HELRERSfHE
E\ IVIEIIWEIMEPER COURANT.
Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1885. N°. 29. Zondag 8 Maart. Jaargang 43.
„Wij huldigen
het goede."
Verscliijnt Dinsdajr, Donderdag en Zaterdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal0.90.
franco per post 1.20.
jbrin y~i enl cl.
De gewijzigde drankwet, zooals zij thans door de
i Regeering is aangeboden, voldoet het Vaderland. Al kan
het blad zich niet met alle bepalingen, thans voorgesteld,
I vereenigen, het hoofdbeginsel van de wet van 1881 blijft
onaangetast en de Regeering wil blijkbaar niet medewerken
I tot verzwakking der voorschriften.
Vooral de bepaling, dat voortaan ook het schenken van
sterken drank op openbare plaatsen strafbaar zal zijn, acht
het blad eene verbetering. Wèl blijft het nog gestemd
tegen het voorrecht, aan banketbakkers verleend, om te
schenken en wel acht het blad den verkoop door kruide-
niers en andere neringdoenden een min wenschelijke ver
andering, maar het erkent dat de Regeeriug naar waar
borgen heeft gezocht. Bij verkoop in gesloten flesschen
wordt het beginsel een winkel, geen kroeg, gehandhaafd.
Niet algemeen echter is de instemming met de voorge
stelde wijzigingen. Reeds worden van verschillende kanten
i adressen tot de Tweede Kamer gericht, waarin gewezen
wordt op het feit, dat de vergunning tot verkoop bij
de flesch van 8 deciliter weinig nut zal hebben, daar
de meeste flesschen slechts 1\ deciliter houden, terwijl
I de likeuren er gewoonlijk bij de halve flesch gehaald
worden.
Ook blijven sommigen het bezwaar van de winkeliers
nog te groot achten. Het nadeel, aan circa 12000 land-
genooten toegebracht, die nu de gecombineerde nering
drijven, is, volgens hen, niet gewettigd. De Prov. Gr. Crt.
wijdt o. a. een eerste artikel aan dit punt en zal er nader
op terugkomen.
Als volgt wordt de aankomst van een ooievaar te
Zevenbergen vermeld:
Er is jl. Dinsdag een bode aangekomen uit Egypte.
Hij verliet het land der Pharao's om, verwijderd van het
krijgsgewoel der Engelschen en Soedaneezen, hier vreedzaam
verblijf te houden.
Naar Oostersch gebruik zal hij een woning bouwen van
hout. Het is een voornaam personage, rijzig van gestalte,
een hooggeborene, die zich in de hoogste kringen beweegt
en in twee werelddeelen uitgestrekte buitengoederen heeft.
ANGÉLIQUE.
Door HENRI GRÉVILLE.
Verscheidene uren verliepen, eer zij eenig gerucht beneden
vernam.
Zij komen zeker de doode weghalen, was haar eenige
gedachte, in den onnatuurlyken toestand waarin zij verkeerde
en die aan waanzin grensde.
Er kwam iemand de trap op, Angélique keerde het gelaat om
en zag mijnheer Dunois, die, verwonderd de deur open te vinden
en Angélique op een stoel tegen den muur te zien zitten, onge
rust bleef staan.
Zij wenkte hem zonder zich tc verroeren.
Nauwelijks binnen uitte mijnheer Dunois een kreet, dien hij
dadelijk onderdrukte.
Zij weende en wilde niet zwijgenik zeide haar verscheidene
malen niet zoo tegen my te spreken, en toen wierp ik haar iets
naar het hoofd; zij stierf dadelijk zonder een woord meer te
zeggen, bracht Angélique er als een droom uit.
Ongelukkige! sprak mijnheer Dunois het jonge meisje bij
den arm schuddende.
Dat woord gebruikte zij ook, hervatte het jonge meisje
zonder den minsten weerstand te bieden.
En zij had volkomen gelijkHoe kwaamt ge er toe
U denkt er toch niet aan mij ook verwijten te doen. U,
die zeer goed weet, dat het even goed uwe schuld is als de
mijne
Met een verwilderden blik deinsde mijnheer Dunois achteruit.
Dit woord trof hem als een donderslag in de ooren; met een
vaalbleek gelaat naderde hy zijne vrouw, legde zijne hand op de
hare om te voelen of zij werkelijk dood was.
De hand was verstijfd, de lippen voelden ijskoud, en de glazige
blik der oogen getuigde, dat de ziel het lichaam had verlaten.
Het is veel beter zoo, daar zij alles wist, verzekerde
Angélique uiterst kalm.
Zij is waanzinnig, prevelde mijnheer Dunois en liet beur
telings zijn blik over de jeugdige moordenares en haar slacht
offer gaan.
Hare verwijten zouden mij tot mijn laatsten snik achter
volgd hebben. Zij wist immers niet, dat u de hoofdschuldige
zyt?
Wat moeten wij nu beginnen? sprak mijnheer Dunois
barsch, om Angélique angst aan tc jagen, doch dit maakte geen
den minsten indruk op haar. Wat moeten wij nu beginnen?
herhaalde hij luider.
Ga de gerechtsdienaars halen, en ik zal hnn de waarheid
zeggen.
Met gebalde vuisten en dreigenden blik plaatste mijnheer
Dunois zich vlak voor het jonge meisje.
Denkt ge, dat ik bevreesd voor u ben? voerde ze hem
tegemoet met glinsterende oogen.
De bankier begreep, dat het zaak was eiken woordenstrijd
met Angélique te vermijden, en dadelijk te handelen, daar de
klok reeds elf uren aanwees, cn de bedienden elk oogenblik
konden terugkeeren.
Gij bekommert je alleen over je eigen persoon, en vergeet
dat ik even groot gevaar loop als gij. liet geldt hier niet alleen
de eer van mijn huis, maar zij kunnen mij ook schuldig ver
klaren... Daarom moeten wij aan diefstal doen denken.
Ik zal geene onwaarheid spreken, zeide Angélique fier.
Maar dat eisch ik ook niet. Ga naar je kamer, houd je
Uitgever A. A. BAKKER Oz.
BUREAU: MOLENPLEIN.
De onverschrokken reiziger, een Europeaan van geboorte,
heeft stroomen en woestijnen, de stormen der Middellandsche
wateren getrotseerd om tot ons te komen.
Van uit de hoogte heeft hij de overwinningen der Engel
schen bij putten van Mou-Klea, de moordenarijen van den
Mahdi te Kartoem kunnen aanschouwen, zich misschien
gebaad in de bronnen van den Nijl. Zijne Hoogheid is
den 24sten (H. Mathias) aangeland op de hoeve van J. X....
onder deze gemeente, waar hij jaren achtereen verbleef,
waar ook zijne voorouders gewoond hebben en voor een
tiental jaren door brand verjaagd zijn.
Die droevige herinnering hebben hem niet belet, daar
weer zijn luchtkasteel te bouwen.
Zijne levenswijze is zeer eenvoudig.
Reeds aan het klimaat gewoon, timmert hij dagelijks aan
zijne nieuwe woning en brengt het overige van den tijd
door met visschen.
De heer Lepelaar zal den zomer hier doorbrengen en
10 Aug. (H. Laurentius) weer naar Afrika terugkeeren.
Het Wagen. Wbl. verklaart voortaan niet meer te
zullen polemiseeren met De Heraut, en geeft de vol
gende apologie van den hoofdredacteur, dr. Kuijper:
,/Deze is de onverklaarbaarste man, dien we ooit onmoet
hebben. Zijne talenten zijn schier ongeëvenaard. Nu eens
geeft hij u wat te lezen, aangrijpend, schoon en diep, dat
uw hart verkwikt en hem tot een zielevriend zou doen
wenschen te hebben, en dan weer vloeit uit zijn pen
zooveel, waarvoor ge geen ander woord vindt dan het
^Satanisch."
Bij den jl. Donderdag te Schagerbrug gehouden
wedloop tusschen de bekende harddravers Wiilem III en
Tromp heeft eerstgenoemde den kamp gewonnen.
Veel, zoo meldt men uit Waalwijk, is er sedert ge-
ruimen tijd gesproken en geschreven over onjuistheden,
onnauwkeurigheden, verkeerde voorstellingen, enz. van den
voorzitter van onzen Gemeenteraad. Jl. Woensdag avond
werden hem in eene openbare raadsvergadering, na twee
malen onder het oog gebracht te zijn dat hij onwaarheden
debiteerde, door een der raadsleden deze woorden toege
voegd: vGe zit net te liegen, zooals liet u te pas komt;
slapende, cn zoodra ge eenig gerucht verneemt, komt ge naar
beneden en doet alsof ge niets van het gebeurde afweet.
U durft dus onwaarheid spreken! klonk het minachtend.
Geld het hier dan niet mijn naam, mijn stand in de maat
schappij? sprak hij barsch. Moet ik dan voor mijn leven ont-
eerd wordenDoe het om mijnentwil, AngéliqueGij wilt mij
toch niet in het verderf storten? Gij bemint mij toch?
Neen! gleed het stroef van de bleeke lippen. Haar eerste
woord van verwijt doofde het gevoel uit, dat mij voor u bezielde
en dat nooit liefde is geweest. Nu haat en veracht ik u alleen
Met moeite bedwong mijnheer Dunois zijne woede. Om hare
liefde bekommerde hij zich niet langer, doch het stilzwijgen moest
hij haar afdwingen. Met groote krachtsinspanning voerde hij
haar op zachten toon tegemoet:
Haat mij, indien het niet anders kan, doch zeg geen woord.
Al was het slechts ter wille van je moeder, van de dorpsgenooten,
van je....
Haar strakke, veelbeteekenende blik deed het verdere op zijn
lippen besterven.
Na een kort stilzwijgen, dat mijnheer Dunois eene oeuwighaid
toescheen, zeide zij
Nu goed, ik zal zwijgen, doch gij zijt gewaarschuwd dat
ik geene onwaarheid spreek!
Zooals ge verkiest. Ga nu gauw naar je kamertje, en
versta mij wel: Ge hebt niets gezien, niets gehoord, en zijt
dadelijk nadat ik vertrokken was, naar boven gegaan.
Werktuigelijk, als iemand met uitgedoofde geestvermogen, ging
Angélique langzaam de trap op, en met een zucht van verlichting
hoorde de heer Dunois de deur van haar kamertje toegaan.
De bankier had in een oogwenk den geheelen toestand overzien
en zijn plan vastgesteld. Met zijn stalen vouwbeen liet hij het
slot der secretaire springen, waarin zich mevrouw Dunois juweelen
en geld bevonden. In den nog smculenden haard verbrandde hij
eenige bankpapieren, en strooide eenige goudstukken op het portaal,
de trap, en bij de tuindeur. Daarna ging hij door het steegje
en belde aan de voordeur.
Terwijl mijnheer Dunois al deze voorzorgen nam, waren eenigen
der bedienden langs de achtertrap thuis gekomen en zag men
verscheidene dakkamertjes verlicht. Bij den conciërge was het
feest blijkbaar nog in vollen gang, want mijnheer Dunois moest
tweemaal bellen aleer hij gehoor ontving.
Hoe nu, mijnheer, hebt u den sleutel niet op zak? was de
verbaasde vraag van den bejaarden conciërge.
Ik heb dien verloren of misschien in mijne kamer gelaten.
De koude en de gejaagdheid hadden de doodelijke bleekheid van
zijn gelaat doen verdwijnen. De conciërge sloot weer de straat
deur en mijnheer Dunois ging langzaam naar boven. Aan het
portaal gekomen uitte hij een kreet, die door den conciërge werd
vernomen, terwijl deze zijne gasten uitliet.
Mijnheer? vraagde de conciërge, die meende dat hij geroepen
werd.
Wat ligt daar op den grond?
Een goudstukje, mijnheer.
Hoe komt het diuir? En waarom staat die deur open zeide
hij op de kamer zijner vrouw wijzende.
Mevrouws kamer niet gesloten 1 sprak de brave man verschrikt
en door eene zeer begrypelijke nieuwsgierigheid gedreven, wierp
hij een blik door de geopende deur en riep ontzet.
Zij hebben mevrouw vermoord!
Mijne vrouw! kreet mijnheer Dunois.
Help! Help! Den dief, den moordenaar achterna! gilde de
conciërge in zyne verbystering.
Prijs der Advertentiën: Van 14, regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
dit is voortaan elke vergadering 't geval." De voorzitter
bracht hiertegen niets in en geen der leden achtte zich
geroepen iets ter zijner verdediging te zeggen."
Naar men aan het Dagblad mededeelt, was de gewezen
directeur der Brood- en Meelfabriek te 's Hage ook pen
ningmeester der Louisa-stichting aldaar, in welke betrekking
hij een bedrag van ruim 30.000 onder zijn beheer had.
Na het gebeurde aan de Broodfabriek heeft het bestuur
der Louisa-stichting een onderzoek naar die fondsen inge
steld, waarbij gebleken is, dat niet alleen de gelden aan
wezig waren, maar dat het beheer daarover op uitstekende
wijze was gevoerd.
Op de markt te Utrecht stond een paard aan de lijn. Het
trekt de aandacht van een koopman, die aan den eigenaar vraagt
wat het dier kosten moet. De vraagprijs wordt genoemd en een
lager bod gedaan. „Geluk er mee," zegt de verkooper. „Maar ik
moet het paard eerst getuigd hebben en zien draven," herneemt
de kooper. Dergelijk examen acht de verkooper evenwel over
bodig. Het dier is verkocht, zoo redeneert hij. De kooper kan
het beproeven, zooals hij mocht begecren, maarverkocht is
verkocht.
Naar aanleiding van de weergegeven samenspraak rees tweeërlei
vraag, waarover de rechtbank te Amsterdam te oordeelen had,
en jl. Dinsdag besliste. Immers de levering van het paard in
kwestie werd bij deurwaarders-exploit aangeboden, doch niet
geaccepteerd. De belaling van den koopprijs, waartoe gesommeerd
was, bleef achterwege en werd daarop bij dagvaarding gevorderd.
De aangesproken koopman beweerde, dat hier wel over koop
onderhandeld was, zonder dat echter eene overeenkomst tot stand
kwam, terwijl bovendien in den paardenhandel de stilzwijgende
conditie gold, dat de ter verkoop aangeboden paarden eerst getuigd
worden en draven moeteD.
De verkooper achtte het koopcontract afgesloten. Hij ontkende
het bestaan der beweerde stilzwijgende voorwaarde, terwijl na
het treffen eener overeenkomst gemaakte conditiën rechtens zonder
gevolg waren.
Wederzijds werden getuigen voorgebracht, die de boven ver
melde feiten bevestigden, en hunne meening over de usantiën
van den paardenhandel mededeelden.
Dc rechtbank heeft zich bij haar vonnis met het stelsel van
den eischenden verkooper vereenigd. Zij oordeelde, dat door de
gehouden getuigenverhooren gebleken was, hoe partijen het eens
waren omtrent zaak en prijs, dat is, kochten en verkochten.
Op het geroep schoten al de bewoners van het huis toe, ven
schrikte gezichten drongen naar binnen en werden mijnheer
Dunois gewaar, die doodsbleek cn als verlamd tegenover den
stoel stond.
Ditmaal speelde hij geene rol. Weinige oogenblikken te voren
had hij gelijk een schipbreukeling, die have en goed ziet vergaan
slechts aan eigen behoud gedacht. Doch nu drong zich de mis
daad in al hare afgrijselijkheid aan hem op; al had hij den moord
niet met eigen handen gepleegd, hij was toch de ware schuldige.
Daar staarde hij nu op het ziellooze lichaam der vrouw, die de
echte, waardige meesteres van zijn huis was geweest, zij, de
geduldige lieve martelares der laatste jaren, en vroeger zijne schoone,
bekoorlijke levensgezellin.
Mijne arme vrouw, kermde hij, en tranen besproeiden zijn
gelaat.
Hij betreurde oprecht de arme Hortense, die hem geheel vrij
liet, die hem dikwijls met goeden raad had bijgestaan, en wie
het nooit aan medegevoel had ontbroken, wanneer hem iets in
het leven was tegengcloopen.
Zij hebben haar vermoord met den pook, die daar op den
grond ligt, mijnheer, bracht de conciërge snikkende uit! Die
goede, lieve mevrouwdie engel van den goeden GodEn zij
hebben haar vermoord met het doel om te stelen, want de secre
taire is opengebroken.
Laat er overal nazoek worden gedaan, gebood mijnheer
Dunois.
Door de porte-cochère is hij onmogelyk binnen gekomen,
want die hield ik den geheelen avond gesloten.
Dan door de tuindeur.
Men haastte zich dien kant op en vond de goudstukken, die
de vermeende dief had laten vallen.
Angélique verliet haar het laatst van on3 allen, snikte
Toinette, die zinneloos van smart kwam aanloopen.
Angélique, Angélique! riepen allen te gelijk.
Bleek als eene doode kwam zij uaar beneden, en vernam alleen
den kreet:
Men heeft mevrouw vermoord!
Mijn mevrouwtje! Ach! Mijn lief mevrouwtje"zeide zij
op een toon, waarin medelijden, liefde en eerbied om den voor
rang dongen.
Op hetzelfde oogenblik drong Ilubert door de omstanders heen,
uitroepende
Zij hebben haar niet vermoordt, dat kan onmogelijk waar
zijn
De bedienden maakten plaats voor hem. Met krampachtig
saamgevouwen handen en half wezenloozen blik staarde hij op
het lijk, en met een rauwenkreet stamelde hij
Zij, zij...en hij vatte den pook op, om den moordenaar neer
te vellen.
Met woesten blik rondziende ontmoette zijn oog het vaalbleeke
gelaat van mijnheer Dunois.
Driftig keerde hij zich om en zocht Angélique.
Als bezwijkende onder hare smart, lag deze bij de deur geknield,
en met een smeekenden, hartverscheurenden blik op hare meesteres
gericht, prevelde zij
U, die ik zoo lief had, u, die zoo goed, zoo schoon waart....
mijn mevrouw! Ach! mijn lief mevrouwtje!
I Haar lijden was vreeselijk om aan te zien, en op dat
oogenblik zou zij buiten staat geweest zijn zich zelve aan te
klagen.
I Gij hebt haar het laatst gezien, hoe laat was dat? werd haar
van alle kanten gevraagd.