de felste tegenstanders van de genomen maatregelen niet beweerd. In de tweede plaats staat het bij de N. Rott. Crt. vast, dat de longziekte moet uitgeroeid worden. In liet belang van het spoelingsdistrict zelf, waar de ziekte, aan zichzelve overgelaten, de grootste verwoestingen zou kunnen aan richten. Noch over de uitroeibaarheid der ziekte derhalve, noch over den plicht, die op de overheid rust, om het noodige tot uitroeiing te doen, bestaat, bij de N. Rott Crt. de minste twijfel. Het eenige, waarover bij haar twijfel bestaat, is dit, of de maatregelen, die in aantocht zijn, tot het doel zullen leiden. Toen, op voorstel der Tweede Kamer, tot de afmaking van het verdachte vee werd besloten, geloofde de N. Rott. Crt. aan het begin van het einde te staan. De uitkomst heeft evenwel aan de verwachting niet beant woord. Hetzij de uitvoering der maatregelen in verkeerde handen geweest is, hetzij de maatregelen zeiven onvoldoende waren of de onwil der veehouders schuld heeft, de longziekte is niet uitgeroeid. Zullen de maatregelen, die nu in aantocht zijn, beter doel treffen? Na al hetgeen er uit het spoelingsdistrict is bekend geworden, durft men zich nauwelijks met dien uitslag vleien, zoolang het kwaad niet op heel andere wijze wordt aangepakt. Er zullen, vreest de N. Rott. Crt., veel strengere, veel hardere middelen moeten aangewend worden, zal de ziekte niet alleen bedwongen, maar ook uitgeroeid worden. Om met gezag te spreken, moet men niet alleen patholoog, maar ook met de veeartsenijkundige praktijk en bovendien met de praktijken der spoelingboeren volkomen vertrouwd zijn. De N. Rott. Crt. hoopt dit is het eenige dat zij zeggen kan dat de Regeering, zonder zwakheid, zoowel tegenover de schatkist als tegenover de bijzondere belangen, die tijdelijk schade zullen lijden, en met dezelfde klem als indertijd tegen de veepest, alle middelen, die in 's menschen macht staan, zal aanwenden en dat zonder verwijl om Nederland van de longziekte te verlossen. Door 135 Urker visschers zijn adressen gericht aan den minister van Waterstaat en aan de Tweede Kamer, om aan te dringen op wijziging der wet op de zeevisscherij. Zij worden daardoor, evenals de visschers te Volendam, in hunne broodwinning bedreigd, zoo door het verbod van te visschen met de wonderkuil, als door de bepaling, dat de tijd voor de ansjovisvangst slechts van 15 Mei tot 15 Juli zal open zijn, terwijl er lang vóór 15 Mei ansjovis gevangen kan worden. Tot de „Liberale Unie" zijn toegetreden 53 Kies- vereenigingen, vertegenwoordigd door 85 afgevaardigden. Aan de tentoonstelling van fokvee, vanwege Holland's Noorderkwartier in 't laatst van April te Hoorn te houden, zal hoogstwaarschijnlijk worden toegevoegd eene tentoon stelling van zuivere Texelsche kortstaart rammen en ooien. Als een bewijs, dat het gunstige voorjaarsweder ook op de weiden zeer voordeelig werkt, meldt men, dat op sommige plaatsen in Utrecht en Zuidholland het rundvee reeds in de weide graast. De directeur der brood- en meelfabriek te 's Hage, F. W. Van der Putten, is met de noorderzon vertrokken. De Willem Barents-vereeniging heeft jl. Zaterdag een bijeenkomst gehouden, waarin de commandant gedurende de laatste reis, de heer Dalen, verslag deed van deze expeditie. Een dertigtal personen was tegenwoordig. Kolonel M. H. Jansen deelde mede, dat de Willem Barents dit jaar niet zal uitzeilen, daar de fondsen ontbreken. Aan de officieren, die ten tweede male den tocht mede maakten, die een rank bootje, enkel voor genot en niet voor dienstverrichting bestemd, aan de golven prijs geeft. Het lieve kind had plechtig beloofd altoos dezelfde te blijven, en deed dit ook ter goeder tronw; maar wist zij welk lot haar wachtte? Moet men, om aan zulk een eed getrouw te blijven, niet eerst bij ondervinding weten, dat slechts een onwankelbare moed alle mogelijke hinder palen te boven komt? En wat had het leven aan Angélique geleerd? Het had haar alleen geluk gebracht. Onder den grauwen hemel, waaraan langzamerhand eenige bleeke sterren verschenen, zette Marin den tocht voort. Zijn stap weerklonk op den hard bevroren grond en zong hem hetzelfde lied, als de bruisende golven op dit uur tegen de rotsen aanhieven. Marin's gedachten dwaalden af naar het lang verleden, toen hij Angélique voor het eerst zag. Naast hare moeder, die over het water gebukt zich met was- schen onledig hield, zat het kleine, aardige ding, en knabbelde op een stuk brood met confituren. Hoewel nauwelijks tweejaren oud, stond zij reeds flink op de voetjes, die in grove wollen kousjes waren gestoken. Terwijl hij, de tienjarige knaap, met eene karwarts het oude paard van zijn vader voor zich uitdreef, dat, met een zak gedroogde varen beladen, langzaam het pad langs de rotssteilte opging, viel zijn oog op het kluchtige schepseltje met de vlasblonde lokjes, en met de blauwe, lachende slimme oogjes, dat hem de mollige armpjes toestak, om op het paard te worden getild. Getroffen over dit kinderlyk vertrouwen, bukte hij zich en zette het aardige popje op den zak met varen. Het oude paard scheen niets van den bijgevoegden last te bemerken, en samen gingen zij naar den kelder, waar het varen werd opgestapeld. Hoe hartelijk werd er in dien kelder gelachen, gespeeld en ge jubeld, terwijl Marin het goedige beest van zijn last bevrijdde. Het kleine ding klom boven op het varen, en liet zich dan met geweld naar beneden glijden. Toen Marin aan dit spelletje een einde moest maken, vulden de blauwe oogjes zich met tranen, en om het kind te troosten zette hij haar spoedig weer op het paard en begon een nieuwen tocht.... Sedert dat oogenblik had hij zich aan het lieve kind gehecht, en zonderling genoeg verrees voor hem op dit oogenblik, in plaats van het beeld zijner verloofde, dat van de kleine Angélique, zooals zij gewoon wa3 het op een loopen te zetten, om door hem achterhaald te worden, terwijl zij telkens guitig naar hem omkeek. De lucht klaarde op en onder den nu schitterenden sterrenhemel volgde Marin's geestesoog de schaduw van het dartelende kind, dat hij maar geen kans zag in te halen. Een onafzienbaar heideveld strekte zich nu voor hem uit, en onwillekeurig keek hij om. Op het punt het boschrijke gedeelte, de holle wegen, de beken te verlaten, voer hem eene huivering door de leden; het leven, tot nu toe door hem geleid, scheen hier eensklaps een einde te nemen en plaats te maken voor eene sombere toekomst. In de verte werden negen slagen vernomen, en deze klonken zoo hoog in de lucht, als waren zij niet voor de aarde bestemd. Daarop volgde zulk een plechtige stilte, dat het zachte suizen van den wind Marin als klaroengeschal in de ooren klonk. Hij volgde het grillig kronkelende pad, door diepe sporen aangegeven. Want sedert onheugelijke tijden sloegen menschen en beesten werktuigelijk denzelfden weg in, zonder er aan te denken de kromming te vermijden en recht op hun doel af te gaan. is een zilveren beker vereerdaan de matrozen een zilveren tabaksdoos. Benedictus Kingma, winner in den internationalen wedstrijd in het schaatsenrijden te Christiania, is 24 jaren oud, zoon eener weduwe, en de oudste van eene vrij tal rijke broeder- en zusterschaar. De familie drijft het boerenvak en verkeert in vrij goeden doen. Een jongere broeder won op 15 Jan. 11. den prijs te Grouw, en op 20 Jan. won deze met zijn zuster Cornelia bij een hard rijderij van mannen en vrouwen, den eersten prijs. Don derdag en Vrijdag 15 en 16 Jan. waren er vijf der broeders en zusters aan het hardrijden, en allen kwamen met prijzen en premiën thuis. De Santa Caecilia stoomde jl. Zondag namiddag te 2 uren uit van IJrauiden. De Keizerin van Oostenrijk en haar gevolg maakten een tochtje op de Noordzee, doch keerden te 5 uren weder terug in de haven, omdat de leden van het gevolg der Keizerin niet tegen de zeereis bestand bleken. H. M. zelve had geen last van de zee ziekte en had blijkbaar genoegen in den frisschen tocht. In eene buitengewone vergadering heeft het hoofd bestuur der Friesche Maatschappij van Landbouw het rapport over de vraag: „Hoe Friesland op de beste wijze kan geraken in het genot van theoretisch en praktisch landbouw-onderwijs?" behandeld met de commissie, die dit rapport heeft uitgebracht. Daarbij waren gevoegd een plan voor eene Landbouwschool en eene berekening van kosten, volgens welke de oprichting f 57,000 zou kosten en de jaarlijks terugkeerende uitgaven f 14,000 bedragen. Deze hooge cijfers schrikten de meesten af, niettegenstaande vele leden met de denkbeelden, welke aan het plan ten grond slag liggen, instemden. Er openbaarden zich drie hoofd- idées: 1. van den heer Ferf, om het plan der commissie te volgen, op eenvoudiger schaal en dus met minder kosten 2. van den heer Van Konijnenburg, om zich te bepalen tot eene raelkerijschool voor de zuivelbereiding; 3. van den heer Fontein de Jong, dat de afdeelingen zich verstaan met gemeentebesturen, om bestaande leerinrichtingen te hervormen in eene inrichting, vallende onder het middel baar onderwijs, en dan daaraan een cursus voor landbouw onderwijs te verbinden. Geen der drie denkbeelden vond evenwel eene meerderheid van stemmen. Het eerste werd verworpen met 8 tegen 6 en de beide andere met 9 tegen 5 stemmen. Nu zullen de afdeelingen hierover gehoord worden, om daarna eene definitieve beslissing te nemen. Brieven uit de hoofdstad. 28 Februari. Cumberland en Dénise, beiden de hautes nouveautés der afge- loopen week, beiden slechts vluchtig uit de gedachten en gesprekken mijner stadgenootcn verdrongen door de ontdekking van het reeds afzichtelijk misvormde lijk des heeren Dijckmeester, den commandant onzer Brandweer. Aan alle vermoedens en gissingen aangaande het lot van den vermiste is dan nu een einde gekomen, ofschoon men het zich in de laatste weken niet zeer druk meer maakte met vermoeden en gissen. Wie in gezelschap of op publieke plaatsen het raadsel achtige geval nog weer eens ter sprake bracht, werd beantwoord met een verdrietig schouderophalen en een poging om het gesprek op iets anders te leiden. Publiek had zich de zaak uit het hoofd gezet, want publiek meent tegenwoordig waarlijk genoeg auu zijn hoofd te hebben, en hield zich verzekerd, dat zijn nieuws gierigheid toch wel te avond of morgen zou bevredigd worden. Wat dan nu ook geschied is. Van den beginne af heb ik er te dezer plaatse duidelijk op gezinspeeld, dat hier hoogst waar schijnlijk geen misdaad in het spel was, althans geen misdaad waarbij derden betrokken warenen ik deed dit op grond van Marin gevoelde zich akelig verlaten en bijzonder droevig gestemd. Hij stelde zich zijn kameraads voor, zooals zij op dit oogenblik rustig en gezellig rondom den huiselijken haard waren gezeten met welk een blijdschap zagen zij hun geliefde betrekkingen terug, cn lieten zich door hen koesteren en vertroetelen. Tevergeefs trachtte hij zich Angélique voor den geest te brengen, zooals hij haar het laatst op het kerkhof had aanschouwd, daarna als klein kind, en eindelijk zooals hij haar den volgenden dag hoopte te ontmoeten. Al zijn streven bleef vruchteloos; zoowel op het heideveld ais in den trein ontglipte hem Angélique's beeld. Hubert ging langzaam en in gepeins verzonken den trap af. Het gold hier eene gewetenszaak, de eerste die hem werd gesteld en dat nog wel in een hoogst kiesch geval. Het is veel gemakkelijker voor zichzelf dan voor een an der een wakend oog te houden. Doch wanneer die andere niet bij machte is het zelve waar te nemen? En wanneer die andere het voorwerp onzer innigste liefde, onzer hoogste vereering, door ziekte en onmacht wordt belet handelend op te treden in een geval, waar zij het als haar plicht beschouwt de noodige bescherming te verleenen? In grooten tweestrijd bleef Hubert eerst onder aan den trap staan en ging toen haastig weer naar boven. Zijne kamer grensde aan,die van Angélique; hij wilde naar het jonge meisje toegaan, haar mevrouw Hortense's ongerustheid meedeelen en haar als plicht voorhouden, die goede, lieve meesteres niet te kwellen door eene vreemdsoortige wijze van handelen. Het was een hersenschimmige, ridderlijke, onzinnige inval, doch Hubert had meer soortgelijke ingevingen. Boven gekomen klopte hij bij Angélique aan, doch verkreeg geen antwoord; de sleutel stak van buiten in de deur, dus had het meisje zich niet opgesloten. Hierop ging hij, niet zooals gewoonlyk, den achtertrap af, voor het dienstpersoneel bestemd, maar langs den grooten trap naar beneden, in de hoop Angélique op het portaal of in de vestibule te ontmoeten. Aan de tweede verdieping gekomen vernam hij de stem van mijnheer Dunois. Wacht mij heden avond om tien uren in mijne kamer; ter eere van het Driekoningenfeest gaan al de dienstboden uit. Had Hubert de pijnlijke trek op Angélique's gelaat kunnen zien, hij had diep medelijden met haar gevoeld; doch nu zag hij dien niet, en verstijfd van schrik bleef hij roerloos staan. Tót van avond dus, hernam mijnheer Dunois, en begaf zich naar zijne vrouw, doch niet eer Hubert het geluid van een kus had vernomen. In de hoop dat hier eene vergissing plaats had, boog Hubert zich over de trapleuning.... Daar stond Angélique volgens de gewoonte van haar land met de handen onder den boezelaar, en liet haar somberen blik gaan van de kamer harer meesteres naar die van mijnheer Dunois. Men kon het haar aanzien, dat zij tevergeefs eene oplossing zocht voor den pijnlijken toestand, waarin zij verkeerde. Als van den donder getroffen waggelde Hubert naar beneden. In de echtelijke woning zetelde de ondeugd in haar afzichtelijkstcn vormbedorven was reeds het onbevangen kind en haar verleider was de ontrouwe echtgenoot. Als in een droom nam Hubert zyne gewone plaats op het kantoor in; en terwijl hij werktuigelijk voortschreef, vraagde hij zich af, wat hem tegenover mevrouw Hortense te doen stond. Wordt vervolgd.) inlichtingen, die het zegel der geheimhouding vereischten zoolang de waarschijnlijkheid niet voor zekerheid had plaats gemaakt. Trouwens, iedereen hier ter stede, die eenigszins van nabij met den tegenwoordigen gang van zaken aan onze Brandweer bekend was, zocht dadelijk en onwillekeurig verband tusschen de grieven, die er in den laatsten tijd bij onze stedelijke autoriteiten tegen dat corps gerezen waren, en de plotselinge verdwijning van den commandant. Reeds lang liep het gerucht, dat het aan de Brandweer niet meer was wat het wezen moest. Vroeger, onder commando van haren oprichter Steenkamp, den tegenwoordigen hoofdcommissaris van politie, was de Brandweer een keurcorps, uitstekend georganiseerd en onder strenge maar voortreffelijke discipline. Vooral op het stuk van eerlijkheid en matigheid werd niets oogluikend toegelaten; ik herinner mij zelfs, dat een jaar of zeven geleden een paar brandwachts onverbiddelijk werden ontslagen, omdat ze bij een brand in een drukkerij zich eenige kaarsen of dergelijke kleinigheden hadden toegeëigend. Doch sedert de directie over het corps in andere handen overging, moeten tucht en orde veel te wenschen hebben overgelaten. Vooral bij den brand, die onlangs in de chocolade-fabriek der heeren Gebr. Blooker plaats had, schijnt dit op zeer bedenkelijke wijze aan het licht te zijn gekomen. De hoofdonderwijzer van een der openbare armenscholen zag een paar dagen na boven- genoemden brand eenige zijner leerlingen ruim voorzien van cacao-boontjes, die, blijkens de schoorvoetend afgelegde verklaringen der kinderen, een hoogst verdachten oorsprong hadden, zoodat de onderwijzer zich verplicht achtte, van zijne ontdekking onmiddellijk kennis te gaan geven aan de politie-autoriteiten. Daarop her nieuwde berisping van den brandweer-commandant, na al de minder aangename opmerkingen, die hij zich reeds in den laatsten tijd had moeten getroosten. Hij begon er meer en meer door in te zien, dat men hem niet als the right man in the right place beschouwde, dat zijne positie dus allengs onmogelijk zou worden. En had hij het zelf nog niet ingezien, dan zou het hem duidelijk zijn geworden bij zijn laatste bezoek, in dien noodlottigen nacht ten huize van zijn vriend en voorganger, den hoofdcommissaris van politie Steenkamp afgelegd, die hem toen vriendschappelijk den raad moet gegeven hebben, zijn eervol ontslag als comman dant der brandweer aan te vragenten einde te voorkomen dat het hem zou worden gegeven. Met die tijding durfde de heer Dijckmeester niet tot zijn gezin terugkeeren. Werpen wij een sluier over het verder gebeurde. Hij viel als het slachtoffer der omstandigheden, van beleedigd eergevoel, van wanhoop aan de toekomst. Zijne voortdurende zwaarmoedigheid bewees, dat die wanhoop reeds lang wortel bij hem had geschoten. Al is de tusschenkomst van den onovertroffen Britschen gedachtcnlezer niet ingeroepen tot opsporing van den vermisten commandant wat ook weinig gebaat zou hebben toch viel de ontdekking van het lijk juist samen met Mr. Cumberland's verblijf hier ter stede. Hij is werkelijk een behendig, onder houdend en geestig oplosser van tallooze schijnbare geheimen. Min of meer gefroisseerd door de geweldige reclames, waarmede de onmeedoogende anti-spiritist overal zijn optreden laat vooraf gaan, had ik eenigen weerzin tegen zijn manier van „werken." Maar het kermistentachtige in zijne advertentiën daargelaten, moet ik erkennen, dat deze zenuwsterke en vingervlugge zoon van het groote Albion er bijzonder slag van heeft, om met een beschaafd publiek om te gaan en dat publiek reeds in de eerste twee of drie minuten geheel voor zich in te pakken. Zijne voorstellingen hebben, ook al doordien hij zich wegens den aard zijner toeren voortdurend te midden zijner bezoekers beweegt, iets byzonder gezelligs en huiselijks, en men gevoelt er zich veel meer op zijn gemak dan bij de voordrachten van dezen en genen „professor" in de kunst van dit of dat, met wier onaan gename figuur onze Mr. Stuart zich echter in zijne annonces wel wat veel op één lijn plaatste, door het gebruiken van zekere geijkte termen, die sterk aan degenslikkers, vuureters en meesters in de hooge rijschool herinneren. Doch zoowel de heer Cum berland zelf als zijn geheele manier van optreden blijven daar geheel vreemd aan. Ik hoop dat zijne voorstellingen, waarvan hier morgenavond de laatste gegeven wordt, den gewenschten indruk zullen nalaten bij allen, die ze zagen of er van hoorden: dat zij namelijk zullen medewerken om het onzinnige bygcloof aan allerlei bovennatuurlijke geheimzinnigheden, die nog bij het groote publiek als onomstootelijke waarhedeu gelden, een gc- voeligen knak te geven. Ik weet wel, dat er veel tusschen hemel en aarde is, waarvan onze wijsheid nooit gedroomd heeft maar de op aanleg, studie en oefening berustende anti-spiritistische onthullingen, waarvan heel Amsterdam thans in Odeon getuige heeft kunnen zijn, leveren een sprekend bewijs, hoeveel misbruik er van die waarheid gemaakt kan worden en gemaakt wordt. Minder reden van dankbaarheid heeft het publiek jegens den heer AJex. Dumas Jr., die, om de lotgevallen van zijne heldin Dénise Brissot aanschouwelijk voor te stellen, ons in zulk een wanhebbelijke omgeving brengt als die van graaf André de Bardannes. Welk een uitgezochte verzameling van oude en jonge deugnieten en slechte vrouwluiwelk een dooreengewarreld mengelmoes van gewaagde toestanden en scheeve verhoudingen; en welk een opeenstapeling van drogredenen en vernuftig saam- gestelden onzin, om aan dat alles den schijn te geven of het de eenvoudigste zaak ter wereld was: onaangenaam doch onver mijdelijk! Maar overigens, met hoeveel talent zijn die toe standen opgezet en door elkaar geweven! Zelden is in onze schouwburgen een stuk voor het voetlicht gebracht, dat er zoo in alle opzichten op is ingericht, om het publiek te „pakken." En dat succes wordt dan ook volkomen verkregende toe schouwer geraakt, ondanks al zijn afkeer van de „gemeenc lui," in wier slecht gezelschap hij te kwader uur verzeild is geraakt, langzamerhand en onwillekeurig onder den invloed der kunst middelen, waarmede de vaardige pen van den heer Alex. Dumas Jr. zijne aandacht voor die lui weet te boeien. Hij blijft onafgebroken in spanning gadeslaan, wat er van worden zalmisschien met de walging, waarmede een fatsoenlijk mensch wel eens een oogenblik kijkt naar een snijparty van vechtende dronkaardsmaar hij blijft toch, de toeschouwer. Hij kan niet heengaan, daar heeft de heer Alex. Dumas Jr. voor gezorgd. Maar als zijn nieuwsgierigheid eindelijk bevredigd is, haalt de fatsoenlijke toeschouwer wrevelig de schouders op en vat hij in een enkel woord zijn indruk samen: Bah! maar zonder zich een oogenblik zijn geld te beklagen, want hij heeft, zijns ondanks wellicht, volop genoten bij dit kijkje op de hedendaagsche Fransche maatschappij, zooals de heer Dumas haar meent waar te nemen. En daar het publiek in den schouwburg niets liever doet dan volop genieten, zal Dénise vooreerst nog wel niet onder de fatsoenlijke „bah's!" bezwijken. Amstelaar. Bultenlancl. De bekende en geliefde Berlijner orkestdirecteur Bilse is vast besloten, gelijk het Berliner Tageblatt meldt, als dirigent af te treden. Alle door hem verzamelde kunstenaars zullen nu, naar men vreest, naar alle kanten zich verspreiden. Het laatste concert van Bilse zal 1 Mei in het Konzerthaus plaats hebben. Victor Hugo heeft jl. Woensdag zijn 83sten ver jaardag gevierd. Snelste reis om de wereld. Het stoomschip Tongariro, den 24 November 1884 te Plymouth van Nieuw- Zeeland aangekomen, heeft de reis van Plymouth via Kaap de Goede Hoop naar Lyttleton (Nieuw-Zeeland) en terug door de Straat van Maghellan via Rio Janeiroin78 dagen en 2 uren onder stoom afgelegd. De geheele reis, met inbegrip van één dag oponthoud aan de Kaap, lossen en laden te Nieuw-Zeeland en kolen innemen te Rio Janeiro, heeft juist drie maanden geduurd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1885 | | pagina 2