HELDERSCHE EN NIEUWED1EPER COURANT. Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. 1885. N°. 44. Zondag- 12 April. Jaargang 43. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zuterdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90. franco per post 1.20. Uitgever A. A. BAKKER Cz. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Grootc letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. Hlnnenlaxia. De vergadering van bereiders ;en van verkoopers van natuurboter jl. Donderdag te Amsterdam gehouden werd door ongeveer 60 personen bijgewoond. Besloten werd tot oprichting eener Vereeniging tot bestrijding van knoeierijen in den boterhandel. Een concept-ontwerp der statuten werd na kort debat met geringe wijzigingen vastgesteld. Door het voorloopig comité werd meégedeeld dat meer dan 500 blijken van instemming met het beoogde doel waren ingekomen. De contributie der leden werd vastgesteld op 50 centen, die der begunstigers f 2.50 "s jaars en bepaald, dat het bestuur zal bestaan uit negen leden. De Vereeniging is gevestigd te Amsterdam en opgericht voor 29 jaren. Het bestuur is samengesteld uit de hh.de Burgemeester van Zijpe, De Kuyser te Delft, Wijsman te Amsterdam, Buis te Schagen, Rinkes Borger te Leiden, Lugard te Deventer, Halbertsma te Sneek, Ruyl te Kampen en Has- selman te Zoelen. Naar het Bat. Hld. verneemt, zou de oorzaak waarom de gouverneur van Atjeh de opheffing der tegenwoordige blokkade heeft voorgesteld, gelegen zijn in het feit, dat de aanhalingen, door onze Marineschepen tot dusver gedaan, in geen de minste verhouding staan tot de kosten, die zeer beduidend te noemen zijn en bovendien door het handhaven der blokkade ons gezag op Atjeh toch niet hechter wordt bevestigd. Is de Indische Regeering het ten deze eens met den civielen en militairen gouverneur van Atjeh, dan zal de opheffing der blokkade wel spoedig worden afge kondigd en onze Marine de handen weer wat vrijer krijgen. Blijkens ingekomen ambtsberichten zijn gedurende de maand Maart bij twee veehouders buiten den afgesloten kring van het spoelingsdistrict twee gevallen van longziekte waargenomen, één te Hillegersbcrg, het andere te Roosteren. Binnen dien kring zijn drie gevallen in de gemeenten Schiedam, Delftshaven en Overschie, bij drie veehouders waargenomen. Gedurende voormeld tijdperk werd afmaking bevolen van 69 verdachte runderen buiten den afgesloten kring van het spoelingsdistrict, waarvan 15 longziek bleken te zijn, en van 47 binnen dien kring, waarvan 2 door de longziekte waren aangetast. 9> EEN N00RSCHE GESCHIEDENIS, door JONAS LIE. Ma klemde hare lippen samen en keek donker, maar het was onmiddelyk over. „Mij dunkt, wij kunnen wel een weinig uitzuinigen op het '•ek en de boter; wy kunnen wat sterker zouten, zooals velen i en wanneer wij dan het varken de hammen, bedoel ik xrlêe »n Christiania laten verkoopen, dan komen wij weer aan d^jPéldanders zou ik geen raad weten. Maar in de eerste plaats, Jaeger, moet gij dadelyk met het geld naar de post; ze moeten weten, dat gij goed voor uw geld zijt." De kapitein stond op, hij scheen het benauwd te hebben. „Tien... en vijf is vijftien... en drie is achttien" hij telde dat geld uit de lade van den lessenaar „dat geld zien wij nooit terug... Waar is de schaar? de schaar, zeg ik." Hy begon uit een stuk grijs papier, dat tot omslag van een dienstbrief gediend had, een couvert voor den geldbrief te knippen. „Uwe jas en sjerp liggen hier by de kachel," zeide ma, toen zy weer binnenkwam. „Daar! doe het lak en het cachet in mijn zijzak, ik mocht het anders eens vergeten en dan zou ik voor de verzegeling ook nog moeten betalen!" De booze luim was van den kapitein als weggevaagd, toen hij in aller ijl van het postkantoor terugkwam. Hij had er een brief gevonden van Inger-Johanna en was dadelijk begonnen, dien in te kijken; maar het was reeds te donker om te lezen. In een wip had hij zijne jas uit en begon nog met de pet op het hoofd haastig verder te lezen bij de pas opgestoken kaars. „Ma, ma! vraag of ma dadelyk binnenkomt en nog een kaars!" Hy kon niet meer zien, want de pit dreigde in het vet te stikken en hy moest dus wachten, tot de pit de overhand op het vet behaalde. Ma kwam binnen; zy stroopte de mouwen naar omlaag, want zy was aan het bakken. „„Dat zulk een bal niet langer kan duren! Tante wil gaarne eene van de eerste zijn, die vertrekken, zoodat ik in den cótillon steeds in angst verkeer, dat zij om de slede zal vragen. Zitten wij goed en wel in het rytuig, dan wordt ik uitgevraagd; maar nu drukker dan de eerste malen, toen ik onder het naar huis rijden honderd uit babbelde. Gisteren was ik op mijn zevende bal en reeds geengageerd voor een groot gedeelte van mijn negende, dat, zooals ik hoop, dezen winter niet mijn laatste zal zyn (vyfmaal heb ik een bal geopend) Gisteren ontstapte ik gelukkig aan luitenant Mejn met het paardengebit, zooals Jurgen zegt die, zooals hij zich uitdrukt, beslag op my wil leggen voor den cótillon. Hij zit of staat op de partijtjes bij tante (anders doet hy niet, want er komt geen woord uit zijn mond) en kijkt maar naar mij. Gy moest mijne balboekjes eens zien. Ik geloof, dat ik bij het derde gedeelte van al de dansen in dezen winter heb voor gedanst. Tante heeft mij eene fraaie ceintuurgesp ten geschenke gegeven, die met hare donkergele steenen de japon verwonderlijk goed doen uitkomen. Oude tante Aletta was gisteren bij mij en die kreeg ik toen op mijne hand. Zij maakte, dat ik geen bellen behoefde te dragen, die iemand om de ooren slingerenze voelden net, alsafmy twee plankjes nasleepten; bovendien moet ik myne armen kunnen bewegen, als ik mij niet ah een houten pop zal gevoelen. Gy moet weten, dat ik wel een verrel gegroeid ben, sedert ik Onder den titel: „Landbouwpachtcontracten" brengt liet. Rott. N.blad naar aanleiding van het feit, dat het hoofdbestuur van de Friesche Maatschappij van Landbouw, met algemeene stemmen de meening uitsprekende, dat het stelsel van bescherming geene dienst kan doen om den landbouw te baten, adviseert o. a. tot een onderzoek omtrent het pachtstelsel in den Nederlandschen landbouw die kwestie ter sprake. In de meeste gewesten van ons land is de mededinging naar eene vacante pachthoeve zeer groot. Menigeen is van die mededinging, welke de huurprijzen omhoog dreef, het slachtoffer geworden. Het ontbreekt niet aan voorbeelden van eigenaars, die niets van hunne eischen lieten vallen, daar zij overtuigd waren dat een aantal anderen gereed zouden staan om de verlaten hoeve in gebruik te nemen. Zelfs is het geene zeldzaamheid, dat boerderijen op zeer korte termijnen werden verhuurd, zoodat het verstrijken van den pachttijd en het opzeggen van de hoeve den gebruiker immer als een Damocles-zwaard boven het hoofd hing. De meesten zullen dan ook wel aan lange termijnen, van tien jaar bij voorbeeld, de voorkeur geven. Machtige volken zijn te gronde gegaan omdat een systeem van roof bouw den eertijds vruchtbaren grond in eene dorre woestenij veranderde. In dien zin is er veel voor te zeggen, dat de Regeering zich met deze landbouw aangelegenheid inlaat. Toch zou het R. N. niet willen, dat de belanghebbenden dadelijk heil zochten bij staats-bemoeiing. Stappen als door de Friesche Maatschappij worden aangeraden zijn zeer wenschelijk. Het R. N. is voor lange pachttermijnen, maar met wisselenden maatstaf. Elk pachtcontract moest de bepa ling inhouden, dat het jaarlijksch bedrag der pachtsom evenredig is aan de gemiddelde waarde der producten, die dan met name worden aangeduid. Elk weet dan, wat hij in de eerste jaren met zijn land doen zalde eigenaar heeft het bovendien in zijne macht, de wijze van exploitatie vooraf te regelen. Vervolgens is het noodig, dat verbetering van den grond, door flinkere bearbeiding dan gewoonlijk wordt aangewend, door een verstandig systeem van bemes ting, van watervrij-making enz-, niet geheel ten laste komt van den pachter; hij kan daarin zijn rechtmatig aandeel u verlaten heb. Maar nooit in mijn leven heb ik geweten, wat het is, te bestaan; eerst dezen winter gevoel ik het. Wanneer ik de oogen sluit, is het alsof ik in den droom door eene reeks zalen met lichtkronen kan zien, waaronder de mnziek golft en waarin ik voordans. Ik begrijp, wat tante Eleonora moet gevoeld hebben, zij, die zoo schoon was, en op wie ik, naar men zegt, gelijk; zij stierf na een bal, zegt tante Aletta; dat moet van vreugde geweest zijn! Niets haalt bij het dansen; geen grooter pret dan te zien, hoe de heeren wedijveren om zich te engageeren; het is alsof ze met de oogen knielen en geheel van streek raken, wanneer ik hun niet antwoord, zooals zij verwachtten. Hoe dikwijls heb ik niet gehoord, dat ik zulk prachtig zwart haar heb, zulke doordringende oogen, zulk eene lraaie houding! Hoe dikwijls, denkt gij wel, dat mij dit op de fijnste en ook op de grofste manier gezegd is? Tante is ook begonnen te bewon deren ik zou kunnen wenscben, dat ik den geheelen winter, het geheele leven (zoo lang ik mooi ben, langer niet!) op een enkel bal was, zooals de Poolsche graaf, die op suiker reed. Na zulk een bal gevoel ik een verwonderlijken lust om te sterven, wanneer ik zoo lig te denken en nog de muziek in de ooren meen te hooren, tot ik aan het volgende begin te denken. Bij die gelegenheid krijg ik een lichtgeel kleedje met zwart aan dat staat mij het best, zegt tante, en weer nieuwe gele zijden schoentjes tot aan de enkels geknoopt; tante zegt, mijne hooge wreef verraadt ras. En ik gevoel ook, dat ik dat hebik ontzie mij niet, ronduit te zeggen, wat ik denk; het is zoo prettig, de menschen groote oogen te zien opzetten, net alsof ze vragen wilden wat ben je toch voor een? Ik begin er inderdaad aan te twijfelen, of velen van onze heeren %vel een levend varken of eend of veulen bij het laatste haalt niets gezien hebben. Zij kijken zoo onnoozel, zoodra ik over iets spreek, dat op het buitenleven betrekking heeft, of het moet zijn, dat ik het op zyn Fransch noemdemi canard, ut/, chevalun cochon, une vache Grip beweert, dat een niet van de tien, die in de stad geboren zyn, eene koe heeft zien melken. Hij plaagt tante met te zeggen, dat alles wat op zijn Fransch geschiedt, zooveel netter is; dat wij zoo gaarne schreien, als wij van een minnend paar lezen, dat van den Pont neuf in het water springt, maar als hetzelfde van eene brug hier te lande geschiedt, dan is er niets aan, en inderdaad ik geloof, dat hy dikwijls gelijk heeft. Tante kan dan niet nalaten te lachen. En al beweert zij nog zoo dikwijls, dat het hem aan manieren en beschaving ontbreekt, zij houdt toch veel van zijn gezelschap. En zoo is het overal; er gaat geen dag voorbij, dat hy niet ergens gevraagd wordt. Hier komt hij het liefst des Zondag namiddags koffiedrinken, want dan weet hij zeker, dat tante en ik ons vervelen, zegt hij (ja, gruwelijk! hoe kan hij het weten?) en dat hij dan niet op stelten behoeft te gaan en te midden der blauwe theekoppen te liegen. Het is grappig tante en hem te zien, wanneer hij vrij van de lever weg spreekt en tante hem op de vingers tikt. Zijne ge dachten staan nooit stil, dat kon ik aan hem zien, als hij met het hoofd op zyde zachtjes met den theelepel in zijn kopje zit te roeren. Het is inderdaad om te lachen, want als hij neen meent, dan ziet men het aan zijn gezicht, lang vóór hij het zegt. In de stad zegt men van hem, dat hij tot die studenten behoort, die voor allerlei onbekookte ideeën ijveren. Maar tante vindt hem piquant en zegt, dat de jeugd moet uitrazen. Oom daar entegen zegt, dat die dwaze theorieën de toekomst van een jong- mensch bederven meer dan de ergste uitspattingen, omdat ze hem bijdragen, omdat hij er mede de voordeelen van inoogst, doch ook de eigenaar profiteert er van. Zijn dus die werk zaamheden met goedvinden van den laatste verricht, dan moet deze er zijne geldelijke offers voor overhebben. Men meldt uit Leeuwarden, dd. 8 dezer: „Het bericht, in sommige bladen vermeld, als zou Pieter Bruinsma, winnaar van de Champion-medaille op de Groote Wielen, gevankelijk naar Leeuwarden zijn overgebracht onder bijvoeging, dat hij in een twist met een veekoopman, waarbij aan Bruinsma verweten werd, dat hij die medaille niet eerlijk gewonnen had, den veekoopman zou hebben doodgeschopt kan bepaald worden tegengesproken, want Dinsdag middag is hij met zijne veeboot te Leeuwarden geweest, op vrije voeten, en van een door hem gepleegden doodslag is bij de justitie niets bekend." Omtrent het Dagblad van Nederland, schrijft men uit Amsterdam, dat de firma Ellerman, Harms en Co. de ver dere uitgifte van het blad op zich hebben genomen, onder voorwaarde, dat in een leening van f 200.000, die zij zullen uitschrijven, voor f 150.000 worde deelgenomen; 50 pCt. moet dadelijk en de rest na Jan. 1886 worden gestort. Wordt die f 150.000 niet gevonden, dan is alle kans op het voortbestaan van het blad vervlogen. Op den eersten Paaschdag werd in Heeg een droevig drama afgespeeld. Een jongeling van fatsoenlijke afkomst, die een groot gedeelte van zijn aanzienlijk vermogen in den vreemde had verteerd, liet zich per rijtuig van Sneek tot in de nabijheid van Heeg brengen. Hij vervoegde zich daar aan de woning van zijn eenigsten broeder, bij wien de moeder was gelogeerd, beldo aan, en nadat zijn moeder was voorgekomen, schoot hij zich door het hoofd. Hij bleef op de plaats dood. De vader van Jeanne Lorette heefl door zijn advocaat, mr. D. S. Van .Emden te 's Gravengage, doen protesteeren tegen den verkoop van de portretten zijner minderjarige dochter. Dit protest is beteekeud aan de photografen Van Kampen, Wollrabe Jr. en Holswilder en gegrond op de stelling, „dat hij, die door een photograaf zijn portret doet vervaardigen, dezen hierdoor niet het recht toekent ongeschikt maken, om te lecren wat discipline is. Wat hij van mij denkt, zou ik wel eens weten! Hij kan zoo onbeschaamd vragen: Mejuffrouw gaat zeker van avond naar het bal? Maar dan doe ik, alsof ik hem niet hoor, vraag tante om raad aangaande een handwerkje, geeuw even en kijk uit het raam, juist als hij het drukst aan den gang is. Ik zie heel goed, dat hem dit hindert en laatst vroeg hy, of mejuffrouw Jaeger niet een oogenblik hare gedachten aan het eerstkomende bal kon ter zijde stellen. Oom i3 dikwijls misnoegd over zijne onhandel baarheid en vindt, dat hij een onaangenaam persoon is; maar ik geloof niet, dat hij hem graag op het kantoor zou willen missen, omdat hij zoo bekwaam is. Oom gaat geheel op in zijn ambt, hij is de rechtschapenheid zelve. Gij moest eens hooren, hoe bezorgd hij is over de ge ringste fout of over gebrek aan stiptheid bij zijne ondergeschikten. „Ik geloof, dat de duivel hem beet heeft wanneer hij stift- samtman is!" sprak de kapitein. „Arme Josias!" zuchte ma, „niet één van de broeders was ooit zoo angstvallig als hij, maar hij had het beste hoofd." „Ja, de skriver te Ryfylke heeft kracht en den wil geërfd." Veertien dagen later werden zij verrast door een schrijven van de vrouw van de stïftsambtman en een daarbij ingesloten brief van Jnger-Johanna. Mevrouw van Zittow schreef, dat zij hoopte, de lieve In^er- Johanna op zijn minst nog een jaar te mogen behoudenzij was haar, zoowel als haar man, onontbeerlijk geworden, zoodat zij er niet aan denken kon, dat zij haar eenmaal zou moeten missen... Oom was door bet jeugdige leven, dat zij in huis gebracht had, verwend geworden. Mijn goede Zittow met zijne groote nauw gezetheid bij de vervulling zijner ambtsplichten heeft wel wat afleiding en opvroolijking noodig na zijne vele, slapelooze nachten. Ja, zoo baatzuchtig zijn wij, vervolgde zij schertsend, dat ik u de volgende onrechtmatige verdeeling wil voorstellenin den zomer brengt zij eenigen tijd bij u door, de rest van het jaar is zij bij ons. Het zou ons eene groote teleurstelling zyn, indien gij het andere regeldet. Maar laat ons niet ontijdig een wellicht onnoodigen twistappel op het tapijt brengen: het zou kunnen gaan als met den twist der groote mogendheden over het schoone eiland in de Middel- landsche zee; te midden der diplomatieke onderhandelingen ver dween het. En ik durf er niet voor instaan, dat het lieve voor werp van onzen twist niet binnenkort zelf disponeeren zal over een te huis, dat in overeenstemming is met de eischen, die hare innemendheid en schoonheid stellen kunnen. Dat ik als hare tante eenigszins partijdig in mijn oordeel over haar ben, betwijfel ik; ten minste durf ik mij beroepen op het oordeel van een ervaren en kundig rechter, onzen en uwen vriend, kapitein Rónnow, die verleden week met de koninklijke familie uit Stockholm alhier is aangekomen en maar dit blyft onder ons op het punt staat, eene extraordinaire carrière te maken. Hij was geheel in verrukking, toen hij Inger-Johanna wederzag en verklaarde, dat zij eene volkomen beauté was, die geboren scheen om eene plaats in de hoogste kringen in te nemen en nog veel meer, wat ons lieve kind liefst niet hooren mag. Ik wil er slechts aan toevoegen, dat hy mij bij het afscheid met eene zekere warmte en bezorgdheid aanbeval, hare verdere ont wikkeling ter harte te nemen. Al is hij jnist niet meer in zijne eerste jeugd, toch is hij een der knapste en gedistingeerdste mannen van het corps officieren, en het zou hem geen moeite kosten, de hand te verwerven van de meest eischende jonge

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1885 | | pagina 1