HELDERSCHE
ESI NIEUWED1EPER COURANT.
Nieuws- en AdvertentieMatf toot Hollands Noordertwartier.
1885. N°. 14.
Jaargang 43.
Zondag 1 Februari.
BEKENDMAKING.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag cn Zaterdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal0.90.
franco per post 1.20.
Uitgever A. A. BAKKER Oz.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der AdvertentiënVan 14 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
Het GEMEENTEBESTUUR van Den Helder brengt, ter
voldoening aan het bepaalde bij de artt. G en 7 der wet van den
2 Juni 1875 (Staatsblad No. 95), ter openbare kennis, dat door
de hoeren GEBROEDERS JANZEN, alhier, het verzoek is
gedaan tot inrichting van een opslagplaats van straatvuilnis,
asch, beer enz., en tot verwerking van die stoffen, op een gedeelte
van het perceel, gelegen aan de Ballastvaart in het Brakke
vel d, bij het kadaster bekend in Sectie C, No. 3754.
Bezwaren tegen de oprichting der inrichting kunnen worden
ingediend op Vrijdag den 13 Februari 1885, des namiddags tc
twee uren, aan het Raadhuis der gemeente.
Helder, den 29 Januari 1885.
Het Gemeentebestuur voornoemd,
STAKMAN BOSSE, Burgemeester.
C. BOON, Secretaris.
Brieven uit de hoofdstad.
29 Januari.
Bijna tienduizend gulden in den week, dat «et nog eens
zoden aan den dijkDe vorige week had de Commissie voor de
werkverschaffing een bedrag van ruim f 125,000 aan giften en
bijdragen op haar crediet, en volgens de jl. Zaterdag uitgegeven
lijst was dit cijfer in den korten tijd van slechts acht dagen
tot bijna f 135,000 gestegen. Op die lijst komen weder sommen
voor, die klinken als een klokeen gift van f 5000, een van
f 1545, een van I 500, een van f 300 en verscheidene van f200
en f 100. Dat geeft den burger moedDe aanmelding van
werkeloozen steeg met het intreden der felle wintervorst op on
rustbarende wijze en daardoor was de Commissie genoodzaakt,
een hernieuwd beroep te doen op de hulpvaardige medewerking
der ingezetenen. Het is voor haar inderdaad eene verblijdende
bemoediging, dat dit beroep op den steun der burgery aanvan
kelijk wéér met zulk een gunstigen uitslag bekroond werd, daar
zij zonder dien steun haren arbeid onvermijdelijk zou moeten
beperken, cn er ook veel vroeger mede eindigen, dan in het
belang der werkeloozen wenschelijk was. Blijft de stroom van
bijdragen zoo rijkelijk vloeien als deze week het geval was, dan
behoeft er voor staking der werkverschaffing althans voorloopig
geen vrees te bestaan en heeft men hoop om de twee kwade
wintermaanden, die ons nog voor de deur staan, zonder al te
groote bezwaren door té komen.
12> DE SCHOONE MOLENAARSVROÜW.
Spaansche Volksvertelling van PEDRO DE ALARCON.
{Slot.)
„De corregidora ziet er ook goed uit."
Toen de corregidor en Tio Lucas de zaal hadden verlaten,
ging de corregidora opnieuw op de sofa zitten, trok Sena Fras-
quita naar zich toe aan hare zijde, en zich tot de aan de deur
staande bedienden wendend, zeide zij met hoogst beminnelyken
eenvoud.
„En nu, kinderen, vertelt wat gij kwaads van mij weet."
Dadelijk drong de vierde stand voorwaarts, en wel tien stemmen
wilden tegelijk spreken; doch de huishoudster, die onder het
dienstpersoneel de gewichtigste personage was, lei de anderen
het stilzwijgen op en sprak als volgt:
„Gy moet weten, Sena Frasquita, dat wij, mijne meesteres en
ik, heden nacht, na de kinderen verzorgd te hebben, op de terug
komst van den heer des huizes zaten te wachten. Wij waren, om
den tijd te korten, al aan onzen derden rozenkrans, want
Garduna, had gezegd, dat mijnheer eenige misdadigers van de
ergste soort op de hielen zat, en er viel natuurlijk niet aan naar
bed gaan te denken, alvorens wij hem ongedeerd thuis hadden
zien komen toen wij in het aangrenzende slaapvertrek leven
hoorden maken. Halfdood van schrik namen wij het licht om
te gaan onderzoeken, wie dat wezen kon, en, o Heilige Maagd
van Carmen! Daar zagen wij eenen man, net als mijnheer ge
kleed, maar die toch mijnheer niet was (het was immers uw
man), en die zich achter het bed trachtte te verbergen. Wy
begonnen als waanzinnigen „moord en brand" te schreeuwen, in
één oogenblik was de kamer vol van menschen, en de alguacillen
trokken den nagemaakten corregidor uit zijnen schuilhoek voor
den dag. Mijne meesteres, die, evenals wij allen, Tio Lucas
had herkend, en, hem in de kleederen van den corregidor ziende,
vreesde dat hij dezen had vermoord, hief zulke erbarmelijke
jammerkreten aan, dat zij de steenen zou hebben vermurwd.
Naar de gevangenis, naar de gevangenis!" riepen intusschen de
anderen. „Dief! moordenaar!" en allerlei liefelijkheden werden
Tio Lucas naar het hoofd geslingerd, en daar stond hij, wit als
een lyk, tegen den muur, zonder een woord te kunnen uitbrengen.
Maar toen hij zag, dat zy hem naar de gevangenis wilden brengen,
zeide hij: „Senora, ik ben geen dief en geen moordenaar; de
dief en moordenaar mijner eer is in mijn huis en is bezig mijne
vrouw te verleiden."
„Die arme Lucas!" zuchtte Sena Frasquita.
„En ik dan!" fluisterde de corregidora bedaard.
„Dat zeiden wij allen... Arme Tio Lucas en arme Senora!
Want... omdat... nu ja, wij hadden al aan kleinigheden gemerkt,
dat mijnheer een oogje op u geworpen had, en... ofschoon
niemand zich kon verbeelden, dat gij..."
„Huishoudster!" riep de corregidora op strengen toon." Op
deze manier gaat gij niet voort."
„Ik zal eene andere manier volgen," zeide een alguacil, die
van de interruptie gebruik maakte, om ook eens aan het woord
te komen. „Tio Lucas, die, toen hij het huis binnenkwam, met
zijn kostuum en zijnen gang, ons zoo meesterlyk bij den neus
had gehad, dat wy hem allemaal voor den corregidor hielden,
was zeker niet met goede bedoelingen gekomen, en als de Senora
niet wakker was geweest... a Verbeeld u nu eens, wat er had
kunnen gebeuren
„Houd toch je mond!" viel de keukenmeid hem in de rede.
«Je zegt niets dan dwaasheden. Ja, Sena Frasquita, om zijne
Ruim drieduizend man zijn thans bij de Commissie aan 't werk.
Het is een verbazend hoog cijfer, en het bewijst duidelijk, dat
de werkeloosheid veel grootcr is, dan het oningewijde publiek
wel gedacht had. Want men vergete niet, dat dit getal van
drieduizend nog aanmerkelijk stijgen zou, indien de toelating op
hare terreinen niet aan eenige noodzakelijke beperkende bepa
lingen had onderworpen. De toegang staat niet ongehinderd
voor den eerste den beste open, maar men moet althans aan
eenige gegevens voldoen, om als werkman te worden aangenomen.
Dit was in het wederzijdsch belang onvermijdelijk noodig. Ook
worden vele van werk verstoken ambachtslieden nog altijd door
een, soms wel wat te ver gedreven eergevoel weerhouden, om
bij de Commissie eene althans gedeeltelijke tegemoetkoming in
hunne uiterst moeielyke omstandigheden te zoeken. Menig
schilder, meubelmaker, behanger of draaier acht het een al te
diepe vernedering, om ten aanschouwe van iedereen een zand-
wagen te vervoeren of grond om te spitten. Doch is het
inroepen der particuliere of kerkelijke liefdadigheid dan minder
vernederend? Velen ook, die reeds op de terreinen der Com
missie werkzaam zijn, klagen dat het loon te gering is. Schijn
baar is dat zoo; want als men nagaat, dat de Commissie voor
een werkdag van half acht tot vier uur een loon van een gulden
uitkeert, valt het niet mocielijk te berekenen, dat de aldus
verdiende zes guldens aan het einde der week niet veel beteekenen
voor een werkmansgezin met b. v. zes of acht kinderen. Neen,
het beteekent ook niet veel, maar het beteekent iets; het moet
dienen ter bestrijding van de allernoodzakelijkste levensbehoeften,
en meer kan het niet wezen. Werd het meer, dan zou deze
vorm van ondersteuning ten eenenmale zijn oorspronkelijk en
noodzakelijk karakter verliezen.
Het optreden en de werking dezer Commissie is een belangrijk
economisch verschijnsel, waarvan we thans nog slechts ten deele
de gevolgen kunnen beoordeelen, maar dat aan het einde van
het winterseizoen, wanneer de omvang dezer zaak in haar geheel
eerst recht overzien kan worden, eene grondige bestudeering ten
volle waardig is. Alle mogelijke takken van handwerk en bedrijf
zijn er bij betrokken, wat licht te begrijpen is, als men weet,
dat zich onder „het personeel" de vertegenwoordigers van niet
minder dan een vijftigtal verschillende ambachten bevinden.
Natuurlijk vormen de huis- en scheepstimmerlui, metselaars,
schilders en smeden, die meer onmiddellijk bij het bouwvak be
trokken zijn, het hoofdcontingent, doch ook van de meubelmakers,
stucadoors, klceremakers, schoenmakers, enz. enz. hebben zich
eene vrij talrijke menigte aangemeld. Dezer dagen werd mij
tegenwoordigheid in de slaapkamer van mevrouw te verklaren,
moest hij bekennen met welk doel hij hier gekomen was. Natuur
lijk kon mevrouw, toen zij dat hoorde, niet nalaten hem een
slag op den mond te geven, zoodat de helft zyner woorden hem
bleven steken in de keel. Ik heb hem zelf uitgemaakt voor al
wat lcelijk was en had hem wel de oogen willen uitkrabben.
Want al is het nu honderdmaal uw man, Sena Frasquita, als
men met zulke bedoelingen
„Je bent eene oude zeurkous!" riep de portier, vó<5r de keuken
meid postvattend. „Wat had jij dan willen doen? Luister naar
mij, Sena Frasquita, en komen wij ter zake. De Senora zei en
deed alles wat noodig en betamelijk was, maar toen hare gram
schap wat was bekoeld, kreeg zij medelijden met Tio Lucas;
zij dacht na over het slechte gedrag van mijnheer den corregidor
en sprak ongeveer de volgende woorden: „Al kwaamt gij met
zulke slechte bedoelingen, Tio Lucas, al zal ik u die onbe
schaamdheid nimmer kunnen vergeven, moeten toch uwe vrouw
en mijn man een paar uren lang in den waan verkeeren, dat zij
in hunne eigen netten gevangen zijn en dat gij, met behulp van
uwe vermomming, smaad met smaad hebt vergolden. Wij kunnen
ons niet beter op hen wreken, en wij kunnen de grap doen
ophouden als het ons lust." Toen de Senora dat geestige besluit
genomen had, deelde zij Tio Lucas en ons mede, wat wij moesten
zeggen en doen, als Zijne Excellentie terugkwam. Wat Sebastiaan
Garduna betreft, dien heb ik daar straks zoo'n geweldigen schop
gegeven, dat hij den St. Simon en SL Judas-nacht zoo licht niet
vergeten zal."
Reeds geruimen tijd, en terwijl de portier nog aan 't woord
was, zatpn de corregidora en de molenaarsvrouw met elkander te
fluisteren; zij omhelsden en kusten elkander keer op keer en
verscheiden malen konden zij niet nalaten het uit te gieren van
het lachen.
Jammer, dat men niet kon hooren wat zij zeiden. Doch de lezer,
en in de eerste plaats de lezeres, zal wel niet veel moeite hebben
het zich voor to stellen.
Een keizerlijk decreet.
Op dit oogenblik keerden de corregidor en Tio Lucas, beiden
met hunne eigen kleedcren aan, in de zaal terug.
„Nu is het mijne beurt," zeide de voorname don Eugenio de
Zuniga binnentredend.
En na eenige malen met zijnen stok hevig op den grond ge
stampt te hebben, als om zijne energie weer bijeen te rapen,
gelijk een Antaeus, dio zich niet sterk gevoelt eer zijn bamboes-
riet de aarde heeft aangeraakt, zeide hij met onbeschrijfelijke
emphase en driestheid tot de corregidora:
„Merceditas! ik wacht je ophelderingen."
Middelerwijl was de molenaarsvrouw opgestaanzij kneep
Tio Lucas tot teeken van verzoening zoo hard, dat vonken hem
voor de oogen dansten, en zij keek hem tevens volstrekt niet
meer boos, maar met verleidelijke oogen aan.
De corregidor, die deze pantomime had gadegeslagen, ver
anderde haast van verbazing in een zoutpilaar en kon zich van
eene zoo onverklaarbare verzoening maar geen rekenschap geven.
Vervolgens wendde hij zich opnieuw tot zijne vrouw en zeide
op azijnzuren toon:
„Senera, allen sluiten hier vrede, wij alleen niet, Verlos mij
nu van mijneu twijfel. Ik beveel zulks als man en als corregidor.,,
En andermaal dreunde de stok tegen den grond,
„Gij wilt dus gaan?" riep dona Mercedes uit; zij naderde
Sena Frasquita zonder zich aan don Eugenio te storen. „Goed,
ga nu maar onbezorgd heen, het schandaal zal geene verdere
nog medegedeeld, dat er zich zelfs boekbinders, horlogemakers,
goudslagers, ja tot een paar kellners toe bij de directie haddtn
aangemeld. Het laat zich denken, dat het soort van werk, waartoe
de Commissie gelegenheid geeft, voor laatstgenoemde categoriën
van werkeloozen al een zeer vreemdsoortige bezigheid moet zijn,
en dat zij niet nalaten zullen om weder hunne gewone kost
winning ter hand te nemen, zoodra de gelegenheid er slechts
eenigszins gunstig toe is, vooral bij het betrekkelijk zeer lage
loon. Doch dit is juist wat men met deze wijze van werk
verschaffing beoogt, deze prikkel wil men juist laten bestaan
want de nadeelige gevolgen zouden onberekenbaar groot zijn,
indien de werkeloozen aan den vluchtheuvel der werkverschaffing
de voorkeur bleven schenken bovenj het vaste verblijf op hun
gewone arbeidsveld.
De tusschenkomst der Commissie in de zaak van den boven
bouw der spoorwegbrug te Venloo, bij welker aanbesfeding de
bekende Koninklijke fabriek van stoom- en andere werktuigen
alhier f 21,000 boven den minsten inschrijver (een Duitsche firma)
bleef, is mislukt. Hoe goed de bedoeling dier tusschenkomst ook
was, is toch de mislukking niet te verwonderen. Wel handelde
de Commissie geheel naar de strekking van haar mandaat, toen
zij de directie der fabriek een subsidie van f 21,000 aanbood,
zoo deze het werk aan de spoorwegbrug op zich wilde nemen
voor de som, door de Duitsche firma ingeschreven, ten einde
zoodoende dit groote werk voor de hoofdstad te behouden,
doch het laat zich volkomen verklaren, dat de directie, die door
de aanneming dezer uit liefdadige giften bijeengebrachte subsidie
natuurlijk in eene zeer scheeve verhouding tegenover hare werk
lieden zou komen, zich verplicht achtte om voor dit aanbod, met
hoe loffelijke bedoelingen ook gedaan, te moeten bedanken.
Bovendien, en dit is even begrijpelijk, schijnt ook de Minister
van Waterstaat deze tusschenkomst der Amsterdamsche Commissie
minder wenschelijk te hebben geacht. Men moet geen genees
middelen aanwenden, die erger zijn dan de kwaal. Met dat al
blijft het zeer te bejammeren, dat door de minder voordeelige
conditie, waarin onze vaderlandsche industrie zich tegenover de
buitcnlandsche bevindt, eerstgenoemde weder de uitvoering van
een werk van ruim drie ton gouds zal moeten derven.
Als een hoogst bezadigde en zakelijke waarschuwing tegen de
toepassing van al zulke geneesmiddelen, die erger zijn dan de
kwaal, vestig ik de aandacht op het in kalmcn en overtuigende
toon gestelde rapport van Burgemeester en Wethouders van
Amsterdam op een request van eenige socialistische werklui, die
de gemeente een achttal recepten aan de hand doen „tot vermin
gevolgen hebben. Rosa, licht eens bij, de molenaar en zijn
vrouw willen gaan. Tio Lucas, ga in vrede!"
„O neen!" raasde don Eugenio, tusschenbeiden tredend. „Tio
Lucas, zal niet heengaan. Tio Lucas zal zoo lang in arrest
blijven tot ik de volle waarheid weet. Hola, alguacillenIn
naam des konings!"
Niet i een van de politie-agenten gehoorzaamde don Eugenio.
Zij allen hielden de oogen op de corregidora gericht.
„Kom, man, maak plaats!" beet deze hem toe, terwijl zy hem
bijkans omverliep, waarna zij van allen met groote gratie afscheid
nam. Het hoofd een weinig ter zijde geneigd, nam zij hare japon
met hare vingertoppen op en maakte een bevallige neiging, zoo
doende de reverentie uitloerend, die destijds in de mode was en
die men la pompa noemde.
„Maar ik... maar gij... maar wij... maar die daar," stamelde
de arme stumper nog steeds voort, zijne vrouw aan hare japon
trekkend en haar in hare sierlijke bewegingen belemmerend.
Vergeefsche moeite! Niemand bekommerde zich om Zijne
Excellentie.
Toen allen waren heengegaan en de oneenige echtgenooten in
de zaal alleen waren overgebleven, verwaardigde de corregidora
zich eindelyk op den toon eener Czaarin aller Russen, die tegen
een gevallen minister den bliksem van levenslange ballingschap
naar Siberië slingert, tot haren gemaal het volgende te zeggen
„Al leefde je duizend jaren lang, toch zou je nooit vernemen
wat dezen nacht in mijne slaapkamer voorgevallen is. Als jij
daar geweest waart, zoaals het behoorde, dan behoefde je nie
mand daarnaar te vragen. Wat mij betreft, ik heb geen reden
en zal nooit eene reden hebben, die mij zou kunnen bewegen
het te onthullendaartoe veracht ik je te zeer, en als je niet de
vader mijner kinderen waart, zou ik je van dit balkon op straat
smijten.... En hiermeê goeden nacht, caballero!"
'loen de corregidora deze woorden gesproken had, die door
den corregidor worden aangehoord zonder zelfs een ooglid te
vertrekken (want alleen durfde hij zijne vrouw niet aan), ging
zij naar de slaapkamer, sloot de deur achter zich, en het manneke
bleef midden in de zaal geplant; met een cynisme zonder voor
beeld siste zijn tandenloozc mond:
„God zij dank! Ik dacht niet, dat het zoo goed zou afloopen.....
Garduna zal mij wel eene andere zoeken."
De moraal.
Vroolijk tjilpend begroetten de vogels den aanbrekenden morgen,
toen Tio Lucas en Sena Frasquita de stad verlieten, om zich
naar hunnen molen te begeven.
Het echtpaar ging te voet; vóór hen uit draafden de twee
samengekoppelde ezels.
„Aanstaanden Zondag moet je gaan biechten hoor," zeide
de molenaarsvrouw tot haren man, „want je moet je zuiveren
van al de kwade vermoedens en misdadige voornemens van dezen
nacht,"
„Daar heb je een goed denkbeeld," antwoordde de molenaar.
„Maar dan moetje mij ook een pleizier doenje moet de matras
en het beddegoed van ons bed aan de armen geven en alles
nieuw aanschaffen. Ik ga niet meer slapen op een bed, waar die
giftige duivel heeft liggen zweeten."
„Spreek zijn naam maar niet uit, Lucas!" hernam Sena Fras
quita, „Maar om over wat anders te praten. Ik wou je nou nog
een ander verzoek doen...."
Pompa beteekent pracht, pronk, en ook de cirkelvormige
figuur, die de vrouwenkleederen bij het neerhurken maken.