was verwacht, blijkens den stand van den barometer en de
berichten door weerkundige inrichtingen bekend gemaakt.
Deze week zal de lang verwachte storm wel komen, „want
het weer ligt op zijn luimen," gelijk de buitenlieden aan
merken. Dan keert de wind en in Maart is het weder
schraal, vriezend weer met noordoosten wind, hetgeen de
tuinlieden zal teleurstellen, die reeds gespit hebben, bloem
kool gaan poten en spinazie zaaien."
Te Grootebroek woonde een bejaard echtpaar, dat
door het armbestuur bedeeld werd. Dezer dagen, toen de
luidjes zouden verhuizen, kwam aan het licht, dat zij be
zitters waren van eene aanzienlijke som in zilvergeld.
Natuurlijk werd dadelijk met de bedeeling opgehouden.
Aan den gala-maaltijd ten Hove, jl. Donderdag avond
te 6 uren te 's Hage gehouden, werd deelgenomen door
de groot-officieren des Konings, sommigen met hunne dames,
de ministers, uitgezonderd dien van Buitenl. Zaken, den
gepens. vice-admiraal jhr. de Caserabroot, den vice-presi-
dent van den Raad van State en de voorzitters van de
Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Tijdens het diner voerde de Koninklijke Militaire Kapel
eenige muzieknummers uit.
Des middags, terwijl het muziek in het Voorhout speelde,
deed de Koningin met Prinses Wilhelmina in open rijtuig
een rijtoertje. Beiden werden door de groote menigte
hartelijk toegejuicht.
De illimunatie ter eere van 's Konings verjaardag was
in de residentie zeer mooi.
Uit Hellevoetsluis wordt gemeld, dat de kassier
v. d. B. aldaar sedert eenige dagen voortvluchtig is, zonder
orde op zijne zaken te hebben gesteld. Vele ingezetenen
zijn voor belangrijke sommen bij deze zaak betrokken.
Men schrijft ons uit Anna Paulowna dd. 20 dezer:
„Gisteren middag omstreeks 1 uur bespeurde men brand
in het zuidwestelijk deel des polders. Weldra bleek het,
dat de boerderij, bewoond door H. Kossen, in de vlammen
stond. Hoewel men in allerijl de spuit derwaarts gezonden
had, bleek er niets meer te redden. Huis en schuur,
inboedel cn oogst, alles werd een plooi der vlammen;
alleen het vee werd gered. Naar men verneemt, was alles
verzekerd, doch de oorzaak onbekend.'
H. M. de Keizerin van Oostenrijk vertrekt den
25 dezer met haar eigen trein, van Weenen, om via
Munchen, Keulen, Nijmegen, Arnhem, Utrecht den 26sten,
des avonds te 5 uren, te Amsterdam aan te komen.
In April geeft „Het Ned. Tooneel" in een tiental
plaatsen van ons land „Juffer Serklaas" van Schimmel.
In elke stad zal de voorstelling zijn ten voordeele van
mevr. Kleine, die in April haar vijftigjarigen tooneeldienst
viert, en tevens afscheid neemt van het tooneel.
Volgens het Hld. is het 1ste Oostenrijksche dames
kwartet in aantocht. De zangeressen treden den 26 dezer
te Amsterdam op.
De vrouw van een bewoner der Koningstraat te
's Hage werd jl. Woensdag nacht gewekt door geritsel en
beweging in den tuin achter haar huis. In den angst,
dat er dieven of inbrekers op het erf waren en verstoken
van allen mannelijken bijstand, riep zij de hulp der nacht-
politie in. Twee nachtwakers onderzochten den tuin en
vonden daar werkelijk een persoon, die niemand anders
was dan de man van de bevreesde vrouw. Hij gaf den
dienaren der nachtpolitie op zoo luidruchtige wijze te
kennen, dat hij het recht had in zijn eigen tuin te slapen,
dat ook de buren in hun nachtrust werden verstoord. De
politie heeft de geschiedenis van dit nachtelijk avontuur
te boek gesteld in een proces-verbaal wegens burengerucht
tegen den onverwachten tuinbezoeker.
De tweede openbare séance van den heer Stuart
Cumberland had jl. Woensdag avond in het Gebouw voor
liefde toe, die aan aanbidding grensde.
Hartstochtelijk van aard, gaf zij zich meestal aan overdreven
gevoelens over. Zij verlangde onafhankelijk te wezen en be
groette daarom het verlaten van Champcey bijna als een weldaad.
Doch de dienstbare staat zou zij eene ondragelijke keten gevon
den hebben, indien zij niet op het eerste gezicht liefde en be
wondering voor mevrouw Dunois had opgevat.
Tot nu toe had Angélique, heftig en teeder van gemoed,
eigenlijk niemand bepaald liefgehad. Het gevoel, dat zij hare
moeder toedroeg, bestond, gelijk bij de meeste lieden op het land,
meer uit eerbied dan uit hartelijke genegenheid. In die streek
vergen de moeders eer gehoorzaamheid dan liefde van hunne
kinderen. Zij trekken zich waarschijnlijk de ondankbaarheid
van hare kinderen even hard aan als andere moeders, doch zij
toonen het niet.
Voor hare verloofde had Angélique geen liefde gevoeld.
Zij droeg den jongeling, dien zij nooit anders dan gedienstig
en zachtaardig had gekend, ware vriendschap toe; zijn aanzoek
wekte haar trots op en vervulde haar met vreugde, doch de liefde
sprak niet toen zij hem trouw beloofde.
Als een meisje zich heeft verloofd, sluimert de liefde nog
dikwerf in haar hart. Zy vindt het een heerlijk gevoel bemind
te worden, zij is trotsch op het aanzoek, de toekomst belooft
haar gouden bergen, hare ijdelheid is bevredigd; al deze en nog
meer redenen oefenen menigmaal een grooten invloed op haar
besluit, en doen haar in vollen ernst zeggen, wanneer zij over
haar verloofde spreekt Ik bemin hem.
Hetgeen Angélique had aangetrokken, was de liefde, zooals die
haar te midden van witte rozen bijna als in een droom verscheen
zij las liefde in Marins blik, van liefde sprak zijn kus, en indien
de omstandigheden het niet hadden belet, was 'de liefde ook wel
in haar hart ontwaakt.
Doch haar overhaast vertrek bracht niet alleen eene algeheele
verandering in haar leven, maar ook in haar wezen teweeg.
Eerzuchtig kon men het jeugdige landmeisje niet bepaald
noemen; de weelde, waarin zij nu leefde, wekte geen afgunst
bij haar op; zij vond het zeer natuurlijk, menschen uit een anderen
stand dan de hare ook op een anderen voet te zien leven. Alleen
op het punt van ontwikkeling en gezond verstand wilde zij ieders
gelijke wezenen zonder een klaar besef van hetgeen haar ont
brak, merkte zij toch spoedig dat hare opvoeding en haar onder
richt veel te wenschen hadden overgelaten.
Zij aanbad mevrouw Hortense, die, zonder ooit te berispen,
haar de begane dwalingen liet inzien, en tegelijk het middel
aangaf om niet weer in dezelfde fout te vervallen.
Zij ontmoette dikwijls Hubert en wisselde dan een beleefd-
heidsgroet, doch zonder hooge noodzakelijkheid richtten deze twee
nooit het woord tot elkaar.
Naarmate Angélique zich meer aan hare meesteres hechtte,
nam ook haar afkeer toe voor dien grooten knaap, wiens plaats
vervangster zij was, doch die zij nier uit mevrouw Hortense's
genegenheid kon verdringen.
Zoodra Hubert met de couranten binnenkwam, trok Angélique
zich ontstemd terug en bleef weg tot zij gescheld werd. Wanneer
er soms iets moest gevraagd worden, wist zij het altoos zoo te
schikken, dat Toinette of iemand anders zich met de boodschap
belastte.
Angélique geleek op een lievelingshondje, dat geen vreemden
Kunsten en Wetenschappen te 's Hage plaats. De zaal
was redelijk bezet, ook in de hoogte, op de goedkoopste
plaatsen, was een vrij groot aantal toeschouwers vereenigd.
Het comité dat zich op verzoek van den heer Cumberland
uit de aanwezigen vormde en tot voorzitter graaf Van
Limburg Stirum had, was samengesteld uit een tiental
heeren, waaronder drie officieren. De séance werd geopend
met het overhandigen van een bouquet aan een dame, wie
het medium, een luitenant der jagers, deze in gedachte
had aangeboden. De proef slaagde uitmuntend. Zij werd
gevolgd door verschillende andere experimenten, alles reeds
vroeger uitvoerig beschreven en thans over het geheel
zeer vlug gedaan. Bij de kunst van zich te bevrijden uit
onverwringbare banden, verleende dr. D. zijn hulp en ver
klaarde dat hij deze volgens alle regelen van de kunst
zoo had gelegd dat ze niet los waren te krijgen. Bij den
„veldslag' was een officier der infanterie het medium. De
heer Cumberland ging aan diens hand de zaal door vol
gens het figuur door den luitenant op een bord geteekend,
voor den gedachtenlezer onzichtbaar, en plantte de Hol-
landsche vlag op het punt, dat het medium zich als de
genomen redoute had gedacht.
De moordscène, waartoe de heer Cumberland de hulp
van den hoofdcommissaris van politie als de meest geschikte
persoon inriep, trok nog meer de algemeene aandacht. Aan
de hand van den heer v. S., die het „ijselijke" nog „ijse-
lijker* had gemaakt door als kindermoordenaar op te
treden, werd het slachtoffer in korten tijd gevonden.
Vervolgens vond de ziener aan de hand van den dief,
welke vereerende taak aan den heer v. D. was opgedragen,
ook het op het slachtoffer geroofde en verborgen voorwerp
een binocle. Een moord om een binocle! Ofschoon de
heer Cumberland het wel kon raden, dat het publiek ten
hoogste voldaan was, werd hem dit toch telkens door luide
toejuichingen duidelijk gemaakt. De séance, die te acht
uur begon, was ruim 10 uur geëindigd, zonder dat de heer
C. eenige rust had genomen. (Het Vaderland.)
De heeren J. Butthinga Wichers en baron De Salis,
bestuurders van den Nederlandschen Schaatsenrijdersbond,
vertrokken gisteren per eersten trein met den Frieschen
schaatsenrijder R. Van der Zee, van Amsterdam naar
Christiania, waar de wedstrijd tusschen Van der Zee en
Axel Paulsen in de eerste helft der volgende week zal
plaats vinden.
Door het Internationaal Comité van het Roode Kruis,
te Genève, is een prijsvraag uitgeschreven, betreffende een
model voor een verplaatsbare ambulance-barak. Door de
Keizerin van Duitschland is voor het beste model een
prijs van f 2500 en een gouden medaille uitgeloofd. Uit
voerige programma's, de prijsvraag betreffende, zijn door
het hoofdcomité van het Nederlandsche Roode Kruis aan
de comité's en correspondenten verzonden.
Korte inhoud van Denise, het veelbesproken drama van
Dumas pils. De graaf André, na een stormachtige jeugd te
hebben gesleten, heeft zich op zyn landgoed van Bardannes
teruggetrokken en op raad zijner oude vriendin, thans zyn buur
vrouw, mevr. de Thausette, de familie Brissot, bestaande uit
man, vrouw en dochter, bij zich in huis genomen. De oude
Brissot, een gepensioneerd officier, vervult den post van rent
meester, diens vrouw neemt het huishouden waar en hunne
dochter Denise is door den graaf belast met de voltooiing der
opvoeding zijner jonge zuster Martha. 't Is Zondag. De graaf
heeft mevr. de Thausette en diens zoon Fernand, een eerste
lichtmis, benevens andere bekenden uit don omtrek te dineeren
gevraagd. Door Martha's schoonheid getroffen, vraagt Fernand
den graaf om de hand zijner zuster. André is echter te goed
bekend met diens verleden, dan dat hij hem voor zijn zuster een
waardigen echtgenoot kan vinden en weigert kortaf. Mevr. de
Thausette doet opmerken, dat diens verhouding tegenover Denise
ook niet boven twijfel is verheven en bespot hem, wijl hij 't tegen-
hond in de kamer kan duldenzoolang de indringer er is en de
meester zijn oogenschijnlijke ontrouw niet door allerlei liefko
zingen heeft goed gemaakt, weigert zelfs het goedigste dier hard
nekkig weer naar binnen te gaan. Alleen verloor Angélique uit
't oog, dat zy de laatst aangekomene was en Hubert dus met
meer recht dan zij ijverzuchtig kon wezen.
Hoewel de jongeling een ongeneeslijk wantrouwen jegens
Angélique bleef koesteren, had hy zich toch aan haar onvermij
delijk bijzijn gewend.
Een inwendige stem zeide hem, dat, hoe lief mevrouw Hortense
ook jegens dat kleine persoontje was, zij hem nooit zou ver
dringen uit het hart van haar, die hij als een tweede moeder
beschouwde.
Aan allerlei kleinigheden bemerkte hij weldra, dat er in zijne
plaats was voorzien, doch dat hij niet was vervangen. Tal van
kleine diensten bleef mevrouw Dunois als zijn werk beschouwen,
en liet die nooit door een ander verrichten, zoodat de wond, aan
zijn jeugdig gemoed toegebracht, weldra werd geheeld.
Ondertusschen groeide de knaap op tot een man, met een
ernstige uitdrukking op het gelaat, eene flinke houding en een
goed voorkomen, zoodat men hem niet langer als een onbeduidend
wezeu kon behandelen. Na drie maanden hadden zijne vroegere
kameraden zich aangewend hem als mynheer Hubert te betitelen,
en niemand zou zich eene ongepaste aardigheid tegenover hem
durven veroorloven. Op het kantoor was men tevreden over
zijn werk, en op raad van mevrouw Hortense volgde hij's avonds
eenige lessen voor volwassenen, die hem nog een helderder begrip
gaven van de beginselen van kunst en wetenschap, welke hy bij
het voorlezen had opgedaan.
De verandering, die er bij Hubert plaats greep, was zoo groot,
dat het zelfs mijnheer Dunois opviel.
In den laatsten tijd vertoonde deze zich meer dan gewoonlijk
in de kamer zijner vrouw. Tegen den schoorsteenmantel geleund,
vond hij het vermakelijk de levendige bewegingen der kleine
kamenier te volgen, die altoos iets voor haar vlugge handjes te
doen vond.
Op zekeren dag, terwijl Angélique, op den grond gezeten,
behendig eene streng zijde, die hare meesteresse ophield, afwond,
begon hy:
Gij hadt volkomen gelyk, de jonge Hubert belooft een
uitmuntend rekenaar te worden....
Angélique fronsde de wenkbrauwen; die lo£ haar vijand toe
gezwaaid, ontstemde haar geweldig.
Met een vergenoegden glimlach antwoordde Hortense:
Ge ziet dus wel, dat het zonde ware geweest, hem langer
zulk eene ondergeschikte betrekking te laten vervullen.
Het gelaat van het jonge meisje betrok hoe langer hoe meer.
Het werk, dat zij deed, heette dat eene ondergeschikte betrekking
waarnemen.
Terwijl Angélique's gemelijkheid aan mevrouw Dunois ontging,
merkte haar echtgenoot ze zeer goed op; met een spotachtigen
glimlach vervolgde hij:
Die jongen zal bepaald zijn weg maken; wy zullen hem
aan eene mooie betrekking helpen, waneer hij zich zoo ijverig
blyft toonen.
Dat zal hy bepaald, verzekerde Hortense, verheugd haar
werk zoo goed te zien slagen.
Wordt vervolgd.)
over haar zoon met de zedelijkheid zoo nauw neemt. De graaf,
onbewust dat Denise's tegenwoordigheid in zijn huis aanleiding gaf
tot opspraak, meent dat hij zijn verhouding tegenover 'tjonge meisje
te rechtvaardigen heeft en vraagt haar ten huwelijk. Denise weigert.
Er is slechts één man, dien zij huwen kan, 't is hij, die haar onder
een trouwbelofte eens verleid heeft. Die man i8 Fernand. Brissot
beluistert die bekentenis, vloekt zyne dochter, maar grijpt tegelijk
Fernand aan, dien hy verplicht, op gevaar van hem te dooden,
binnen 't uur zijne dochter haar ontstolen eer terug te geven.
Maar Martha bemint thans Fernand, en deze zou dus moeten
opgeofferd worden. Nogthans wordt 't huwelijk tusschen Fernand
en Denise gesloten de oude Brissot wil 't zoo. Denise van
haar kant wil echter 't ongeluk niet van haar vriendin en acht
zich voldaan door de poging, die haar verleider doet, om 't
gebeurde tusschen beiden te herstellen. De graaf treed thans op,
om 't moeilyk vraagstuk te ontknoopen, en biedt andermaal,
ondanks haar verleden, Denise zijn hand aan, welke deze nu
aanneemt. Fernand verlaat met schande overladen 't kasteel,
en Martha zal naar een klooster gaan, om daar haar eerste en
laatste liefde voor den onwaardige te vergeten.
Bultenlana.
Jl. Woensdag dienzelfden dag gaf de Koning aan de
leden van het post-congres een luisterrijk diner heeft
in het palcis van den markies van Pombal te Lissabon een
geduchte gasontploffing plaats gehad. Twee zalen, die vele
familie-portretten bevatten, zijn geheel vernield en drie
bedienden kregen ernstige verwondingen. Het ijzeren
garnituur van een der portières werd met zoo ontzettende
kracht weggeslingerd, dat het aan den overkant der straat
in een muur bleef steken. Zeer begrijpelijk bracht de
ontploffing in den omtrek van het paleis grooten schrik
teweeg; de leerlingen van een naburige gemeenteschool en
de werklieden van een groote fabriek, aan een aardbeving
denkende, maakte zich ijlings uit de voeten.
Paus Leo XIH heeft, bij de nadering van den dag
waarop hij zeven jaar geleden den H. Stoel beklom
(20 Februari), een som van 10,000 lires aan de armen
geschonken.
In een Belgisch blad leest men, dat te Pamel de
vetste persoon der wereld is overleden. Hij was 35 jaar
oud en woog 300 kilo's. Hij had eene lengte van 1 M.
97 cM. en een omvang van 2 meiers. Men had hem
vroeger 100,000 francs geboden, indien hij zich te Parijs
in een kermistent wilde laten tentoonstellen, doch met
verontwaardiging had De Clerq zoo heette hij dit
aanbod van de hand gewezen.
Een millionair te Boston, George Gardner genaamd,
heeft bij testament zijne vrouw eene jaarwedde nagelaten,
gelijkstaande aan haar gewicht in zuiver goud. Zij weegt
nu 97 Amerikaansche ponden, 't Is voor haar te hopen,
dat zij er in haar weduwlijken staat niet magerder op wordt
Banocsmmson, ana.
Met ingang van 1 Maart a. s. zijn, ter zake van in, doch niet
door den dienst ontstane lichaamsgebreken, op pensioen gesteld
de kapt.-luits. ter zee J. P. Noorduyn en W. I. Van Loenen,
onder toekenning van een jaarlyksch pensioen, voor eerstgenoemde
van f 2455 en voor laatstgemelde van f 2700.
Met dien datum zijn bevorderdtot kapt.-luit. ter zee de luits.
ter zee lste kl. H. J. Van der Mandele, M. F. Reeringh en
J. A. Vening; tot luit. ter zee lste kl. die der 2de kl. J.
Cardinaal, C. Meyboom en J. H. M. Jansen; tot luit. ter zee
2de kl. de adelborst lste kl. jhr. E. G. Wichers, met bepaling
dat hy weder zal rang nemen tusschen de luits. ter zee 2de kl.
II. W. De Joncheere en J. Albarda.
De met dien datum bevorderde kapt.-luit. ter zee H. J. Van der
Mandele is, ter zake van in, doch niet door den dienst ontstane
lichaamsgebreken, op pensioen gesteld, ad f 1885 's jaars.
Met ingang van 1 Maart a. s. is bevorderd tot off. van adin.
2de kl. de adj.-adm. F. A. Ebbinge Wubben, met bepaling, dat
hij weder zal rang nemen tusschen de off. van adm. 2de kl.
R. F. baron Van Heerdt tot Eversberg en A. W. Van den Worm.
Met 16 Maart a. s. worden geplaatst:
bij den Marine-torpedodienst alhier, de luit. ter zee lste kl.
A. W. F. C. Van Woerden en de luits. ter zee 2de kl. J.
Cardinaal, H. Slot en J. H. Calmeijer;
aan boord van Zr. Ms. instructieschip Marnix, de luit. ter
zee 2de kl. W. C. I. Smit;
in de rol van Zr. Ms. instructieschip Marnix, de lnit. ter zee
lste kl. Z. J. Cambier, die der 2de kl. D. A. P. Koning en de
off. van gez. 2de kl. bij de zeemacht dr. A. J. Jelgersma, eerst
genoemde belast met het bevel over, de beide laatstgenoemden
gedetacheerd aan boord van Zr. Ms. instructiebrik Castor.
De luit. ter zee lste kl. H. O. Feith wordt met 1 April a. s.
geplaatst als tijdelijk lste officier aan boord van Zr. Ms. op
leidingsschip Admiraal van Wassenaer.
De luits. ter zee 2de kl. J. Cardinaal en C. Meyboom. offi
cieren van politie bij het Koninklijk Instituut voor de Marine
alhier, worden met den 28 dezer op non-activiteit gesteld en
met 1 Maart a. s. vervangen door de luits. ter zee 2de kl. M.
Pbaff en G. Fabius Jr.
De tjjdelijke off. van gez. 2de kl. by de zeemacht dr. A.
Lachawiec wordt met 1 April a. s. geplaatst in de rol van Zr. Ms.
opleidingsschip Admiraal van Wassenaer en gedetacheerd aan
boord van Zr. Ms. instructiebrik Pollux.
De luits. ter zee 2de kl. A. C. Zeeman en R. O. J. Verschoor,
dienende respectievelijk aan boord van Zr. Ms. opleidingsschepen
Anna Paulowna en Admiraal van Wassenaer, worden met
31 Maart a. s. op non-activiteit gesteld en met 1 April ver
vangen door de luits. ter zee 2de kl. J. W. Doijer en L. N.
De Bruijne.
Viaoli öenotiton.
Van de groote Noordzeevisscherij zijn jl. Woensdag aange
komen de sloepen P. R. 6, M. D. 7, M. D. 12, M. D. 16, M. D. 32
en Z. W. 13, gezamenlijk aanbrengende 1400 levende kabeljauwen,
1440 doode idem, 121 lengen, 18 heilbotten, 6100 ijs-schelvisschen,
1 ben vleet en 5 ben rog; kabeljauw werd afgeslagen tegen
f 1.95 tot f 3.10, doode idem tegen f 1.80 a f 1.35, leng tegen
f 3.80 tot f 4.25, heilbot tegen f 13.tot f 18.50, alles per
stuk; schelvisch tegen f 14.50 tot f 28.40 't honden!; vleet en
rog tegen f 136 de aanbrengst. Vijftig tal haring, door trekkers
aangevoerd, werd tegen f 6.50 tot f 9.per tal afgeslagen.
Donderdag zijn aangekomen de sloepen P. R. 3, P. R. 4, M. D
6 en Z. W. 10, gezamenlijk aanbrengende 1160 levende kabeljauwen,
930 doode idem, 113 lengen, 9 heilbotten, 2340 ijs-schelvisschen,
6 ben vleet en 6 punt rog; levende kabeljauw werd afgeslagen
tegen f 1.70 a 1.95, doode idem tegen f 1.50 k 0.95, leng tegen
f 3.20 a 3.55, heilbot tegen f 10.50 tot 16.alles per stuk,
schelvisch tegen f 17.50 tot 26.'t honderd, vleet tegen f 19
tot 23 per ben en rog tegen f 16 per punt. Vyf tal haring, door
trekkers aangevoerd, werd tegen f 7.tot 6.50 per tal afgeslagen.
Gisteren zijn aangekomen de sloepen P. R, 9, schipper Ver
schoor en V. L. 32, schipper Sluimer, gezamenlijk aanbrengende
410 levende kabeljauwen, 200 doode idem, 5 heilbotten, 27
lengen, 4 vleeten en 900 ijs-schelvisschen; levende kabeljauw
werd afgeslagen tegen f 1.80, doode idem tegen f 1.15 k 0.90,
heilbot tegen f 11.50 en f 13.50, leng tegen f 2.85 k f 2.90,
vleet tegen f 2.10, alles per stuk, en schelvisch tegen f 14.50 en
f 18.'t honderd.