zijn dames, den Amerikaanscben gezant e. a. Er zijn 52
getuigen gedagvaard.
De eerste getuigen golden de vergiftiging, gepleegd op
Arend De Hees, behuwdneef van de beschuldigde. Het
bleek uit het verboor en de verklaringen in den loop
daarvan afgelegd, dat vrouw Van der Linden ook gepoogd
beeft den broeder van Arend te vergiftigen, docli deze is
na langdurige ziekte aan het gevaar ontsnapt. Hij en zijn
broeders kwamen als weezen bij hun tante in buis.
De beschuldigde ontkent op eenigszins flemenden toon
de getuigenissen. Blijkbaar is 't streven van baar advocaat
om de vergiftigingsmanie van beschuldigde in bet licht te
stellen.
De beschuldigde neemt de zaak bijzonder kalm op. Er
ligt iets cynisch in haar houding.
Toen het getuigenverhoor was geschied, werd schriftelijk
een zeer gewichtige getuigenis tegen de beschuldigde inge
bracht. Het was het rapport van dr. Ramaer, den inspec
teur der krankzinnigengestichten.
Dr. Ramaer beschrijft haar als een gevoelmensch, han
delende onder den indruk van het oogenblik, doch met
volkomen wetenschap van hetgeen zij doet. Geestesstoring
neemt hij volstrekt niet aan. Haar zwakheid van karakter,
niet door ontwikkeling en godsdienstig gevoel opgewogen,
dreef haar tot misdaden, en de straffeloosheid, waarmede
zij de eerste misdaden volvoerde, versterkte haar in haar
ellendige handelingen.
De voorlezing van dit rapport bracht een diepen indruk
te weeg, niet het minst op de beschuldigde, die tot dusver
getracht heeft zich als half suf voor te doen en die beweert
dat zij de misdaden meestal in dronkenschap beging. Het
bleek dat zij het gewicht der verklaring van den deskun
digen zeer goed vatte, want zij werd, toen zij hoorde wat
van haar werd gezegd, door een hevig zenuwtoeval aan
getast, hetwelk verplichtte de terechtzitting eenigen tijd te
schorsen, gedurende welken tijd dr. Rutgers Van der
Loeff haar geneeskundige hulp verleende.
Na hervatting der zitting zette de advocaat-generaal,
mr. Bijleveld, de allertreurigste geschiedenis nader uiteen.
Hij eischt voor de beschuldigde levenslange tuchthuis
straf, daar hij bij haar volkomen wil om te dooden aan
nam. Hij wees in den loop van zijn rede ook op het
groot gevaar dat sommige begrafenisfondsen opleveren.
De verdediger, mr. Vaillant, stelde de algeheele on-
menschelijkheid van de beschuldigde voorop, maar ontkende
de wettigheid van het bewijs. Er is niet bewezen, dat de
wil om te dooden bestaan heeft. Overigens somde hij tal
van gevallen op van vergiftiging in de instructie gebleken,
ten bewijze dat de beschuldigde is een psychische anomalie.
Een ernstig onderzoek naar haar zielstoestand achtte hij
noodig.
Nadat de door mr. Vaillant gepleitte ontoerekenbaarheid
deze door den advocaat-generaal Bijleveld sterk was be
streden, is de uitspraak bepaald op Vrijdag a. s. te 10 uur.
Gisteren morgen vertrok uit 's Hage de schout-bij
nacht J. W. Binkea, benoemd commandant der zeemacht
in Oost-Indië, met zijn adjudant, de luit. ter zee 1ste kl.
A. G. Ellis, naar Marseille, om daar aan boord te gaan
van de mailboot Sumatra, bestemd naar Batavia. Een
aantal autoriteiten en vrienden hadden zich aan het station
vereenigd, om den vertrekkenden een vaarwel toe te roepen.
Ter bevordering van de instandhouding der Algemeene
Bewaarschool aan den Burg op Texel hebben de ingezetenen
voor een jaarlijkscli bedrag van f 400 aan vrijwillige giften
ingeteekend. De Bewaarschool wordt zeer gewaardeerd en
werkt uitmuntend; de directrice is voor hare taak zeer
goed berekend.
Dr. J. C. Zaalberg Pz., predikant bij de Hervormde
gemeente te Paramaribo, aan wien verlof naar Nederland
voor den tijd van één jaar verleend was, is, op reis naar
't moederland, aan boord van de mailboot Prins Willem I,
overleden.
De nasporingen naar F. Polak, in Frankrijk gedaan,
hebben niet tot zijne ontdekking geleid. (Amsterd. Crt.)
De eerste Westlandsche nieuwe aardappelen zijn
Z. M. aangeboden door den bouwman De Krijger te Naaldwijk.
Hoe de onlangs te Amsterdam (door de firma Prins
Co.) opgerichte pakjes- en pakkettendienst tusschen
Nederland en Nederl.-Indië ook in Indië in goede aarde
viel, bewijzen de waardeerende woorden van De Locomotief,
waarin ook nog vrij wat beloften opgesloten liggen voor
hen die familie in de Oost bezitten:
om Inger-Johanna te polsen, wanneer kapitein Rónnow uit Parijs
zou teruggekeerd zijn. Ma kon in den laatsten tijd niet goed
wijs uit haar worden.
Dat er na het vertrek van Jurgen zulk eene leegte ontstaan
zou, had de kapitein nooit kunnen denken. De jongen had op
zijne wijze afwisseling gebracht in het dagelijksch leven, hij was
de aanleiding geweest tot zooveel gemoedsbewegingen, zooveel
inspanning en ergernis, hij had bij zijn vader zoo dikwijls den
omloop des bloeds verhoogd en versneld, dat deze, nu hij weg
was, een krachtig werkend element miste. De kapitein had nu
op niemand het oog te houden, hij behoefde zijne scherpzinnigheid
niet te oefenen, om zijn zoon te overvallen de stille en onbe
rispelijke Thea les te geven, ziedaar de eenige afleiding, die hem
overbleef.
De regimentsdokter had hem aangeraden, een aftreksel van
molsla te drinken.
En nu de lente kwam schitterend licht, blank van het water
overal, waar de sneeuw reeds gesmolten was en met hare voor
hoede van roode steenbreek was Thinka met het tafelmes in
de verstijfde handen reeds vroeg op het veld bezig, om molsla
te steken. Het waren nog maar kleine, lichte spruitjes, maar
met den dag werden ze al krachtiger.
De kapitein ledigde met militaire stiptheid iederen morgen om
zeven uur den hem voorgestelden beker en stormde daarop naar
buiten.
Van daag stapte hij in eene plas kil regenwater, met hagel
en sneeuw doormengd, nog vóór hij de deur geopend had. De
fjeldhellingen zagen weêr wit.
Hij was de laatste dagen gewoon, des morgens naar het nieuw
ontgonnen aardappelland, dat onder de ploeg lag, te stappen,
maar in dit weêr
„Wij zullen het werk op het land er aan moeten geven, Ola!"
klonk zijn bevel; „het ziet er naar uit, dat wij de paarden voor
de sneeuwploeg moeten spannen."
Hy spoedde zich in huis; het was geen weêr, om buiten te
blijven.
Langs de vensters van de huiskamer gleed de regen in stroomen
naar beneden, zoodat de vensterbanken voortdurend moesten afge
nomen worden, ofschoon men er stukken doek in gelegd had.
Daarbinnen stonden in het grauwe daglicht ma en Thinka
voor de vrucht van hun gezamenlijken arbeid aan den weefstoel
gedurende den winter een rol nog ongebleekt linnen, dat zij
opmaten, om te berekenen, hoeveel lakens en servetten er van
Wij twijfelen er niet aan of deze nuttige onderneming,
die stellig (en ditmaal sans blague) in een lang gevoelde
behoefte voorziet, zal meer en meer in den smaak van het
publiek vallen. Zooals men uit Holland op deze wijze
thans kleine pakjes naar alle plaatsen van Nederl.-Indië
verzenden kan, zoo is het nu mogelijk van hier uit de
kleinste plaatsjes in Nederland met een geschenk te ver
blijden en toch buiten de dure tarieven der Stoomvaart-
Maatschappijen te blijven, terwijl de agenten hier voor
assurantie en al dergelijke zaken zorgen.
(We maken onze lezers attent, dat bij mej. P. H. Prins,
Hoofdgracht, een agentschap dezer firma is gevestigd. Red.)
Door den hoofdcommissaris van politie te Amsterdam
zijn de hoofden van politie uitgenoodigd om in hunne
gemeenten een onderzoek te willen doen instellen naar de
personen, die op advertentiën in verschillende dagbladen
afgaande, in relatie getreden zijn met het „Internationaal
informatie- en dienstpersoneel-bureau te Amsterdam" en aan
de directie daarvan gelden hebben overgemaakt, tot het
bekomen eener betrekking. Hij verzoekt hem de namen
dier personen en de door hen afgezonden geldsommen te
willen mededeelen.
De directeur van dat kantoor is de bekende Jetse van
der Berg, zich vroeger noemende „Directeur van het alge
meen correspondentie-kantoor," die, ter zake van oplichting,
door het Gerechtshof te Amsterdam tot 18 maanden ge
vangenisstraf werd veroordeeld.
Naar de N. Rott. Crt. verneemt, heeft de heer Van
Heerdt ontslag gevraagd als gouverneur van Suriname.
De 41ste jaarlijksche vergadering der Gewestelijke
Vereeniging Noordholland van het Nederlandsch Onder
wijzers-Genootschap zal dit jaar plaats hebben te Hoorn,
op Zaterdag 30 Mei e. k. Behalve de gewone huishoude
lijke werkzaamheden, zal o. a. behandeld worden het
onderwerp: Vacantie-Koloniën, in te leiden door den heer
J. H. Hinse, van Amsterdam. Ter bepaling van de
plaats, waar in het volgend jaar de algemeene vergadering
zal plaats hebben, worden voorgesteldZaandam en
Hilversum.
Uit het door den directeur der stadsreiniging te
Alkmaar uitgebracht verslag over het dienstjaar 1884 blijkt
onder meer, dat de uitgaven, gedurende dit tijdperk, be
liepen f 18,312.90, terwijl de ontvangsten slechts ff 9005.25
bedroegen: een verschil, derhalve, van niet minder dan
f 9307.65.
De Maatschappij voor Zeevisscherij te Maassluis keert
over 1884 een dividend van 10 pCt. uit.
De drankwet heeft het aantal drankwinkels te
Leeuwarden successievelijk van 358 tot 224 doen ver
minderen.
Men meldt, dat de bedevaart uit Nederland naar
Lourdes den 30 dezer zal afreizen met een extra-trein.
Volgens de N. Veend. Crt. loopen er zeer slechte
geruchten over den stand der Nutsspaarbank te Noordbroek.
Er moet een zeer aanzienlijk tekort in de kas zijn; men
spreekt van f 60,000, hetwelk voor een groot gedeelte
door commissarissen zou zijn gedekt.
Door de eerste afdeeling der Friesche Maatschappij
van Landbouw, te Leeuwarden, is besloten een commissie
van drie personen, waaronder twee vakmannen, voor hare
rekening te zenden naar Denemarken, Mecklenburg en
Holstein, ten einde een onderzoek in te stellen naar de in
die landen gevolgde zuivelbereiding in haar geheelen omvang.
Tevens zal worden nagegaan in hoever de roomafscheider
(centrifuge), door paardenkracht gedreven, voor zuivelbedrijf
hier te lande practisch bruikbaar is.
De stoom-zuivelboerderij te Edam vierde jl. Woens
dag haar eersten verjaardag. De jarige hield zich kranig.
In plaats van cadeaux te ontvangen gaf zij een geschenk
in zilver aan haar pleegmoeder Fraulein Laura Kluth, de
zoogenaamde „Duitsche boerin," bestaande uit een lepel
en vork in etui, waarop gegraveerd stond: E. S. Z. B.
Tuyn Co., aan mej. Kluth, 1884 22/41885. Een dertig
tal genoodigden vierde het verjaarfeest mede en uitte de
beste wenschen voor den voorspoed der jarige.
Nadat de handel in hoornvee sedert geruimen tijd in
de Langstraat van weinig beteekenis was, is er sedert
eenige dagen meer leven in gekomen. De Belgische koop
lieden vertoonen zich weder en koopen tegen betere prijzen
de kalf koeien op. Ook worden de weikoeien druk gezocht,
en ofschoon de weilanden nog weinig gras opleveren, zijn
verreweg de meeste koeien reeds in de weide, waar op
konden geknipt worden.
De dear ging wagewijd open, en de dikke gestalte van den
kapitein, in zijn van den regen doortrokken mantel gewikkeld,
vertoonde zich op den drempel.
„Ik ontmoette op den weg naar hier een reiziger met iets voor
u, Thinka!... in wasdoek gepakt. Kunt gij begrypen van wien?"
Thinka liet het linnen los en deed gloeiend rood eene schrede
op hem toe, maar schudde dadelijk met het hoofd.
„Rejerstad, het executiepaard, moest het fjeld in en had het
bij zich. Hij moest het hier afgeven."
De kapitein bekeek het pakje... „Het zegel van den fogd!...
Geef hier de schaar."
In zijne haast gaf hij zich den tijd niet, zijn mantel af te leggen.
„Een parasol! een mooie, nieuwesprak Thinka en bleef
er op staren.
„Wel, men zou zeggen, die oudeTe drommel, de fogd
heeft wat met je op, Thinka!"
„Ziet gij niet, Jaeger! dat hier op het briefje „Philippine"
staatsprak ma op een toon, die berekend was om den kapitein
wat te kalmeeren.
„Ik heb eene philippine van hem gewonnen, toen vader en ik
na kerktijd bij dominé Hom aten. „Ik was het geheel vergeten!"
voegde zij er op doffen toon bij.
Zy keek half verlegen naar hare ouders op, terwijl zij stil de
kamer verliet en de' parasol op de tafel liet liggen.
„Ik houd het er voor, dat gij uw linnen voor een uitzet zult
kunnen gebruiken, ma!" sprak de kapitein, zich in de handen
wrijvende en den mantel met een zekeren zwier afwerpende.
„Wat zoudt gij van den fogd als schoonzoon zeggen?"
„Gij hebt gezien, dat Thinka wegging, Jaeger!" Ma's stem
trilde een weinig. Zij dacht er misschien aan, dat niet lang
geleden zijne vrouw begraven werd... „Thinka is al te goed en
wil zich zoo gaarne naar ons schikken, maar bij hetgeen wij
verlangen, dienen wij binnen zekere grenzen te blijven."
Er was iets gejaagds in de wyze, waarop zij verder het linnen
afmat; het getuigde van een stryd, dien zy in haar binnenste
streed.
„De fogd, ma! is dat nu geen goede partij? Een knap, flink
man in zijne beste jaren. Ik weet zoo waar niet, wat gij, vrouwen,
hebben wilt!... En, Gitta!" vervolgde hij min of meer ontroerd,
„juist de mannen, die het gelukkigst in hun eerste huwelijk
I geleefd hebben, hertrouwen het spoedigst."
(Wordt vervolgd.)
vele plaatsen een paar malen daags voederhooi gebracht
wordt.
Door den provincialen adjudant te Arnhem is, op
uitnoodiging van den Commissaris des Konings, in verband
met de aanstaande inlijving der miliciens bepaald, dat
lotelingen, die in eenigszins benevelden of beschonken
toestand op de plaats van aflevering verschijnen, bij den
commandant van het corps, waarbij zij worden ingedeeld,
zullen worden gesignaleerd, ten einde disciplinair te worden
gestraft.
Door den bloemist Palleux wordt aanbevolen om
gedurende den winter de planten, die daaraan behoefte hebben,
te dekken met afval van kurk. Eene groote hoeveelheid
kurksnijdsel is overal voorhanden, en bezit slechts geringe
waarde, terwijl het een van de slechtste geleiders voor de
warmte en dus voor dit doel uitnemend geschikt is.
Brieven uit de hoofdstad.
23 April.
Burgemeester van Amsterdam te zijn, behoort misschien onder
de benijdenswaardige posten, maar de daarmede verbonden functie
van hoofd der gemeentepolitie is uitermate geschikt om bij voor
komende vacature de al te eerzuchtige liefhebbers op een beta-
melijken afstand te houden. Want van de vele slecht ingerichte
diensten, die wij hier hebben, is het politiewezen ontegenzeggelijk
een der slechts ten, en ik geloof dat iemands ambitie naar het
bekleeden van eerebaantjes al in buitengewone mate moet ont
wikkeld zijn, om hem belust te maken op het bestuur van een
gemeentelijke inrichting, die voor alle ingezetenen een voorwerp
van minachting en ergernis is. Onophoudelijk heeft do burgerij
oorzaak om zich over de slechte organisatie, de nalatigheid en
het ondoordacht optreden der politie te beklagen, en de agenten
zeiven geven herhaaldelijk blijken van ongeschiktheid voor hunne
even gewichtige als moeielijke taak. Ik zou een lange lijst
kunnen opmaken van in den laatsten tijd voorgekomen gevallen,
allen van meer of minder ernstigen aard, waardoor de slechte
organisatie van den politiedienst en het onvoldoend kaliber der
agenten (de weinige goeden niet te na gesproken) genoegzaam
wordt bewezen. Maar de herinnering aan die gevallen is nog
te levendig, dan dat ik ze hier opzettelijk zou behoeven op te
sommen, en de gedenkwaardige geschiedenissen van de „dienders"
b:j den warmen bakkersoven, van het gebeurde met een ter be
waking opgenomen meisje in een der politiebureelen, en van de
beide binnen weinig tydsverloop gepleegde brandkast-diefstallen
liggen nog versch genoeg in ieders geheugen om het gezegde te
kunnen staven. Het regent dan ook klachten en reclames bij de
politie-autoriteiten, en onder de in den laatsten tijd bij den Ge
meenteraad ingekomen stukken waren er velen, die grieven tegen
de inrichting en de handelwijze der politie te berde brachten en
met klem op afdoende reorganisatie aandrongen. Ik heb die
pogingen altijd met warmte toegejuicht, ofschoon ik er in den
bestaanden staat van zaken juist niet bijzonder veel heil van
verwachttemaar.... het spreekwoord van den steen en den
droppel blijft nog altijd waar, en al staat een boom ook nog zoo
vast, elke bijlslag is er één. Gisteren is weêr zulk een droppel
neergekomen, voorshands zonder nog veel uitwerking te doen.
Meer dan een dertigtal firma's, wier kantoren geheel of ten
deele gevestigd zijn op het Prinseneiland, het Bickerseiland, de
Realengracht, de Haarlemmer Houttuinen en de buurten welke
daaraan grenzen (het schouwtooneel der onvergetelijke brandkast-
histories) zonden den Gemeenteraad een adres toe, waarin ernstige
bezwaren worden geopperd tegen de onvoldoende wijze, waarop
voornamelijk des nachts de genoemde buurten door de politie
worden bewaakt.
Indien de klagers naïef genoeg geweest zijn om te verwachten,
dat zij veel succes van hun adres zouden hebben, zijn zy bedro
gen uitgekomen. Het schijnt, dat er onder burgemeester Van
Tienhoven hoe ijverig hij ook overigens de gemeentebelangen
behartigt geen doortastende hervorming van het politiewezen
te verwachten is. Het tegenwoordige hoofd der gemeente-politie
is nu eenmaal niet af te brengen van de meening (een meening
tegen beter weten in, althans volkomen met de zeer recente en
vast bewezen feiten in strijd) dat het met orde, rust en veilig
heid in de hoofdstad niet erger gesteld is dan vroeger en niet
slechter dan „ergens elders," welke laatste argumentatie bijna
klassiek is geworden. Ook nu weder bereed de burgemeester als
voorzitter van den Raad dit rooskleurige stokpaardje. Toen het
adres over de brandkast-transporten aan de orde kwam, verwees het
hoofd der gemeente-politie naar eene door hem afgelegde verklaring
van een paar jaar geleden en gaf hij opnieuw als zijne meening
te kennen, dat de tegenwoordige organisatie, in vergelyking met
die van vroeger, niet tot meerdere bezorgdheid aanleiding gaf.
Daardoor is alle uitzicht op verbetering ons dus voorshands weer
ontnomen. De agenten, die in de bakkery hadden vertoefd, zyn
ontslagen, en de tweede brandkast was gestolen in de vyftien of
twintig minuten, die tusschen de rondes van den politieagent
verliepen. Een verzoek om twee agenten in plaats van een te
laten loopen, leed schipbreuk op het antwoord, dat dit een uitgaaf
van f 70,000 zou kosten. En daarbij bleef het voorloopig.
En of nu de straatschandalcn al toenemen, of de nachtelijke
inbraken elkaar rusteloos opvolgen, of het 's avonds met de rust
en veiligheid van vrouwen en meisjes op den openbaren weg
bijna hopeloos gesteld is, of dc vechtende schooljongens elkaar
tegenwoordig weer met hernieuwde woede bekampen en met
stokken en slingerinstrumenten elkander bijna doodelijke verwon
dingen toebrengen, of men al dag aan dag allerlei heilzame en
noodzakelijke politie-verordeningen straffeloos ziet overtreden....
wij moeten er het zwijgen toe doen, want dit alles is niet erger
dan vroeger, niet slechter dan ergens elders en de verbetering
zou te veel geld kosten. Men zal mij moeten toegeven, dat de
Amsterdammers in sommige opzichten voorbeeldeloos geduldige
lieden zijn.
Ook op het stuk van waterverversching zijn ons gisteren geen
zeer aangename vooruitzichten geopend. Onze stadsgrachten....
men begrijpt wat ik bedoel: zy hebben eene internationale ver
maardheid gekregen. En hadden we vroeger alleen 's zomers
last van kwalijk riekende geuren, ditmaal heeft de stank zelfs
overwinterd en is ons nu reeds toegezegd, dat het dezen zomer
nóg erger dan gewoonlijk zal zijn. Een bemoedigende gedachte
als er den een of anderen dag een epidemie uitbreekt, wat immers
niet zoo geheel tot dc onmogelijkheden behoort! De onvoldoende
waterverversching is een donkere en bedenkelijke schaduwzijde,
van ons Noordzeekanaal, en er schijnt maar geen middel te bestaan
om het euvel voor goed te bestryden. Gedurende de jongste drie
maanden heeft men weder een tienduizend gulden verspild met
de toepassing van een nieuw stelsel, doch ook deze proefneming
is niet gelukkig uitgevallen, want de liefeljjke uitwasemingen der
Amsterdamsche lagunen zijn nog even streelend voor onze reuk
organen als te voren. Gelukkig is men nu zoo wijs om de proef
niet verder voort te zetten, en betreuren wjj slechts de verlorene
f 10,000, waarvoor wij volgens de berekening van den burge
meester (100 voor f 70,000) ons corps politie-agenten met 14| man
hadden kunnen versterken. Want ik weet waarlijk niet wat
dringender noodig isverfrissching van ons grachtwater of verbete
ring onzer politie, het eerste vervuild door den gebrekkigen afvoer
van onreine stoffen, de laatste schier machteloos tegenover den
verderfelijken invloed der cafós-chantants etcetera. Te Groningen
heeft men reeds het een en ander omtrent de „chanteuses" en
„actrices" dier etablissementen aan het licht gebracht; te Amster
dam zou men krasser staaltjes kunnen verhalen, waarvan ik er
in een volgenden Brief als voorbeeld een hoop mede te deelen.
Hoe verheug ik mij daarentegen over de hartelijke waardeering