HELDERSfHE EN NIEIIWEDIEPER COURA\T. Niems- en Advertentieblad Toor Hollands Noorderkwartier. 1885. N°. 36. Woensdag 25 Maart. Jaargang 43. Uitgever A. A. BAKKER Cz. BEKENDMAKING. POSTKANTOOR HELDER. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90. franco per post 1.20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Ad rerten tiénVan 14 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. De BURGEMEESTER der gemeente Helder maakt bekend, dat wegens het maken van een noodbrug over de Molenvaart bij de Gasfabriek, de passage voor rijtuigen over die vaart Donderdag en Vrijdag den 26 en 27 Maart gestremd zal zijn. Helder, 23 Maart 1885. De Burgemeester voornoemd STAKMAN BOSSE. Lijst der brieven, geadresseerd aan onbekenden, gedurende de tweede helft der maand Januari. Namen der geadresseerden. Plaatsen van bestemming. Mej. P. v. d. BergAmsterdam. T. F. Moll t G. Barendse Mej. S. Ebbencoff F. Fakhol F. Muller Mej. A. v. Velzen E. Van der Meulen Aals's Hage. L. JanssenHelder. P. v. d. Bosch Brief kaarten P. J. v. d. BergAmsterdam. Verzonden geweest naar Oost-Indië D. SmitBatavia. Blnnenlan cL. In een artikel met het opschrift ,,'s Lands eer" beweert het Hld., dat de Kamer eene als Rijks-subsidie gevraagde som van b. v. f 75,000 voor de Anlwerpsche Tentoonstelling behoort toe te staan, de helft van wat in December werd geweigerd, daaronder begrepen f 20,000 voor de inzendingen, die van den Staat zelf komen. Daarin ligt geenszins de verplichting opgesloten om in het ver volg voor alle mogelijke tentoonstellingen hetzelfde te doen. Evenmin ligt in den toestand der schatkist een afdoend EEN NOORSCHE GESCHIEDENIS, door JONAS LIE. Het was een heldere, koude namiddag in het fjelddorp, indien wy aan eenige verspreid liggende huizen en hoeven dien naam kunnen geven. De blauwe lucht, zachtrood getint, scheen op de scherpe kammen, bergkloven en toppen te rusten, welke als eene reeks reusachtige sneeuwtorens aan den horizon uitkwamen. De wegen en paden, tnsschen witte wanden besloten, slingerden al glooiend op het zoogenaamde dorp toe, werden al enger en enger en schenen hier en daar geheel door de sneeuw versperd. De sneeuw was dit jaar laat gekomen, maar lag nu dan ook bij het begin van wintermaand zóó zwaar op denne- en pijn- boomen, dat stam en tak er onder gebukt gingen. De berken- boschjes stonden tot aan de takken in de sneeuw, de kleine groepen met lei gedekte huizen lagen half onder de sneeuw begraven en ingevroren. De paden, die naar de hofsteden geleidden, geleken zoovele holle wegen, waar hier en daar posten van hekken en heiningen als masten van gezonken booten uitstaken. De sneeuwploeg had den grooten weg begaanbaar gemaakt, en op het steile, met roode pannen bedekte dak van het huis, waarin de commandant der compagnie woonde, was men bezig, de groote ijskegels los te maken, die aan de goot hingen. Het commandantshuis kwam boven de andere woningen in den omtrek uit. Het was niet geschilderd, en volgens militaire voorschriften opgetrokken zooals de meeste van die soort eene halve eeuw geleden. Het omgewaaide staketsel van den tuin lag onder eene hard bevroren sneeuwkorst, welke bijna tot onder de vensters sporen vertoonden van kindersleden en schaatsen. Scheen de zon, dan zag men in den noordenwind den waterdamp opstijgen. Het was dezelfde koude, onaangename noordenwind, die, telkens als de tuindeur openging, eene andere deed openspringen, en als deze niet dadelyk gesloten werd, weer een andere deed opengaan en dan zag men den kapitein driftig uit het kantoor stuiven en hoorde men hem huiderend vragen, wie het eerst en wie het laatst was binnengekomen. Hij kon niet begrijpen, waarom men de deur niet dichthield, olschoon de reden niet ver te zoeken was het slot was oud en de kapitein zag tegen de kosten van een nieuw op. In de zitkamer, tusschen de sofa en de kachel, zat de vrouw van den kapitein, in eene oude bruine japon van eenvoudige stof gekleed, te naaien. Het was eene groote, stijve gestalte met een sprekend, maar mager, vervallen aangezicht, dat op het oogen- blik de uitdrukking had van ernstige bezorgdheid over de oplossing van een moeilijk vraagstuk het zetten van eene nieuwe houd bare lap in de broek van haar zoon Jurgen. Zij maakte zich den tyd ten nutte, dat Jaeger op het kantoor en de kinderen naar de post waren, om met haar werk gereed te komen: want van den morgen tot den avond was zy in de weer gelyk Let paard in den tredmolen. Het met paarlemoer en verschillende kostbare houtsoorten inge legde werktafeltje, dat opengeslagen voor haar stond, was zeker een familie-stuk; het deed in ouderwetschheid en versletenheid ee^igszi.is aan haar zelve denken en paste in elk geval noch bij den bouwvalligen leuningstoel met hooge en lederen zitting, waarin zij zat, noch bij de lange sofa, met groene eigengebreide stof van half w half linnen overtrokken, welke aan den wand stond, e ',aam en verlaten als de bruine, smalle klaptafel met neergeab en vlerken tusschen de beide venBters. bezwaar. Het is enkel de vraag: Is er een landsbelang mede gemoeid, dat een matig subsidie wordt toegekend, waarover de Nederlandsche hoofdcommissaris, die nog in functie is gebleven, kan beschikken ten behoeve der Nederlandsche inzendingen? 's Lands eer, 's lands waar digheid is er mede gemoeid. De Nederlandsche inzenders der Antwerpsche tentoonstelling blijven anders geheel aan eigene krachten overgelaten; zij moeten dus maar zien, hoe zich te redden en hoe onder ongunstige voorwaarden mede te dingen. Eene behoorlijke versiering van de zamen ingenomen plaatsruimte moet dan achterwege blijven. Aan gezamenlijke behartiging hunner belangen op de tentoon- valt niet te denken, of ze moeten zich nieuwe opofferingen getroosten. De bewaking der inzendingen blijft aan eiken inzender overgelaten. Aanwijzing van Nederlandsche jury leden is niet te verwachten, althans heeft weinig kans van slagen, daar de Belgische Regeering niet ligt andere jury leden zal toelaten dan die welke door de Nederlandsche Regeering zijn benoemd. En wie zal de reis- en verblijf kosten der juryleden dragen? Een vreemdeling, die de tentoonstelling bezoekt en in de Nederlandsche afdeeling komt, zal dan niet zonder verbazing die „tentoonstelling van armoede" aanschouwen. Of de duizenden Nederlanders, die de tentoonstelling zullen bezoeken, als zij dergelijke opmerkingen hebben aan te hooren, zich dan bijzonder trotsch zullen gevoelen op hun land en de wijsheid der in Den Haag beschreven vaderen zullen zegenen? Het Hld. is er zeker van, dat, als een lid der Tweede Kamer, die tot afstemming der bijdrage heeft medegewerkt, te Ant werpen komt en geroepen wordt om een vreemdeling de uitlegging te geven van zijne houding, hij zich niet bijzonder op zijn gemak zal gevoelen. Zorg voor 's lands waardig heid, voor de eer der natie, voor hare goede betrekkingen met de naburen, dat is nog iets meer waard dan f75,000. In de Nieuwe Gorinchemsche Courant komt een zeer interessant lijstje voor, waarbij de melkverkoopers te Gorinchem leelijk aan de kaak worden gesteld. Het bevat 't verslag door den gemeente-scheikundige aldaar van zijn onderzoek der melk en is door B. en VV. als bekendmaking geplaatst De bruine kast met haar vier rechte pooten aan den anderen wand, waarop een stapel papieren, boeken, hoeden, petten en een verrekijker verspreid lagen, was een oud klavier, dat mevrouw uit de nalatenschap van het ouderlijk huis met veel moeite naar het fjelddorp had laten vervoeren, en waarop zij trouw hare kinderen dezelfde stukken had leeren spelen, die zij zelve kende. De verbazend groote huiskamer met de naakte houten wanden, den ongeschilderden, met zand bestrooiden vloer en de kleine ruiten met korte, in het midden vastgemaakte gordijnen, was uiterst spaarzaam gemeubileerd; de stoelen stonden eene halve mijl van elkander en het geheel zag er tamelijk goed uit, zooals in het vierde tiental jaren onzer eeuw geen zeldzaamheid was in de woningen der ambtenaren in deze streken. In het midden van den binnenwand, voor den grooten witten brandmuur, rees de ouderwetsche kachel met haar stempel van de ijzergieterij te Najs op als een geweldige reus in gezelschap van de ongefatsoeneerde houtwanden. Er was niets minder dan zulk eene ijzermassa toe noodig, om het vertrek te verwarmen, en in het bosch, dat by de commandants-woning behoorde, was hout genoeg. Mevrouw had, na de regelen der hoogere verstelkunst ter zijde gezet te hebben, eene groote lap, die alle ongerechtigheden bedekte aangebracht en naaide nu ijverig door. De namiddagzon wierp nog maar zwak haar bleekgeel schijnsel naar binnen; het was zoo stil in het vertrek, dat hare bewegingen bij het naaien bijna hoorbaar waren en een klosje dat op den grond viel haast een echo verwekte. Op eens richtte zij zich op als een militair op het appèl en gaf acht. Zij hoorde de haastige, zware voetstappen van haar man op de trap. Stond de gangdeur weer open? Kapitein Jeager, een rood, rond en welgedaan man in ver sleten uniformjas, kwam hijgende binnen met de nog vochtige ganzeschacht in den mond; hij liep dadelijk op het venster toe. Mevrouw naaide al door, zij wilde geen tijd laten verloren gaan en tegelijk eene afwachtende houding aannemen tegen het geen komen kon. Hij ademde op de bevroren ruit, om het doorzichtige gedeelte er van te vergrooten. „Gy zult zien dat de post wat gebracht heeft! De kinderen loopen om het hardst en laten Jurgen met de slee in den steek. De naainaald werd al haastiger in hare bewegingen. „Zie eens, hoe ze loopen!... Thinka en Thea. Maar Inger- Johanna, zie eens, hoe zij de voeten zet... Het is alsof zij danst. Zy wil het eerst hier zijn en dat zal zij, daar ben ik zeker van. Het is toch eene knappe meid, ma nu, dat zegt een ieder.... Maar zie toch eens, hoe zij Thinka vooruit snelt... zie dan toch eens, ma!" Maar „ma" veranderde niet van houding. De naald bewoog zich met zenuwachtige gejaagdheid, als om strijd met de vlugge voeten der kinderen. Zij wilde met haar verstelwerk gereed zijn, voor zij binnen kwamen; en de zon verdween juist achter de fjeld-kam; het was kort dag in het hoogland. In twee, drie treden was men de stoep op en de deur ging open. Juist Inger-Johanna was de eerste. Zy stoof naar binnen met opgeslagen, besneeuwden mantel. Zij had het lint van haar kap op de stoep losgemaakt, zoodat het zwarte haar in dartele lokken over het aangezicht viel. Naar den adem hijgende, wierp zy de gebloemde wollen handschoenen op een stoel. Zy stond een oogenblik stil, voor zy tot adem Van de 14 melkverkoopers hebben twaalf de melk ver- valscht, zooals uit het onderzoek van den scheikundige, in 1885 gesteld, blijkt. De vervalsching wisselt af van 3°/0 tot 33°/0 water. Opmerkelijk is "o. a.^dat bij het onderzoek bij een melk- verkooper in 1884 ingesteld, de melk onvervalscbt was en bij dat van dit jaar 10°/o water werd gevonden, en nog zonderlinger bij een, wiens melk men bij het onderzoek op 26 November 1884 onvervalscbt en bij dat op 27 Nov. van datzelfde jaar, dus één dag later, met 9°/0 water ver mengd vond. Doch het opmerkelijkst van alles is wel dat geen der personen die in 1884 op vervalsching werden betrapt, door het onderzoek schijnen bekeerd, daar deze allen op de lijst van 1885 weer als vervalsckers moesten te boek gesteld worden. Het hoofdbestuur der Nederlandsche Vereeniging tot afschaffing van sterken drank heeft aan de Tweede Kamer het verzoek gedaan, het aanhangig drankwet-voor stel niet aan te nemen, tenzij met volkomen behoud van de hoofdbeginselen, diq den grondslag, ja het levensbe ginsel uitmaken der wet van 1881een wet die, na jaren lang strijdens, eindelijk na een zeer ernstig debat van 14 dagen in de zitting van 24 Mei 1881, met 69 tegen 7 stemmen tot stand is gekomen. „Gij kunt, gij moogt, niet prijsgeven, roept het hoofd bestuur den Kamerleden toe, wat gij op dit gebied nog pas vóór een viertal jaren, na voorafgaand ernstig beraad, als volksvertegenwoordiging met schier algemeene stemmen tot wet hebt verheven." De hoofdcommissaris van politie te 's Hage bericht, dat van de bemanning van visschersschepen van Ostende, die aldaar verleden week voor den vrederechter terecht stonden, beschuldigd van het vernielen van haringnetten van Scheveningsche visschers, de schippers of kommandanten jl. Donderdag zijn veroordeeld tot geldboeten. Deze zijn dus voor de gcheele bemanning, die gedagvaard was, ver antwoordelijk gesteld. De heer J. F. Akkerboom, lid van den Gemeenteraad van Edam heeft aan de Tweede Kamer alsmede aan de Re geering, een schrijven gericht, waarin hij met nadruk opkomt kon komen, streek het haar onder de kap en sprak: „Een forbudsbr\QÏ]& om skyds op het station voor kapitein Rónnow en luitenant Mein! Het paard moet morgen ochtend om zes uur op Gilje voor zijn. Zoo staat er. Zy komen hier!" „Rónnow... ma!" riep de kapitein verrast; het was een van zijn kameraden uit zijne jeugd. Nu stormden ook de anderen naar binnen met het bericht. Het bleeke, scherp geteekende aangezicht van de kapiteinsvrouw met het zwarte haar glad over de wangen voor de muts gestreken, kreeg eene peinzende, bezorgde uitdrukking... Zou het kalfsgebraad er aan moeten, dat zij voor den proost bewaard had, of het speenvarkentje.... maar het laatste was nog zoo mager! „Wel, wel gij zult zien, dat men hem in Stockholm wil hebben," hervatte de kapitein, terwijl hij in gedachten verdiept, op de vensterbank trommelde, „misschien adjudant... Ik dacht het wel, dat men hem niet in het Westland zou laten liggen. Toen de prins in het kamp zoo gretig luisterde naar zijne roover- geschiedenissen, zei ik al tegen hem? „Rónnow, je fortuin is gemaakt, maar wacht je voor den generaal, hij heeft een fijnen neus!" „Loop heen, dat glijdt naar beneden als paardevoer," meende hij. En het ziet er wel naar uit... jongste kapitein!" „De prins!"... Mevrouw was juist met haar werk gereed ge komen en stond haastig op. Haar leverbruin mager aangezicht met een weinig gebogen neus kreeg een vastberaden uitdruk king zij had haar besluit genomen, het gemeste kalf zou het offer zijn. „Inger-Johanna, zorg, dat vader zijne zondagsche pruik opkrijgt," sprak zij gejaagd en spoedde zich naar de keuken. De kachel in de ontvangkamer was weldra met hout volgepakt en stond gloeiend; ze was niet gebruikt sedert het voorjaar en walmde nu zoo, dat men bij zeventien graden vorst deuren en ramen moest openzetten. Ola, gewoonlijk Groot-Ola genoemd, de knecht, had het druk met armen vol brandhout in de keuken te brengen en daarna met sneeuw aan den borstel de oude uniformjas van den kapitein zoo goed mogelijk te reinigen, De logeerkamer werd in orde gebrachthet knappend vuur in de dunne kachel deed de vliegen aan de zoldering ontwaken, terwijl het paneel voor den brandmuur weldra eene verflucht verspreidde. Het haar van Jurgen werd met water in de krul gezet, de meisjes deden schoone boezelaars voor, want zij moesten de gasten begroeten en verder fldibussen maken. Men keek uit, zoolang de schemering het toeliet, zoowel van de boven- als de beneden-verdieping, terwijl Ola, de spitse muts met kwast op het hoofd, in de weer was, de sneeuw voor den oprit en de stoep weg te ruimen. En nu het was donker geworden luisterden de kinderen met kloppend hart naar het zwakste geluid, dat van den weg kwam. Al hunne gedachten waren bij de vreemde, verwijderde wereld, die zoo zelden tot hen kwam, maar waarvan zij zooveel gehoord hadden, dat hun grootsch en sprookjesachtig voorkwam. Thinka hoorde de bellen. Neen zij vergiste zich zeker. Reeds was men het hierover tamelijk eens, toen Inger-Johanna, die in het donker bij een raam stond, dat zij op een kier hield, uitriep: „Daar zijn ze toch!" En zoo was het. Men kon de bellen der slede hooren, telkens In Noorwegen zijn op bepaalde plaatsen voor de reizigers paard en voertuig (skyds), natunrlijk tegen betaling, beschikbaar. Om geen vertraging te ondervinden, geeft de reiziger van te voren (per forbud) kennis van den tijd, waarop hy meent aan te komen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1885 | | pagina 1