dingen," dacht hij, „ben ik een Zuniga en een Ponce de LeonWee degenen, die het vergeten hebbenWee mijne vrouw, indien zij mijnen naam geschandvlekt heeft Eene voorname dame. De corregidora ontving haren echtgenoot en zijn landelijk gevolg in de groote zaal van het gouvernementsgebouw. Zij was alleen, in staande houding, cn hare oogen hield zij strak gevestigd op de deur. Het was eene dame van voornamen huize, nog tamelijk jong, eene rustige, strenge schoonheid, meer geschikt voor het chris telijk penceel dan voor den beitel der heidensche beeldhouwkunst. Hare kleeding droeg op en top den stempel van de voornaamheid en den ernst van dat tijdperk. Haren japon met korten nauwen rok cn pofmouwen was van fijne zwarte stof; een halsdoek van witte, geelachtige blonde zijde omsluierde hare bewonderenswaardige schouders, en lange handschoenen van zwarte tule bedekte hare armen, wit als albast. Met eene majestueuse beweging koelde I zij zich af door middel van eenen reusachtigen waaier, en in de hoogere beschouwing zoo laag begint, inuetcii de op de bijzonderheden der begrooting gemaakte aanmerkingen in dezelfde evenredigheid dalen. Zoo zien we dan ook de 86 uitverkorenen des Nederlandschen volks afdalen tot vragen en onderzoekingen, die misschien bij uitstek gepast en prijselijk zouden zijn, wanneer ieder van deze vroede mannen zich zette tot het nazien van het huishoudboekje van ZEd. huisvrouw, maar toch eigenlijk bohooren te blijven beneden de waardigheid van een Parlement. Wanneer in landen, welker begrooting over honderd- en meermalen grootere sommen loopt dan de onze, de zaken op dezelfde wijze behandeld werden, dan kwamen hunne Kamers in een vol jaar nog niet van de behandeling der begrooting af. „Werkt de nieuwe regeling der reis- en verblijfkosten naar behooren ten aanzien der opzichters, met dien ver stande dat zij niet per rijtuig afstanden afleggen, die zij vroeger te voet plachten te volbrengen?,, Ziedaar een vraag, blijkbaar afkomstig van een lid, wonende nabij een in staat van uitvoering verkeerend openbaar werk. Hij moet den opzichter, dien hij vroeger altoos te voet zijn huis zag voorbijgaan, in den laatsten tijd een paar malen hebben zien voorbijrijden, en zal toen aan zijne echtvriendin hebben gezegd: „Kindlief helpt mij onthouden, dat ik, als ik naar Den Haag ga, daar eens in de Kamer over spreekt; mij dunkt ik verkrijg, den indruk, dat hier met 's lands gelden op niet zeer spaarzame wijze wordt omgegaan.,, Ettelijke andere opmerkingen verraden een dergelijken oorsprong. „Men" heeft vernomen, dat bij de beplanting van rijkswegen „jonge eikenboomen" zonder bedekking der wortels dagen achtereen lagen uit te drogen of aan nacht vorst lagen blootgesteld. Elders komt men op tegen de verspilling, dat het bij het vernieuwen van een straatweg uitgedolven puin tot verzekering van de kantlagen in den grond wordt gegraven, terwijl dat puin misschien wel voor twee gulden per kubieken meter kon worden verkocht. En op twee plaatsen van haar verslag roept de Kamer ach en wee over den buitensporigen prijs van het behangsel papier, in een paar kamers van rijksgebouwen verplakt, f 1,20 en f 1.50 de rol. Mij dunkt er moet een behanger onder het nieuwe bloed van 't najaar van 1884 voorkomen. Of kan deze aanmerking afkomstig zijn van dat gewaar- andere hand hield zij een kanten zakdoek, waarvan de vier hoeken naar beneden hingen met eene regelmaligheid, die slechts met hare gansche houding en elke harer geringste bewegingen te vergelijken was. De schoone vrouw had iets in haar voorkomen van eene koningin, of liever van eene abdis, en boezemde allen die haar zagen, eerbied in en vrees. Overigens bewezen haar zorgvuldig toilet lop dit nachtelijk uur, de ernst harer gelaatstrekken en de vele in de zaal aangestoken lichten, dat de corregidora het er op had toegelegd, om aan deze audiëntie eene theatrale plechtigheid en ceremoniële kleur te geven, die met het onbetamelijk gedrag van haren man eene des te schreeuwender tegenstelling vormden. Ten slotte zullen wij er nog bijvoegen, dat deze dame dona Mercedes Carrillo de Albornoz y Espinosade los Monteros heette, en dochter, kleindochter, achterkleindochter, ja in den twintig sten graad kleindochter der stad was, als nakomelingen van de beroemde conquistadoren der stad. Hare familie had haar uit wereldschen hoogmoed aan den ouden, vermogenden corregidor ten huwelijk gegeven, en de ongelukkige, die anders non zou geworden zijn, omdat eene inwendige stem haar naar het klooster riep, stemde toe met groote smart en offerde zich op. Indertijd had zij den vermetelen corregidor twee kinderen geschonken, en het gerucht wilde, dat er weer „mooren te zien waren geweest aan de kust." En hiermede zullen wij weder tot onze geschiedenis terug- keeren. De straf der wedervergelding. „Mercredes!" riep de corregidor uit, toen hij voor zijne vrouw verscheen, „ik moet onmiddellijk weten...." „Oho, Tio Lucas, gij hier?" zeide de corregidora, hem in de rede vallend. „Is er een ongeluk in den molen gebeurd „Senora, ik heb nu geen lust om gekheid te maken," zeide de corregidor woedend. „Alvorens van mijne zijde eenige verklaring tc geven, moet ik eerst weten, wat er van mijne eer geworden is." „Wat gaat mij dat aan? Hebt gij ze mij soms in bewaring gegeven?" „Ja zeker, senora!" antwoordde Don Eugenio. „De vrouwen zijn de bewaarsters van de eer harer echtgenooten." „Wel, doe die vraag dan uwe vrouw... Daar staat zij juist naar ons te luisteren." Sena Frasquita, die aan de deur der zaal was blijven staan, stiet een soort van gebrul uit. „Kom naderbij Senora, en ga zitten," liet de corregidora volgen, met groote waardigheid het woord tot Sena Frasquita richtend. Zij zelve richtte hare schreden naar de sofa. Dc fiere Navarreesche begreep aanstonds al de grootheid in de houding der beleedigde en misschien dubbel beleedigde echtgenoote. Daarom verhief zij zich op dat oogenblik tot gelijke hoogte: zij bcheerschte hare aandoeningen en bewaarde een gepast stilzwijgen. En denk nu bijgeval niet, dat Sena Frasquita, sterk als zij was door hare onschuld, haast had zich te verdedigen.... Zij had groote haast om aan te klagen, zeer groote.... maar zeker niet de corregidora. Degene, met wien zij een appeltje te schillen had, was Tio Lucas, en Tio Lucas was niet aanwezig. Sena Frasquita," herhaalde de vrouw des huizes, ziende dat de molcnaarsvrouw zich niet verroerd had, „ik heb u gezegd, dat gij naderbij zoudt komen en zoudt gaan zitten. Deze tweede uitnoodiging werd nog op hartelijker toon gedaan

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1885 | | pagina 1