Op Texel circuleeren ter onderteekening adressen
aan Z. M. den Koning, 't verzoek inhoudende, dat de
gevraagde vergunning worde geweigerd tot stichting eener
dynauiietfabriek van de heeren Mijnssen en Co. Algemeen
acht men het vestigen van zulk eene fabriek op dit eiland
nadeelig en gevaarlijk.
Op Vrijdag 27 dezer zal op het Doelenveld te
Alkmaar de jaarlijksche Paaschtentoonstelling van rijstieren,
melkvee en vet rundvee plaats hebben. Van het voor
nemen tot inzending van vee moet men schriftelijk kennis
geven aan den Secretaris der afdeeling Alkmaar van de
Hollandsche Maatschappij van Landbouw, den heer H.
Siebert Coster. De tentoonstelling zal aanvangen 's voor
middags 11 en eindigen 's namiddags 2 uren. De entree
is bepaald op 25 cents per persoon. Leden der Maat
schappij hebben gratis toegang ieder met een vrouwelijk
lid des gezins; inzenders voor hun persoon. Prijzen
worden uitgeloofd in 't programma, dat de verschillende
veesoorten vermeld, die ter mededinging worden verwacht.
Vee, niet in 't programma gevraagd, zoomede landbouw
werktuigen, kunnen ter opluistering worden ingezonden.
We vestigen op deze Tentoonstelling de aandacht van
belangstellenden. De pogingen der afd. Alkmaar, gesteund
door het Gemeentebestuur aldaar, om 't Noordhollandsch
rundvee zooveel mogelijk te veredelen, verdient in groote
mate belangstelling en waardeering.
Jl. Zondag namiddag heeft er wederom een déraille
ment plaats gehad op een der lijnen van de Westlandsclie
Stoomtram-Maatschappij. De tram, die te 4 uren van
's Gravenzande naar de residentie vertrekt, is even voor
het dorp Monster gedarailleerd en dientengevolge een wagen
2de klasse met de zich daarin bevindende passagiers in de
vaart geraakt. Met de grootste moeite gelukte het den
medepassagiers 1ste klasse en hulpvaardige menschen al de
reizigers veilig aan den wal te brengen. Sommigen moesten
door de stuk geslagen ruiten worden bevrijd.
Van de 22 reizigers zijn 8 min of meer zwaar gekwetst;
o. a. had de vrouw van den stalhouder M., te 's Hage,
het ongeluk den arm te breken. Nog erger kwam de
machinist er af. De machine toch is dwars over den weg
gesprongen en de machinist, die met zijn voet het rem-
toestel in beweging bracht, kreeg den hefboom in den
onderbuik. Hij werd naar het Ziekenhuis te 's Hage ver
voerd, en ofschoon zijn toestand aanvankelijk zorgbarend
scheen, vleit men zich, hem te behouden.
Hij bracht een rustigen nacht door. Ook de wagen
lste klasse is uit de rails gesprongen maar op den weg
blijven staan.
Door het ongeval werd de dienst gestremd. Men hoopte
gisteren middag den weg weer vrij te hebben.
De met zilver gemonteerde drinkhoorn, door den
Frieschen hardrijder H. Kingma van Grouw in den wed
strijd te Christiania gewonnen, is een waar kunststuk van
drijfwerk. Donderdag en Vrijdag was hij in de Porte van
Cleve te Leeuwarden voor het publiek ter bezichtiging
gesteld, van welke gelegenheid door stad- en gewestge-
nooten een ruim gebruik gemaakt is. Zaterdag is de
hoorn naar Groningen gezonden, om in de Harmonie aldaar
tentoongesteld te worden. Dan zal hij te Grouw worden
tentoongesteld, om daarna naar Amsterdam gezonden te
worden.
Tot directeur der Brood- en Meelfabriek te 's Hage
is benoemd de heer Van Vollenhoven, adjunct-directeur.
De heer W. Noordanus, te Alkmaar,'is benoemd tot
chef van het Hollandsche Spoorwegstation te Delft.
Rechter: Gij erkent dus dien vechtersbaas zulk een slag
met een knuppel op 't hoofd te hebben gegeven, dat hij
Amerika te vertrekkenmet mijn opgespaard geld kan ik de reis
bekostigen....
Hubert groette en wilde zich verwijderen, toen de bankier hem
vraagde
Doch wat zult ge doen, wanneer ge als getuige bij de gerechts
zitting wordt opgeroepen?
Het zal gemakkelijk vallen, mijnheer, eene rede voor mijne
afwezigheid op te geven. Mijn getuigenis zou toch geen verder
licht over de zaak verspreiden....
Ik zal er over nadenken, antwoordde de bankier; doch
eer Hubert de deur bereikte, riep hij hem ten tweeden male
terug.
Wij scheiden denkelijk voor goedettelijke jaren hebt ge in
ons huis verkeerd, en mijne vrouw was aan je gehecht. Reik mij
de hand aleer te vertrekken.
Hubert kwam nader en drukte zonder aarzeling zijn voormaligen
meester de hand.
Hubert verdacht hem dus niet langer en met een zucht van
verlichting prevelde hij, alleen gebleven
Nu zal de zaak zich wel redden, mits Angélique....
Van Angélique's stilzwijgen hield de bankier zich nog vol
strekt niet vast verzekerd en deze verkeerde hierdoor in voort
durende onrust en spanning.
Het verhoor was van zeer langen duur, daar Angélique's
medeplichtige zich niet liet vinden.
Dat drommelsche kleine ding! riep op zekeren dag de
procureur-generaal.
Ja, die ons maar niet in de gelegenheid wil stellen, haar
een hoofd kleiner te maken! vulde zijn substituut aan.
De rechtbank zat erg met de zaak verlegen, want het getui
genverhoor bracht niets ten nadeele van Angélique aan 't licht.
De lijkschouwing had bewezen, dat de «moord kort na het eten
had plaats gegrepen. Dus moest Angélique al dadelijk zeer vast
'zijn ingeslapen om den pook niet op den grond te hooren vallen
en den angstkreet der ongelukkige vrouw niet te vernemen, toen
men den vreemde bij haar zag binnendringen.
Vreemd was het insgelijks, dat Angélique, volgens Toinette's
verklaring, in dezelfde kleeding naar beneden kwam, die zij den
geheelen dag had gedragen, en er uitzag alsof zij niet op haar
bed was geweest.
Maar dit waren geen voldoende bewijzen; de een kleedt zich
vlugger aan dan de ander, en op den leeftijd van 18 jaren kan
men spoedig genoeg in een diepen slaap vallen.
Men had dus gemakkelijk over.deze bijzonderheden heenge
stapt, indien Angélique zelve slechts eene duidelijke verklaring
wilde afleggen.
Nogmaals werd zij voor den rechter van instructie gebracht,
en begon het pijnlijk verhoor opnieuw.
Waarmede hieldt ge u tegen 9 uren bezig? Wat hebt ge
gehoord
Al deze welbekende vragen ontzenuwden Angélique.
Ik weet het niet, ik herinner het mij niet.
Dit was haar eenige antwoord op elke vraag; want zij wist,
dat het geringste ondoordachte woord haar kon verraden, en dat
zij zich ter wille van haar meester niet voor schuldig mocht
verklaren. Doch het kostte haar de ongcloofelykste inspanning,
niet met luider stemme uit te roepen
Ik ben het, die haar heb gedood! Pijnig mij niet langer
voor dood liggen bleef. Wat hebt gij tot uwe veront
schuldiging in te brengen?
Beschuldigde: Mijnheer de rechter, als hij opgestaan was,
zou ik mijn leven niet zeker geweest zijn.
Vereeniging tot behandeling van op de Zeemacht
betrekking hebbende onderwerpen.
Vrijdag 6 Maart werd onder presidium van den luitenant ter
zee lste klasse Zegers Veeckens eene vergadering gehouden in
de Conservatiezaal der Marine-Club alhier.
Aan de orde was de discussie over de door den heer luitenant
ter zee Zeeman ontwikkelde denkbeelden omtrent het aandeel
van de Marine in eene verdediging aan de landzijde.
Het woord werd gevoerd door de heeren Kerape, Zegers
Veeckens, Van llossum, Verheij, Cambier, De Groot, Stuten,
Beijerinck en Bruce.
Hoofdzakelijk werd het stelling nemen aan den boven-IJsel
eener divisie van het veldleger door onderscheidene sprekers
afgekeurd, de overtocht van den IJsel beneden Zutphen als zeer
waarschijnlijk voorgesteld en in verband daarmede het aan
schaffen van nieuwe riviervaartuigen voor den IJsel niet aanbe
velenswaardig geacht; ook werd de terugtocht der divisie be
dreigd geacht en de mogelijkheid aangegeven dat lage water
standen de riviervaartuigen zouden beletten op den IJsel te
manoeuvreeren, terwijl overal waar deze vaartuigen den overge
trokken vijand op den L. O. zouden kunnen bestoken, artillerie
des vijands op den R. O. onze op Arnhem terugtrekkende troepen
ernstig zou bedreigen.
Het inschepen der terugtrekkende divisie te Arnhem werd
gevaarlijk genoemd.
Met het opleggen der riviervaartuigen te Arnhem vereenigden
zich de meeste sprekers.
Een lid verschilde met den heer Zeeman van opinie over
het nut van de afschaffing der plaatsvervanging en zou dezen
maatregel een eersten stap vinden tot de annexatie bij Duitschland.
Wat de door den heer Z. voorgestelde Marine-brigade betreft,
er werd in twijfel getrokken of het daarvoor benoodigde personeel
aanwezig zou zijn.
De heer Zeeman trachtte de gerezen bezwaren zooveel mogelijk
te weêrleggen en had het genoegen zich aan het einde zijner
repliek door de talrijke vergadering levendig te zien toegejuicht.
Nieuwediep, 8 Maart 1885.
Brieven uit de hoofdstad.
5 Maart.
Mooi zoo! Nu worden de hartroerende avonturen en weder
waardigheden van juflrouw Dénise Brissot al in drie Amster-
damsche schouwburgen tegelijk aan het volk vertoondAls
grijpende wolven hebben de drie directiën zich op het nieuwste
tooneelproduct van den heer Alexandre Dumas jr. geworpen en
een wedstryd geopend, wie van de drie er het eerst raeê voor
den dag zou komen. Voor de ingewijden een belangwekkende
wedstrijd, minder vervelend althans dan het gezeur en napleiten
over de halve overwinningen en de halve nederlagen van den
Frieschen ijswedstrijd. «Het Nedcrlandsch Tooneel," de Konink
lijke Vereeniging, behaalde hierbij de zegepraal: zij bracht voor
het eerst een Hollandsche Dénise voor het voetlicht. Een
Hollandsche Dénise? het een sluit het ander misschien te veel
uit, om zulk een figuur tot de mogelijkheden te doen behooren
en daarbij.... mejuffrouw Van Biene, die in den Stadsschouwburg
de titelrol speelde, zou door voorkomen, spel en actie een Dénise
zijn, zoo goed als er in onze tooneelwereld eene te vinden is,
indien zij het larmoyante uit haar stem en het geaffecteerde uit haar
spraak kon bannen. Doch die bekende hebbelijkheden uitgenomen,
was zij voortreffelijk: roerend, levend, voortdurend dc aandacht
van den toeschouwer spannend.
De Dénise van mevr. Frenkel-Bouwmeester, in het theater-van
Lier, stond bij de eerstgenoemde ver ten achteren. De routine
van het melodrama, bij haren broeder zelfs nog niet met wortel
en tak uitgeroeid, speelt haar nog te veel parten. En wat men
ons in den Parkschouwburg voor de Dénise van Alexandre Dumas
tracht op den mouw te spelden, grenst eenvoudig aau het belache
lijke. Met allen eerbied voor de dramatische talenten van mevr.
met uwe ondervraging!
Toen haar bij het laatste verhoor steeds dezelfde vraag op
verschillende wijze werd gedaan, barstte Angélique, ten einde
raad, tegen den rechter los:
Mijnheer, wie geeft u het recht, mij aldus te pijnigen! Ik
heb u alles gezegd wat er te zeggen valt. Laat my ter dood
brengen, indien het zoo wezen moet, maar ik weiger verder een
woord te zeggen.
Zij viel met zulk een wanhopig gebaar op de bank neer, dat
de rechter medelijden met haar kreeg. De dokter had verklaard,
dat zij denkelijk ten gevolge van den schrik, in een hoogst
zenuwachtigen toestand verkeerde, en deze prikkelbaarheid hare
geestvermogens kon beneveld hebben.
Terwijl Angélique werd weggevoerd, trad mijnheer Dunois
binnen.
Hoewel onberispelijk gekleed, zag hij er vaalbleek en verou
derd uit; de rimpels op het gelaat en de vreemdsoortige klank
zijner stem getuigden van doorgestane folteringen.
Zijt gy wel verzekerd, dat het jonge meisje uwe vrouw
niet vijandig gezind was?
Wel zeker, klonk het van de bestorven lippen des weduw
naars.
Gelooft gij, dat gouddorst haar misschien heeft gedreven
een medeplichtige binnen te laten?
Daarvan verdenk ik haar geen oogenblik! verzekerde de
bankier met volle overtuiging.
Is zij driftig van aard, en rekent gij haar in staat zich
door haar toorn te laten vervoeren?
Mijnheer Dunois meende de bliksem te zien vallen en hoorde
reeds den slag, doch vond nog de kracht om bedaard te ant
woorden
Ik zag haar nooit driftig.
Bestaat er ook mogelijkheid, dat Angélique Brequet, in
woede of toorn ontstoken over eene berisping van hare meesteres,
deze om 't leven heeft gebracht, en toen diefstal heeft begaan
om de verdenking van zich af te wenden.
Eene dergelijke gedachte is nooit bij my opgekomen.
De bankier herkende zyne eigene stem niet; het geluid scheen
hem uit de verte te komen; wat had hij niet gegeven oin kalm
en luid te kunnen spreken, doch een afgrond gaapte hem tegen
en hij gevoelde zich machteloos.
En nu ik u op de gedachte breng, vindt gij het nog even
onwaarschijnlijk? hernam de rechter.
Raam, schryftafel, alles in het vertrek kwam in beweging en
scheen van plaats te veranderen. Met bovenmenschelijke in
spanning hield hij zich staande en trachtte zyn bedaardheid te
herkrygen.
Angélique is, dunkt mij, te klein en te tenger om een
doodelijken slag te kunnen toebrengen. Buitendien droeg zij
mijne vrouw zulk eene hartstochtelijke liefde toe, dat de bedienden
.er haar dikwijls meé plaagden.
De weinige minuten dat de rechter het stilzwijgen bewaarde,
schenen mijnheer Dunois, wien het klamme zweet uitbrak, eene
eeuwigheid toe.
Ik vind geene redenen genoeg om de gevangene langer op
te sluiten; de bezwaren, tegen haar ingebracht, zijn van te gering
belang. Dit is eene misdaad te meer, waarvan de dader onge
straft blijft. Wij zullen het ongelukkige meisje dadelyk loslaten.
f Wordt vervolgd.)
Westerhovende Heer, die daar als de dochter van den rentmeeste
Brissot optreedt, schynt het mij een wanhopige poging toe, de
figuur van Dénise te laten voorstellen door een groote, breede
vrouw van geposeerden leeftijd, met weelderig ontwikkelde vormen
en een groot, donker, zwaarmoedig gezicht, waarop den geheelen
avond de uitdrukking schijnt te liggen: „Die Dénise is me ook
een karreweitje! Ik wou dat het goed en wel gedaan was!"
Een verzuchting, waarmede de hooger en hoogstgeplaatste be
zoekers van den Parkschouwburg het blijkbaar volstrekt niet
eens zyn, want zij juichten voortdurend, te pas en te onpas, de
groote, vleezige Dénise toe.
Wie weet of straks de oude Bamberg niet ook eens probeert,
of er voor zijn Salon des Variétés aan de Dénise wat te ver
dienen valt. Misschien laten Prot en Zoon er een Opérette
*van smeden, of zijn in Volksvlijt de decorateurs al bezig om de
decoratiën te schilderen voor een nieuwe ballet-pantomine met....
een dansende Dénise.
Ziedaar dus nu, o heeren tooneel-scribenten, een standaard-stuk,
waarnaar ge u richten kunt! Dat is dus volgens het oordeel van de
drie voornaamste Amsterdamsche tooneel-directiën de spijs, dio
het publick het best smaaktDat is een lokaas, waarmede ieder
de eerste wil zijn, om er den rijkst mogelijken buit mede te
behalen. Ziet ge, dat is nog eerst eens een stuk! roepen de
directeuren, zich hoopvol in de handen wrijvend en elkaar een
veelbeteekenend knipoogje gevend, en dat is nog eerst eens een
schrijver, die Dumas! En om de concurrenten bang te maken,
komt het „Nedcrlandsch Tooneel" zelfs met den zwarten man
van het gekochte en betaalde „opvoeringsrecht" spoken, waarvoor
niemand bang is. De drie directiën visschen er lustig op los
met den Dénise-dobber en beloven zich gouden bergen.
Het is of we Goethe's Director tot den Dichter hooren spreken
Besonders aber laszt genug geschehn!
Man kommt zu schau'n, man will am liebstcn sehn.
Wird vieles vor den Augen abgesponnen,
So dasz die Menge staunend gaften kann,
Da habt ihr in der Breite gleich gewonnen,
Ihr seid ein vielgeliebter Mann.
Ich sag' euch, gebt nur mehr, und immer immer mehr,
So konnt ihr euch vom Ziele nie verirren.
Sucht nur die Menschen zu verwirren,
Sie zu befriedigen ist schwer
Welnu, aan dat tooneeldirecteur-geldmakersprogramma voldoet
Dénise in alle opzichten. Doch mag dit het doel van een tooneel-
stuk wezen? Is dat de roeping van het tooneel in het algemeen?
Schiller, die wel bevoegd was om over tooneelzaken meê te
praten, heeft die vraag eens goed onder de oogen gezien en haar
trachten te beantwoorden in een vlugschrift onder den titel:
„Wat is de invloed van het tooneel?" Schiller was toen pas
25 jaar oud en hij brengt in zijne verhandeling menige stelling
te berde, die hij later, door praktijk en ervaring geleerd, niet
gaarne meer zou onderschreven hebben. Maar toch hebben zijne
beschouwingen destijds veel invloed gehad en bezitten ze ook nu
nog hare waarde voor de behandeling dezer altyd hoogst moeie-
lijke quaestie. Schiller wijst het tooneel een plaats tusschen den
godsdienst en de wet aan. De rechtspraak van het tooneel moet
daar beginnen, waar het gebied der wereldlyke wet eindigt.
Duizende verdorvenheden, die de Staatsmacht ongestraft toelaat,
worden door het schouwtooneel gestraft; maar ook duizende
deugden, over welke de wet zwijgen moet, worden in schouwburg-
stukken aanbevolen. Terwijl daartoe voornamelijk de treurspelen
medewerken, houdt het blyspel den dwazen een spiegel voor en
maakt hen beschaamd met heilzamen spot. Maar het nut van
den schouwburg moet nog verder gaanwij leeren, zoo wy al
niet reeds zelf verbeterd worden, althans de andere onverbeterde
menschen kennen, met welke wij verkeeren moeten; wij aan
schouwen de onzekerheid van het lot en worden recht
vaardiger jegens ongelukkigen. En dat is nog niet alles. Niet
minder zou men door middel van het tooneel een terecht
wijzing kunnen geven aan de denkbeelden des volks om
trent Regeering en regenten. Zelfs industrie en onder
nemingsgeest konden en zouden door het tooneel vuur vatten,
wanneer de dichters het de moeite waard achtten, patriotten te
zijn, en de Staat zich wilde verwaardigen om naar hen te hooren.
Met dc latere briefwisseling tusschen Schiller en Goethe blijkt
echter genoegzaam, hoe hoog de rijpe Schiller zelf zich boven
het standpunt zijner jeugd verheven heeft.
Fritz Mauthner, die onlangs in Schorer's Familiënblatt aan
deze quaestie een paar artikelen wydde, zegt er van„Wij mogen
niet aarzelen, het uit te spreken, dat Schillers beantwoording der
vraag van het tooneel dingen eischt, die het ongelukkigerwijs niet
volbrengen kan. Maar de vraag van den dichter: „welken invloed
heeft het tooneel moet van tijd tot tijd te berde gebracht worden,
opdat het publiek weder eens tot bezinning komt en er begrip
van krijgt, met welk een hoogen ernst de groote idealist Schiller
een instelling beschouwd heeft, die tegenwoordig, en vooral in
de groote steden, eenvoudig tot den rang van een uitspanningslokaal
is afgedaald. Op eenige weinige uitzonderingen na, is de leider van
het tooneel een man van zaken, die zijne amuscmcnts-artikelen zoo goed
en zoo voordcelig mogelijk van de hand poogt te zetten, en zijne gasten
zyn door arbeid en genot overspannen menschen, die voor het tooneel
blijven zitten, als zij niet toevallig door een andere uitspanning
ergens elders heengelokt worden. Het theater is en blijft een
onderneming der kunst, van welke men geen onmiddellijke op-
voedings-resultaten verwachten mag. En evenmin als eene arme
moeder rechtvaardig handelt, wanneer zij aan hare schoone dochter
verwijt, dat zij ondanks hare schoonheid evenveel eet en evenveel
kost als de andere, leelijko kinderen, evenmin mag de maat
schappij van de kunst, alleen omdat zij schoon is, ook nog
andere voordeelen eischen. De verdedigers van het tooneel begaan
telkens weêr dezelfde fout, dat zij zich te ver tot het standpunt
der tegenstanders vernederen. Wij zijn verrukt over een roos;
maar nu komt er een „practisch" man met den eisch, dat we
de rozenstruik uit den grond zullen rukken en er aardappelen
voor in de plaats planten. Nu moesten wy eenvoudig ant
woorden: „De geur der roos verheugt ons; en vreugde is voor
het leven even noodzakelijk, als aardappelen." Wy beproeven
echter den tegenstander te volgen en zouden willen bewijzen,
dat men ook van rozenbladeren een smakelijke salade kan toe
bereiden. Dan kan dus ook het gevolg niet uitblijven: dat wij
namelijk evenmin den tegenstander als ons zelf overtuigen.
Niet onmiddellijk kan de kunst den mensch verbeteren; zij kan
hem slechts veredelen en hem tot een vijand maken van al wat
niet lieflijk is en wèl luidt. Die werking komt overigens ook
der zedelykheid ten goede. Om bij het gebezigde beeld van de
roos te blijven: ook de rozegeur voedt het lichaam niet; maar
de diepe ademhaling, waartoe het inademen van den geur dwingt,
komt toch ook aan de voeding ten goede. Zoo dwingt ons ook
de hartstochtelijk bewogen wereld van het ideale schouwspel,
midden in het verstikkende alledaagsche leven af en toe een
dieperen, frisscheren ademtocht te doen en geeft het ons zoo
nieuwe kracht om, over de kleingeestige vooroordeelen onzer
omgeving heen, het eeuwig menschelyke te aanschouwen en te
waardceren. Geen mensch zal van een treurspel als „Medea"
de uitwerking verlangen, dat het den ouders grootere liefde voor
hunne kinderen leert koesterenen zelfs het medelijden met de
moordenares, dat toch zeker iets goeds is, kan nooit de gewich
tigste uitwerking van het stuk zijnenkel en alleen de beroering
van de diepste stroomingen der menschelijke ziel, die door een
grootsch kunstgenot gereinigd wordt, gelijk de lucht door een
onweder, enkel en alleen die beroering is het doelwit van den
dramatischen dichter."
Dit is geschreven lang vóór Dénise het voetlicht zag. Is het
er een pleidooi voor, bij voorgevoel opgesteld? Want de „diepe
ademhaling" is er althansmen slaakt een zucht van verlichting
als Dénise's lot eindelijk beslist is. Amttelaar.