meer bijzonder de aandacht gevestigd, 't Slot van dezen
brief luidt:
„Cura^ao verdient de voorkeur boven alle nabijgelegen
havenplaatsen. Onze St.-Annabaai is als 't ware aange
wezen om de voorhaven van Panama, een hoofdstation op
den weg naar het nieuwe kanaal, het Singapore van
West-Indië te worden.
„Wij voegen er echter in één adem bij, dat het ook
dringend noodzakelijk is te zorgen, dat Cura<jao bij de
opening van bedoeld kanaal volkomen in staat en gereed
is om alle schepen waardig te ontvangen. Alles dient ge
daan te worden om den goeden naam van onze haven
niet verloren te doen gaan. Laat men beginnen met het
maken van een droogdok. Dit mag hier vooral niet gemist
worden. Voor tal van schepen zal dit het point d'attrac-
tion zijn. Moeielijk zal ergens een betere gelegenheid,
een geschiktere plaats voor het aanleggen van een dok
worden gevonden dan hier in het Stottegat, dat zich met
de daarin liggende eilandjes zoo schilderachtig aan het
noordeinde der haven uitstrekt. De ondernemingsgeest
moet meer en meer wakker worden. Om iets goeds tot
stand te brengen zijn kapitaal en energie noodig. De een
voudigste manier om kapitaal bijeen te brengen is het
oprichten eener naamlooze vennootschap, met niet te groote
aandeelen, opdat velen er aan deel kunnen nemen, 't Is
te hopen, dat spoedig eenige ondernemende mannen het
initiatief zullen nemen tot oprichting daarvan
Dan zal onze kolonie tot haren ouden bloei kunnen terug-
keeren, tot dien bloei, waarin Cura^ao zich een eeuw
geleden verheugde, toen er soms een convooi van ruim
50 rijkgeladene schepen tegelijk van hier naar Holland
stevende."
Dezer dagen is door een groot aantal van de voor
naamste veehouders uit het spoelingsdistrict een rekwest
aan den minister van Binnenl. Zaken gezonden, waarin zij
zich bezwaard toonen over den langen duur der afsluiting
van stallen en weilanden, waarop zich de besmettelijke
longziekte heeft voorgedaan.
In het tuchthuis te Leeuwarden is jl. Maandag over
leden Willem Joosten, de man die indertijd den gemeente
veldwachter v. d. Lijke, onder Bloemendaal, om het leven
bracht, toen deze hem des nachts aanhield wegens diefstal
van veldvruchten.
Men schrijft ons uit Anna Paulowna, dd. 4 dezer:
„Het Nutsdepartement alhier behandelde in zijne jongste
vergadering het bekende voorstel van Nijmegen en besloot
met meerderheid van stemmen, dit niet te steunen."
„De Rederijkerskamer De Hereeniging hield gisteren
avond eene buitengewone vergadering in Veerburg. Opge
voerd werden: I. De Militaire Wtllemsorde, dramatische
schets in één bedrijf, door Rosier FaassenII. In den nood
leert men zijn vrienden kennen, blijspel in één bedrijf, door
G. L. C. Barino, en III. Gemeubileerde kamers te huur,
blijspel in twee bedrijven, door J. Nuijen."
In de zitting van den Raad der gemeente Alkmaar,
gisteren gehouden, is de som van f 400 toegestaan, ten
behoeve van de Tentoonstelling van fokvee, te houden
tegen Pasehen a. s. 't Verzoek van de Commissie voor
de Werkverschaffing, om haar streven met eene subsidie
ten bedrage van hoogstens f 1200 te steunen, werd ge
wezen van de hand. Na eene levendige discussie, werd
besloten om in te willigen het verzoek van handelaren in
granen, om de korenbeurs, in plaats van 's voormiddags
11, des morgens om 9 ure open te stellen.
Van Terschelling wordt gemeld:
„Gelukkig is het ouderwetsche wintertje weer achter
kans zien op eigen beenen te staan, komen zij in verzet. Ik
zeg je, dien jongen krijgt ge nooit, zet hem dus gerust uit je
hoofd.
Onbewegelijk bleef Angélique staan, met eene uitdrukking op
het gelaat, die zoowel lijdelijk verzet als berusting kon beteekenen.
Indien hij er weer over begint, zendt ge hem eenvoudig
weg en komt het mij zeggen. Begrepen?
Angélique antwoordde met een hoofdschudden, dat niets anders
beteekende danIk hoor het. Argelooze jonge meisjes verstaan
soms zeer goed de kunst eene houding aan te nemen, die vatbaar
ia voor twee uitleggingen.
Een schaap, dat pas komt kijken en dat nog wel met zulk
een schooier! Wacht maar, aan vrijers zal het je niet ontbreken
wanneer de meisjes dat verlangen, kunnen zij er bij dozijnen aan
haar snoer brijgen.
Dat is nog zoo zeker niet, dacht Angélique; hier in de
buurt komen er genoeg in 't oude-vrijsterboek, maar laat ik met
moeder over zulk eene kleinigheid niet twisten.
Ge hebt me goed begrepen, niet waar Pas dus op, anders....
Zonder haar zin te eindigen, ruktè Clémence de witte rozen
uit haar dochters japon en wierp ze op straatAngélique verge
noegde zich de bloemen met hare oogen te volgen.
Ontwapend door deze schijnbare onderwerping, kreeg de naaister
den rok van haar bed en plaatste zich weer op het houten bankje,
waarop Angélique eene koperen kan aanvatte en zich naar de
deur begaf.
Waar gaat ge heen? vraagde de moeder, zonder in het
minst te bevroeden, dat de minnaar, wien zij juist de deur had
gewezen, zich nog in de buurt van het huis bevond.
Water uit de bron halen, gaf het jonge ding ten antwoord.
Ik ging er daareven reeds om uit, maar vergat de kan mede te
nemen.
Zonder te letten op de bedekte spotternij in dit gezegde vervat,
liet Clémence haar dochter vertrekken. Buiten de deur gekomen,
raapte Angélique de rozen op en ging met bet'ruikertje in de
hand recht op Marin af.
Bewaar deze rozen voor mij, anders worden ze mij afgenomen,
zeide zij, terwijl zij den jongeling voorbijging, wiens bleek gelaat
en smcekende blik haar troffen. Moeder wil het niet, maar ik
wil, en zal wel kans zien haar rede te doen verstaan. Ga nu
heen, later ontmoeten wij elkaar weêr.
Sprakeloos en bewonderend staarde hij haar na; zooveel moed
en wilskracht als zij betoonde, had hij nooit aan den dag kunnen
leggen.
Klein maar dapper! prevelde hij. Wat ziet zij er snoeperig
uit... en dat engeltje heeft mij lief!
In het oude huis teruggekeerd, plaatste hij zich op de bank
en riep voor zijne verbeelding het gebeurde op het kerkhof
terug, tot hij er van duizelde.
Statig verrees de maan aan den hemel en vervulde dien met
onbeschrijflijken glans. Nadat ze een derde van haar loop had
volbracht, bedekte ze de rotssteilte met een schitterend lichtveld,
waarop zich de schaduw der overige rotsen als kantwerk ftf-
teekende.
Van de rotssteilten gezien, schenen de golven klein; slaande
tegen de klippen, die de kust ontoegankelijk maakten, stoven ze
met koortsachtige haast over de groote zwarte rotsblokken, om
straks in fijne, zilverblanke waterstralen neer te vallen. Deze
verlichtten weer als het ware de donkerblauwe zee, waar diepe
voren telkens de plaats aanwezen der opkomende golven.
den rug. Wij hebben 't hier bar genoeg gehad. Door
het zware, opgepakte ijs kon de bostboot niet varen en
kregen wij dus in 7 dagen geen brieven of couranten.
Wel deed de postschipper met een vletje een levensge
vaarlijken tocht door het drijfijs, doch het mocht hem niet
gelukken, brieven mede te nemen op de terugreis, wijl
die er nog niet waren. Alle zaken moesten per telegraaf
behandeld worden. Thans herleeft alles; er is bijna geen
ijs meer te zien en ook onze schipbreukelingen zijn
teruggekeerddat men de arme lieden hartelijk welkom
heette, kan men zich gemakkelijk voorstellen; zij spreken
met lof over de behandeling aan boord van het Spaansche
schip en van de ambtelijke hulp, hun zoowel te Hamburg
als in ons land bewezen.
Aangaande de spoorwegwerken van Hoorn naar
Enkhuizen kan worden gemeld, dat de baan sinds geruimen
tijd van Hoorn af tot Bovenkarspel gereed is, dat de
stations en wachthuizen op die baan glas en waterdicht
zijn, en dat er voortdurend in die gebouwen wordt gewerkt
om ze met R Mei a. s. als gereed op te leveren.
In 1884 zijn, volgens Veritas, verongelukt 969 zeil
en 197 stoomschepen, waaronder 2 Nederlandsche stoom-
en 21 Nederlandsche zeilschepen.
Het Vaderland deelt het volgende staaltje mede van
attentie en beleefdheid, voorgekomen op het postkantoor
te Den Haag. Dezer dagen wierp iemand een brief in een
der hulpbussen in de stad, zonder frankeerzegel. Om
bijzondere redenen wilde hij die fout hersteld zien en hij
volgde den kortsten weg: hij wierp een enveloppe in de
bus, waarop met een puntje een postzegel was bevestigd
en schreef er bijdeze postzegel is bestemd voor den brief
aan.... te.... De ongefrankeerde brief werd tegelijk met de
postzegel aan het postkantoor ontvangen en een paar dagen
later bleek, dat men daar aan het verzoek, om het zegel
de aangewezen bestemming te geven, bereidwillig had
voldaan.
Bij het Leidsche Studentencorps is een schrijven
ingekomen van den rector magnificus, prof. G. D. L. Huet,
waarin hijaandringt op herziening of afschaffing van den
groentijd. Eene motie, door een der leden voorgesteld,
waarin de vergadering de wenschelijkheid hiervan zou uit
drukken, werd na bestrijding ingetrokken, daar het groen-
wezen te Leiden niet bij de wet geregeld, maar eene
instelling der gewoonte is. De vergadering vereenigde zich
echter men eene andere motie, die de wenschelijkheid
uitdrukte van afschaffing van de „ladder." Ter inlichting
van hen, die zich hieromtrent de belachelijkste voorstel
lingen hebben gemaakt, diene, dat dit eenvoudig een lokaal
is, dat aan de eenigszins steile trap, die er naar toe leidt,
zijn naam te danken heeft. Op deze ladder had het groenen
in den avond plaats.
Door den heer dr. E. Masoin, hoogleeraar aan de
universiteit te Leuven, was een eisch ingesteld tegen de
heeren dr. IJ. W. Bruinsma, geneesheer te Steenbergen,
dr. V. Bruinsma, leeraar aan het gymnasium te Leeuwarden,
en H. v. Belkum, boekhandelaar en uitgever aldaar, als
redacteurs en uitgevers van het Maandblad van de Ver-
eeniging tegen de kwakzalverij, naar aanleiding van een
artikel Den Professor als kwakzalver, in het 11de No. van
dat Maandblad voorkomende. Deze eisch strekt daartoe,
dat de gedaagden zullen worden veroordeeld aan eischer te
voldoen f 5000 en f 10,000; dat de daad van gedaagden
worde verklaard lasterlijk, honend en beleedigend te zijn
en dat het te wijzen vonnis worde aangeplakt.
In deze zaak zijn voor de Rechtbank te Leeuwarden
eergisteren de pleidooien gevoerd, voor den eischer door
Geen onheilspellend geklots werd hier vernomen, eer het geluid
van kristal, dat met geregelde tusschenpoozen met een ander
voorwerp in aanraking komt.
Geen zeil vertoonde zich op zee, alleen duidden eenige donkere
stippen visscherspinken aan, die voor anker lagenop den Oceaan
en aan land heerschte een volkomen rust.
De fluweelachtige grasvlakten waren met talrijke bloemen
getooid, terwijl de slapende schapen tegen de rotssteilten aller
aardigste groepjes vormden, beschenen d#or het groote, gele licht,
dat bijna even veel warmte verspreidde als een herfstzon.
Het was ongeveer negen uur in den avond. Eenige woningen
nabij de rotssteilten waren nog verlicht, maar in verreweg de
meeste was alles reeds in rust; men had dien dag hard gewerkt
en wenschte den volgenden morgen vroeg de rogge, die nog op
het veld was achtergebleven, naar binnen te halen. In plaats
van, gelijk de anderen, zyn avondeten te gebruiken en te gaan
slapen, kwam Marin Bonami zijn huis uit en staarde in zee.
In het heerlijke, frissche koeltje, dat dien warmen zomerdag
verving, woei hem de geur tegen der witte rozen op het kerkhof
en verrees Angélique's beeld voor zijn geest.
Geheel Champcey was dien dag in de volle zon aan het oogsten
geweest, zoodat Marin het jonge meisje alleen in de verte te
zien kreeg, terwijl zij met de andere vrouwen aan het nalezen
was; alleen vond Marin, dat haar gelaat eene ernstiger uitdruk
king dan gewoonlijk droeg en hare handen zich minder vlug
repten^
Terwijl de aarde zoo heerlijk geurde, de vriendelijk kabbelende
golfjes zachtkens met elkaar stoeiden, de blonde maan met hare
gulden stralen het aardryk weldadig aandeed, voelde Marin zich
tot peinzen gestemd. Wel lachte de geheele natuur hem toe, en
sprak alles van vrede en rust, maar zijne wenschen werden niet
vervuld. Met langzamen tred en gebogen hoofd doorliep Marin
zijn akker en ging den kant der rotssteilten op. Boven zijn
hoofd welfden de notenboomen zich tot een schaduwrijk prieel,
terwyl aan zijne voeten het vriendelijk kabbelend beekje naar
zee stroomde.
Bij een helderen, ondiepen waterval, door breede platte steenen
omgeven, die de vrouwen tot waschplaats diende, hielden de
notenboomen op, en weerkaatste de effen waterspiegel slechts de
grillige schaduw van een grootcn appelboom.
In gedachten verdiept hield Marin bij de wel stand.
Hoe ontelbare malen had hij haar, voor wie hij eensklaps zulk
een vurige liefde had opgevat, hier ontmoet. Reeds hadden de
zachte oogen en de lieve glimlach van het kind hem bekoord.
Hoe ontelbare malen had hij het tengere, aardige figuurtje zich
boven het water zien oprichten en bezorgd rondkijken, terwijl
het kind met de hand de lokjes wegstreek, die haar over de
oogen vielen. Het gezichtje verhelderde eerst, wanneer er iemand
opdaagde, die het zware pak waschgoed voor haar wilde dragen.
Zonderling genoeg had Marin altoos iets in de buurt der rots-
steilten te verrichten, wanneer Angélique zich aan de waschplaats,
Clairefontaine genaamd, ophield.
Nu bemerkte hij voor het eerst, dat de lachende, guitige oogjes
van het kind hem onwillekeurig hadden aangetrokken en dat hij,
de stille, eenzelvige jongeling, liever zijn dagtaak in den steek
liet, dan Angélique haar pak waschgoed te laten dragen.
Hoe verwonderlijk lang had het geduurd, eer hij zich reken
schap gaf van het gevoel, dat hem bezielde; hy was zeker ver
blind geweest om niet eerder te begrijpen, dat hy Angélique
liefhad.
Wordt vervolgd.)
den heer mr. L. G. Verwei, voor de gedaagden door den
heer mr. J. C. Meijer.
Door den heer van Gorkum wordt in Sempervirens
de aandacht gevestigd op eene plant in China voorkomend,
aldaar Kin tse ho ië geheeten en door Europeesche kruid
kundigen herkend als Saxifraga sarmentosa.
Versche bladeren en stengels van deze plant, in een
mortier gewreven, geven een sap, hetwelk een merkwaar-
digen invloed heet uit te oefenen op de gehoororganen.
Een droppel er van genas patiënten van een doofheid, die
hun lang had belet hunne studiën te vervolgen. Een
treffend geval moet zich in 1840 in het Seminarium te
Macan bij een jeugdigen Chinees hebben voorgedaan. In
de zitting van de Academie des Sciences van 19 Februari
1883 werd er melding van gemaakt.
Alles met electriciteit. Een scheikundige
heeft gevonden, hoe boter te bereiden door middel van
electriciteit. Melk of room wordt in een steenen vat ge
bracht, daarin twee electroden geplaatst en deze verbonden
met een dynamo, gevende een stroom gelijk aan veertig
Bunsen. Na verloop van vijf minuten (heet het) heeft
zich de boter afgescheiden.
„Let er vooral op mijn jongen," zeide een practische
moeder tot haren huwbaren zoon, „welke lievelings-compo-
nisten de jonge meisjes hebben waarmede je in aanraking
komt.
„Dweept eene jonge dame met Liszt, dan is zij eer
zuchtig en aanmatigend; met Beethoven dan is zij onprac-
tisch; met Offenbach dan is zij dom, met Strausz dan is
zij oppervlakkig en lichtzinnig, met Verdi dan is zij senti
menteel, met Gounod dan is zij behaagziek, met Chopin
dan is zij hartstochtelijk en wispelturig, met Flotow dan is
zij onbeteekenend, enz. enz. Vindt ge echter een meisje
dat, zonder eenige voorliefde voor een bepaalden componist
te hebben, de Pluie des perles, Prière d'une Vierge, Cloches
du monastère en dergelijke zaken op de piano trommelt,
dan kan je er bijna zeker van zijn, dat zij in huishouding
en keuken recht goed op haar plaats is, en wel niet over
dreven verstandig en geestig zal zijn, maar juist goed geschikt
zal wezen om eene ferme huisvrouw te worden."
Het Handelsblad schrijft over mr. Jacob Paulus Amersfoordt,
wiens overlijden wij hebben gemeld:
Zijne Badhoeve, een der grootste landbouwexploitatiën in
Nederland, is wereldberoemd; het bezoekboek toont, dat bijna
geen vreemdeling van naam in Nederland vertoefde, zonder de
Badhoeve te bezichtigen.
Als landbouwer had mr. Amersfoordt in vele opzichten groote
verdienste; nooit zag hij er tegen op, iets nieuws te beproeven,
en door tegenspoed werd hij niet terneergeslagen, maar veeleer
opgewekt om door nauwgezette proefnemingen het goede op te
sporen. Hij baande den weg voor vele nieuwe landbouwwerk
tuigen; onder andere gaf hij op 4 Juli 1873 aan duizenden
bezoekers van het landbouwfeest op zyne hoeve den stoomploeg
en hooidroger te bezichtigen.
Niet alleen in de practijk van den landbouw verwierf mr.
Amersfoordt naam; ook in vele andere betrekkingen wijdde hij
zijne krachten aan hem toevertrouwde belangen.
Hij was de zoon van wijlen den hoogleeraar in de godgeleerd
heid Amersfoordt te Franeker, en werd op 4 Juli 1817 te Am
sterdam geboren. Zijne academische studiën ving hij aan te
Amsterdam en voltooide die te Leiden, alwaar hij in 1841 in de
rechten promoveerde met eene dissertatie „over de zorg van de
overheid voor het onderwijs." Onder de theses waren eenige
opgenomen, welke in nauw verband met landbouw en veeteelt
stondenook het doctoraat in de letteren werd door mr. Amers
foordt verkregen.
Als student was hij reeds door den minister De Cock voorge
dragen om de inrichting van de landbouwschool te Hohenhcim
te bestudeeren en daaromtrent verslag uit te brengen de minister
De Cock trad echter af, en zijne opvolgers meenden, dat voors
hands van de vestiging eener landbouwschool in Nederland niets
komen zou, derhalve had de opdracht geen gevolg.
Dadelijk na zijne promotie ondernam mr. Amersfoordt nu de
voorgestelde reis voor eigen rekening en trachtte zich verder op
de hoogte van den landbouw te stellen. De opgedane kennis
kwam hem weldra ten goedeop de verkooping van landerijen in
het pas drooggemaakte Haarlemmermeer kocht hij op 18 Mei
1854 sectie B.B. en vestigde zich aldaar na korten tijd metter
woon. Deze sectie, uit middelmatige grondsoort bestaande, werd
door hem tot de bekende Badhoeve gemaakt.
Z. M. de Koning benoemde hem in 1863 tot burgemeester
van Haarlemmermeer, welke betrekking hij met ijver tot in 1880
vervulde; een groot deel van de verordeningen der gemeente
dagteekent van zijn bestuur, en in de moeielijke omstandigheden,
waarin de gemeentenaren bij het uitbreken van de runderpest
kwamen, handelde hy flink. Niet minder krachtig toonde hij
zich, toen de cholera uitbrakdag en nacht was hij bezig, zorgde
voor huisvesting en hulp voor arme lijders en controleerde per
soonlijk de desinfectie. Z. M. de Koning schonk hem daarvoor
een eerepenning.
Zijne medelandbouwers gaven hem eene plaats in het hoofd
bestuur van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw (1863
1866).
Zijne veelzijdige ontwikkeling blijkt uit zijne talrijke schrif
turen en dagblad-artikelen, vooral over landbouwzaken, maar ook
van letterkundigen aard: o. a. Willem Bardes, een tooneelspel,
lierdicht Haarlemmermeer, enz.
Amersfoordt was een zeer zelfstandig man. Als jongeling hield
hij zijne meening vol tegenover zijne leermeesters en stond vast
op zijn stuk. Deze karaktertrek bleef hem bij, en zijne vasthou
dendheid aan eigen inzicht ontnam hem dikwerf den steun van
velen, waarop hij anders had kunnen rekenen.
Buitenland.
Jl. Vrijdag heeft zekere Hartt uit Weenen met acht
dames-leerlingen te Parijs' voor een tweehonderdtal kenners
eene voorstelling in de schermkunst gegeven, om de voor
treffelijkheid daarvan boven gewone gymnastiek, paardrijden,
dansen, enz. aan te toonen, als een onkostbaar middel voor
vrouwen tot licbaams-versterking en bevordering der be
valligheid. Zijne leerlingen waren gekleed in roode of
blauwe wol, met een wit lederen borstlap. Zij behoorden tot
fatsoenlijke familiën en verleenden hare medewerking geheel
belangeloos. De voorstelling voldeed zeer goed.
De koude in Spanje. Sedert 1829 is het in
Spanje niet zoo koud geweest als ditmaal in Januari het
geval was. In de provincie Guadalajara, 53 kilometers van
Madrid, heeft men 14° onder nul gehad; in de provincie
Leon, 190 kilometers van Madrid, daalde de thermometer
den 19den tot 19°. De rivier Carrion bevroor en het ijs
was tusschen de 30 en 40 centimeters dik. Te Molina,
in Arragon, had men 26° onder nul op den 16 Januari;
het brood was als versteend. Te Burgos, Segovi, Albaceta
was het mede vinnig koud. De sterfte onder de kleine
kinderen vermeerderde zeer. Mazelen, keelontstekingen,
koortsen met huiduitslag richtten schrikkelijke verwoes
tingen aan. Dagelijks kwam men te Madrid de witge-