aangetroffen., dan zal de Vereeniging den naam van de
fabrikanten van het met alnin vervalscht brood bekend
maken.
f Men schrijft ons van Texel, dd. 22 dezer:
„De hut van den daglooner H. Spigt, nabij de Koog, is
gisteren met al wat zij bevatte door brand vernield. De
oorzaak is onbekend. Hut noch inboedel was tegen brand
schade verzekerd.'»
Onlangs is aan den heer dr. I. Teixeira de Mattos,
te Amsterdam, bij zijn aftreden als inspecteur van het
geneeskundig staatstoezicht in Noordholland, een huldeblijk
overhandigd namens de leden en plaatsvervangende leden
van den Geneeskundigen Raad en de andere ambtenaren
van het toezicht. Het geschenk bestond in een album met
de portretten der genoemde heeren en in de prachtuitgaaf
der fabelen van Lafontaine. Bij de aanbieding voerde dr.
Allebé het woord.
Felix Polak, de voortvluchtige directeur der Haagsche
Bankvereeniging, wordt vermoedt zich te Parijs op te
houden.
De Koningin van Engeland wordt den 30 April of
1 Mei a. s. te Vlissingen verwacht, om vandaar naar
Engeland te gaan.
Uit Barendrecht wordt als eene bijzonderheid gemeld,
dat een kip tweemaal in den tijd van veertien dagen op
één dag twee eieren heeft gelegd, terwijl zij toch ook op
de overige dagen geregeld een ei bezorgde.
Als een bijzonderheid kan worden gemeld, dat op de
boerderij van den landbouwer R. onder Zevenbergen een
paar kippen in de beste vérstandhouding leven met den
hond, en zelfs vrijen toegang tot zijn hok hebben. De
verdraagzaamheid van den hond jegens de kippen is echter
niet van ouden datum; deze zelfde hond, die ook wel
gebruikt wordt als karnhond, kon vroeger de kippen ver
scheuren; maar sedert de hoenders van zijn afwezigheid
gebruik hebben gemaakt, om eieren in het hok te leggen
en daarmede thans voortgaan, is alle vijandschap verdwenen.
De hond is zeer verlekkerd op de eieren, 't Is de vraag
of de landbouwer dit lang zal toelaten.
De directie van den Parkschouwburg te Amsterdam,
heeft aangekondigd, dat die kunsttempel tot nader order
gesloten is.
Men schrijft uit het Westland aan het Dagblad:
„Ofschoon de uien flink te velde staan, verlangen zij
echter zeer naar regen. In lossen, drogen grond gepoot,
geraakt de aarde den knol nu niet innig genoeg, zoodat
deze zijn voedsel moeilijk tot zich kan trekken. Bovendien
neemt die moeilijkheid met eiken dag dat de droogte voort
duurt in afmeting toe, waardoor gevaar voor mislukking
van den oogst ontstaat.
Over den stand der aardappelen valt niet te klagen:
„Ze staan goed op de rij I" De aalbessenboompjes hebben
veel hinder van een insect, hier bekend onder den naam
van „spruiteneter." De weilanden hebben een roodachtig
aanzien, tengevolge van het gemis aan vocht. Een paar
dag en regen zou niet alleen een geheele verandering, maar
ook den dood van den schadelijken „spruiteneter" teweeg
brengen."
Het Hof te Amsterdam veroordeelde gisteren Henry
Leon, den gewezen kashouder der firma Raphael en Co.,
tot eene tuchthuisstraf van vijf jaren.
De kanselier der Nederl. orden de gep. vice-admiraal
Gregory, heeft als bewijs van belangstelling in het feest,
dat de ridders der Militaire Willemsorde beneden den rang
van officier, den 30 dezer zullen vieren ter herdenking van
het 70jarig bestaan dier orde, aan de commissie doen toe
komen 2 kisten manilla-sigaren om op dat feest te gebruiken.
In October van 't vorige jaar werd te Ürsem van
wege de afdeeling Ursem en omstreken der Hollandsche
Maatschappij van Landbouw, eene tentoonstelling gehouden
vau stier- en kuiskalveren.
Twee der bekroonde stieren zijn nu verkocht voor
f 300 het stuk, met bestemming naar Rusland.
Men schrijft uit Nieuwe Niedorp:
„Opnieuw is gedurende het laatste winterseizoen gebleken,
dat de leesbliotheek, door het Nutsdepartement alhier opge
richt, door velen in de gemeente wordt gewaardeerd, al is
ook het getal lezers zoowel als dat der uitgegeven boeken,
in vergelijking met het vorige jaar, een weinig gedaald.
Tegenover 70 hoofden van gezinnen, die 1176 boeken ter
lezing vroegen gedurende den winter 1883/84, staan 67
01a had voor het paard van den fogd gezorgd en stond nu
weer in zijn misgewaad aan het mortier te stampen... bons
bons bons.
„Scheelt het jelui in het hoofd klonk het uit den mond van
den kapitein, die naar binnen kwam stuiven, zacht, maar des te
driftiger. „Zoudt gij ook nog niet rollen? Dan kreeg de fogd
niet alleen het gerammel onder, maar ook boven zich. De vloer
dreunt."
De wanhoop stond op het gelaat van ma te lezen, de donkere
oogen dreigden verzet aan te teekenen.... hij maakte het nu toch
al te bont. Maar het einde was, dat zij op gelaten toon zeide
„Ola, ga maar met het portier op den steenen vloer in het
portaal staan.
Thinka deed het loopende werk; zij maakte het avondeten
gereed en bracht het binnen, zoodat ma alleen behoefde tegen
woordig te zijn, terwijl er gegeten werd. Deze zat wel als op
naalden, maar zij moest zich goed houden.
Toen ma binnenkwam, was de toon tusschen haar en den fogd
min of meer deftig en ernstig; zij had hem niet ontmoet, sedert
hij drie maanden geleden zijn vrouw verloren had. Hij leidde
nu een tamelijk eenzaam leven met zijne zuster, juffrouw Gülcke.
Zoowel Viggo als Baldrian, hetwelk een verkorte naam voor
Balthazar was, waren op de latijnsche school en kwamen eerst
het volgend jaar t'huis, wanneer Viggo student werd.
De fogd knipte even met de oogleden en maakte een droevig
gebaar met de hand, waarmee hij weemoedig den eenen oog
wimper aanraakte, maar meer niet. Hy had in dien lijd bij eiken
drempel, dien hij in het district overschreed, eene voorstelling
van zijne droefheid gegeven, en hier was hij bij al te verstandige
menschen, dan dat zy hem eene luidruchtige ontboezeming niet
ten goede zouden houden, nu hij voor eene gedekte tafel met
warme borden gezeten was.
Men tafelde lang. Bij ieder nieuw gerecht, dat Thinka, zóó
van het vuur, binnenbracht, ontving ma een complimentje, en
het oude op flesschen getapte bier het nieuwe kerstmisbrouwsel
was nog te versch werd goed aangesproken en een paar
glaasjes brandewyn daarbij niet versmaad.
De heer Gülake begreep zeer goed, wat er in het huis aan
de hand was en welk eene moeielijke taak ma en Thinka op het
oogenblik hadden.
De volwassen dochter des huizes nam de tafel af, en het ging
alles zoo vlug, zoo stil, zoo zonder eenige beweging en met zooveel
overleg! De pypeo en toddyglazen stonden weer op de sofa-tafel
met eene nieuwe dampende waterkan, vóór zy het wisten.
personen, aan wie 1079 boeken werden uitgereikt gedurende
het nu afgeloopen seizoen. Het geheele aantal in de biblio
theek voorbanden bedraagt thans 975 nummers. Allengs
groeit dit cijfer aan, daar jaarlijks uit de departementskas
eene zekere som wordt verstrekt tot aankoop van nieuwe
werken, en Niedorp's leesgezelschap voor een geringen prijs
de uitgelezen en voor de volksbibliotheek geschikt geachte
boekwerken afstaat. Zoo wordt door samenwerking ook
hier iets goeds verkregen. De catalogus vermeldt dan ook
enkele werken van onze beste schrijvers en dichters. De
boeken worden kosteloos ter lezing gegeven."
Uit Hoorn wordt aan de Amsterdammer gemeld:
„De hier op jl. Zaterdag, Zondag en Maandag gehouden
tentoonstelling van voorwerpen in ledige uren vervaardigd,
uitgegaan van ons Nutsdepartement, mag uitstekend geslaagd
heeten. Eenstemmig was de getuigenis der talrijke be
zoekers, dat deze tentoonstelling, vergeleken met die van
het vorige jaar, het bewijs leverde van merkbaren voor
uitgang in kunst en smaak en arbeidszin. En die getuigenis
is juist. Niet slechts was het getal inzenders ditmaal tal
rijker, maar ook de ingezonden voorwerpen onderscheidden
zich door grooter fraaiheid van bewerking. Inderdaad, het
was een lust onze grootc, keurig met vlaggen en groen
versierde Parkzaal door te wandelen en zooveel schoons
als door ouden en jongen was gewerkt in oogenschouw
te nemen.
Maandag avond werden in eene talrijk bezochte bijeen
komst aan de bekroonden de hun door eene jury toegekende
prijzen onder gepaste toespraken van den voorzitter der
Commissie ter hand gesteld. Merkwaardig was het, toen
een der bekroonden het woord verzocht, der Commissie
en der jury namens alle inzenders dank betuigde voor hare
bemoeingen en, op grond van eigen ervaring, zijne mede
werklieden aanspoorde, om toch vooral, ten einde iets goeds
en telkens iets beters te kunnen leveren, zich toe te leggen
op het teekenen. „Immers teekenen," volgens dien man,
die het door ervaring weten kon, „leert zien, leert denken,
leert werken."
De feestelijke bijeenkomst, vereerd door de tegenwoor
digheid van onzen geachten burgemeester, opgeluisterd
door eene tooneelvoorstelling gegeven door de rederijkers
kamer West-Friso, alsmede door de uitvoering van muziek
stukken, werd na een welsprekend woord van den voor
zitter der Commissie, waarbij hij herinnerde aan de waar
heid, dat arbeid adelt, en al de aanwezigen opwekte om
ijverige werklieden te zijn ten aanzien van de taak, een
ieder in het bijzonder opgelegd, besloten met het zingen
van het Volkslied. Voldaan keerden allen huiswaarts.
De burgemeester van Amsterdam, werd gisteren als
hoofd van de politie in den Gemeenteraad geïnterpelleerd
over de brutale diefstallen van brandkasten, en wel naar
aanleiding van adressen om verscherping van politietoezicht,
die de burgemeester niet kon inwilligen omdat de politie
gereorganiseerd is. Op aandrang van vele leden zal de
burgemeester vertrouwelijke mededeelingen doen, omtrent
de omstandigheden waaronder de diefstallen zijn gepleegd.
De ontrouwe agenten, die zich bij een bakker warmden,
zijn ontslagen.
Een proef tot waterverversching der Amsterdamsche
grachten door inlating van IJwater is mislukt. Gedurende
drie maanden heersch te Amsterdam een ondragelijke stank,
die zoo spoedig mogelijk moet worden verdreven door
wederom Zuiderzeewater in te laten.
In het zuiden van Leeuwarderadeel doet zich onder
het rundvee een ziekteverschijnsel voor, waaraan men tot
heden nog niet den rechten naatn weet te geven. Afgaande
op de verschijnselen, die zich daarbij vertoonen, wordt aan
leveraandoening gedacht, die een geregelde galafvloeiing
belemmeren. Ook wel schijnt de ongesteldheid zich het
eerst te openbaren door zamentrekkende pijn in de blaas-
streek.
Het rund, door deze ziekte aangetast, heeft binnen betrekkelijk
korten tijd een armoedig en vervallen aanzien en toont in
verschillende opzichten, dat het in kwijnenden toestand
verkeert.
Men schrijft uit Westelijk Zuid-Beveland:
„Niettegenstaande de hooge winden de stijgende zonne
warmte merkelijk temperen, hebben de veldgewassen sedert
eenige dagen goede vorderingen gemaakt. Ofschoon de
behoefte aan Aprilregen meermalen wordt besproken, zoo
kunnen de vruchten hem nog goed ontberen, wijl de akker
De nieuwsgierige, kleine oogen van den fogd stonden ver van
elkander; zij konden naar twee kanten tegelijk zien, terwijl zijn
ronde, kale schedel dengene met wien hij sprak tegenglom. Hij
kon zijne oogen niet afhouden van het blonde, een weinig smalle
jonge meisje met de fijne, doorschijnende huid, dat zoo stilletjes
en netjes bezig was.
„Gij zyt een gelukkig man, kapitein!" zeide hij als in zich-
zelven.
„Drink eens, fogd!" sprak de kapitein op goedhartigvertroos-
tenden toon en klonk met hem.
„Ja, gij kunt goed praten, die een gezellig huis vol geriefelijk
heden hebt kussens om u heen naar alle kanten gij kunt
er wel van naar de stad uitvoeren. Maar ik, ziet gij" zijne
oogen werden vochtig „ik zit nu met mijne protocollen altyd
op het kantoor. Ik ben verwend geworden.... maar, laat er
ons niet meer over spreken. Ik moet zeker ook mijne straf
hebben voor dit en dat. „Niet waar, juffrouw Kathinka!"
sprak hij schertsend, toen zij binnen kwam, „het is een nare
fogd, die daar zoo ongelegen komt binnenvallen, terwijl gij juist
aan de slacht zijt! Maar gij moet hem wat gezelligheid gunnen,
sedert hij die in zijn eigen huis mist. O ja, ik had het zoowaar
haast vergeten!" sprak hij volijverig en spoedde zich metdepyp
in den mond naar de protocollen-tasch, die over den stoel bij de
deur hing, „ik heb van Bine Scbarfenberg het tweede deel van
den laatsten Mohikaner meêgebracht en zou voor haar meênemen
ja, hoe heet het ook weer? het staat op het briefje„Eene
grillige vrouw," van Emile Carlèn."
Hij haalde het boek te voorschijn en stelde het haar, niet
zonder eene zekere galanterie, ter hand.
„Nu moet gij niet vergeten, mij het andere morgen meé te
geven, juffrouw Kathinka!" sprak hij met den vinger dreigende,
„anders kryg ik van Bine Scharfenberg eene schrobbeering, die
niet van de poes zal zijn gij weet, dat zij niet op haar mondje
gevallen is."
Thinka's oogen gleden, terwijl de fogd nog sprak, nieuwsgierig
over de eerste regels heen alleen om zich te overtuigen, dat
het boek eene voortzetting van het eerste deel was en in een
oogenblik was zij van hare kamer terug met het uitgelezen werk
van Carlèn en het eerste deel van den Mohikamer, in een papier
gepakt en met een draad er om gebonden.
„Gij zyt zoo precies als een man van zaken, juffrouw Kathinka!"
sprak hij, half lachende, terwijl hy zorgvuldig het pakje in zijn
tasch borg; zijne kleine oogen waren byna teeder op haar
gevestigd. (Wordt vervolgd.)
rijk van vocht is voorzien. Het koolzaad begint algemeen
in bloei te komen. Erwten en boonen zullen binnenkort
worden gewied. Ook het vlas begint hier en daar boven
te komen. Het zaaien der wortelgewassen heeft een aan
vang genomen. Hoewel op sommige plaatsen met rundvee
wordt gegraasd, leveren de boomgaarden en weilanden in
't algemeen nog weinig voedsel op. Ook daar zou warm
weer, evenals op het bouwland, veel groei bevorderen. De
fruitboomen zijn in de laatste dagen sterk ontwikkeld,
Wanneer geen tegenspoed wordt ondervonden, dan zal hun
oogst meer dan middelmatig kunnen wezen.
Een landbouwer in de Buiksloterham vond dezer
dagen 's morgens een drietal vagebonden in de weide
bezig met het melken van zijne koeien. Bij zijne komst
trachtten zij zich door de vlucht te redden. Hij besteeg
echter een paard, dat in de weide liep, haalde hen bij
Buiksloot in, en bracht het drietal gevangenen naar den
rijksveldwachter.
De Stoomvaart-Maatschappij Nederland keert over
a. p. geen dividend uit.
De sterfdag van den grooten dichter mr. I. Da Costa,
nu 25 jaren geleden, zal, op 28 dezer, te Amsterdam
plechtig worden herdacht.
Een jong paar, dat te Anholt, één uur van onze
grenzen, in Pruisen gelegen, burgerlijk getrouwd was,
wilde, naar 't U. D. meldt, zijn huwelijk kerkelijk te
Dinxperloo laten inzegenen. Met den pas gekochten
cylinderhoed in een kartonnen doos, de nieuwe zijden japon
in een handkoffertje, reden zij in een vigelant naar de
Nederlandsche grenzen. Toen zij aan den ingang van het
dorp waren gekomen, vroegen de commiezen hun, of zij niets
te declareeren hadden. Zij antwoordden ontkennend, maar
toch snuffelden de commiezen eens in het rijtuig en het gevolg
was, dat èn de nieuwe hoed èn de nieuwe japon aangehouden
werden. Van terugkooping wilden de commiezen niets
weten, al beweerde het jonge paar ook, dat beide reeds
eens gebruikt waren. Zonder feestkleedij moest het huwelijk
worden ingezegend.
Wanneer men vogels wil mesten, is het raadzaam
wat poeder van houtskool met het voedsel te vermengen.
Niet alleen verkrijgt daardoor het vleesch fijner smaak,
maar de vogels worden dan ook veel spoediger vet. In
Frankrijk brengt men dit sedert eenige jaren in toepassing
en de aldaar gemeste vogels zijn zeer gezocht.
Buitenland..
De Engelsche Regeering heeft een nieuwe depêche van
sir Peter Lumsden ontvangen, die, zooals Gladstone Dins
dag jl. in het Engelsche Lagerhuis verklaarde, belangrijk
afwijkt van het verslag dat generaal Komaroff van de aan
leiding tot het gevecht bij Pendjeh gaf. De Engelsche
commissaris geeft van alles de schuld aan de Russen en
wijst op de gematigdheid en het geduld der Afghanen,
gedurende twee maanden van onophoudelijke uittarting.
Toen de Russische strijdkrachten op 30 Maart voorwaarts
rukten, waren de Afghanen genoodzaakt zich te verdedigen.
Ten slotte komt hij nadrukkelijk op tegen de bewering,
dat Engelsche officieren den Afghanen zouden hebben aan
geraden, om zich niet terug te trekken, toen generaal
Komaroff dit van hen eischte.
Naar aanleiding van dit bericht is de ministerraad opnieuw
vergaderd geweest en is er, als men de Engelsche bladen
gelooven mag, een nieuwe nota naar St. Petersburg ge
zonden die veel op een ultimatum gelijkt.
Uit een goede bron wordt de verzekering ontvangen,
dat de uit Petersburg ontvangen dépêche de weigering in
houdt van de Russische regeering om nieuwe inlichtingen
in te winnen over de verklaring van generaal Komaroff.
Men gelooft dus in de Engelsche en Russische diploma
tieke kringen dat het behoud van den vrede onmogelijk is.
De Spectator hecht geene groote beteekenis aan de be
richten, die gunstig omtrent het behoud van den vrede
luiden, en gelooft niet, dat de toestand nog wezenlijk ver
anderd is. Wat beteekent het, vraagt het blad, of men al
van een half dozijn correspondenten in verschillende hoofd
steden berichten krijgt, sprekende van verbetering van den
toestand, indien die allen misschien uit dezelfde bron voort
komen: de begeerte namelijk om daling der fondsen tegen
te gaan. Of er oorlog of vrede zal zijn, hangt eigenlijk,
naar de Spectator gelooft, alleen af van de vraag, of in
Rusland de staatslieden of de krijgslieden, de vredes- of
de oorlogspartij, de bovenhand behouden. Daarvan en
geenszins van eenige uit eigen wil geboren beslissing van
den Czaar hangt alles af. Men vergete niet, zegt de Spectator
nog, dat in de laatste tijden de oorlogspartij meestal in
Rusland haar zin heeft doorgedreven.
De Economist betoogt, dat in geval van oorlog Zweden
en Turkije de Baltische- en de Zwarte-zee niet voor de
Engelsche oorlogsschepen sluiten kunnen zonder feitelijk
daarmede aan Engeland den oorlog aan te doen en dat zij
hiertoe niet licht zullen overgaan. In gelijken zin spreekt
de Statist, welk blad bovendien op liet belang van een
bondgenootschap met Perzië wijst, daar dit Engeland in
staat zou stellen, de Russische communicatie over de Cas-
pische-zee af te snijden. Een ander weekblad, de Bullionist,
wijst op het groote voordeel, dat Engeland met zijne ver
minderde staatsschuld, zijne sluitende begrootingen, zijn
rijkdom en zijn crediet boven het in financieel opzicht zooveel
zwakkere Rusland, met zijne groote staatsschuld, zijne
jaarlijksche tekorten en zijn uitgeput crediet in geval van
oorlog hebben zou.
Iemand, die veel oorlogen heeft medegemaakt, rekent
uit, dat, als de Russen Herat in bezit namen en de Engel-
schen hen daaruit zouden willen verwijderen, daarvoor
noodig zouden zijn 50,000 Britsche met 50,000 Indische
soldaten, minstens 300 kanonnen, 200,000 draagbeesten
van allerlei soort voor het vervoer van bagage en 100,000
volgelingen van het kamp; deze macht zou moeten mar-
cheeren van Quetta, thans de laatste station van den spoorweg,
tot Herat, een afstand van 500 Engelsche mijlen, door een
weinig bekend bergachtig land, waarvan men trouwens wel
weet, dat het zeer slecht voorzien is van het zoo noodige
voedsel. Na aankomst te Herat zou deze van den marsch
zeer vermoeide krijgsmacht slag moeten leveren aan een
leger, dat in elk opzicht strijdvaardig is en zeker eene flinke
positie heeft ingenomen. Van zulk een veldslag zou het
behoud van Indië kunnen afhangen. Men vergete ook niet,
dat het gevecht zou geleverd worden op Afghaansch gebied,
te midden eener bevolking, die wel is waar bevriend met
Engeland heet, doch welker houding in den laatsten tijd
ondanks den goeden wil van Abdurrhaman, den Emir, zeer