HELDERSCHE
fUEUWEDIEPER (01 R lVT.
- gd AdyertentieMad voor Hollands Noorderkwartier.
1885. N°. 23.
Zondag 22 Februari.
Jaargang 43.
Uitgever
A. A. BAKKER Oz.
ANGÉLIQUE.
„Wij huldigen
het goede."
Versekijnt Dingdag, Donderdag en Zaterdag namiddag.
AbemnemenUpriji per kwartaal0.90.
Prijs der Ad verten tien: Van 14 regels 60 cents, elke
regel mci-r 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
t franco per poat 1.20.
B
UREAU: MOLENPLEIN.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
Het GEMEENTEBESTUUR van Helder brengt ter vol
doening aan het bepaalde bij art. 8 der wet van den 2 Juni
1875 (Staatsblad N°. 95), ter kennis van het publick, dat aan
de Heeren GEBROEDERS JANZEN, aannemers in deze
gemeente, vergunning is verleend tot oprichting van een opslag
plaats van straalvuilnis, asch, beer, enz. en tot verwerking van
die stoffen, op een gedeelte van het perceel gelegen aan de
Ballastvaart in het Brakkeveld onder deze gemeente,
bij het kadaster bekend in Sectie C, N°. 5014.
Helder, 20 Februari 1885.
Het Gemeentebestuur voornoemd,
STAKMAN BOSSE, Burgemeester.
C. BOON, Secretaris.
Blrt Ti enla-iii «sl.
Ter aanvulling van het telegram in ons vorig nummer
plaatsen wij, dat in de vergadering der Centrale Kiesver-
eeniging, jl. Donderdag onder presidium van den heer
mr. A. P. De Lange te Schagen gehouden, werd mede-
deeling gedaan van de sedert de vorige bijeenkomst met
den heer mr. J. L. De Bruyn Kops gevoerde correspon
dentie en van 't bedanken als lid en lid des Bestuurs,
wegens vertrek, door den heer Ch. Van Veen, te Helder.
Op voorstel van het Bestuur werd besloten om de betrek
kingen van secretaris en penningmeester te vereenigen.
De Hengeveld belastte zich met de waarneming dier dub
bele functie. Na de voorlezing van stukken, betrekking
hebbende op toetreding tot de Liberale Unie, ontspon zich
een levendig debat tusschen voor- en tegenstanders dier
aansluiting. De heeren Breebaart, Holsteijn en Stoel
achtten die toetreding niet wenschelijkeerstgenoemde
wilde eene afwachtende houding aannemen; de heer Hol
steijn meende dat de liberale partij niet, zoo als de anti
revolutionaire, geschikt is voor 't omklemmen door een
bandlaatstgenoemde spreker vreesde, dat het bij de
liberale partij zou worden eene heerschappij van den heer
Levy, en dat de Centrale Kiesvereeniging door aansluiting
bij de Unie vrij zeker te gronde zal gaan. Voorstanders
dier aansluiting betoonden zich de Voorzitter en de heeren
Waller, Verdam en Van der Hoeven, die het nut van
9)
Door HENRI GRÉVILLE.
Toinette verliet de kamer en Angélique nam op een laag bankje
naast Hortense's stoel plaats.
Leven je ouders nog? luidde het begin der ondervraging.
Alleen moeder, gaf het jonge meisje ten antwoord.
Keurde zy je heengaan goed?
Zij was het juist, die my wegzond.
Verwonderd over dit gezegde merkte mevrouw Hortense aan:
Waarom? Gij schijnt niet arm te wezen.
Moeder bezit eenig land.
Heeft zy je dan niet lief?
O! Welzeker! Maar....
En na eenige aarzeling vervolgde zij met verhoogde blos:
Welbezien is het ook geen geheim. Moeder wil niet, dat
ik binnen de drie jaar trouw, en vond het daarom beter mij weg
te zenden.
Bezit ge dus een minnaar?
Een verloofde, verbeterde Angélique, het hoofdje fier op
richtende. Den 27sten Juli over drie jaar trouwen wy.
Drie jaren, dat is nog lang, merkte mevrouw Hortense
glimlachende aan. Zyt ge wel zeker hem al dien tijd trouw te
blijven
Wy zijn immers verloofd.
Angélique vond dit zulk een afdoend bewijs, dat mevrouw
Dunois het geraden achtte, er niets tegen in te brengen en zich
bepaalde tot de vraag:
Ziet je verloofde er goed uit?
Dat zal waar zijn! Hy is de mooiste jonkman uit geheel
Champcey en 25 jaar oud.
De onbevangen nadruk, waarmee dit werd gezegd, bewees
mevrouw Dunois ten volle hoe argeloos het jonge meisje nog was.
En maakt hij je sedert lang het hof?
Neen; en met neergeslagen oogen vervolgde Angélique:
Drie weken geleden vraagde hij mij heel onverwacht, toen
ik over het kerkhof ging, en ik zeide niet neen.
Heeft men je toen dadelijk weggezonden? Dat moet beiden
veel verdriet hebben gedaan.
O! Dat geloof ik! beaamde het jonge meisje met een
ernstigen trek op het kinderlijk gelaat. Ik heb erg veel verdriet
gehad, maar ik heb beloofd hem te schrijven, en hij zal my komen
zien, met Drie Koningen, want dan krygen de knechts die bij
pachters dienen, altoos verlof.
En over drie jaar....
Dan trouwen wij, herhaalde Angélique. Dit vindt u toch
niet lastig, mevrouw?
Hortense gevoelde grooten lust te antwoorden
Integendeel het vermaakt mijdoch vreezende het jonge
ding, dat zoo gul haar vertrouwen schonk, af te schrikken, zeide
zij alleen:
Zult ge dit aan iedereen vertellen?
Welzeker! Of moet ik het niet doen?
Na een oogenblik bedenkens antwoordde de jonge vrouw:
Waarom niet! Een jong meisje, dat verloofd is, wordt
met des te meer eerbied behandeld, wanneer ze trouw aan hare
belofte blijft. Vertel gerust dat ge verloofd zijt, maar spreek
over je verloofde met mij alleen. Zij mochten je in de keuken
eens plagen, en dat zou aanleiding tot onaangenaamheden geven.
Maar aan my kunt ge gerust alles vertellen, verzekerde zij, toen
Angélique's gezichtje betrok; in plaats van je te plagen, kan ik
je misschien met goeden raad bijstaan.
toetreding aantoonden in 't belang der liberale partij en
de bezwaren weerlegden, ingebracht door bestrijders der
aansluiting, ook de bezwaren van financiëelen aard. Ten
slotte werd, gelijk wij reeds in ons vorig nomrner opnamen
met 16 tegen 7 stemmen tot toetreding bij de Liberale
Unie besloten. De vergadering der Unie zal plaats hebben
te Amsterdam, den 4 Maart a. s. Tot afgevaardigden van
deze Kiesvereeniging werden benoemd de heeren De Lange
en Waller; tot plaatsvervangende afgevaardigden de heeren
Cohen Stuart en Verdam.
Weder is er, zegt de Kamper Crt., een Regeerings-
voorstel ingediend tot wijziging der drankwet. Het strekt
tot regeling der geruchtmakende kwestie van het gecom
bineerd bedrijf. De Regeering wil aan de winkeliers, die
bij hunne andere waren sterken drank verkoopen, dit wel
blijven vergunnen, maar op voorwaarde, dat zij alleen in
gesloten flesschen verkoopen en bij hoeveelheden van ten
minste 8 deciliter, dus niet meer bij het glas. Tegen
deze transactie kan geen onoverkomelijk bezwaar bestaan.
Het groote kwaad zit niet in het verkoopen, maar in het
tappen. Mits men maar niet in een kruideniers- of een
rnanufactuur-winkeltje voor de toonbank een borrel kan
krijgen, zijn aan het verkoopen van sterken drank in zulk
een winkel geen grooter gevaren verbonden dan aan het
verkoopen daarvan in een afzonderlijken drankwinkel.
Maar wat het verbod van tappen betreft, wordt in het
wetsontwerp een uitzondering gemaakt voor de banket
bakkers. Zij zullen ook na 1 Mei bij het glas mogen
blijven verkoopen. Waarom deze uitzondering? Waarom
aan banketbakkers vergund wat aan ieder ander verboden
wordt? Wij kennen op dit oogenblik de gronden nog niet,
waarop de Regeering deze uitzondering verdedigt; maar
welke die gronden ook mogen zijn, de uitzondering kan in
geen geval toelaatbaar wezen. Het tappen van sterken
drank in een banketbakkerswinkel is een veel bedenke
lijker kwaad nog dan het tappen in eene verklaarde kroeg.
Wij hebben dit vroeger aangetoond, zegt de Kamper Crt.,
en zullen het andermaal aantoonen, zoodra wij de toelich
ting bij het ingediende wetsontwerp kennen.
Dat heb ik al dadelijk gezien, beaamde Angélique vol
mondig.
Die kinderlijke vrijpostigheid, waaraan zich bijwijlen eene
voorzichtige terughouding paarde, was voor mevrouw Dunois een
nieuw en vermakelijk verschijnsel.
Toen zij Toinette ging schellen om de jeugdige nieuwelinge
meê te nemen, trad mijnheer Dunois binnen.
Gaat ge uit? vraagde zijne vrouw, verwonderd hem op dit
uur te zien.
Ik ga naar de club. Er wordt van avond een concert
gegeven, waarop twee zusters zich zullen doen hooren, die, volgens
het zeggen, beiden voortreffelijk viool spelen. Ik wenschte je
even goeden nacht te komen zeggen en je meteen te vragen, hoe
ge over je nieuwe aanwinst denkt.
Meteen liet hij den blik over Angélique gaan, die verlegen op
den grond staarde. Zij vond mijnheer Dunois een veel ontzag-
wekkender persoon dan mevrouw.
Wij hebben pas kennis gemaakt, antwoordde Hortense. Ga
nu, beste meid, zeide zij tot het jonge meisje, breng een goeden
nacht door, en droom niet te veel van huis....
Met een bevallige neiging verliet Angélique de kamer, en werd
door mijnheer Dunois met een kenners-oog opgenomen.
Wat een allerkluchtigst klein ding, zeide hij. Zij schijnt
daareven de geheele keuken in oproer te hebben gebracht. Een
uur lang had zy stilzwijgend het verheven gesprek gevolgd van
ons dienstpersoneel, zoodat men haar reeds beschouwde als van
hel spraakvermogen beroofd, toen zij zich eensklaps naar Firmin,
mijn kamerdienaar, keerde, die zich denkelijk een ongepaste
aardigheid had veroorloofd, en hem onder den uitroepJe moest
je wat schamen, en dat nog al iemand van je leeftijd! een flinken
klap toediende. Ongelukkig laat Firmin zich juist nog al veel
op zijn goed uiterlijk voorstaanmaar in waarheid begint hij
erg kaal te worden, te gelijk wierp mijnheer Dunois een
zijdelingschen blik naar den spiegel om de prachtige zware lokken
te bewonderen, die zijn hoofd nog versierden, zoodat hij er
lang niet jong meer uitziet. Ge kunt u geen denkbeeld maken
van de vreugde welke die klap natuurlyk niet aan hem zelf
maar aan de anderen bezorgde. Maar het kluchtigste van alles,
is, dat Firmin mij daareven onder het aankleeden, zelf het ge
beurde vertelde, en ik onwillekeurig in den lach schoot. Dat
kleine ding is een echte St. Johannes Guldenmond.
Zy schijnt inderdaad zeer openhartig van aard, gaf Hor
tense toe. Doch ik kan haar nog niet genoegzaam beoordeelen.
Zooals afgesproken is, mijn vriend, komt Hubert morgen op het
kantoor.
Morgen reeds, zeide mynheer Dunois op onverschilligen
toon. Welnu, die zaak gaat mijn eersten klerk aan, en hij is
gewaarschuwd. Gij zult Hubert wel missen, vrees ik.
Dat zal ik bepaald; in den beginne zal niemand mij met
dezelfde zorg en toewijding kunnen dienen als hij deed. Maar
het zal mij niet berouwen, dit besluit in het belang van den
jongeling te hebben genomen, want door zijn aanleg is hy bepaald
boven zijn stand verheven.
Gij weet, melieve, dat uw wensch voor mij een bevel is,
sprak mijnheer Dunois op hoffclijken toon.
Hij kuste de hand zijner vrouw en begaf zich naar de Club.
Mevrouw Hortense belde Toinette om haar naar bed te
helpen.
In het groote bankiershuis genoot iedereen dien nacht een
rustigen slaap, uitgezonderd Hubert, die, zonder recht te weten
waarom, wanhopig bleef voortsnikken tot aan de eerste morgen
schemering.
Omtrent het onderzoek van het visschen met den
moordkuil door Volendammers, wordt nader gemeld, dat
dit zeer ten gunste van dit vischwant is uitgevallen op
10, 11 en 12 dezer, blijkende uit de verhouding van
ondermaats- tot groote visch als 1 tot 45. Daarentegen
werd met den kwakkuil, thans geoorloofd, in 4 dagen f 17
als hoogste en f 4 als laagste som verdiend, zoodat de
visschers daarbij kunnen verhongeren.
De controle is uitgeoefend door een bewoner van
Harderwijk, alwaar de visschers tegenstanders van den
wonderkuil en dus voorstanders van het wettelijk verbod zijn.
De kansen der Volendammers stijgen dus, maar de eer
bied voor onze wettenmakers neemt niet toe.
Dr. Winkler schrijft:
„Ik neem de vrijheid, mijn gevoelen uit te spreken
betreffende de wereldtaal, en ik meen dit te mogen doen,
daar ik verscheidene talen heb bestudeerd. Ik ben in staat
te schrijven, te vertalen, te spreken of ten minste te ver
staan, behalve het Nederlandsch of moedertaal, elf andere
talen. Zonder twijfel geeft mij dit het recht te zeggen,
dat ik geen andere taal ken zóó schoon, zóó helder, zóó
klaar, zóó aangenaam als Schleyer's Volapük, dat ik nooit
een taal bestudeerde met zoo groot genoegen als deze
wereldtaaldat onder het bestudeeren van Schleyer's
Volapük ik onophoudelijk den uitvinder van deze taal
bewonderde; dat ik vast geloof, dat deze gemaakte taal de
reistaal zal worden, over welke dr. Dioscorides (prof. Paul
Harting) spreekt in zijn werk, getiteld: Anno 2070; en
eindelijk, dat Volapük dit zal worden, hoewel er geen
heldendicht in is geschreven. Ik geloof stellig, dat ik niet
beter doen kan, dan iedereen aan te raden, de wereldtaal
te bestudeeren, in plaats van te oordeelen zonder kennis,
en zijn mond te houden, liever dan een dom oordeel uit
te spreken."
Men schrijft aan de Leidsche Crt.:
„Zoodra de dooi ontstond, en dat is nu drie weken geleden,
viel daarmede een bijzonder zachte weersgesteldheid in. De
wind kwam uit het zuiden, zonder veel van streek te ver
anderen, en het weer bleef bedaard, hoewel er veel storm
Den volgenden morgen verheugde Angélique zich in een
bijnaamte beginnen met Toinette, de voornaamste personage
van het dienstpersoneel, tot de vatenwaschster toe, sprak iedereen
in het keuken-domein van Angélique Guldenmond. Aldus werd
zy door mijnheer Dunois gedoopt, en dien naam behield zij.
Men mocht haar gaarne lijden; haar landaard bedeelde haar
met eene zekere voorzichtigheid, die haar weerhield alles over te
brengen.
Zij zeide ronduit hare meening en kwetste daar menige eigen
liefde mee, doch zij vertelde nog boven nog beneden iets van
hetgeen door haar werd gezien of gehoord.
Zoodra Toinette dit bemerkte, deelde zij deze goede hoedanig
heid van het jonge meisje aan hare meesteresse mee, voor wie
het zonderlinge kind nog eene studie bleek te zijn.
Angélique leerde spoedig het werk aan, dat van haar werd
verlangd. Weldra werden de handjes, die geen veldarbeid meer
te verrichten hadden, zacht en lenig en de vingers bijzonder
vlug en behendig.
De zware stap der eerste dagen werd door een lichten tred
vervangen en de hoekige gebaren werden bevalliger. Binnen
eene maand was er van haar een zeer bruikbaar kameniertje
gegroeid, dat toch, hetgeen weinig gebeurt, haar eenvoud had
behouden.
Zooals mynheer Dunois had voorspeld, dreunde Angélique de
courant als een zangetje op, hoewel zij meestal het voorgelezene
begreep. Gedurende eenige dagen vond mevrouw Dunois dit
hoogst vermakelijk, daar de vreemde tongval en de hoogdravende
voordracht soms iets allerpotsierlijkst aan de gewone couranten
artikelen leenden. Maar toen dit spelletje zijn aantrekkings
kracht verloor, gaf Hortense met goed gevolg eenige lessen aan
hare jeugdige voorlezeres.
Met een bewonderenswaardig gemak leerde Angélique alles
aande minste aanmerking of kluchtige blik krenkte haar, en
om dit te voorkomen bleek geene moeite haar te groot, en het
ontbrak haar noch aan bevattelijkheid noch aan wilskracht.
Deze eigenschappen van Agélique vielen mevrouw Hortense weldra
open op zekeren dag deelde Toinette hare meesteres onder het
aankleeden mee:
Het is beter, niet tegen haar in verzet te komen.
Waarom in verzet komen, daar zij zoo gemakkelijk met
zachtheid is te leiden, zeide mevrouw Dunois.
Ja, wanneer mevrouw iets tegen haar zegt; maar van ons
neemt zij geene terechtwijzing aan.
Wat zegt zij dan?
Geen woord; zy wordt alleen doodsbleek en kijkt je woedend
aan. Haar man zal ook heel wat met haar te stellen hebben, of
hy moet zoo verstandig zyn haar dadelijk te toonen, wie heer
en meester is.
Op mij maakt zij den indruk alsof zij voor geen offer zou
terugdeinzen, wanneer zij iemand liefheeft... zoodra ik haar iets
opdraag, en zij het werk goed heeft volbracht, wordt haar gelaat
door een helderen vreugdeglans er licht.
O, dat spreek ik volstrekt niet tegen, zeide Toinette, maar
ik geloof haar even goed in staat in een oogenblik van woede
iemand een leelijke poets te spelen.
Welnu, hernam mevrouw Hortense lachende, daar zij van
ons houdt, hebben wij niets te duchten.
Nu van u houdt zy bepaald; zij is zelfs jaloersch!
Jaloersch; op wie?
Wel op mij; het hindert haar geweldig, dat ook ik u help,
want zij zou u geheel alleen willen bedienen.
In waarheid droeg Angélique hare meesteresse, die haar altoos
met zachtheid behandelde en nooit haar eigenliefde krenkte, eene