HELDERSCHE
EN NIËIJVVEDIEPER COURANT.
en AjverMeMad Yoor Hollands Noorderkwartier.
1885. N°. 24.
Jaargang 43.
Woensdag 25 Februari.
ANGÉLIQUE.
„Wij huldigen
het goede."
Vemkijnt Dinidtg, Doiderdog en Zaterdag namiddag.
Ab»nnome«tipriji per kwartaal0.90.
i franco per post 1.20.
Uitgever A. A. BAKKER (;z.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentie»: Van 1t regels CO cents, alka
regel meer 15 eents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
Het GEMEENTEBESTUUR van Helder brengt ter vol
doening aan het bepaalde bij art. 8 der wet van den 2 Juni
1875 (Staatsblad N°. 95), ter kennis van het publick, dat aan
de Heeren GEBROEDERS JANZEN, aannemers in deze
gemeente, vergunning is verleend tot oprichting van een opslag
plaats van straalvuilni8, asch, beer, enz. en tot verwerking van
die stoffen, op een gedeelte van het perceel gelegen aan de
Ballastvaart in het Brakkeveld onder deze gemeente,
bij het kadaster bekend in Sectie C, N°. 5014.
Helder, 20 Februari 1885.
Het Gemeentebestuur voornoemd,
STAKMAN BOSSE, Burgemeester.
C. BOON, Secretaris.
Binnenland.
Voor de aardbevingen in Spanje is door de commissie,
welke zich daartoe had gevormd, in het geheel ontvangen
f 8574.72£, waaronder f 408 uit Haarlem.
Het comité kan niet nalaten zijn oprechten dank te
betuigen aan al degenen, die op zoo onbekrompen wijze
zijne pogingen gesteund hebben, ten einde de beklagens
waardige slachtoffers eenigermate te hulp te komen. Ver
dere giften zullen gaarne in ontvangst genomen worden
door den vice-consul van Spanje, den heer C. D. Zur Mühlen.
Zie annonce hierachter.
Naar de Werkmansbode verneemt, worden door eene
Vereeniging op nijverheidsgebied te Amsterdam pogingen
gedaan om tot de oprichting van een „Werkmansbeurs*
te geraken. Tot het instellen van een onderzoek en het
uitbrengen van een advies omtrent inrichting, enz. is eene
commissie benoemd, waarin bij voorkeur personen buiten
den kring der Vereeniging en daaronder ook hoofden en
leiders van Werklieden-Vereenigingen, zitting hebben. Bij
de beoordeeling van een en ander zal op den voorgrond
worden gesteld, aan de zaak niet een uitsluitend plaatselijk,
maar een nationaal karakter te geven.
Het Statistisch Instituut heeft aan een aantal land
bouwers en veehouders aanvankelijk alleen in Noord- en
Zuidholland, later ook in andere provinciën, een circulaire
gericht, waarin gewezen wordt op het hier te lande be
10)
Door HENRI GRÉVILLE.
Een zenuwachtig trekken van Angélique bracht de streng in
de war, doch met haar gewone geduld verhielp mevrouw Dunois
dit ongeval.
En hoe staat het met je verloofde, wat wordt er van hem,
Angélique? vraagde mijnheer Dunois onverwachts aan het jonge
meisje.
Deze werd vuurrood, doch hield het gelaat afgewend, zoodat
hij alleen den nek met weerspannige krulletjes te zien kreeg.
Welk een prachtig koloriet! Wat moet zij blank wezen,
wanneer eenmaal de gebrande tint is geweken, dacht hij, terwijl
hij lachend vervolgde:
Welnu, schryft hij niet?
Hij schryft, antwoordde Angélique, zonder zich te verroeren.
Ge wilt mij zeker wel zijn brieven laten zien, niet waar?
Neen, mijnheer.
Waarom niet?
Ik heb beloofd die aan niemand te laten zien.
Aan niemand, zonder onderscheid?
Ik heb het beloofd.
Het is zeer prijzenswaardig in Angélique, dat zij hare
beloften houdt, merkte mevrouw Hortense bedaard aan.
Zeker, beaamde mijnheer Dunois, men moet altoos zijne
beloften nakomen. Tot weerziens, Hortense lief. Tot weerziens,
Angélique.
Dit laatste werd op beschermenden toon geuit, terwijl hij de
kamer verliet.
Maakt je verloofde het goed? vroeg nu mevrouw Dunois
op hare beurt.
Best, mevrouw, ik dank u, antwoordde het jonge meisje
met een effen gezicht.
Schryft Iqj je?
Zeker, mevrouw, nog vérleden week kreeg ik een briefhij
heeft zich op eene groote hoeve nabij Isigny verhuurd.
En heeft hij het daar naar zijn zin.
Jawel, maar hy verlangt erg naar mij.
Na, een oogenblik zwijgens hernam Angélique.
Hij vind die drie jaren erg lang.
Denkt gij er ook zoo over?
Met een bedenkelijk gezichtje antwoordde Angélique:
Wel bezien is drie jaren een lange tijd. Maar er zijn nu
al drie maanden van verstreken.
De tijd valt hem langer dan haar, was de bevinding van
mevrouw Dunois, terwijl zy het jonge kamermeisje nieuwsgierig
gadesloeg. Dat spreekt van zelf, hij heeft niets om zijne gedachten
van haar af te leiden, terwijl zij hier een nieuw veld voor hare
bespiegelingen heeft gevonden....
Middelerwijl kwam Hubert binnen, en volgens gewoonte ver
dween Angélique.
Wat is er voor nieuws? vraagde mevrouw Dunois vrien
delijk.
Niets dat ik weet, mevrouw. Ter wille van den feestdag
zijn de kantoren heden geslotendaarom kom ik....
My een bezoek brengen, dat vind ik heel lief' van u....
Onwillekeurig liet mevrouw Hortense haar vroegeren gemeen-
zamen toon varen tegenover dien knappen, ryzigen jongeling,
doch begrypende dat hem dit verdriet zou doen, vervolgde zij,
zonder hem aan te zien:
Ge zyt niet gaan wandelen?
staande gemis aan ,,een hoogst belangrijke bron van kennis
van den oeconomischen toestand des volks, die in sommige
landen meer of minder volkomen bestaat, nl. de statistiek
der arbeidsloonen." Het Instituut wenscht pogingen aan
te wenden om in dat gemis te voorzien. Yoorloopig wil
het zich bepalen tot een onderzoek naar de loonen in het
landbouwbedrijf en richt daarom aan genoemde landbouwers
liet verzoek voor 1 Maart a. s. in een bij de circulaire
gevoegden staat te willen opgeven hoeveel arbeidsloonen
in de jaren 1883 en 1884, zoowel aan de verschillende
dienstboden als aan de arbeiders is uitbetaald. De zaak
vindt steun en sympathie bij de Hollandsche Maatschappij
van Landbouw.
De bijbeltent van bet Gereformeerd Tractaatgenoot-
schap „Philippus" te Amsterdam zal door de Belgische
Christelijke Zondagskerk op de aanstaande wereldtentoon
stelling te Antwerpen worden gebruikt. Het Britsch en
Buitenlandsch Bijbelgenootschap, het Tractaatgenootschap
van Londen en het Nationaal Bijbelgenootschap van Schot
land hebben medewerking toegezegd.
De wedstrijd op schaatsen tusschen Paulsen en
Van der Zee, te Christiania, zal niet vóór heden plaats
hebben.
Paulsen (de Zweedsche bardrijder) heeft zich in
Morgenbladet verdedigd tegen de beschuldigingen, waar
aan hij in de Nederlandsche Sport blootstond. De inleg-
gelden beeft hij niet betaald, omdat niemand er hem over
gesproken heeft. Reiskosten waren hem toegezegd. Over
de hoofdzaak zwijgt hij echter.
De Chineesche gezant, die zich dezer dagen in Den
Haag in zijn nationaal costuum op straat vertoonde, heeft
de nieuwsgierigheid van liet straatpubliek natuurlijk bijzonder
opgewekt, 't Is echter bij het gewone aangapen gebleven.
Men heeft gevraagd waar de politie was, die indertijd
dames naar 't bureau bracht omdat men hen lastig viel.
Billijkheidshalve acht het Dagblad zich verplicht mede te
deelen, dat de politie reeds den eersten dag aan den heer
Li-Fong-Pao een politiegeleide heeft aangeboden, waarop
de gezant echter heeft doen antwoorden, dat in China de
Europeanen, even goed als hij hier, door nieuwsgierigen
worden omringd, en dat hij zelf wel zou zorgen dat de
jongens hem niet al te dicht op de hielen zouden komen.
Volgens de Haagsche Crt., zouden twee officieren
van het Nederlandsche leger, een kapitein van den staf en
een luitenant der cavalerie, de Engelsche expeditie naar
Soedan vergezellen.
Het overlijden wordt gemeld van den luchtreiziger
Louis Godard.
Het roodvonk is te Haarlem epidemisch heerschende
verklaard.
Het sluiten van de tapperijen te Kralingen tijdens de
laatste loting voor de nationale militie heeft uitstekend
gewerkt. Niet één van de 105 lotelingen verkeerde in
kennelijken staat van dronkenschap, noch bij de loting, noch
I op den openbaren weg.
Onlangs werd aan het eerste kantongerecht te Amster-
j dam eene zaak behandeld, die voor het publiek niet zonder
I belang is.
Ter gelegenheid van een bal masqué, in het vorig jaar
door de Naamlooze Vennootschap Parkschouwburg te Am-
j sterdam in hare lokalen gehouden, gaf de heer B. bij het
I binnenkomen aan de vestiaire een dames-pelsmantel ter
bewaring, waarvoor hem als bewijs van ontvangst een
koperen naamplaatje op recu werd ter hand gesteld.
Bij het verlaten van het gebouw bleek het den heer B.,
dat de pelsmantel zoek was.
De heer B. achtte de Naamlooze Nennootschap de Park
schouwburg aansprakelijk en dagvaardde deze tot afgifte
van den door hem in bewaring gegeven dames-pelsmantel,
subsidiair tot schadevergoeding. Behalve andere defensiën,
welke hier niet van belang zijn, voerde de Parkschouw
burg tegen dezen eisch aan, dat de vestiaire niet door den
Parkschouwburg werd geëxploiteerd maar dat de exploi
tatie daarvan door haar aan derden was verpacht.
De kantonrechter verwierp deze exceptie en overwoog
onder meer, dat zelfs al ware het bewezen, dat de exploi
tatie aan derden was opgedragen, dan nog dit feit den
Parkschouwburg niet van zijne aansprakelijkheid zou kun-
Met een doordringenden blik als zocht hij zijn vonnis op haar
gelaat te lezen, stamelde hij:
Zijt u verstoord op my, mevrouw?
Neen, mijn kind. Maar ge wordt te groot om langer door
my als een kleine jongen behandeld te worden.
Toen hij bleef zwijgen, vervolgde zij een weinig ongeduldig:
Welnu?
U hebt altoos gelijk, mevrouw, en ik dank u voor al hetgeen
u voor mij doet.
Ge hebt mij nog niet verteld, of ge reeds eene wandeling
hebt gedaan? hernam zij met groote zachtheid.
Het is heden de 1ste November.... ik kom van het kerkhof....
Mevrouw Hortense boog het hoofd. Den vorigen avond had
zij op het graf van haar zoontje nog een boompje laten plaatsen
van laat bloeiende witte rozen.
Allerheiligendag had mijnheer Dunois niet herinnerd, maar
Hubert wel.... misschien deed hij alleen eene bedevaart naar het
graf zijner moeder; en om de waarheid te vernemen, vraagde zij
Ziet het graf van Marie er goed uit?
Ja, mevrouw de tuinman draagt cr goed zorg voor.
Tegelijk haalde hij uit den binnenzak zijner jas twee witte
rozenknopjes, die mevrouw Hortense dadelyk herkende.
Ik plukte ze op het graf van uw kleinen jongen, sprak hij
nauw hoorbaar. Het zou n misschien genoegen doen, dacht ik,
vandaag iets van daarginder te ontvangen....
Ditmaal kon de jonge vrouw hare tranen niet weêrhouden, en
met een innigen, dankbaren blik op den jongeling, stak zij de
hand naar de rozenknopjes uit en bracht die aan hare lippen.
Hubert wendde het gelaat af, en naar een tafeltje gaande,
waarop een hem welbekend Saksisch glaasje stond, vulde hij dit
met water en bracht het aan mevrouw Hortense. Zonder iets
te zeggen stak zij er de knopjes in en plaatste het vaasje in hare
nabijheid.
Mevrouw Dunois keek den kant van het raam op, en het
sombere weer ziende, zeide zij
Alweer een winter, een lange winter, die mij aan huis
kluistert.... zomers kan ik ten minste in den tuin gaan....
Opnieuw herinnerde zich Hubert al die zonnige uren, doorge
bracht onder de groote boomen, in de buurt der bloemperken vol
geurende heliotropen en reseda's.... Wat een tijd was het reeds
geleden! Al keerden die uren voor mevrouw Hortense terug,
hy had voor goed met het verleden afgedaan. Zijn werkkring
lag voortaan te midden der woelige wereld.
Het nieuwe leven dat hij was ingetreden, had hem al zijne
vreugde benomen, en wat zou het hem daarvoor in plaats geven
Nu eerst besefte hy recht, hoe zijn leven met dat van mevrouw
Hortense was saamgewezen.
Mijne vrienden begroeten den winter altoos met vreugde,
zeker omdat het uitgaan hen afleiding bezorgt; maar mij stemt
dit jaargetijde altoos weemoedig, bekende Hortense.
In Huberts gemoed was het ook winter gewordenvroeger
waren alle jaargetijden hem welkom; doch nu, immer gezeten
voor zijn lessenaar, onder de warme glasvlammen, wier onop
houdelijk geknetter hem zoo zenuwachtig maakte, zouden de dagen
hem eindeloos lang vallen. In dat mooie, ruime vertrek was
het aangenaam verblijven, zoowel overdag als 's avonds.
Achter den stoel van mevrouw Hortense hing tegen den muur,
in eene gulden lijst gevat, een landschap dat 's avonds de heer
lijkste tinten aannamdan smolt het groen der boomen met den
grijzen klenr der lucht tot een weemoedig geheel samen, hier en
daar door eenige gulden stippen van de lijst verlicht. Hoe menig-
werf had dit schilderij zijne aandacht getrokken, doch nu ver
wonderde het hem, dat hij iets anders had kunnen bewonderen
dan het gelaat van Mevrouw Hortense, even weemoedig, even
bleek, even fraai als dat landschap van Corot.
De dag neigde ten avond, een rooskleurig schemerlicht drong
door de ramen heen en bescheen mevrouw Hortense's gelaat:
nooit had Hubert haar zoo schoon, nooit zoo teer gezien. Bedroog
hij zich, of was zij vermagerd, stonden de oogen holler, was de
glimlach droeviger?.... En de gedachte dat al zijne liefde en
toewijding die heilige geen enkel lichamelijk, noch geestelijk
lijden konden besparen, veroorzaakte hem eene onduldbare smart.
Hoe dubbel schuldig vond hij nu mijnheer Dunois.
Zoolang Hubert tot het dienstpersoneel behoorde, wist hij niets
van zijns meesters leven af; de bedienden vonden het misschien
raadzaam zich niet over hun meester uit te laten, en bovenal
nooit in Hubert's bijzijn. Want dan zou het hun geliefde
meesteres ter oore komen en haar verdriet berokkenenzij wisten
te goed hoezeer het kind aan mevrouw Dunois gehecht was en
niets voor haar kon verbloemen.
Doch op het kantoor bleek men minder fijngevoelig, en kwam
Hubert weldra op de hoogte van zaken, waaraan hij nooit had
gedacht. Zyn kinderlijk vertrouwen in de verheven persoonlijkheid
van zijn meester werd hem onmeedoogend ontrukt. De uitspat
tingen van mijnheer Dunois, thans zijn patroon, werden hem
verteld, en tegelijk begreep Hubert, waarom Hortense nooit
aan haar echtgenoot vraagde, waar hij heenging noch wat hij
uitvoerde.
De wreede ontgoocheling, die Hubert ten deel viel, stemde
hem niet alleen wrevelig tegenover mijnheer Dunois, maar hij
kon het zich zelf evenmin vergeven, dat hij als eene vol
maaktheid had beschouwd een man, die doodeenvoudig een epi
curist bleek te zijn, met beleefde vormen en het noodige verstand
bedeeld.
Terwijl hij zich in deze overdenkingen verdiepte en mevrouw
Hortense dc rozeknoppen beschouwde, waarvan de geur haar
nader bij haar kleinen lieveling bracht, trad Monique met de
lamp binnen.
Zij moest zich wel aan haar vyand vertoonen, daar ter gele
genheid van den feestdag de meeste dienstboden waren uitgegaan.
Om plaats voor haar te maken stond Hubert van zijn stoel op.
Is het reeds uw tijd? vraagde Hortense, uit hare mijme
ring ontwakende.
Kijk, zij zegt „uw," zou zij boos op hem wezen, hoe
heerlijk! dacht Angélique.
Hubert antwoordde slechts met een paar woorden, en begaf
zich naar de denr, toen mevrouw Dunois hem terugriep.
Ik heb u nog niet bedankt, zeide zij.
Toen hij op haar gegeven wenk naderbij kwam, begon zij
Gij hebt mij veel, heel veel.... En de rechte uitdrukking
niet vindende, daar zij het woord genoegen niet wilde gebruiken,
stak zij hem de hand toe, en zeide eenvoudig:
Ik dank u.
Hij durfde de hand niet te drukken, zooals hij het zijns
gelijken deed, en durfde die evenmin aan zijne lippen brengen.
Doch zij was het, die een oogenblik des jonkmans hand drukte,
cn toen weêr losliet. Het zalige gevoel doorstroomde zijn gemoed,
dat zijn beschermengel hem als vriend had behandeld.
Ik zal trachten aan uwe verwachting te beantwoorden, sprak
Uj-
Dat betwijfel ik geen oogenblik, verzekerde mevrouw Hortense
met een betooverenden glimlach.
Zij beschouwde hem dus niet langer als een dienstbode, maar
als een zoon, een vriend.... Wat moest hij nog veel veranderen,