DEPOTS VAN TUBE,
STUIVERS-MAGAZIJN.
DE ROOKENDE HUISMAN.
Caisse Hypothécaire van Brussel.
M. RAVENSWAAY ZONEN,
1— per DEEL.
GEBROEDERS BELINFANTE,
TaDaksfabrlels.
E. Broersvoorheen Jan Vorver.
HH. Rookers worden attent gemaakt op de uitmuntende
van bovengenoemde fabriek, in 't bijzonder
TABAK
de Portorico-soorten.
Alkmaar, Mient, B 23.
Wordt gevraagd een Boeren-arbeider,
die ploegen en melken kan, bij
H. Rentenaar, te Anna Paulowna
HANDELSDRUKKERIJ.
Molenplein 163.
AFLEVERING VAN ALLE SOORTEN BOEK- EN
STEENDRUKWERK GESCHIEDT SPOEDIG NET
UITGEVOERD EN TEGEN DE LAAGSTE PRIJZEN.
Directie der Agentschappen voor Nederland
Bankastr aat, 20, ,S GR A VEN HA GE.
De Caisse Hypothecaire te Brussel verschaft groote en
kleine kapitalen onder le hypothecair verband op landerijen,
gebouwen (ook in aanbouw), aflosbaar in annuïteiten (geene
vooruitbetaling).
Posten beneden 5000 worden niet dan bij uitzondering
aangenomen.
Agent voor Helder, SchagenAlkmaarHoorn, Enkhuizen,
t/m. Medemblik, de eilanden Texel en Wieringen,
L. W. F. OUDENHOVEN, Makelaar te Helder, die te
spreken is: Maandag» CAFÉ SUISSE, Kal verstraat,
Amsterdam, van 14 uren's middagsDonderdags Hotel
VREDELUST te Schagen, van 1012 uren 's morgens;
Zaterdag'» van 113 uren 's middags HELDERSCHE
WAPEN, bij den Heer PABST te Alkmaar.
AMSTERDAMSCHE COURANT.
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
Verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en feestdagen-
De Anisterdani9che Courant zal na nauwgezette
keuze de belangrijkste en belangwekkendste gebeurtenissen
van den dag mededeel en.
De Amsterdamschc Courant is het goedkoopste
Dagblad van Nederland. Voor Amsterdam per
3 maanden 1.50, franco per post f 1.80.
Niemand kan door den prijs worden afgeschrikt onze
Courant iederen dag alleen of met een vriend gesamenlijk
te ontvangen.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen.
Bnrcan: O. Z. Voorburgwal 280, over het Stadhui».
uit het magazijn van
te GORINCHEM.
Deze THEEËN worden afgeleverd in ver
zegelde pakjes van vijf, twee en een half en
een Ned. ons, met vermelding van Nommer en Prijs, voor
zien van nevensstaand Merk, volgens de Wet gedeponeerd.
Zich tot de uitvoering van geëerde orders aanbevelende.
Nieuwediep. A. METZELAAR, Binnenhaven 12.
Helder. J. BREEBAART, Langestraat.
Wieringen. J. D. BOERSEN.
Schagen. J. DENIJS.
HERDRUK
van het
ONLANGS 'verscheen liet 3e Deel van
den Herdruk van het Stulvcrs-
Magazijn, onder den titel van:
STUIVERS-MAGAZIJN,
C3-uI<aens-tTitgave.
De origineele uitgave hiervan is totaal uitverkocht:
de vele aanvragen, die de Uitgevers nog dagelijks
ontvingen, leidden tot den Herdruk.
Zijn in dezen „Herdruk* alle Verhalen, Novellen,
Schetsen, enz. opgenomen, om de lectuur aangenamer
te maken, is thans elk stuk doorloopend opgenomen.
RET STUIVERS-MAGAZIJN heeft zich steeds
ten doel gesteld: goedkoope en degelijke volks
lectuur aan zijne duizenden lezers aantebieden,
zonder krenking van eenige godsdienstige overtuiging.
Deze 2e druk wordt uitgegeven in vellen druks
k 0.05 per vel, in afleveringen k 0.25 per
aflevering en in deelen k 1.De uitgave ziet het
licht in roy. 8° formaat, met duidelijke letter.
De Uitgevers leveren Deel 1, 2 en 3
van Het Stuivers-Magazijn, na ontvangst
van postwissel a f 3.—, franco per post door
geheel Nederland, op plaatsen, waar geen Boek
handelaar woonachtig is.
Elk Deel is afzonderlijk verkrijgbaar a f I.
UITGAVE VAN
's Gravenliagc.
ABR. SL00S, Notaris te Winkel,
zal, op ul.\M».tG IJ tI I!III ARI 1885. des voormiddags
11 uur, ten sterfhuix.e van KLAAS TIMMERMAN,
te Kolhorn, gemeente Barsingerliorn,
publleli vorlioopen:
5 puiks puik KALFKOEIEN, 1 GELDEKOE,
1 GEIT, 6 KIPPEN met HOK, 1 klamp best
gewonnen HOOI, 1 stuit MEST, BOEREN-en
BOUWGEREEDSCHAPPEN, en voorts HUISRAAD en
INBOEDEL, eene partij WINKELGOEDEREN, bestaande
in Kruidenierswaren,
en eeniff GOUD en ZILVER.
Gevraagd:
Een Dienstbode, goed kunnende melken.
Adres: J. A. K., te Wieringerwaard.
Zichtbare en onzichtbare ziekten. In iedere uitwendige kwaal
zal men bevinden, dat deze fijne zalf verzachtend, verkoelend en
genezend is. Dezelve verdrijft spoedig iedere ontsteking, en
geneest alle wonden, zweeren, puisten en verrekkingen. Zij
vernietigt alle ontsteking, veroorzakende stoffen en herstelt de
heilzame werking in de vaten. Wanneer deze zalf over de huid
gewreven wordt ten naasten bij op de aangedane plaats, oefent
zij eene zeer genezende kracht uit; en met dc pillen te zamen
gebruikt mist zij zelden om iedere uitwendige ongesteldheid te
doen ophouden, van welke aard die ook zij. Deze zuiverende
middelen reinigen de tong, geven de eetlust weer, de gloeiing in
het aangezicht en de neerslachtigheid verdwijnen en de lichaams-
kleur wordt helder; terwijl de geest opgewekt wordt tot eene
hoogte, die men alleen bij een zeer gezond gestel kan hebben.
Doosjes PILLEN en Potjes ZALF
f 0.80, f 1.85, f 3.—, f 6.75, f 13.50 en f 20.50.
Ze worden verkocht bij de Apothekers.
Voor den verkoop in het groot vervoege men zich
Professor Holloway, 533, Oxford-Street, Londen.
ARRONDISSEMENTSRECHTBANK
Correctioneele Terechtzitting van 3 Februari.
J. H. K. en J. C. B., beiden zonder vaste woonplaats, bedelarij,
ieder 14 dagen gevangenisstraf en opzending naar een bedelaars-
gesticht.
W. M., te Alkmaar, openbare dronkenschap, 7 dagen gevange
nisstraf en opzending voor 3 maanden naar een verbeterhuis.
E. v. d. P., te Egmond aan Zee, jachtovertreding, f 20 boete,
subsidiair 3 dagen gevangenisstraf en verbeurdverklaring van de
wildstrik.
P. d. J. en K. d. J., beiden te Rijp, mishandeling, de eerste
f 8 boete, subsidiair 3 dagen gevangenisstraf, de tweede f 5 boete,
subsidiair 2 dagen gevangenisstraf.
S. N., te Wervershoof, rebellie, 1 maand gevangenisstraf en
f 15 boete, subsidiair 3 dagen gevangenisstraf, alles in eenzame
opsluiting te ondergaan.
D. S. en J. Bbeiden te Wervershoof, overtreding der
visscherijwet, beiden vrijgesproken.
H. V., te Medemblik, rebellie enz., 7 dagen eenzame opsluiting.
D. T., te Enkhuizen, rebellie enz., 15 dagen gevangenisstraf
en f 12 boete, subsidiair 3 dagen gevangenisstraf, alles in eenzame
opsluiting te ondergaan.
P. N., te Hoorn, mishandeling, 8 dagen gevangenisstraf.
A. d. B., te Enkhuizen, politie-overtreding, f 10 boete, sub
sidiair 3 dagen gevangenisstraf.
E. B., te Hoorn, openbare dronkenschap, 7 dagen gevangenis
straf en opzending voor 3 maanden naar een werkhuis.
Piet do Eaauveger
was een man, die indertijd algemeen bekend en bemind was bij
de schaatsenrijdende jeugd, die zich op de Kruisvaart in deze
gezonde en flinke uitspanning oefende. Hoevele schaatsenrijders
van naam hebben aan Piet den baanveger hunne vorming niet
te danken, hoevele danken aan zijne helpende hand, aan zyne
verstandige wenken niet, dat zij later door iedereen bewonderd
werden om den edelen zwier, waarmede zij over de ijsbaan
zweefden
Hij is al lang dood.
Piet had het vertrouwen gewonnen van alle ouders en voogden
in de stad, want als Piet met zijn bezem op het ijs kwam, dan
lagen er balken onder, daar kon men op aan. „Ik bin zelf veul
te bang om te verzuipen, meneer!" zei hij altijd, en daarom
vertrouwde ieder graag zijne kinderen op de baan, waar Piet
regeerde. Hij had groot ontzag onder de knapen, die op zijn
terrein zich oefenden. Niet verder dan zijne oogen reikten, durfden
zij zich verwyderen, en als het uur, waarop hij wist dat zij thuis
moesten zijn, aanbrak, dan ving hij hen op, bond hnn zonder
genade de schaatsen af, bracht hen op den kant en: „asjeblief,
jongeheer! 't is tijd. Ik zei je schaatsen wel bewaren tot morgen!"
Hij was voor schoolmeester in de wieg gelegd, die Piet. Zoo
konden de jongens niet nog ergens anders gaan rijden, en hij
wist zeker hen den volgenden dag terug te zien.
Piet was iemand op klompen, (waarvan er een door een blikken
band tegen uiteenvallen bewaard werd), die, met hooi gevuld,
zijne in wollen sokken stekende voeten verwarmden. Zijne broek
als het ooit eene geheele broek geweest was bestond uit
merkwaardig veel lappen, die van onderen af in milden overvloed
er op waren vastgehecht, en de primitieve kleur: grijs, bijna
geheel onder bruin, zwart en infanterie-blauw verborgen. Het
was eene secretaire-broek, en dat gedeelte wat haar daartoe ver
hief, was groen. Aan die broek alleen zou men Piet al gekend
hebben, maar ook hooger op verried hij zijne zucht naar kleur-
schakeering. Van zijne wanten was de eene zwart, de andere
grijs, en van de zwarte was de duim wit, en van de grijze de
duim bruin. Die duimen zweefden, zooals bij alle baanveger,
steeds ongebruikt in de lucht, en Piet scheen het altijd met
genoegen aan te zien, als onder het vegen die wollen duimen
hem bij iedere beweging als het ware goedkeurend op zijne handen
klopten.
Zijn buis was metseloarswit, met bruine elbogen en een
gevangenisgrijzen rug. Zyn bouffant had als zoovele winter lief
en leed met zijn bals gedeeld, dat er onmogelijk eene kleur van
te bepalen was. Een bewysje van rood, zou men gezegd hebben,
was er te zien aan een van de punten, die nieuwsgierig tusschen
de knoopeu van zijn buis uitgluurden, maar men behoefde niet
kleurenblind te zijn, om het voor geel aan te zien.
Zijn baardje dat alleen het voorste gedeelte van zijn hals bedekte
en nijdig onder zijne kin uitstak, was veel peper en weinig zout.
Zijn gezicht was bleek, zijn neus blauwrood, zijne ooren rose,
zijne oogen zwart in eene lichtroode zee, zijn haar donkerbruin,
zijne slaapmuts blauw met een wit gestreepten omslag, en de
kwast van gezegde slaapmuts was wit.
Zóó stond daar Piet op het ijs van het oogenblik dat het licht
aan den hemel kwam, totdat alles om hem heen in het duister
was gehuld. Als hij des ochtends, beladen met zijn ouden matten
stoel en eene stoof op den eenen schouder, en zijn langen bezem,
behangen met al de in bewaring genomen schaatsen op den
anderen, op de baan kwam, dan keek hy eerst ernstig over de
ijsvlakte, wierp daarna wysgeerige blikken op de naakte boomen
op den eenen oever en op de snuivend voorbijsnellende spoortreinen
op den anderen, en wierp dan eenigszins grommig zijn stoel en
stoof en bezem en schaatsen neer en mompelde: „Hm! overal
hetzelfde: links leven, rechts de dood! Net as met het ijs, er
bovenop leven en vroolijkheid, er onderPiet ging even
zitten en zag met eene droeve uitdrukking op het gelaat voor
zich uit. Er rees hem een beeld voor den geest van voor twintig
jaar, het beeld van een lieven jongen van tien jaar, die aan de
hand zijns vaders had leeren schaatsenrijden en op een goeden
dag onder diens oogen door het ijs zakte, en ofschoon de vader
hem nasprong eerst uren later levenloos onder het ijs werd
uitgehaald. De tranen schoten Piet in de oogen, toen hij aan
dien jongen dacht. Als dat ongeluk niet gebeurd was, dan zou
Piet nu, op zijn ouden dag geen baanveger zijn dan zou die
jongen, zijn eenige zoon, wel voor „den ouwe" gezorgd hebben.
En zooveel zooveel zou er dan wellicht anders gewec9t zijn.
Daar kwam gelukkig het „kraampje" aan, een kruiwagen met
saliesik, slokken en andere ververschingen. Piet nam eene andere
verversching en zei: „ik zei 'm je zoo wel betalen." Dat sprak
van zelfer was nog geen schaatsenrijder in den ganscben omtrek
te zien, en waar zou Piet dus de centen vandaan gehaald hebben.
Zijne vrouw gaf ze hem niet, die pluisde integendeel, terwijl hij
sliep, alle bekende en onbekende schuilhoeken van ieder zijner
kleedingstukken na en beroofde hem van den laatsten cent.
Zoo'n „verversching" is toch een wonderlijk ding. Piet dacht
nog wel aan het ongeluk, dat hem straks zoo droevig stemde,
maar.... nu ja, er was niks an te veranderen, en 't was misschien
voor den jongen zelf een geluk gewees. Zóó lollig is 't hier
werachtig ook niet!
Hij floot eens, nam zijn bezem en zei: Kom geef me der nog
maar een! 't Is mooi weer, 't zei vandaag er wel af kenne
En hij nam er nog een en schuifelde daarna achter zijn bezem
aan over de lange baan, en toen hij met zijn arbeid gereed was,
sloeg hij de handen eens flink tegen de schouders om het bloed
in zijne verkleumde vingers te doen terngkeeren, nam zijn bezem
op den schouder, en keerde glydende en zingende naar zijn matten
stoel terug. Hij had daar nog niet lang staan stampvoeten, of
daar kwamen zijne klanten. Spoedig lag Piet op e'éne knie
gebakt en bond, voor den billijken prijs van twee centen, de
knapen de schaatsen onder goed stevig, hoor Piet!
Ja, Piet bond ze goed stevig, vooral van dien eenen zwarten
krullebol, die hem altijd aan de kwast van zijne slaapmuts trok,
terwijl hij voor hem geknield lag en, behalve de centen, altijd
een goed woord voor hem had. Dat was Piet'a lieveling! Hy
leek ook zooveel op....
„Heb jij geen jongens, Piet, die schaatsenrijden leeren? Waarom
laat je ze dat hier niet doen, Piet?" vroeg hem de krullebol.
En Piet antwoordde: „ik heb er één gehad, jongeheer! Net
zoo'n beste jongen as u bent, maar die het Onze Lieve Heer me
niet laten houen! Die is.... „Ho, Piet, niet al te stijf. Auw,
je doet me zeer!" En Piet maakte de banden wat losser.
De krullebol was klaar! „Toe nou maar, jongeheer! Vooruit!
Niet bang zijn!" En hij ging vooruit, zwaaiende met armen en
beenen, nu eens met den neus bijna op het ijs, dan zoo recht,
dat hij bijna achterover dreigde te vallen, pogingen doende om
„beentje over" te maken, vallende en weer opstaande en Piet
zag hem na met een droefgeestigen glimlach op de lippen en
zei: „Kom geef me der nog maar een!"
Maar nauw had hij het glaasje aan de lippen gebracht, of
daar klonk eene gillende stem achter hem op den oever: „Zoo!
sta je daar je centen te verzuipen, lilleke lap?Dat was gelogen,
driewerf gelogen! Ik roep de honderden tot getuigen, die op
Piet's matten stoel de operatie van het schaatsen aanbinden
hebben moeten ondergaan, ik roep hen op om den braven baan
veger te zuiveren van de blaam, hem door zijne echtgenoote in
het openbaar van den oever af opgelegd.
Wie uwer heeft Piet ooit dronken gezien? Ik vraag bet u;
was Piet de baanveger een lap? Maar een lap! Dat kon alleen
uit den mond der kwaadaardige vrouw komen, die eenige malen
daags van hare woning naar het ijs kwam, om de zakken van
haren heer en meester te ledigen, en hem in ruil daarvan niets
anders gaf dan de boterhammen, die hij des morgens medekreeg,
en die Piet ons dikwijls vertoonde met de opmerking: „me wijf
het ze weer slecht gemeubeleerd van daag, jongeheer!"
Daar stond zij, met de eene hand op de heup en met de andere
dreigend omhoog geheven„jou, ouwe zuplapBij dat wijf blijve
je meeste centen hè lillekert!" Dat sloeg blijkbaar op de dame
achter de kruiwagen, en deze ook geen katje om zonder
handschoenen aan te vatten was onmiddellijk strijdvaardig.
„Wat hè je van mijn te zegge! Ik bin zoo fesoendelijk als jij
durft te denken. Maar jij bent een bees voor je man, die hier
den lieelen dag voor jou in de kou staat en nog niet eens een
slokkie zou magge hebbenJe bint een bees zeg ik, dat zeg ikkie
Hoerah, riepen wij in koor, en om nog meer van onze instem
ming te doen blijken, reden wij naar den kant, om de wederhelft
van onze vriend uit te jouwen. Maar toen kwam Piet tusschen-
beide. „Nee, jonges, rij jullie nou maar door! Bemoei jullie je
daar nou niet meê!" En terwijl wij gehoorzaamden, ging Piet
vrijwillig op den kant en liet zich onder voortdurend gescheld
geduldig al de ontvangen centen ontnemen. En toen zij zich,
de woordenwisseling met de vrouw achter het kraampje steeds
luidkeels voortzettende, verwijderd had zij Piet: „Och, ze is
tusschenbeie een bietjie raar, maar anders een heel goed mins,
as je'r maar weet te vatten, 't Is alleen maar, dat ze zoo'n
verschrikkelijke hekel an de jenever het. En, zieje, dat ken je
der nou eigenlijk gezeid niet kwalijk nemen. Want der vader
en der moeder, dat vroeger heele knappe burgerminse ware, die
hebbe same net zoolang gedronke dat ze na de Schans gingen,
zieje, en nou mag ik eigenlijk gezeid nog blij zijn dat zij dat
ook niet overgeorven het, dan zou het er mooi uitzien, want ik
bin der ook niet afkoerderig van, van een slokkie, ofschoon ik
toch nooit te veul drink!"
De vorst had lang aangehouden, en vier weken hadden wy
bij Piet gereden, en in dien tijd hadden de meesten onzer goede
vorderingen gemaakt. De dooi viel in, en op een goeden ochtend
zei Piet: „zie zoo, jonges, het ys komt vol scheuren, der staat
al water op, het is vandaag de laatste dag morgen zien jullie
Piet niet meer."
Dat was zooveel als een wenk, dat we 's middags de fooi
konden medebrengen, die voor het „afrijden" beloofd was. Wij
smeekten hem ten minste nog één dag langer te blijven, want
wij wisten, dat met het verdwijnen van Piet onze schaatsen
werden opgeborgen, maar het baatte niet. Den krullebol, wiens
invloed op Piet wij met onze kinderlijke scherpzinnigheid hadden
opgemerkt, spoorden wij aan, zijne pogingen eens afzonderlijk in
het werk te stellen, maar noch zijne grappen, noch zijne lief
kozingen brachten Piet van zijn besluit terug. Hij lachte wel
en kneep den krullebol in de schouder, of drukte hem met de
hand op de pet het hoofd achterover, om hem in de oogen te
kijken, maar met te meer vastheid zei hij dan: „De laatste dag
vandaag! 't Is non al gevaarlijk genoeg, ga maar niet te ver
van my weg!"
Dan zouden we toch ons hart nog eens ter deeg ophalen; wij
reden en zwierden, wij buitelden op en over elkander en lachten
en gierden van de pret. Daar klonk het plotselingHelp! Help!
Een die zich te ver gewaagd had, de krullebol, was door het ijs
gezakt, en in de verte zagen wy hem spartelen. Piet sprong
hem na en kwam spoedig met den half bewusteloozen knaap in
de armen weer boven. Van den kant staken eenige mannen
een vaarstok toe. De krullebol greep dien, maar de oude man,
wiens krachten hem begaven, zonk in de diepte weg. Hij had
gelijk gehadmorgen zouden wij hem niet meer zien. (N. Rott. Ct.)
Snelpersdruk van A. A. Bakker Cz., Nieuwediep.