HELDERSOHE EN MEUWEDIEPER COURANT. Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Hoorderkwartier. 1885. N°. 28. Vrijdag 6 Maart. Jaargang 43. BEKENDMAKING. NATIONALE MILITIE. ANGÉLIQUE. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal0.90. franco per post 1.20. Uitgever A. A. BAKKER Oz. bureau: molenplein. Prijs der Advcrtentiën: Van 14 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Hélder breDgen ter openbare kennis, dat de Militieraad van bet derde district in Noordholland de eerste zitting zal houden te HOORNen wel zoover deze gemeente betreft op Vrijdag den 13 Maart 1885, des voormiddags ten elf ure. In deze zitting wordt uitspraak gedaan omtrent: He verschenen vrijwilligers voor de Militie; He lotelingen die redenen tot vrijstelling hebben ingediend He lotelingen in de artt. 55 en 56 der wet op de Nationale Militie bedoeld; Alle overige lotelingen. Volgens artikel 88, in verband met artikel 91 der bedoelde wet, moeten voor die zitting verschijnen: 1. De vrijwilligers voor de Militie. 2. De loteling die vrijstelling verlangt wegens ziekelijke gesteld heid of gebreken, of gemis van de gevorderde lengte. Helder, den 1 Maart 1885. Burgemeester en Wethouders voornoemd, STAKMAN BOSSE, Burgemeester. C. BOON, Secretaris. Blnnenlan cl. De minister van Marine heeft van bericht gediend op het adres door het hoofdbestuur van de Vereeniging van leeraren der inrichtingen voor middelbaar onderwijs, waarin geklaagd werd over de examens van toelating als adelborst. De minister meent, dat de commissie zich op een te eenzijdig standpunt plaatst en de inrichting der examens niet veranderd kan worden, wil men de eischen niet ver anderen. Er is geen enkele reden tot bedenken waarom de examinatoren de leerlingen van bijzondere scholen zouden voortrekken. De minister is echter voornemens voortaan het examen alleen door burger leeraren der in richting te Willemsoord te doen afnemen. Dat het Prinsesje reeds de schoone deugd der wel dadigheid is ingeprent, bewees zij jl. Dinsdag middag op hare wandeling met hare gouvernante door het Voorhout Door HENEI GRÉVILLE. Zoodra de avond viel en het gas werd opgestoken, kwam mijnheer Dunois binnen. Hubert kromp ineen bij de enkele gedachte, dat die man hem zou naderen en toespreken. De eerste klerk overhandigde den bankier eenige stukken om te onderteekenen, waarna Hubert werd geroepen. Met onverholen afkeer bracht deze de brieven, door hem over geschreven, doch mijnheer Dunois gaf ze hem terug zonder op te zien. Voor den meester maakte Hubert slechts een onaan zienlijk gedeelte van het raderwerk uit, dat de goudmachine in beweging hield.... Huberts gedachten hielden zich opnieuw bezig met mevrouw Hortense, wier kamer juist boven het kantoor- vertrek was gelegen, waar hij zijne werkzaamheden moest verrichten. Als die engelachtige vrouw eens wist! Doch neen, hij zou het haar niet zeggen, hij mocht het haar niet zeggen Na sluiting van het kantoor was Huberts eerste opwelling naar Angélique te gaan en haar te zeggen: Verlaat oogenblikkelijk dit huis, ongelukkige Doch bij nader bedenken begreep hij, dat zij in verzet zou komen, en dan zou mevrouw Hortense alles begrijpen. Het moest nu zijn eerste zorg wezen, haar gerust te stellen, en een goeden nacht te bezorgen. Indien het hem slechts gelukte haar eenig leed te besparen, mocht zij hem gerust van slofheid beschuldigen. Gesterkt door dit besluit, ging hij naar boven, klopte aan de deur en trad binnen. Mevrouw Hortense was alleenzy zag iets bleeker dan gewoonlijk en hield een boek in de hand. Op het zien van den jongeling verhelderde het lieve gelaat; wat zou haar glimlach hem lang bij blijven! Welnu, kunt ge mij iets mededeelen? vraagde zij, zoodra hij haar stoel was genaderd. Ik heb mijn uiterste best gedaanik heb alles goed nage gaan, doch u vergist u bepaald, mevrouw. De onnatuurlijk luchtige toon, waarop dit werd gezegd, viel de jonge vrouw op. Vergissen! Neen, zeker niet. Angélique verbergt mij iets, hield zij vol met afgewend gelaat. Ik beweer niet, dat Angélique geen verdriet heeft, hernam Hubert, om zyne onhandigheid te herstellen. Men ziet het haar buitendien aan dat zij niet meer dezelfde is; ik bedoel alleen, dat het kwaad niet hier in huis schuilt.... ik ben overal rond gegaaD.... en.... Hy wist er klaarblijkelijk niet meer uit te komen en gevoelde zeer goed, dat met den doordringenden blik zijner meesteres op hem gevestigd, hij dingen zeide, die hij beter deed te zwijgen. Door angst aangegrepen ovor een naderend onbekend gevaar, vouwde hij de handen en vervolgde op hartstochtelijkcn toon: O! Geloof mij toch, mevrouw, er is niets waarover ge u ongerust behoeft te makenik heb niets ontdekt en anderen zullen evenmin iets ontdekken. Mevrouw Dunois' blik drong tot in zijne ziel, en met moeite weerhield hij zyne tranen; ten laatste wendde zij haar gelaat af en zeide: Ik geloof u. Zy hield zich verzekerd, dat hij Angélique's geheim kende, doch zij was evenzeer verzekerd, dat hij het haar nooit zou meedeelen. Daardoor won haar voorgevoel veld, dat het geheim tot haar in betrekking stond. En terwyl zy begreep, dat de te 's Hage. Twee kinderen toch uit de mindere klasse trokken hare aandacht, waarschijnlijk door hunne armoedige kleeding. Prinses Wilhelmina fluisterde hare gouvernante iets in het oor, waarop deze de portemonnaie uit den zak haalde en eenige geldstukken aan het Kroonprinsesje gaf, die liet geld zelf aan de arme kindertjes overreikte. Volgens een „Atjeh-brief" in het Hld. heeft te Anagaloeëng een deserteur, Breise genaamd, die in het vorige jaar van daar was weggeloopen zich aangemeld; gebrek aan geneesmiddelen voor zijn ziekte bad hem doen besluiten terug te keeren. Hij weet te vertellen dat Vriezekolk, een berucht deserteur (bij de gevangenneming van Coben, nabij Segli, ternauwernood den dans ontsprongen) dood is en dat Legarde, volgens eigen schrijven comman dant der 2de mobile kolonne bij de Atjehers, gewond is. Ook wist bij mede te deelen dat Toekoe di Tiroe met 600 geweerd ragende volgelingen de door ons verlaten missigit Indrapoeri bij Glé Kambing plechtig weêr in bezit had genomen en bezig was deze te desinfecteeren De voortvluchtige directeur der Brood- en Meel fabriek te 's Gravenhage v. d. P., is gearx-esteerd. Onze Regeering beeft reeds aan de Belgische zijn uitlevering aangevraagd. Blijkens ingekomen ambtsberichten is gedurende Februari besmettelijke longziekte onder het vee in Neder land niet waargenomen. Het laatste geval kwam op 23 Januari 11. voor. De commissie voor tijdelijke werkverschaffing te Amsterdam, maakt bekend, dat door de mildheid van velen bet tekort, waarvan onlangs melding werd gemaakt, terug gebracht is op p. m. f 9000. Zaterdag a. s. moet echter meer betaald worden dan er thans aanwezig is. Dit be draagt f 3000 f 4000. Daarna blijven nog f 5000 a f 6000 ter betaling over voor Zaterdag 14 dezer. Het zijn „de laatste loodjes/' waarvoor de commissie nog eene gave der barmhartigheid vraagt. In Overijsel is het weidevee thans veel lager in prijs dan in bet vorig jaar om dezen tijd. De oorzaak hiervan is, dat de vetweiders in 1884 slechte zaken hebben gemaakt én er thans nog veel vet vee voorbanden is. jongeling liever zou sterven dan haar verdriet te doen, drong zich de schrikkelijke waarheid aan haar op. U zult de zaak verder met rust laten, niet waar, veelge liefde meesteres? smeekte hij met ongekende warmte. U zult er niet lang over tobben, het zou uwe gezondheid schaden. Waarom u te kwellen over beuzelingen, u, die zoo algemeen wordt geacht en bemiud. Als eene moeder vereerde hij haar, gelijk een liefhebbend zoon sprak hij tot haar. Met haar liefelijken, reinen blik op hem gevestigd, zeide mevrouw Hortense. Gij bezit eene edele, goede natuur. Zelfs de liefde kan uw rechtschapen gemoed niet tot veinzen brengen. Nooit mijn kind, hebt ge mij meer stof tot vreugde gegeven, dan op dit oogenblik. Met een stralenden blik, die weldra door tranen werd beneveld, zag hij haar aan. Gij zijt mij tot groote troost geweest. Door de omstandig heden tot werkeloosheid gedwongen, smaak ik toch de voldoening, na uw oog en hart voor het goede te hebben geopend, u tot een flink, rechtschapen mensch te zien opgroeien; en daarvoor dank ik u, mijn kind. Hij knielde bij haar neêr, en stamelde. U, mij dank toebrengen, U? Ja, ik dank u voor de zonnestraal, die gij op mijn vreugde loos levenspad deed schijnen. Na een kort oogenblik vervolgde zij: Wanneer gij van hier gaat, hetgeen weldra het geval zal wezen, verkeeren de zaken misschien niet meer in denzelfden toestand.... Bewaar dan de herinnering, mijn kind, dat waarheen uwe schreden zich ook mogen richten, mijne achting u vergezelt. Is dit uwe afscheidsgroet? sprak Hubert nauw hoorbaar. Moge God u zegenen, mijn kind. Bewaar mijne woorden in uw hart, opdat ze u in het leven voor veel kwaads behoeden. Stilzwijgend en met hoogen ernst ving hij hare woorden op. Ga nu, mijn kind, en neem de verzekering van mijn volle vertrouwen en mijne genegenheid mee. Eerbiedig boog hij het hoofd en verwijderde zich, doch aleer de kamer te verlaten, keerde hij zich nog eenmaal om. Het vertrek was in een zacht licht gehuld, zooals hij het meermalen had gezien; het landschap van Corot scheen hem liefelijker van tint dan ooit en zij.... een hemelsche glimlach speelde haar om den mond, met een blos van aandoening op de wangen en een verhoogden glans der oogen wierp haar betraande blik hem een laatst vaarwel toe. Met welk eene vreugde zou ik mijn leven voor haar op offeren! dacht hij, de deur achter zich sluitende. Mevrouw Hortense schelde om haar middagmaal. Daar mijn heer Dunois in de club at, liet zij zich iets vroeger in hare kamer bedienen, opdat de dienstboden eerder vrijaf mochten hebben. Toen het eten was afgeloopen en Angélique de tafel afnam, trad mynheer Dunois, als altoos keurig gekleed, binnen. Reeds gedaan met eten, en ik die nog moet beginnen! zeide hy. Daar iedereen van avond uitgaat, heb ik mij gehaast ter wille onzer dienstboden. Gij zijt toch altoos even goed! kon hy niet nalaten te zeggen. I Beter dan iemand kende hij al de lieve hoedanigheden zyner I vrouw, die hij ook waardeerde, mits ze hem niet van eenig genot In het vorig jaar werd door het hoofdbestuur van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw een commissie benoemd om middelen te beramen, ten einde de knoeie rijen door middel van kunstboter in den boterhandel tegen te gaan. Deze commissie bestaande uit de heeren J. Zijp, B. Wijsman Hz., J. M. De Kuijser, P. Buis Jz. en J. Rinkes Borger is na een onpartijdig onderzoek tot de conclusie gekomen, dat de bedoelde knoeierij op uitgebreide schaal plaats vindt, en belangrijke schade doet aan den afzet onzer natuurboter, zoowel in ons eigen land als in het buitenland. Zij meenen, dat het dure plicht is van allen, die belang hebben bij de vervaardiging van- en bij den handel in natuurboter, dat geknoei te helpen be strijden. De slotsom van bet rapport, door ben uitgebracht aan de Hollandsche Maatschappij van Landbouw, is, dat het wenschelijk is, ter bestrijding van bet kwaad, op te richten een vereeniging, die onder den naam van „Vereeniging tot bestrijding van knoeierijen in den boteidiandel'' de zaak ter hand neemt. De werkkring van de bedoelde vereeniging kan nog niet in bijzonderheden worden omschi'even. Zij zou hare taak moeten aanvangen met een poging om te verkrijgen betere, en, zoo mogelijk, eenvoudiger middelen om boter te onderzoeken; en verder trachten het publiek in te lichten omtrent de vervaardiging, samenstelling en voedingswaarde van natuur- en kunstboter, door het opsporen en publiekmaken van opzettelijk bedrog, door bet steunen van eerlijke handelaars, door, zoo noodig te streven naar het verkrijgen van doelmatige wetten, ï'eglementen, enz. enz. De contributie zou op 50 c. worden vastgesteld. Zij, die met dit plan sympatbiseeren, kunnen zich aanmelden bij den J. Rinkes Boi-ger te Leiden, door 't zenden van een briefkaart of door hem eenvoudig een naamkaartje te sturen. Onder de passagiers, die jl. Dinsdag morgen met het stoomschip Prinses Marie, van de Maatschappij Zeeland, van Queensboro te Vlissingen aankwamen, bevonden zich ook drie hooge personageshoog althans, voor zoover hun titel, doch geenszins wat hunne persoonlijkheid betreft. Het waren namelijk drie dwergen: generaal Mite, oud afhielden. Wie blijft er t'huis? vraagde hij, onder het aantrekken zijner handschoen. De congierge met zijne vrouw, en als ik mij niet vergis, krijgen dezen bezoek. Dat betreft het huis hier, maar ik meen, wie er bij je blijft? Angélique. Anders niemand? bracht mijnheer Dnnois er schouderop halend uit. Dat is voor mij voldoende. Ik moet haar buitendien eens in verhoor nemen; zij verbergt mij iets, dat haar hindert, en ik wil trachten het haar te laten opbiechten. Een misnoegde trek teekende zich op mijnheer Dunois' gelaat, doch tegelijk kwam Angélique met een kopje thee op een blaadje binnen. Goeden nacht, lieve, ik kom denkelijk laat thuis. Bij het heengaan sloot mijnheer Dunois de deur niet als gewoonlijk. Mevrouw Hortense zette het kopje neereen voorgevoel zeide haar dat de ontknooping van het geheim haar wachtte. Verlangt mevrouw zich op het rustbed uit te strekken? vraagde Angélique. De jonge vrouw bevond zich in den gemakkelijken stoel, waarin zij altoos aan tafel plaats nam. Dank je, nog niet. Zij meende eenig geluid op het portaal te vernemen, en hoorde weldra haar man op gebiedende toon roepen: Angélique! Mynheer! antwoordde deze, doch in plaats van zich haastig naar het portaal te begeven, gehoorzaamde zij met loome schreden aan het bevel, en liet de deur aan. Mevrouw Hortense's fijn gehoor ving alleen gefluister op. Door een van die wonderen, welke in een oogenblik van hevige spanning krachten aan de zwaktste menschen verleenen richtte de jonge vrouw zich eensklaps overeind, bereikte de deur, en stiet die open. Onder het verblindende gaslicht, op het roode karpet en tegen het Oostersche deurgordijn van mijnheer Dunois' kamer trof haar oog het onverbiddelijke wreede schouwspel, aan een tableau vivant gelijk, van Angélique, die met de armen om den hals van haar echtgenoot vurig door hem werd omhelsd. Geen geluid verried het bijzijn eener getuige. Ongestoord verwijderde zich mijnheer Dunois met een glimlach op de lippen Angélique staarde hem eenige oogenblikken na, en keerde zich toen om. Doodsbleek, tegen den deurpost geleund, versperde mevrouw Hortense haar den weg, cn in den toornigen, verachtelijken en tevens hartverscheurend droeven blik las Angélique haar vonnis. Ontzet en sidderend bleef zij op het portaal staan. Vele tegen strijdige gevoelens bestormde haar; zou zij zich aan de voeten der beleedigde vrouw werpen, of in hevig verzet uitbarsten; dit zou afhangen van het eerste woord, het eerste gebaar van mevrouw Hortense. Deze bleef haar met denzelfden blik strak aanzien, doch het medelijden behield langzamerhand de bovenhand. Tegelijk bemerkte Angélique, dat zij zich met moeite staande hield; zij schoot toe, omvatte hare meesteres en bracht haar naar den stoel, terwijl de jonge vrouw tevergeefs jammerde: Raak mij niet aan, raak mij niet aan! Ongelukkige. Met half waanzinnigen blik staarde Angélique haar aan en week achteruit.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1885 | | pagina 1