HELRERSCHE
EN NIEUWED1EPËR COURANT.
ffieaws- en AdTertentieblai voor Hollands Koorderkwartier.
1885. N°. 35.
Jaargang 43.
Zondag 22 Maart.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal0.90.
franco per post 1.20.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentièn: Van 14 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
JE51 nnenlan ol.
Jl. Woensdag heeft ten Hove het diner plaats gehad
ter eere van de verloving van H. K. H. Prinses Hendrik
met Z. H. Prins Albert van Saksen-Altenburg.
H. M. de Koningin droeg een licht blauw zijden kleed
met bloemen en witte kant; om den hals droeg H. M.
een snoer paarlen, het haar met edelgesteenten getooid en
een kostbaar geschilderden waaier in de hand.
H. K. H. Prinses Hendrik had een gebloemd en^ebor-
duurd satijnen kleed aan, een prachtig collier van diamanten
om den hals en evenzoo kostbare edelgesteenten in het
kapsel.
H. M. de Koningin bood der Prinses, toen zij in de
receptiezaal verscheen, een prachtigen ruiker van witte
bloemen aan.
Het diner had plaats in de galerijzaal, welke smaakvol
met planten en bloemen was versierd.
Ter rechterzijde des Konings was H. M. de Koningin
en links H. K. H. Prinses Hendrik gezetennaast de
Koningin zat de Erfgroothertog van Oldenburg en naast
Prinses Hendrik haar verloofde.
De Koninklijke Militaire Kapel voerde gedurende den
maaltijd een programma uit.
HH. MM. onderhielden zich gedurende het diner met
verschillende genoodigden, maar inzonderheid met Hunne
Vorstelijke gasten.
Tijdens het verblijf van HH. MM. den Koning en
de Koningin in de hoofdstad zal het prinsesje in de residentie
blijven, doch daags voor het vertrek van HH. MM. naar
het Loo, naar Amsterdam vertrekken om van daar met
haar vorstelijke ouders naar het Loo te gaan.
De St. Ct. bevat de uitkomsten van een vergelijkend
onderzoek naar de visscherij op de Zuiderzee met den
wonderkuil en met de haringschakels, ingesteld door een
commissie uit het college voor de zeevisscherijen.
In de verkregen uitkomsten heeft de Commissie geen
enkele aanleiding kunnen vinden aan het college voorstellen
te doen tot wijziging, van art. 8 der wet van 21 Juni 1881
(Staatsblad no. 76).
Te Tuijenhorn (gem. Haringkarspel) is jl. Woensdag
avond een tienjarig meisje, eenig dochtertje, in het water
geraakt. Ofschoon zoo spoedig mogelijk geneeskundige
hulp werd ingeroepen, mocht het niet meer gelukken de
levensgeesten der drenkelinge op te wekken.
21)
ANGELIQUE.
Door HENRI GRÉVILLE.
(Slot.)
Toen Marin den volgenden morgen ontwaakte, viel de regen
by stroomen neder; dit bracht hem het gebeurde van den vorigen
dag weer te binnen, en ongerust keerde bij zich naar Angélique.
Zij sliep met den mond open, het gelaat zag vuurrood en 3e
ademhaling was gejaagd.
Tegelijk sloeg zy de oogen op en zeide met heesche stem
Ik heb dorst.
Hy gaf haar dadelijk te drinken, doch nadat zij even de lippen
aan het glas had gebracht, stiet zij het terug, zeggende: Bitter,
bitter
Verwonderd proefde Marin het water en vond er volstrekt
geen vreemden smaak aan; doch eer hij zijne bevinding aan
Angélique kon meedeelen, was zij alweer ingeslapen.
Haastig ging Marin naar Clémence.
De zee heeft haar zeker kwaad gedaan, eindigde Marin na
het voorgevallene te hebben meegedeeld.
Best mogelijk.
En zonder meer volgde zij haar schoonzoon.
In dien tusschentijd was Angélique ontwaakt en glimlachte hen
bij het binnentreden toe.
Maar zij ziet er juist bijzonder goed uit, verzekerde Clé
mence.
Ik wilde opstaan doch kon mij niet oprichten, deelde de
jonge vrouw met eene buitengewone tevreden uitdrukking mee.
Het is zeker nog het gevolg van gisteren, maar het zal wel
spoedig overgaan.
Daar de regen Marin belette op het land te gaan werken bleef
hy zijne vrouw gezelschap houden, en gaf haar van tijd tot tijd
een innigen handdruk. Zij keken elkaar hoogst gelukkig aan en
voelden geen behoefte aan woorden. Hadden zij elkaar den vorigen
avond op het rotsblok, getuige van hun eersten eed, niet alles
Doch Clémence maakte zich bezorgd over hare dochter, en
keerde eerst 's avonds op aandringen van Marin huiswaarts;
volgens hem bestond er geene reden tot ongerustheid. Met dit
al had Angélique het klaarblijkelijk zeer benauwd, hoewel zij
beweerde zich in langen tijd niet zoo gezond en gelukkig te
hebben gevoeld
Niettemin, ■begon zij in den nacht te ijlen, en waande zich in
de dagen harer kindschheid terug.
Hevig geschrikt ging Marin in den vroegen morgen mynheer
Mahaut halen.
Ga dadelijk om den dokter, zeide deze. Ik heb er niet
veel verstand van, maar dit gelijkt veel op eene longontsteking,
en over dergelijke ziekten behoort een dokter geraadpleegd te
worden.
Getroffen door den waarschuwenden toon waarop deze woorden
werden geuit, zeide Angélique:
Zoodra de dokter er geweest is, wilt u dan terugkomen
mynheer
Zeker, lief kind, als je dat genoegen kan doen.
Zelfs heel veel.
De Rotterdamsche Passage-Maatschappij kan over
1884 een dividend uitkeeren van 5 pCt.
De Arrondissementsrechtbank te 's Hage heeft Graaf
van Limburg Stirum Jr. met vrijspraak van het toebrengen
van vuistslagen, ter zake van de op den persoon M. d. H.,
gepleegde moedwillige verwonding met aanneming van
verzachtende omstandigheden, gelegen in beleedigende
artikelen tegen bekl's vader in het blad „Argus," veroor
deeld tot eene cillulaire gevangenisstraf van 15 dagen en
f 8 boete.
Jl. Donderdag herdacht Jacob Hobein den dag,
waarop hij vóór 54 jaren, tijdens den Belgischen opstand,
moedig 's lands vlag redde uit de handen der muiters,
waarvoor hem bij 's Konings besluit de Militaire Willems
orde werd toegekend.
De heldhaftige man, thans gepensionneerd onderofficier
der Marine, tevens broeder in de Orde van den Neder-
landschen Leeuw, is nog frisch en gezond en woont te
Vlissingen.
Te Grootebroek is door den architect K. Swager-
man Gz., van Bovenkarspel, aanbesteed: het gedeeltelijk
afbreken, het restaureeren van het bestaan blijvende en
het weder opbouwen van den afgebranden toren bij de
kerk der Hervormde gemeente te Grootebroek. Er waren
16 inschrijvers; laagste was de heer H. Vollewensch, te
Hoorn, ad f 12,360, wien het werk is gegund.
Een ridder der Militaire Willemsorde, die geen officier
is, vraagt in de N. R. Ct. of de oproeping tot feestviering die
dezer dagen j,n de bladen stond, alleen gericht is tot officie
ren, ridders aier orde, of dat het de bedoeling is ook hen,
die in lager rang liet eereteeken verwierven, in de gelegen
heid te stellen mede aan te zitten. De bedoeling is inderdaad,
zooals duidelijk in de oproeping gezegd is, alle officieren
tot een bijeenkomst uit. te noodigen. Het is ondoenlijk alle
gedecoreerde burgers, onderofficieren, soldaten en matrozen
tot een feestviering bijeen te brengen; en het is ook de
vraag, of alle gedecoreerden dat zouden wenschen. Van
krenking van onderofficieren en minderen, zooals de N. R.
Ct, dat uitdrukt, is dan ook geene sprake. (Het Vad.)
Te Amsterdam heeft een onbekende, niet lang, doch
tamelijk gezet, met een donker uiterlijk en kneveltje, een
demi-saison gekocht en dien betaald met een bon voor 40
sigaren in den vorm van een bankbiljet. De winkelier is
er ingeloopen.
De dokter kwam en bevestigde mynheer Mahaut's vermoeden
hij vond Angélique zwaar ziek en schreef haar de noodige mid
delen voor.
Na hot vertrek van den dokter, zond Angélique hare moeder
onder het een of ander voorwendsel de kamer uit en wenkte haar
echtgenoot.
Ik ben erg ziek, niet waar? vraagde zij met die uitdrukking
van geluk en vertrouwen, die haar sedert het verlaten van het
rotsblok was bijgebleven.
Ziek, zijt ge zeker! bekende de arme Marin. De dokter
had hem op 't hart gedrukt de zieke niet met haar bedenkelijken
toestand bekend te maken, doch hij, die nooit eene onwaarheid
kon zeggen, wist geen uitvlucht te bedenken.
Welnu, ik moet mijnheer Mahaut zien en alleen met hem
spreken.
Alweer een geheim? zuchtte Marin met gefronste wenk
brauwen.
Neen, wanneer ik zeg alleen, meen ik, dat gij er bij moogt
blijven. Doch ga spoedig mijnheer Mahaut halen.
Marin vertrok en keerde een kwartier later met den waardigen
burgemeester terug.
Wel, Angélique, wat kan ik voor je doen? vraagde hij op
den ouden vertrouwelijken toon van vroeger, zoodra zijn oog viel
op het gezichtje waaraan de koortsachtige gloed het kinderlijke
en aanvallige van voorheen had weergegeven.
Ik heb u iets op te biechten, mijnheer, en verzoek u daarom
naast mij plaats te nemen.
Bewogen ging mijnheer Mahaut vlak bij het hoofdeneinde zitten,
terwijl Marin voor het bed bleef staan.
Met heldere stem, niettegenstaande haar hijgen, begon zij met
hare blauwe oogen op den burgemeester gevestigd:
U weet, mijnheer, dat ik door uwe vriendelijke tusschen-
komst te Rouaan werd geplaatst?
Een bevestigend knikken was zijn antwoord.
Ik weet niet of u het ongeluk hebt vernomen, gebeurd in
het huis, waar u mij had geplaatst.
Dat heb ik, en tevens, dat gij werd aangeklaagd, doch later
vrijgesproken, omdat de gedachte je voor schuldig te houden,
allerongerijmdst was. Verlangdet gij mij dit mee te doelen?
Onder het spreken van den burgemeester was Angélique beur
telings rood en bleek geworden. Zoodra hij zweeg wierp zij op
haar echtgenoot een smeekenden, vragenden blik, dien hij met
een teeken van toestemming beantwoordde. Hij mocht haar de
bevrediging van haar onuitgesproken verlangen niet ontzeggen,
te meer daar hij beter wist dan zij zeiven in welken toestand zij
verkeerde.
Ik ga sterven, mynheer de burgemeester, en de toon klonk
ernstig, doch ik betreur het niet, want na hetgeen ik u nu ga
bekennen, zult u mij zeker heel slecht vinden.... De misdadiger
werd niet ontdekt, wel?
Neen, wat verder?
Die was ik! en doodsbleek viel Angélique in de kussens
terug.
Gijkreet mijnheer Mahaut onzet.
Ja, mijnheer de burgemeester, ik!
Groote GodEn waarom dat Hoe kwaamt gij tot zoo
iets, gy, nog slechts een kind....
De Unie, vereeniging tot opwekking van staatkundig
leven en bevordering van maatschappelijke belangen te
Amsterdam, heeft plan ter verspreiding van meer kennis
van onze staatsinstellingen een cursus te houden. De
volgende punten zijn vastgesteld:
I. Er wordt van wege de Unie gelegenheid gegeven
tot het ontvangen van onderwijs in de kennis der maat
schappij en van den staat der Nederlanden,
II. Het onderwijs zal niet dienstbaar gemaakt worden
aan de belangen van een bepaalde staatkundige partij maar
alleen strekken tot het verspreiden van staatkundige kennis,
om daardoor een gezond burgerschapsleven op te wekken.
III. Het onderwijs omvat de staathuishoudkunde en de
staatsinrichting van Nederland en de koloniën in verband
met de geschiedenis van den laatsten tijd.
Het Panopticum te Amsterdam werd in 1884 bezocht
door 125,000 personen, waarvan 60,000 tegen halve entree.
De winst beliep f 23,030, die grootendeels werd gereser
veerd, zoodat slechts 1 pCt. dividend wordt uitgekeerd.
De Etoile deelt mede, dat de vader van Jeanne
Lorelte buiten haar nog 3 kinderen heeft, twee dochters
en een zoon. Jeanne is 8 Juni 1864 geboren. Haarvader
is mr. slotenmaker en was vroeger niet onbemiddeld. In
de laatste jaren had hij echter vrij wat verliezen geleden
en had hij de meeste van zijn bezittingen moeten verkoopen
De familie Lorette geniet te Molenbeek (hij Brussel) de
algemeene achting en het was bij een achtenswaardige
familie te Brussel, waar Jeanne pianolessen gaf, dat de
Japansche diplomaat haar leerde kennen. In het begin
kwam hij wel bij haar vader aan huis en in de buurt
ging het gerucht, dat Jeanne met een Hollander zou gaan
trouwen.
De Haagsche Courant, zegt, dat de handigheid van de
Brusselsche schoone om met vuurwapenen om te gaan,
zich wel laat verklaren. i>en revolver met acht schoten
was reeds geruimen tijd in haar bezit, lang voordat de
voor haar verpletterende tijding van het vertrek des heeren
Sakurada haar bekend was. Zijn wij wel ingelicht, dan
had zij deze revolver met munitie zelfs van haar minnaar
ten geschenke ontvangen met het oog op de eenzaamheid
der woning, in verband met het feit, dat de bewoners
's nachts meermalen in hun rust werden gekweld door
geraas en gebons op de huisdeur.
Aan een vrouw die vroeger bij haar werkte, moet zij op
Met den koortsgloed in de oogen zag zij haar man geruststel
lend aanneen, een gedeelte van het geheim zou niet geopenbaard
worden.
Zij had mij verwijten gedaan, ik was trotsch en opvliegend
en in mijn blinden toorn bracht ik haar een slag toe. Sedert
dat oogenblik, mijnheer de burgemeester, heb ik geen rust meer
gekend.
Waarom bekent ge mij dat? Daar men je op vrije voeten
heeft gelaten, hadt ge de zaak geheim kunnen houden.
U hebt gelijk, mynheer de burgemeester. Doch het gebeurd
soms, zooals ik het ten minste in boeken heb gelezen, dat on-
schuldigen worden veroordeeld.
Als iemand nu eens werd verdacht van de misdaad door mij
begaan en ik er niet meer was om het geheim te openbaren, dan
zoudt u de onschuldige recht laten wedervaren, dacht ik.
Verstomd over hetgeen hem werd opgebiecht, en toch meteen
gevoel van bewondering voor de jonge vrouw, zeide nu de burge
meester
Dit geldt dus voor eene bekentenis; wenscht ge die ook te
onderteekenen
Dat zou mij rust geven mynheer. Alleen verzoek ik u
nog met niemand over het geval te spreken, ter wille van Marin,
want als de schande op hera mocht neerkomen, zou dat waarlijk
onverdiend zyn.
Op dat punt kunt ge volkomen gerust wezen. Wist gij
het? vraagde mynheer Mahaut zich tot Marin keerende.
Zij wilde mijne vrouw niet worden aleer zij mij alles had
De burgemeester was opgestaan en de jeugdige misdadigster
beschouwende, op wier gelaat de kalmte was weergekeerd, en
wier lieve oogen zoo vertrouwend tot hem opzagen, bracht hij
door een onweerstaanbaar gevoel gedrongen, de hand op het
brandende voorhoofd der jonge vrouw en zeide met innige over
tuiging:
Arm kind, groot was uw schuld, maar zwaar hebt gc geboet.
O, zeker, antwoordde zij eenvoudig. Er zijn veel zwaardere
dingen in het leven te dragen dan ziekte of dood.
Den volgenden morgen vroeg bracht mynheer Mahaut aan de
jonge vrouw hare raedcdeeling in korte bewoordingen vervat.
Met vaste hand onderteekende zij hare bekentenis en daaronder
zette Marin zijn naam, doch in zijne hand beefde de pen.
En nu ge vrede met uw geweten hebt besloten, zullen wij
trachten u beter te maken, sprak mynheer Mahaut.
Dit zal wezen zooals de goede God het wil, antwoordde
Angélique.
Zij voelde hare krachten wegzinken; in dat lichaam door ver
driet gesloopt, had de ziekte vrij spel". Wanneer zy sliep, be
schouwde Marin haar met somberen blik, doch zoodra zij de
oogen tot hem opsloeg, plooide hij zijn gelaat tot een glimlach.
Aan den avond van den vierden dag wenkte zij hem naderbij
te komen.
Gelooft ge, dat wij voortaan heel gelukkig zouden geweest
zijn? fluisterde zy.
Ol Zeker! heel gelukkig!
Daarin vergist ge u; doch op dit oogenblik zijn wij heel
gelukkig, omdat ik je ga verlaten; maar als ik beter was
geworden, zou ons weer hetzelfde lot wachten als vroeger. Wy