HELKERSCHE EN NIEUWED1EPER COURANT. ei Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. 1885. N°. 55. Jaargang 43. Vrijdag 8 Mei. Uitgever A. A. BAKKER Cz. BEKENDMAKING. PUBLICATIE. POSTKANTOOR HELDER. ..Wij huldigen Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal iranco perpost 0.90. 120. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. BURGEMEESTER cn WETHOUDERS der gemeente Helder brengen ter kennis van de ingezetenen, dat tot tegenschatters voor de belasting op het personeel, voor het dienstjaar 1885/86, zijn benoemd de HeeronJ. A. KNAVEN en J. B. BF.RKELJON. Helder, den 4 Mei 1885. Burgemeester en Wethouders voornoemd, STAKMAN BOSSE, burgemeester. C. BOON, Secretaris. SCHUTTERIJ. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Helder, Gezien Z. M. besluit van den '21 Maart 1828 (Staatsblad No. 6), houdende reglementaire bepalingen tot invoering der Wet op de Schutteryen van den 11 April 1827 (Staatsblad No. 17), in verband gebragt met Art. 6, 7, 8 en 9 van gezegde Wet. Gezien de dispositie van den Heer Staatsraad Gouverneur van Noordholland, dd. 11 April 1828, No. (Provinciaal blad No. 41) omtrent de executie der Wet op de Schutterijen. Roepen by dezen op alle Manspersonen, ingezetenen dezer gemeente, welke op den eersten Januarij 1885 hun 25ste jaar zijn ingetreden, en alzoo diegenen welke in den jare 1860 zijn geboren, alsmede de zoodanigen welke, ofschoon in andere ge meenten ingeschreven, sedert de 'aatste inschrijving binnen deze gemeente zijn komen wonen en op den lsten Januarij 11. hun 34ste jaar nog niet hebben voleindigd, en alzoo geboren zijn in de jaren 1850, tot en met 1859 ingesloten, de vreemdelingen ▼an denzelfden ouderdom, die sedert de laatste inschrijving in de termen gevallen zyn, om volgens Art. 2 der Wet van 11 April 1827 als ingezetenen te worden beschouwd, benevens de gepas- porteerde Militairen, die, om welke redenen dan ook, zich nog niet ter inschrijving voor de Schutterij hebben gepresenteerd, ten einde zich in de daartoe gereed gemaakte registers te doen inschrijven, tevens te kennen gevende: Dat de inschrijving zal beginnen den 15den Mei aanstaande, en geheel zal moeten zyn afgcloopen den eersten Junij daaraan volgende, terwijl in een der vertrekken op het Raadhuis alhier, voor de inschrijving zal worden gevaceerd op alle werkdagen van *8 morgens 9 tot 12 ure. En ten einde voor te komen, dat iemand in de termen der inschrijving vallende, zicli door onwetendheid aan plichtverzuim schuldig maakt, heeft het Gemeentebestuur noodig geoordeeld een ieder bekend te maken met en te herinneren aan de navolgende bij de Wet van 11 April 1827 (Staatsblad No. 17) gemaakte bepalingen. Dat een iegelijk zonder onderscheid, of hij mocht vermeenen al of niet onder de bij de Wet vrijgestelden of uitgeslotenen te behooren, verplicht is zich voor de Schutterij te doen inschrijven. 2C> EEN NOORSCHE GESCHIEDENIS, door JONAS LIE. Dat zij die in meer dan eene gemeente hun verblijf houden, of den zetel van hun vermogen hebben gevestigd, tot de inschrij ving verplicht zullen zijn binnen die gemeente waar eene dienste doende Schutterij aanwezig is, en bijaldien in die verschillende gemeenten alleen dienstdoende of alleen rustende Schutterij bestaat, zich tc doen inschrijven in die gemeente, alwaar zij voor de personeele belasting zijn aangeslagen, en de ambtenaren in die gemeente alwaar zij ambtshalve verplicht zijn hun verblijf te houden; Dat degenen welke van hunnen juisten ouderdom geen vol doend bewijs geven, naar het oordeel van het Plaatselijk Bestuur zullen worden ingeschreven, onverminderd de bevoegdheid van de ingeschrevenen, om van hunnen juisten ouderdom nader te doen blijken; En dat eindelijk zij, welke bevonden worden zich niet voor den lsten Junij te hebben doen inschrijven, door het Plaatselijk Bestuur zullen worden ingeschreven, en in eene geldboete ver wezen worden, terwijl zij daarenboven zonder loting bij de Schutterij zullen worden ingelijfd, indien het zal blijken, dat er tijdens de verzuimde inschrijving geene reden tot uitsluiting of vrijstelling ten hunnen aanzien bestond. Burgemeester en Wethouders vermanen tevens ieder ingezeten dezer gemeente welke het aangaat, om zich tijdig van een geboorte-extract te voorzien, waardoor zich ieder van zijnen juisten ouderdom kan verzekeren, en hetwelk bij de inschrijving zal moeten worden vertoond, alsmede om zich ter behoorlijker tijd tot de inschrijving aan te melden, teneinde de straf, wegens nalatigheid vastgesteld, voor te komen. Helder, den lsten Mei 1885. Burgemeester en Wethouders voornoemd, STAKMAN BOSSE. De Secretaris, C. BOON. Lijst der brieven, geadresseerd aan onbekenden, gedurende de eerste helft der maand Maart. Namen der geadresseerden. Plaatsen van bestemming. Wed. D. Poolman Amsterdam. H. C. Visser Kampent D. Baasdorp G. Boon H. Chamot's Hage. Mcj. W. v. d. BurgLeiden. J. W. HerselinkVeendam. Wed. Simon De VriesWorkum. Briefkaart H. BosmanRotterdam. Perzonden geweest naar Amerika: Adrijaans GeerlanCincinnatie. De eentonigheid van den winter werd in het midden van Februari afgebroken door de ontvangst van een brief, dien de kapitein eerst op de hand woog en een paar malen bekeek... wit glad velijnpapier C. R. in het zegel. Eindelijk maakte hij hem open. Ja, van Rónnow! Zyn fraai loopend schrift met hier en daar een krul, die aan hem zeiven kon doen denken, wanneer zyne lenige gestalte zich sierlijk voortbewoog. S. T. Den Heer Kapitein Peter Jaeger. Hooggeachte, waarde oude kameraad en vriend! Ik zal mij onthonden van lange preludiums over positie in de wereld, vooruitzichten, enz. en maar in eens met mijn wensch voor den dag komen. Zooals de kaarten voor mij geschud en gevallen zijn want waarlijk, ik heb ze niet uitgespeeld! zult gij mij geen ongelijk geven, dat ik al sedert een paar jaren naar eene huisvrouw of levensgezellin rondzie, welke geschikt is voor den kring, waarin ik mij beweeg Maar bij al myn zoeken zat in een schuil hoekje van mijn hart een meisje met donker haar cn zwarte oogen, dat ik zekeren winteravond op Gilje bij de speeltafel zag, en dat ik het genoegen had, onder hare ontwikkeling tot eene fiere jonkvrouw, tot eene dame, die van nature anderen beheerscht, gade te slaan. Nu ik zal met mijne volle zes en veertig jaar geen liefdes geschiedenis opdisschen, ofschoon er op dit punt wellicht heel wat zou te zeggen zijn. Dat ik inwendig nog niet tot de ouden behoor, heb ik in elk geval duidelijk bemerkt. Het spreekt van zelf, dat ik met mijn wensch niet tot u kom, zonder my eerst door eene nadere en langdurige kennismaking verzekerd te hebben, dat ook uwe dochter genegenheid voor mij gevoelde. Dat het resultaat niet tot myn desavantage geweest is, blijkt uit haar gisteren door mij ontvangen schrijven, waarin zij mij haar jawoord geeft. In de hoop, dat aan de oprechtheid mijner bedoelingen niet getwijfeld worde, kom ik by deze met de vraag tot u en uwe echtgenoot, of gy mij de toekomst van nwe dierbare Inger- Johanna wilt toevertrouwen. Wat een man doen kan, om haar levenspad te effenen, daar over zal zij zich, ik durf het parole cTAonneur verzekeren, nooit beklagen. Ik zal hier nog slechts bijvoegen, dat wanneer de koninklijke familie op het einde van Mei of in het begin van Juni naar Christiania vertrekt, ik mede ga om aldaar dienst te doen. Ik zal dan haar, op wie al mijne gedachten gevestigd zijn, kunnen wederzien. In spanning uw geacht antwoord te gemoet ziende, met de meeste achting, Uw steeds getrouwe Vriend Carsten Rónnow. Er was nu zooveel om over te denken, dat er niet aan gedacht werd, met ma over vossen klemmen en strikken te spreken. Van het middagslaapje kwam ook niets. Hij snelde in gezwinden pas de plaats over.... Er moest nog een man aan het dorschen gezet worden. De mest moest uit gereden worden. Er moest voortgemaakt worden! Hij kwam binnen, zette zich op de sofa en stak een fidibus aan, maar stond weer op, terwijl hij dien aan de pijp bracht. Hij bedacht, dat er naar den smid moest worden gezonden, om harken cn ander gereedschap voor de lente te repareeren. Er hielp niets aan hy moest op reis naar Gülcke, om het nieuws mede te deelen. Inger-Jobanna schreef in de eerste dagen van Maart: „Deze komt zoo vroeg op mijn vorigen, omdat ik juist een brief van Rónnow ontvangen heb over iets, waarby ik u, lieve oudersgaarne op mijne zijde zag, wanneer gij, zooals ik voorzie, tantes uitvoerige toelichting en redenen in tegenovergestelden geest ontvangt. Rónnow schryft, als ware het reeds voor goed vastgesteld, dat wij in Juni of Juli zullen trouwen. Tante wil, dat de bruiloft bij haar zal gehouden worden en hoopt, dat in elk geval vader overkomt. Rónnow voert allerlei beminnelyke drangredenen aan, en ik twijfel niet, of tante zal haar best doen, in een brief van vier zijdjes de hare er bij te voegen, j En tegen al deze redenen heb ik er slechts ééne, deze namelijk, dat toen ik Rónnow mijn woord gaf, ik op zulk eene haast niet j belacht was. Integendeel, ik dacht daardoor tijd te winnen, om op adem te komen. Het is mogelyk, dat anderen zich niet in mijn toestand kunnen verplaatsen, en dat vooral tante oordeelt, dat mijn gevoel niet van die innigheid getuigt, waarop Rónnow aanspraak kon maken. Omtrent dit laatste punt, hetwelk eigenlijk het eenige is, dat een antwoord verdient, wil ik alleen zeggen, dat het onmogelijk Rónnows bedoeling kan zijn, mijne teederste gewaarwordingen te krenken, wanneer hij eerst maar weet, hoe het met mij gesteld is. Ik verlang niets meer dan een geschikter tijd, b. v. in den aanstaanden winter. Ik wil zoo gaarne dit jaar, in ieder geval dezen zomer en herfst, een weinig tijd, rust en vrede hebben. Er is over zooveel te denken, o. a. over de taak, die mij in de toekomst wacht. Ik wil de Fransche spraakkunst dezen zomer, en dan liefst t'huis alleen, doorwerken, en in het algemeen mij voorbereiden. Het is toch maar niet, alsof men eene nieuwe zijden japon aantrekt! O, hoe gaarne zou ik dezen zomer op Gilje zijnIk zat er gisteren over na te denken, hoe aangenaam het verleden jaar in het hoogland was. Neen, op den duur worden tante en ik het niet eens. Met al hare beminnelijkheid en fraaie woordjes is zij tyranniek. Daarom wil zij den tijd van myn huwelijk bepalen en daarom ik kan haast geen woorden vinden voor mijne verontwaardiging heeft zy myn goeden, maar helaas! alles behalve fermen oom dezer dagen tot de onridderlijke daad weten over te halen, om Grip JEz&l n n enia-rta. De triumftoclit van mevrouw Kleine Gnrtman door een aantal steden van Nederland is jl. Maandag avond in de hoofdstad op schitterende wijze ten einde gebracht en daarmede heeft de gevierde actrice voor goed afscheid genomen van het tooneel, waarop zij zoovele jaren heeft uitgeblonken. liet is bijna niet te beschrijven hoe moeielijk het scheiden was op dien avond, zoowel van de zijde van mevrouw Kleine Gartman van het publiek, als van liet publiek van deze hoogst begaafde vrouw. De geheele avond was een doorloopend huldebetoon, waardoor de vertooning van Schimmels Juffer Serklaas geheel op den achtergrond werd gedrongen. De geheele Schouwburg was in een bloemenhof herschap :n, dank zij Flora, die er dezer dagen zoo kwistig mede is. Het verslag der jl. Dinsdag gehouden Raadszitting van Zijpe vinden belangstellenden op pag. 4. Ook te Alkmaar is de openbare speeltuin geopend. Aanvankelijk wordt er reeds een flink gebruik van gemaakt. Zelden trof de Marine in zoo'n kort tijdsverloop zulk een gevoelig verlies aan hoofd-officieren als in de vorige week. In drie dagen tijds toch overleden achtereenvolgens dc kapt. luitenants ter zee J. M. Bervoets cn C. J. Marinkelle, en de kapitein ter zee W. Steffens, de eerste te 's Gravenhage, de beide laatsten in Oost-Indië. Allen dienden den lande meer dan dertig jaren en wijdden hunne beste krachten aan Koning en vaderland, zij liet ook dat dè een meer dan de andere met onderscheiding en voldoening gediend heeft. C. J. Marinkelle kwam den lsten September 1853 op de Koninklijke Academie voor land- en zeemacht te Breda, en verliet de inrichting I September 1857. Als adelborst 1ste kl. deed hij eene kruistocht naar de Middellandsche Zee en vertrok hij in 1858 met Zr. Ms. fregat De Ruyter naar Oost-Indië, onder bevel van den kapitein ter zee J. C. Du Cloux, om al aanstonds deel te nemen aan de expeditie tegen Boni, en later als luitenant ter zee 2de klasse, waartoe luj 1 Septembar 1859 bevorderd werd, aan den oorlog in de Z. O. aldeeling van Borneo. Na als luitenant ter zee tweede klasse nogmaals eene Indische campagne van ruim drie jaren gemaakt te hebben, was hij ten derde male in Oost-Indië in den rang van luitenant ter zee 1ste kl., en mocht hij vooral toen met de meeste onder scheiding dienen, en beeft hij daarbij dikwerf moeielijke en hoogst gevaarlijke omstandigheden doorleefd. In Maart 1873 als stations-commandant ter Westkust van Borneo opgeroepen om wegens langdurig verblijf in de koloniën naar Nederland terug te keeren, wachtte hem te Batavia de verrassende onderscheiding, in dien tusschentijd benoemd te zijn tot adjudant van den generaal-majoor J. H. R. Kohier, opper- uit zyne betrekking op het kantoor te ontslaan. Daardoor mist hij de helft van hetgeen hij noodig heeft om te leven en te studceren, en dat alleen omdat zij niet met zijne denkbeelden instemt. Ik zeide haar ronduit, hoe ik daarover dacht, dat het onbarm hartig en onverdraagzaam van haar was ik was zoo boos. Maar, waarom zij per slot van rekening dat is haar stopwoord hem vervolgt, dat zou ik toch wel eens willen weten." Er moest natuurlijk rekening gehouden worden met den wensch van Inger-Johanna, om de bruiloft uit te stellen En zoo werd er dan over en weer geschreven en nog eens geschreven. Maar toen kwam Rónnows nieuwe aanstelling en daarmede de afdoende practische drangreden in de weegschaal, zoodat er eene woning moest ingericht worden tegen den verhuïstijd in October. Het was algemeene schoonmaak op Gilje van boven tot bene den, van binnen en buiten. De bovenkamers moesten gewit cn alles in orde gebracht worden tegen den tijd, dat de jongehuwden zouden komen en de geheele maand Juli in het ouderlijk huis doorbrengen. Als Inger-Johanna kwam, wachtte haar een verassing het geheele commandantshnis moest ingevolge aauschrijving vau het legerdepartement rood en de ramen wit geverfd worden. De daagsche jas van den kapitein zat vol vlekken doordat hij den gcheelen dag bij de ladder vau den schilder naar het werk stond te kijken van het gronden tot de tweede en de fijnste streek toe. Er waaide een frisch lentekoeltje, zoodat de wanden bijna oogenblikkelijk droogden. Tusschenbeide werd hij wel een weinig duizelig, zoodat hij moest blijven stilstaan, om tot verhaal te komen, maar daar voor bestond eene gegronde redende voorzanger had hem dit jaar niet genoeg bloed afgetapt. En misschien maakte hij het zicli wat al te druk, hij verlangde ook zoo, dat alles netjes zou zijn. Hij praatte maar over Inger-Johanna, over hare vooruitzichten hare schoonheid, hare bekwaamheden. Ma kon niet ontkennen, dat hij, toen zij nog heel klein was, reeds gezien had, wat er in haar stak. Intusschcn vond ma, zonder dat zij het zeide, dat hij, al hoorde zij voortdurend zijne luide en vroolijke stem, magerder en gezonder was, toen hij zijne dagelijksche ergernissen en be zwaren had. Zij had hem ingewijd in tante Aletta's bezorgdheid omtrent Jurgens weinige geschiktheid voor de studie. „Ik denk er gedurig over, Jaeger! of Jurgen zijn geluk wel vinden zal op den weg, dien wij hem laten gaan." „Op welken anderen weg dan? schoenmaker worden en voor ons op de knieën gaan liggen, om de maat te nemen? j Neen, neen!" sprak hij, zich oprichtend, als iemand, die ten 1 volle van zijn juist inzicht overtuigd is, „als wij de kosten van j zijn studie bestrijden, kan hij licht studeeren... Velen, die dommer I zyn dan hij, zijn predikant of fogd geworden." i Op zekeren dag schoof de kapitein haastig een brief van tante

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1885 | | pagina 1