HELDERSCHE
liV MEIWEDIEPER COURANT.
ei Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1885. N°. 34.
Jaargang 43.
Vrijdag 20 Maart.
Uitgever
A. A. BAKKER Cz.
BEKENDMAKING.
BI nnenlan d.
20> ANGELIQUE.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdng, Donderdag en Zaterdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90.
j Prijs der Advertentiën: Von 1i regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
franco per post 1-20.
B
UREAU: MOLENPLEIN.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
BURGEMEESTER cn WETHOUDERS der gemeente Helder
brengen ter openbare kennis, dat de lijsten der kiezers voor de
Leden van de Tweede Kamer der Statcn-Gencraal, der Provinciale
Staten en van den Gemeenteraad door hen op heden zijn vastgesteld,
dadelyk aangeplakt cn gedurende veertien dagen op de Secretarie
der gemeente voor een ieder ter inzage nedergelegd.
Helder, den 14 Maart 1885.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
STAK MAN BOSSE, Burgemeester.
C. BOON, Secretaris.
HH. MM. de Koning en Koningin ontvingen jl. Dins
dag namiddag te 1 ure Z. K. H. den Prins van Saksen
Altenburg, die aan HH. MM. werd voorgesteld. De ver
loofde van H. K. II. Prinses Hendrik verscheen op deze
audiëntie in de groote en schitterende uniform van generaal
in Russischen dienst.
De Prins van Altenburg werd bij de ontvangst ten Hove
vergezeld van zijn verloofde en den Erfgroothertog van
Oldenburg; ook de twee adjudanten van den Prins waren
er bij tegenwoordig. Ter viering van het verlovingsfeest
van H. K. H. Prinses Hendrik met den Hertog van Saksen
Altenburg, had gisteren ten Hove een groot gala-diner
plaats, waaraan 44 personen deelnamen.
De Tijd bevat een schrijven van den heer Eygenraam,
den secretaris van den bisschop van Haarlem, die dezen
vergezelt bij zijn verblijf te Rome. De schrijver meldt
daarin met groote ingenomenheid, dat Z. H. de Paus den
Nederlandschen dignitaris heeft toegestaan om vóór zijn
vertrek, dat jl. Maandag zou plaats vinden, de te Rome
verblijf houdende Nederlanders aan Z. PI. voor te stellen.
Een twintigtal hunner van allerlei rang en stand werden
den 13den dan ook door den bisschop naar het Vaticaan
geleid en door den Paus in eene bijzondere audiëntie ont
vangen. Op de toespraak, waarmede deze voorstelling
plaats had, antwoordde de Paus met de meeste welwil
lendheid en betuigde zijne ingenomenheid met de Nederl.
Katholieken wegens hunne gehechtheid aan den H. Stoel
Door HENRI GRÉVILLE.
Soms *an een vreeselijk verdriet alle andere smartelijke herin
neringen voor korten tijd verbannen. Alzoo ging het ook met
Angélique, die zich gedurende hare gevangenschap volstrekt geen
rekenschap van hare daad kon geven.
Na de belofte haar door mijnheer Dunois afgeperst, was zij
enkel op zelfbehoud bedacht en zoodra zij Marin terugzag
kende zij geen ander verlangen dan hem de volle waarheid
te bekennen, om aan het net van leugens te ontkomen, waarin
zy verward was geraakt. Wanneer hij haar dan met afschuw
van zich afstiet, zooals zij verwachtte, zou zij verder alleen
door het leven gaan en trachten al werkende haar misdaad te
vergeten.
Doch in plaats van hetgeen zy dacht, schonk de bedrogen
verloofde haar niet alleen vergiffenis, doch bond haar aan hem
met onbreekbare banden. Nu kon zij hare droeve gedachten
niet langer afschudden noch verbannen. Steeds brandden de
woorden op haar voorhoofd: Gy zijt het gevallen meisje, door
de goedheid van den belcedigde tot den rang van echtgenoote
verheven. Marin had haar immers gezegd: Op die wijze doet
men boete,
De misdaad zelve woog niet zoo zwaar bij Marin; ten eerste
dat hij er persoonlijk niet onder had geleden, en ten tweede kon
hij zich in den toestand verplaatsen, waarin Angélique verkeerde,
omdat by zelf opvliegend van aard was.
Doch met Angélique was het juist het tegenovergestelde; nu
eerst besefte zij ten volle welk eene afschuwelijke daad zij had
begaan.
Weer zag zij de kamer, de lamp, den stoel, de tranen harer
geliefde meesteres; opnieuw doorleefde zij het afgrijselijk oogen
blik en voelde meer dan ooit het verlies der dierbare vriendin,
door haar als eene heilige vereerd en aangebeden. Ware de slag
door eene andere hand dan de hare toegebracht, dan had zij zich
nooit getroost over het verlies harer dierbare meesteres. Doch
nu de misdaad door Angéliqne zelve werd begaan was het slacht
offer voor haar gelijk een folterwerktuig geworden, dat nooit zyn
kracht verliest.
Dadelijk na haar huwelyk vatte Angélique al de huiselijke
bezigheden op en hoopte daarin eenige afleiding te vinden. Doch
tusschen haar tegenwoordig leven en dat hetwelk zij in de laatste
maanden had geleid, bestond zulk een verschil, dat die dagen van
rouw haar telkens weêr voor den geest kwamen.
Het baatte haar niet of zij het goed, dat Toinette haar nazond,
gedeeltelijk weggaf of veranderde; de reuk van den koffer, het
zien van haar eigen handen, die in stad de verbrande tint hadden
verloren, alles herinnerde haar halsstarrig aan het gebeurde.
Marin liet hare afgetrokkenheid stilzwijgend voorbijgaan en be
schouwde die als een onvermijdelijk gevolg van hare boetedoening.
Later zou die wroeging wel uitslijten en haar gefolterde ziel tot
rust komen, en dan eerst, meende hij, kon hij op de zaak terug
komen en zijne vrouw troosten.
Doch hiermeê beging Marin eene schromelijke fout. Juist in
het begin van hun huwelijk had Marin zijne jonge vrouw zijn
diep medelijden moeten toonen; toen gevoelde zij behoefte aan
troost en bemoediging van den man, die zij als een hooger wezen
beschouwde.
Marin dacht integendeel, dat het schenken van zijn naam
voor haar het grootst mogelyke bewijs van zijne liefde en achting
was geweest.
en den practischen zin, waarvan zij ook in nioeielijke tijden
zoo dikwijls blijken hadden gegeven.
Men schrijft uit Midwoud:
„Met betrekking tot de Locaal Spoorwegmaatschappij
Hollands Noorderkwartier kan gemeld worden, dat den 4
en 7 dezer de eerste storting ad 10 pCt. van het bedrag
der inschrijvingen groot f 380,000 voor genoemde ont
worpen locaal spoorweglijn plaats heeft gehad. De ingenieur,
bijgestaan door het noodige personeel, is met de terreins
opname nagenoeg gereed, om met de daarvan gemaakte
teekeningen de toepassing van de onteigeningswet aan te
vragen. Het bestuur neemt in alle opzichten maatregelen,
om ten spoedigste deze zoo gewenschte lijn voor exploitatie
gereed te doen zijn."
In het Weekblad van het Nederlandsch Tijdschrift
voor Geneeskunde" maakt prof. dr. J. W. Gunning te
Amsterdam, een vergelijking van het Stout der firma Van
Vollenhoven Co., te Amsterdam met Engelsch Stout.
De opmerkingen, door hem daaraan toegevoegd, geven
duidelijk te zien:
1. Dat het Stout van genoemde firma de meest mogelijke
waarborgen heeft, een geheel zuivere, van alle vreemde
bestanddeelen vrije drank te zijn
2. Dat het voor medisch gebruik en versterkende drank
de voorkeur heeft boven buitenlandsche, omdat het rijker
is aan Extract (d. w. z. voedende bestanddeelen) en in
evenredigheid minder Alcohol (d. w. z. bedwelmende be
standdeelen) bevat.
3. Dat het alzoo onnoodig is, nog langer buitenlandsch
Stout te gebruiken, nu een nationaal fabriekaat kan ver
kregen worden, dat (dank zij het krachtig initiatief eener
Nederlandsche firma) het buitenlandsch op zijn minst kan
vervangen.
Het bouwen eener Roomsch-Katholieke kerk met
pastorie, toren en noviciaat te Utrecht, is toegewezen aan
de heeren Spruijt en De Bont, te Maarsen, voor f98,876.
Minste inschrijver was de heer T. H. Jozeph, te Helder,
voor f 84,600.
De beroemde komiek Judels vierde jl. Maandag zijn
70sten verjaardag.
Onbegrepen leelden zij naast elkaar voort. Terwijl Marin
zijne vrouw met zijn gansche ziel liefhad doch zijn gevoel niet
in woorden kon brengen, verrichtte Angélique hare taak met
een bloedend hart in de vaste overtuiging dat zy zich noch in
de oogen van haar echtgenoot, noch in eigen oogen ooit weêr
zou kunnen opheffen.
Hare droefgeestigheid wekte Clemence's verwondering op. Met
den man harer keuze getrouwd, moest de jonge vrouw volgens
hare meening reeds lang haar vroegeren blos hebben herkregen.
De lente was dat jaar bijzonder fraai; sedert het eind van
Maart had er geen storm geloeid, en de onafgebroken vriendelijke,
vroolijkc aanblik der rotssteilten en dalen viel zelfs de weinig
poëtische naturen van Champccy op.
Angélique's somberheid komt mij onnatuurlijk voor, is zij
ook ziek vraagde Clcmence op zekeren dag aan haar schoonzoon.
Ik heb u reeds gezegd, moeder, dat er in Rouaan te veel
van haar werd gevergd. Over eenigen tijd zal het wel beter
gaan.
Wantrouwend keek Clemence hem aan; reeds meermalen was
de gedachte bij haar opgekomen, dat er te Rouaan iets byzonders
moest gebeurd wezen; doch zij durfde het aan geen van beiden
rechtstreeks vragen.
Gelooft ge dat zeker? en hare stem klonk onvast.
Heel zeker, bevestigde Bonami.
Met dit antwoord moest zij zich wel te vreden stellen; doch
voortaan ging Clémence die in den beginne de jonggehuwden
niet wilde lastig vallen, eiken dag een paar uren bij Angélique
doorbrengen.
Ongelukkig bracht de zielsziekte der jonge vrouw juist meê,
dat elk liefdeblijk hare wroeging vermeerderde. Het bijzijn
harer moeder deed haar meer kwaad dan goed. Honderde malen
was zij op het punt zich aan haar moeders voeten to werpen
en haar alles te bekennen, dat zou haar bepaald verademing
brengen. Doch Marin had haar immers gezegd, dat zij hare
moeder niet met last harer schande mocht bezwaren.... Zwijgen
moest zij, altoos zwijgen.... Ja, wel deed Angélique boete.
Op zekeren avond bleef Angélique aan de waschplaats achter,
nadat de andere vrouwen reeds vertrokken waren. Zij wilde
nog eenig werk afmaken en kon dit ook doen, daar hare moeder
de huiselijke bezigheden voor haar waarnam. Terwijl eenige
rooskleurige streepen in de lucht het ondergaan der zou aankon
digden, riep eensklaps een heldere jongensstem:
Gaat naar Huibiland, menschen en ziet hoe fraai do mei
doorns bloeien!
De plek, door het kind genoemd, was als het ware met mei
doorns behangen was in de lente altoos met heerlijke geurende
bloemen getooid. Elk jaar rekenden de jongens en meisjes het
zich tot plicht de meidoorns in Huibiland te gaan aanschouwen,
die de grootste merkwaardigheid (van den geheelen omtrek
opleverden.
Eensklaps verrees voor Angélique's verbeelding de tocht het
vorige jaar daarheen gedaan, in gezelschap van mijnheer Mahaut's
dochters en verscheidene anderen.
Onder vroolijk gesnap en hartelijk lachen ging men er heen,
cn ontmoette onderweg Marin, die haar op eene bijzondere wijze
had gegroet en aangekeken.
Door een onweerstaanbaar verlangen naar vreugde gedreven,
pakte de jonge vrouw haastig het waschgoed in de korf, riep
den knaap terug, gelastte hem het goed naar huis te brengen,
en ging met vluggen tred den kant van Huibiland op.
De plek lag nog tamelijk ver af, de purperen tint verdween,
en bevreesd niet vóór de duisternis thuis te wezen, versnelde zij
Men schrijft aan de Leidsclie Crt:
„De wind is sedert lang noordoost geweest en het weer
koud met nachtvorst zooals in Maart past en niemand
reden van klagen kan geven dat het weer niet zachter is.
Maart mag gerust komen met scherp weer, na een zoo
zachte Februnri-maand, want als die koude later kwam, zij
zou veel kwaad veroorzaken. Thans zijn de knoppen der
vruchtboomen nog gesloten en de/.e beloven, zooals van
peren en appelen, heel wat bloesems. De al te vroegtijdige
groei wordt derhalve door het schrale weer, dat menigeen
niet bevalt, tegengehouden. Zoodra de wind keert, komt
er regen, ten gevolge waarvan het weer luwt. Dan springen
de knoppen der ooftboomen open en de jonge blaadjes
komen te voorschijn. Vóór April is het zaak nooit naar
groeizaamheid te verlangen, want de teleurstelling, die
daarop volgt, is niet gering."
De hoofdinhoud der acte van beschuldiging tegen
vrouw Van der Linden, de Leidsche giftmengster,, is in
ons vorig nummer medegedeeld. Uit dit uitgebreide stuk
blijkt nog, dat de misdaden met zorgvuldig overleg zijn
gepleegd.
Het gebezigde middel, zoogenaamd operment, was, blij
kens de deskundigen, een mengsel van rattenkruid en
zwavel, dat p. m. 70 pCt. arseniczuur (acidum arsenieosum)
bevatte, hetwelk door eenvoudige aanraking met water in
oplossing kwam en dan zijn giftige werking kon uitoefenen.
De hoogleeraar Van der Burg te Leiden onderzocht dit
operment en kwam tot de conclusie, dat in een zekere
hoeveelheid, welke voor 5 cents was gekocht, rattenkruid
genoeg voorhanden was circa 50 pCt. om den dood
van honderd personen te veroorzaken.
Nog dient vermeld, dat de beschuldigde, wat den moord
op Frankhuizen en zijne huisvrouw betreft, heeft getracht
op Frankhuizen een klad te werpen. Hij zou haar tot te
gemeenzamen omgang met hem verplicht hebben en uit
wraak zou zij hem hebben trachten te dooden. Maar deze
bewering wordt door niets gestaafd.
Jl. Maandag morgen is te Wageningen, althans zoo
wordt vermoed, een moord gepleegd. Een oud, alleen
wonend man, eenigszins aan verstandsverbijstering lijdende,
haar pas.
Zij scheen plotseling hare krachten terug te vinden, en liep
onvermoeid voort onder het neuriën van een rondedans, een zeer
bekend lied in die streek. Langzamerhand begon zij in de maat
te loopen en luider te zingen.
Toen haar heldere stem door de vallei werd weerkaatst, bleef
zij verwonderd staan. Zij meende voorgoed met vroolijkheid te
hebben gebroken, en ziet, daar kwamen al de liederen van het
land haar weêr op de lippen.
En waarom niet, sprak zij uitdagend en zong lustig voort.
Huibiland was weldra bereikt, en zoodra Angélique het mei
doorngordijn in 't oog kreeg, vertraagde zij haar stap.
De plek vormde een halven cirkel, zooals in heuvelachtige
streken de intrede eener vallei er dikwijls aanbiedt. Boven de
heldere beek, die met kers en riet omzoomd, de vallei besproeidp,
verhief zich het prachtige bekleedsel van geurende rooskleurige
knopjes, dat de naakte rotsen aan het oog onttrok.
Dit heerlijk schoone natuurtafereel deed de jonge vrouw ver
stommen met een gevoel van eerbied naderde zy de plek waaraan
zooveel gelukkige herinneringen waren verbonden.
Met zekere bedeesdheid naderde zy het beekje, als ware het
eene vriendin, die zij om een vriendelijken welkomsgroet smeekte
en knielde neer om de bloemblaadjes, die als fijne schelpjes op
het heldere water dreven, van naby te zien.
Plotseling kwam er beweging in het riet en op het vernemen
van een klaagtoon schrikte Angélique hevig, en vond het hoog
tijd naar het dorp terug te keeren.
Op hetzelfde oogenblik kwam haar een droef geblaat teroore;
een blik tusschen het riet werpende, werd zij een pas geboren
lammetje gewaar, dat van de rotsen tusschen de meidoorns was
gevallen.
Arm diertje, zuchtte Angélique, en nam het beestje met
moederlijke teederheid in de armen, doch op het zien van bloed
liet zij plotseling het beestje weêr vallen, en rende met een kreet
van afgrijzen naar het dorp terug. De indruk van dat bloed en
die angstkreet bleek haar te machtig; neen voor haar waren
vreugde noch vergetelheid meer weggelegd.
Tehuis komende vraagde Clémence, die zich erg ongerust
maakte over de lange af wezigheid harer dochter
Waar zijt ge zoo laat gebleven, en hoe komt ge aan dat
bloed
Stotterende beantwoordde zij deze vraag, toen Marin zijne
woning binnentrad en in den blik zijner vrouw de ijzingwekkende
herinnering las aan het verleden, dat haar geen oogenblik met
rust liet.
Al kon hij de diepte harer smart niet peillen, vervulde ze hem
met innig medelijden, en zich over zijne vrouw buigende, kuste
hij haar.
Met verwrongen gelaatstrekken was Angélique op de bank
neergevallen, doch zoodra zij den blik harer moeder opving, die
haar nauwkeurig gadesloeg, stond zy haastig op, waschte hare
handen en veranderde van boezelaar. Daarop deelde zij aan
haar echtgenoot mee, die haar blik vermeed:
De lust bekroop mij in eens de meidoorns in Huibiland te
gaan zien. Het lammetje behoort zeker aan Bónfils; als ge het
hem zegt, zal liij het wel laten halen.
Gij vergeet dat ge geen kind meer zijt, eene getrouwde
vrouw moet verstandiger wezen, kon de moeder niet nalaten te
zeggen.
Angélique liet deze vermaning onbeantwoord.
Sedert dien dag werd Angélique, in huis, aan de wasch-