HELDERSCHE EN NIEUWEDIEPER COURANT. Nieuws- en AtartatieMai voer Hollands Noorderkwartier. 1885. N°. 25. Vrijdag 27 Februari. Jaargang 43. Uitgever A. A. BAKKER Oz. ANGÉLIQUE. „Wij huldigen het goede." Verstkijnt Diiulag, Doaderiitg ra Zaterdag namiddag. Ab*naeme»Uprijs per kwartaal0.90. franrn per post 1.20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Ad verten tién: Van 14 regels 60 cents, elke regel inrer 15 cents, fïroote letters naar plaatsrnimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk latrcr. 3E31 :o.:ol o <ca.« Jl. Dinsdag avond is H. IC. II. Prinses Hendrik in Den Haag teruggekeerd. De ontvangst van H. IC. H. aan het Rliijnspoorstation was, inet het oog op hare verloving, anders dan gewoonlijk bij terugkeer van een bnitenlandsche reis. Graaf Pontalès, de tijdelijke diplomatieke vertegenwoor diger van den Keizer van Duitschland aldaar, was de eerste die de Prinses met eenige gepaste woorden begroette. Mevrouw de douairière van Hall, grootmeesteresse van het Huis van de Prinses, bood H. K. H. een frisschen bloemruiker aan, waarmede de Prinses zich zeer verrast betoonde en welke zij voegde bij twee andere bouqetten, die haar op de reis waren overhandigd. Verder waren de burgemeester der residentie, baron Schimmelpenninek v. d. Ove, grootmeester des IConings, en voorts de dames en heeren der tegenwoordige en eenige van de vroegere hofhouding van H. IC. il. in de wacht kamer vereenigd. Bij haar aankomst ten paleize vond de aanstaande gemalin van den Prins van Saksen-Altenburg de vestibule van het gebouw feestelijk met levende sierplanten en bloemen getooid. (Amsterdammer.) Te Vlissingen gaat een adres rond van ingezetenen aaan Z. M. den Koning, waarbij Zr. Ms. tusschenkomst wordt ingeroepen, om het sluiten der werkplaatsen van de Kon. Maatschappij De Schelde te voorkomen, alsmede Z. M. te verzoeken zijn invloed aan te wenden om den burgemeester, den heer Arie Smit, aan het hoofd der ge meente te behouden. Het Bat. Hld. maakt melding van het gerucht, dat de gewezen gouverneur van Atjeh, de lieer Laging Tobias, pensioen heeft aangevraagd. Hetzelfde biad beweert, dat de beer Tobias de aangewezen man was om tot gouverneur van Celebes benoemd te worden, maar tot algemcene ver bazing voorbijgegaan is. Het roodvonk is op Texel epidemisch heerschende verklaard. 11) Door HENRI GRÉVILLE. Zoodra er minnareitjes ter sprake kwamen, werd er gefluisterd, kwansuis om het gevoel van het jonge meisje niet te kwetsen. De kamerdienaar van mynheer Dunois was volstrekt de ont vangen terechtwijzing niet vergeten, die aan Angéliqueden naam van Guldenmond had bezorgd, en wachtte slechts op eene goede gelegenheid om zich te wrekt-n. Ondertusschcn bewerkte hij zooveel mogelijk, dat niemand tegen haar sprak, zoodat zij zich in de keuken verlaten gevoelde. In het geheele huis zag slechts één persoon haar met onverholen bewondering aan, en die persoon was haar meester. Zij vond hem een mooi man; hij had witte handen met fraaie, lange nagels; zijne kleederen zaten hem als geschilderd en waren van het fijnste laken. Wanneer zij in liet voorbijgaan een oog in zijn toiletkamer wierp, waarvan de deur dikwijls open stond, kreeg zij allerlei vreemde zaken te zien; ivoren borstels, kleine zilveren voorwerpen, een groot blad met welriekend vocht Wel ontbrak hot in mevrouws toiletkamer ook niet aan de noodige weelde, doch zij was eene vrouw, en buitendien haar mevrouwtje," voor wie niets te fraai kon wezen. Maar zooveel pracht voor een man vond zij erg vreemd. Langzamerhand kwam Angélique's nieuwsgierigheid bovenzij wilde wel iets meer weten van dien meester, wiens zonderlinge blik haar altoos eene kleur bezorgde. Wat verbeeldde die meester zich wel? Dat hij haar, het vrije natuurkind, evenals elk ander kon kooper, en zij zich door zyne bewondering vereerd gevoelde. Dit was Angélique's eerste gedachte, doch later streelde het hare ijdelheid, dat zy werd opgemerkt door een man, die stellig alleen met rijke bevallige dames omging. Wat Marin betrof, die had volgens haar niets met de zaak te makenhy was daar ginder op eene hoeve aan het werk hij schreef' haar somtijds, zij beantwoordde die brieven; over drie jaren zouden zy trouwen en daarmee was de zaak afgedaan. Doch /;haar mevrouwtje," dat was eene andere zaak. Hoe zou mevrouw Iiortense te moede wezen, wanneer zij eens den bewon- derenden blik van haar echtgenoot opving? Het zou haar bepaald ontstemmen en verdriet doen. Maar wat vermocht Angélique daartegen. Kon zij mijnheer Dunois beletten haar altoos te plagen, wanneer hy haar op den trap of in de kamer ontmoette? Kon zij hem bevelen een minder geraeenzamen toon tegen haar aan te slaan? Kon zij hem beletten haar een zoen te geven? Dat was toch erg moeilyk.... Als zy in ver/et kwam, zou het de zauk immers erger maken. Ondertusschcn bracht het Angélique in een onrustige stemming; zij gevoelde, dat er iets moest gedaan worden, doelt wist niet of wilde niet erkennen wat haar te doen stond. In plaats van naar hare meesteres te gaan, begaf zy zich naar de tweede verdieping en plaatste zich in eene vensternis van het portaal, waarop al de deuren der dienstbodenkamers uit kwamen. Op dit uur van den dag was die verdieping altoos verlaten. De dienstboden bevonden zich in het keukengedeelte of waren uit; mevrouw Hortense ontving bezoeken, de klerken zaten op het kantoor, mijnheer Dunois ging naar de beurs.... Inderdaad hoorde zij weldra eene deur openen en haar meester naar beneden gaan. Angélique wierp een blik naar buiten; de herfstwind speelde door de ontbladerde boomen, de regen viel by stroomen neder. Te Seliagcn is aanbesteed het inrichten van de voor malige vlasscherij aldaar tot kaasfabriek. Het werk is gegund aan den laagsten inschrijver, den heer P. Nomes, te St. Maarten, voor f 2685. Tot kaasmakers voor deze fabriek zijn benoemd N. Raven en echtgenoote. Jl. Maandag overleed te Schermerhorn de heer G. O. R. Fontein, van 1869 tot 1883 burgemeester en van af 1871 lid van den Gemeenteraad aldaar. De gemeente heeft aan den overledene veel te danken. De aandeelen Parkschouwburg, die in het jaar der oprichting te Amsterdam (1883) genoteerd waren op 120 percent, staan thans 9 percent. Volgens de Sport heeft de wedstrijd te Christiania heden plaats. Na den wedstrijd tusschen Van der Zee en Paulsen zal Vrijdag te Christiania een tweede wedstrijd plaats hebben tusschen Loser, Kingma, Werner en Gothe. De kamp zal door den Koning worden bijgewoond. De tweede proefvisscherij, die op last van het College van Zeevisscherijen op 16,17,18,19 en 20 dezer is gehouden, heeft de meening bevestigd, dat de wonderkuil, ook wel moordkuil genaamd, bij lange na niet dat kwaad verricht, hetwelk men haar heeft toegedicht. De verhouding der visch, die volgens de wet onder de maat is, tot die van boven de maat, staat als 1 tot 43. De verdere gegevens van die vangst wijzen daarbij allen op de overdreven voor stelling, die men zich omtrent het kwaad van dat verboden net voorstelt, en men vertrouwt, dat deze uitkomsten tot wijziging van art. 8 der vischwet zullen leiden. - Toen het stoomschip Prins Alexander, gezagvoerder C. A. Steur, den 13 Januari te Samarang begon op te stoomen, bleek op ongeveer 20 meter van de laadprauwen, dat een inlander, daarbij behoorende, zich nog aan boord bevond. Waarschijnlijk wel met goedvinden van dien inlander zelf, werden hem door den derden stuurman en een inlandschen matroos twee planken gegeven, en werd hij zóó over boord gezet, om zwemmende de laadpraam, waarbij hij behoorde, te bereiken. Een rukwind doet het venster schudden en het jonge meisje rillen.... Zij meent weer liet bruisen der zee te vernemen, en ziet die de plek bespoelen waar zij het wier van mijnheer Mahout hielp inzamelen. Zij ziet de schuimende golfjes naar de wasch- plaats afdrijven, waar de jongelieden elkaar bij maanlicht hadden ontmoet... Aangedaan tastte Angélique in den zak en haalde er eene vuil geworden enveloppe uit: zij vouwde den brief open en begon langzaam te lezen, als verlangde zij do woorden, door eene onbe dreven hand geschreven, van buiten te leeren. iiDeze dient om je te zoggen, mijne Angélique, dat ik sedert St. Denis op de hoeve der Landes ben, en het er zoo goed heb als men het onder vreemden kan hebben. Het meest van alles mis ik de zee; wanneer ik in het oude huis hard naar je ver langde, ging ik de rotsen af en nis ik mij dan op de stcenen vlak aan zee neerzette, racende ik je naast mij te zien zitten. Maar hier boven op de heide kreeg ik alleen lucht te zien, en dat rnnakt mij treurig. Je denkt toch wel aan mij, hoop ik, ik denk altoos aan je; maar het is jammer dat ik nooit weet, wanneer ge aan mij denkt, want dan konden onze gedachten eens samentreffen. Schrijf my of ge even hard naar mij ver langt, als ik naar jc verlang, dat zou mij zooveel genoegen doen. Je Marin, voor het leven." Hoewel Angélique dezen brief reeds meermalen had overge lezen, scheen zij er nu voor het eerst den zin van tc vatten. Kwam dit, omdat hare gedachten waren afgedwaald naar de zee, waarover liaar vriend sprak? Of bespeurde zij nu hoe weinig hare gedachten uitgingen naar den verlooide, die om harentwille zich zoo eenzaam en droevig gevoelde op de groote hoeve, al waar niets hem aan zijn huis herinnerde. Zij stak den brief weer in haar zak en zocht haar kamertje op. Nooit nam Angélique er den sleutel af, dat was niet de gewoonte in Champcey, en alleen de gewoonten van Champcey golden als wet bij haar. Zij plaatste zich voor haar tafeltje, schreef met potlood een langen brief, waarvan de letters en de regels zoo scheef mogelijk op het papier kwamen. /,Mijn beste verloofde, zoo schreef Angélique, ik heb vandaag aan de zee gedacht, en vind het even akelig als gij alleen lucht te zien. Het maakte mij bedroefd, dat gij zoo erg naar mij verlangt, en toch als gij het niet deedt zou het my erg hinderen." Zij schreef zonder ophouden door; blijkbaar bezielde haar een koortsachtig verlangen, de tallooze verwarde denkbeelden, die haar jeugdig brein doorkruisten, op papier te zien. Zij sprak over mevrouw Hortense en in 't geheel niet over mijnheer Dunois, zij noemde Hubert een kwajongen, die zich heel wat verbeeldde; Firmin, de kamerdienaar door haar terechtgezet, kreeg eene beurt, evenals het gcheclc dienstpersoneel. Maak je niet ongerust, mijn arme Marin: minnaars bezit ik niet; er komt hier niemand aan huis, en ik ga nooit uit. Wat drong haar Marin gerust te stellen, die zich niet ijver zuchtig had getoond? Waarom bloosde zij onder het neerschrijven dezer regels? Waarom aarzelde zij een oogenblik den langen epistel te onderteekenen? Toen de brief klaar was, bemerkte zy, dat het hoog tijd werd licht aan mevrouw Hortense te brengen. Met haar brief in de hand liep zij haastig de trappen af en wilde jnist naar binnen gaan, toen de deur van mijnheer Dunois' kamer, vlak tegenover die zijner vrouw gelegen, open ging en den meester des huizes doorliet, j Hij hield een pakje in de hand, en toen hy Angélique gewaar Door den sterken stroom, naar men meent, dreef de man voorbij die prauw, daar hij blijkbaar niet, althans niet goed, kon zwemmen. Toen men dit op den stoomer ontwaarde, werd bijgedraaid. Doch ook op de laadprauw was bespeurd, dat de man, die in het water lag, in gevaar verkeerde. Een der bemanning van dat vaartuig sprong in zee om den drenkeling te redden. Toen zag men van het dek van den Prins Alexander een afschuwelijk tooneel. Op de plaats, waar de beide menscben in zee lagen, ontstond plotseling eene heftige beweging. Een groote baai vertoonde zich aan de oppervlakte; de naakte lichamen der inlanders werden met groote kracht heen en weer geslingerd door het water en verscheurd; toen verdwenen ze in de diepte en slechts eene groote roode plek wees de plaats aan, waar het bloedige drama was afgespeeld. In een te Leeuwarden gehouden talrijk bezochte ver gadering der vereeniging //Veehandel op Amerika" wier ledental reeds tot 214 is geklommen is het voorloopig bestuur vervangen door een definitief, waarvan tot leden zijn gekozen de heeren W. J. Kooistra te Hijiaard, S. Boersma te W'ommels, S. Swierstra te Scharnegoutum, D. R. v. d. Kooi te Kollum, VV. P. Zeilmaker te Huizum, P. Dijkstra te Menaldum, H. J. Kooistra .te Warga, K. \V. Ivoopmans te Akkrum en T. Hettinga te Wanswerd. Uit hen werd de heer Zeilmaker benoemd tot voorzitter en de heer Kooistra tot secretaris-penningmeester. Ver volgens werden de statuten voor de op te richten Naam- looze Vennootschap //Friesche Veehandel op Amerika" vastgesteld, en daarna bepaald dat de inschrijving in het kapitaal ad f 100,000, verdeeld in 400 aandeelen van f 250, in de eerste plaats onder de leden der vereeniging wordt geopend. Staande de vergadering werden 54 aan deelen geplaatst. Te Nijmegen betaalde men jl. Dinsdag laatmarkt 9 cent voor de 4 eieren. Een van Amsterdam per spoor aangekomon vrouw had jl. Vrijdag ochtend in den omnibus, toen zij, tot groote ontsteltenis van hare mede-passagiers dat aantal vermeerderde werd, keek hij haar met dien zonderlingen blik aan, dien het jonge meisje reeds te goed kende, die haar hinderde maar toch eene soort tooverkracht op haar uitoefende. Wat hebt ge daar? vroeg hij, op den brief wijzende, waaraan bij gebrek aan inkt het adres nog ontbrak. Een brief. Van je vrijer? Gekrenkt over dit woord hernam Angélique met nadruk Neen, door mij zelve aan mijn verloofde geschreven, mijnheer! Aan je verlooide, lurhaalde hij met een spotlach; die verloofde mag zich wel gelukkig rekenen! En wat schrijft gc hem Hij stak de hand naar den brief uit, doch Angélique week achteruit en naderde de kamer hnrer meesteres. Wel gelukkig 1 herhaalde mijnbeer Dunois uiterst bedaard. Angélique wierp hem een woedenden blik toe, en had hem met genoegen kunnen slaan. En over drie jaar trouwt ge? Drie jaar min drie maanden, verbeterde het jonge meisje, hem flink in de oogen ziende. Min drie maandenTijd genoeg, kleine meid, om nog heel wat schoenen te verslijten, zelfs al waren die schoenen nog veel lomper en zwaarder dan ge op dit oogenblik draagt. Woedend en sprakeloos staarde het jonge meisje hem aan. Naderby komende, duwde hij haar zachtjes vooruit, zeggende: Ga dan toch naar binnen; of staat ge hier op den loer, evenals de katten. Wacht, als ik eens brutaal tegeu hem was, dan zou hij mij misschien wegzenden, dacht Angélique; doch zij durfde lmar lust geen bot vieren, om mevrouw Hortense niet te verstoren. Intusschen opende mijnheer Dunois de deur en riep uit: Hé! nog geen licht! Men kan hier geen hand voor oogen zien! Angélique heelt de lamp nog niet gebracht, antwoordde mevrouw Hortense. Zij schreef aan haar vrijer, en ging zoo in dat werk op, dat de tijd haar omvloog, sprak hij spottend. Angélique, die alles door de openstaande deur kon verstaan, beefde van kwaadheid, en daarom ging het opsteken der lamp niet zoo vlug als gewoonlijk. Eindelijk gelukte hel haar toch en kwam zij met het licht binnen. Het werd tijd, zeide mijnheer Dunois. Raad eens, nortense, wat ik je hier meebreng, en tegelijk hield hij haar het pakje voor. Ik versta de kunst van raden niet, sprak zij lachende. Angélique, breng mij eene schaar, gebood de meester. Het jonge meisje deed wat haar werd bevolen. Mijnheer Dunois sneed het touwtje door en haalde langzaam een paar allerliefste, keurig gemaakte schoentjes van fijn zwart leder te voorschijn. Wat een kluchtigen inval! lachte zij. Schoentjes voor mij, die niet loopen kan. Ge doet toch wel eenige passen in de kamer; waarom zoudt ge dan deze schoentjes niet dragen? Ja, waarom niet? erkende de jonge vrouw, terwijl zij de schoentjes bekeek. Ze zien er keurig uit. Maar wat bracht je op dezen inval? Ik zag ze voor een winkelraam uitgestald, antwoordde mijnheer Dunois eenvoudig. Angélique kleurde tot achter de ooren en knielde bij den haard neer om het vuur aan te wakkeren. De meester des huizes

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1885 | | pagina 1