te half negen uren per exprestrein naar Arolsen vertrekken.
Van het station Scherfede, waar H. M. te 3.41 uren des
namiddags zal aankomen, wordt de reis per rijtuig vervolgd.
H. M. begeeft zich, na het bezoek aan HD. ouders,
naar de badplaats Teplitz, doch zal waarschijnlijk eerst
Z. M. de Koning te Karlsbad bezoeken. Z. M. de Koning
vertrekt, met klein gevolg, in den vroegen morgen van
Woensdag a. s. naar Karlsbad."
Het incompleet aan korporaals bij de infanterie-
regimenten vermindert sterk; op 1 Mei was het 131, tegen
152 op 15 Maart. Er zijn nog 75 korporaals geschikt ter
bevordering tot onderofficier, doch die moeten wachten op
vacatures.
„De haven van IJmuiden" is een prooi der vlammen
geworden, natuurlijk niet de werkelijke haven, maar een
herberg dien naam dragende en staande op de heide onder
Velzen.
De zes paarden van den landbouwer A. Jongma te
Arum waren jl. Zondag morgen alle nog gezond en wel,
toen zij plotseling en bijna alle tegelijk hevig ongesteld
werden. In den loop van den dag stierven er drie. 's Maandags
weder één. 's Woensdags weder één. De oorzaak der
kwaadaardige ziekten is eer.e kleine schimmelplant, die
woekert tussclien de stengels der paardenboonen, welke aan
deze dieren gevoerd worden. Dergelijke vergiftiging van
paarden komt in die streken meer voor. Opmerkelijk is,
dat hetzelfde voedsel aan rundvee geen schade schijnt te
doen.
Men schrijft uit Alkmaar aan de Amsterdammer
„De wet van 16 April jl. (Staatsblad No. 78) tot wijzi
ging der wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 97)
houdende wettelijke bepalingen tot regeling van den klein
handel ii> sterken drank en tot beteugeling van openbare
dronkenschap, op den 1 dezer in werking getreden, mag
op eenige punten verbetering hebben aangebracht, zeker
zal zij dit niet doen, waar het geldt de openbare dronken
schap tegen te gaan.
Een slijter in wijn en gedistilleerd alhier, tevens winke
lier in sigaren enz. verkoopt fleschjes van verschillende
grootten gevuld met jenever en zorgvuldig gesloten met
een kurkje; het etiquet draagt ten opschrift: „Genever"
Hk. (Heemskerk), 1 Hk., 1£ Hk. enz.
Wanneer nu iemand een half Heemskerkje vraagt, dan
betaalt hij daarvoor 4£ cent, of liever 6| cent, maar ont
vangt 2 cents terug indien hij het fleschje (een gewoon
„apothekertje") terugbezorgt; dat fleschje (zoo'n half Heems
kerkje) houdt veel meer in dan een „borrel" in een kroeg
voor 5 of 6 cent. Nu ligt het voor de hand dat jongens,
zelfs beneden den leeftijd van 16 jaar, en anderen, die
zich geneeren voor de toonbank een borrel leêg te drinken,
een Heemskerkje koopen en dat op hunne wandeling in de
plantsoenen, of als zij elders onbespied zijn, verorberen.
't Is treurig, maar waar!
Wanneer de wetgever gelooft het kwaad op deze wijze
te bestrijden, dan heeft hij zeker wel erg buiten den
waard gerekend, die bewijzen zal geven, dat al de leden
der 2de Kamer niet zoo knap zijn als hij, wanneer het
betreft de verzekering van zijn bestaan."
't Spreekwoord zegt: Een ouder kan beter zeven
kinderen, dan zeven kinderen een ouder onderhouden. De
Terwijl Gülcke wegens dienstzaken op reis was, kwam Tliinka
op Gilje.
Zoo waren dan de beide zusters weer t'huis en wanneer zij,
als van ouds, met elkander praatten, vergaten zij, wat er buiten
haar in de wereld was, daar wisten zij genoeg van.
De kapitein vond het zoo prettig, zeide hij, Thinka met
een breiwerk of een roman op de stoep of in de kamer te zien
zitten.
„Zy schijnt nu zelve ook wel te beseften, dat zij het goed
heeft, denkt ge niet, ma?" vroeg hij.
Hy herhaalde dit zoo dikwijls; het was alsof hij omtrent dit
punt zekere geheime onrust koesterde. Door het gebeurde met
Inger-Johanna was het hem min of meer duidelijk geworden,
dat eene vrouw door een goed huwelijk toch nog ongelukkig kan
worden. Zoo iets kon bijv. het geval zijn met zijne Inger-Johanna,
maar deze maakte ook een uitzondering op den regel, haar zelf
standig karakter liet zich niet zoo gemakkelijk buigen onder
den wil van een ander. Gewone meisjes daarentegen stelden
zulke hooge eischen niet en Thinka was juist geschapen, om
zich naar den wil van een ander te voegen.
Toch bleef de vraag hem pynigen.
„Inger-Johanna," zeide Thinka op de stoep, „let eens op vader,
zie eens, hoe hy daar langs de heining voortsloft. Hij vergeet
zelfs zijne pijp; ze is nog niet half uitgerookt, of ze is al uit
gegaan.
„Gij vindt dus, dat hij veranderd is?" sprak Inger-Johanna,
des avonds het gesprek op de slaapkamer hervattende," arme
vader! het is hem dus onmogelijk, het te boven te komen. Ik
was tot parade-paard bestemd... Maar denkt gij, dat hij het nog
eens van een onzer zou eischen?"
„Gy zijt sterk, Inger-Johanna, en gij hebt zeker gelijk... Maar
hij is zoo zachtzinnig geworden," zeide Thinka zuchtende, „en
dat maakt mij ongerust."
Naarmate de tijd naderde, dat de exercitiën zouden beginnen,
begon hij er meer tegen op te zien, zoodat ma eindelijk oor
deelde, dat het wellicht toch niet raadzaam voor hem was, op
reis te gaan juist omdat het hem aan lust en moed ontbrak.
Hij liep den geheelen dag alleen rond net alsof hij menschen-
schuw was.
De glans van tevredenheid, dien zij in langen tijd niet op zijn
aangezicht gezien had, vertoonde zich het eerst weder, toen zij
hem voorsloeg, den regimentsdokter om een ziekte-bewijs te
schrijven.
Deze zaak, eenmaal op het touw gezet, ging vlug van de hand.
Maar toen de inwilliging van zijn verzoek, om van de exercitiën
weg te blijven, goed en wel op zijn lessenaar lag, scheen hij
berouw te gevoelen. Ontevreden met zich zeiven, doolde hij
rond en was toch steeds met zyne gedachten bij de troepen en
de officieren... Kapitein Yonderthan zou natuurlijk de manschappen
in den grond bederven... En deze of gene speculeerde er zeker
reeds op, dat hij op wachtgeld zou worden gesteld... Maar dat
zou hun tegenvallen, al zou hy het heele jaar niets dan wei
drinken. De tijd, dat de exercitiën duurden, die zijn geest steeds
bezig hielden en verontrustten, was eindelijk voorbij en ma had
hem reeds weten over te halen, zich eens naar het hoofddorp te
begeven, toen de post een kort briefje van Jurgen bracht, dat
ter neder sloeg en met droefheid vervulde.
Hij kon het niet langer uitstaan, de minste van zijne klasse
te zijn, en hij had zich daarom op een schip verhuurd, dat dien
zelfden avond naar Engeland ging. Van daar hoopte hij gele
genheid te vinden, naar Amerika te komen, waar hy wilde
beproeven smid, wagenmaker of iets dergelijks te worden. Hij
zou niet nalaten aan zijne geliefde ouders te schrijven, hoe het
hem ging.
„Ma!" sprak de kapitein met diepe, trillende stem, toen hij
eindelyk een weinig van zijne verslagenheid bekomen was, „de
kennismaking met dien Grip komt ons duur te staan, het is alles
zyn schuld(Wordt vervolgd.)
juistheid van 4&t woord blijkt uit het volgende bericht:
Een 86jarige weduwe te Asjioren, die een zeventigtal
afstammelingen heeft, heeft zich dezer dagen bij een land«
bouwer nog als werkmeid verhuurd.
Een oom liet zijn neef aan zijn sterfbed komen en
sprak hem op deze wijze toe:
„Je bent mijn eenige erfgenaam, beste jongen, (de neef
hoorde deze woorden met veel genoegdoening die hij moeite
had te verbergen) luister eens goed naar mijne woorden:
speel nooit op een Vrijdag, nooit op den dertienden en nooit
op den zevenden van de maandgeef bij den derden slag
altijd de bank over, speel nooit meer dan een uur achtereen
en dineer nooit in je club.
Wanneer ik deze principes steeds gevolgd had, zou ik
nooit mijn vermogen verloren hebbenik heb ze geminacht
en nu heb ik ook geen cent meer. Doe niet gelijk ik, dan
zal je, bij je sterven, je neven wat kunnen nalaten."
Het jonge mensch was zeer uit het veld geslagen.
Brieven uit de hoofdstad.
7 Mei.
Mevrouw Kleine's feestelijk afscheid van het tooneel is misschien
wel het opmerkelijkste feest geweest der laatstverloopen dagen.
De avond van jl. Maandag beslaat een belangrijke plaats zoowel
in het leven der gevierde tooneelspeelster in het bijzonder als in
de geschiedenis van ons vaderlandsch tooneel in het algemeen,
en is tevens kenmerkend voor den ommekeer omtrent zekere
maatschappelijke verhoudingen en toestanden. De hulde, zoo
ruimschoots en van zoo velerlei kanten aan de grijze mevrouw
Kleine-Gartman gebracht, is een verblijdend bewijs van de toe
nemende belangstelling van het beschaafde publiek in den bloei
onzer vaderlandsche tooneelspeelkunst en toont onbetwistbaar aan,
dat de vroegere minachtende begrippen betreffende de verdiensten
der toen genoemde „Hollandsche komedie" voor meer waardeerende
gevoelens beginnen plaats te maken. Een goede vijf' en twintig
jaar geleden zou zulk een feestavond zich veel raoeielijkcr hebben
laten organiseerengold het toen een Patti of Lucca, een Sarah
Bernhardt of Adelaide Ristori, dan was er overvloedig zedelijken
en 8toffelijken steun voor een vereerende „betooging" te krijgen,
maar voor de Hollandsche komedie en wie er toe behoorden,
bleef men koud en werkeloos. Thans is daarin een merkbaren
verandering ton goede gekomen: mannen van naam en beteekenis,
warme en invloedrijke voorstanders van letterkunde en kunst,
hebben in al de plaatsen, waar mevrouw Kleine optrad tot het
geven harer afscheidsvoorstelling, de handen ineengeslagen om
haar dat afscheid zoo aangenaam en streelend mogelijk te maken.
Dit is inderdaad een verblijdend en bemoedigend teeken des tijds.
De beoefenaars der tooneelspeelkunst worden niet meer met den
nek aangezien of met souvereine minachting behandeldde
vroegere onverschilligheid heeft voor waardeering en achting plaats
gemaakt en deze gunstige verandering kan niet anders dan voor-
deelig werken én op den toestand van het tooneel in het algemeen
èn op het gehalte dergenen, die zich daaraan wijden. Talentvolle
jongelieden uit onze ontwikkelde kringen, roeping en aanleg voor
de dramatische kunst hebbende, zullen zich niet langer door het
publiek vooroordeel behoeven te laten weerhouden om aan die
roeping gehoor te geven, en daardoor zal er ook in dit opzicht
waarlijk van „verheffing" van ons nationaal tooneel sprake
kunnen zyn.
Met eenige spanning vroegen hier de vele vrienden en vereer
ders van mevrouw Kleine zich al, op welke wijze de Directie
der Vereeniging Het Nederlandsch Tooneel zich kwijten zou van
de eervolle taak, om de verdiensten der begaafde vrouw naar
den eisch te huldigen. Door haar te benoemen tot den eerepost
van adviseerend lid der Vereeniging tegen een vaste jaarwedde,
heeft de Directie gehandeld met een loyauteit en kieschheid, die
algemeene voldoening en tevredenheid lieeft gewekt, en eerde zij
evenzeer zichzelve als de Heldin van het feest. Laat ons hopen
dat thans aan onze mevrouw Kleine-Gartman een rustige, onbe
zorgde levensavond gewaarborgd zij; zij heeft, bij de vele licht
zijden, toch ook ruimschoots de schaduwzijden der toonoelloopbaan
ervaren, en die haar van nabij kennen, weten maar al te goed,
dat zy een afmattend, vermoeiend, ingespannen leven achter zich
heeft, rijk aan zorg en strijd. Nu het uur der rust voor haar
heeft geslagen, verecnigen allen, die haar achten en liefhebben,
zich in den wensch, dat die rust zoo genocgelijk en ongestoord
mogelijk zij. Dan blijft het huldebetoon van 4 Mei en vorige
avonden voorzeker tot hare aangenaamste herinneringen behooren.
Overigens laten de Nederlandsche natie in het algemeen en
onze goede stad Amsterdam in 't bijzonder het tegenwoordig niet
aan huldeblijken en gedachtenisvieringen ontbreken. Wat al meer
of minder beroemde mannen of vrouwen, wat al namen of feiten,
zoowel van vroeger als later datum, zijn er in den laatsten tijd
herdacht en gevierd! Het is bijna of er iets aanstekelyks in de
lucht zit en men rusteloos vorscht naar gelegenheden om zyn
huldelievend en vereerend hart lucht te geven. Sedert de jongste
twaalf of vijftien maanden vooral stijgen rusteloos de wolken op
uit den wierookschaal der nationale of gemeentelijke bewondering
en komt er bijna geen pauze in de lofliederen, die ter eere van
beroemde dooden en levenden worden aangeheven. Hoe gelukkig
dat wij zulk een bewonderenswaardig verleden achter ons hebben,
met zulk een achtbaren stoet van vaderlandsche groothedenOp welke
wijze zou zich anders de saamgehoopte geestdrift en vereering moeten
ontlasten! Maar tot dusver is er nog geen gebrek aan de
noodige keuze geweest. Wie hebben wij al niet in den laatsten
fijd herdacht of helpen herdenken, gevierd en medegevierd. De
rij is zoo bont en afwisselend mogelyk en alle soorten van men-
schenkinderen zijn er in vertegenwoordigd: mevrouw Kleine en
Da Costa, Ten Kate en Ter Gouw, Prins Willem I (Delft) en
Koning Willem II (Luxemburg), Brederoo en Handel, Bach en
de Transvalers, Beets en Bosboom-Toussaint, Van der Werft
en.... Het is al wèl zoo, dunkt mij; zelfs zoo losweg uit mijn
geheugen opschrijvende, zou de lijst langer worden dan ik gedacht
had. Welk een streelend denkbeeld, onder ons gezegd en ge
bleven Zoo langzamerhand vormen wij eene société d'admiration
mutuelle," een onderlinge bewonderaars-bond, waarin ieder op
zijn beurt onder handen wordt genomen. Zeker, wij kinderen
van Nederlandschen bloede hebben vele gebreken en tekort
komingen; maar de zon onzer dankbaarheid en waardeerende
erkentelijkheid straalt onbeneveld en helderder dan ooit aan den
vaderlandschen hemel, vooral nu die leelijke wolk van de mis
lukte Transvaalsche leening zoo zachtjes aan in het vergeetboek
begint te geraken. Ik wilde om wat liefs, dat ik mij die ware
geschiedenis van het onthaal onzer stamverwanten uit het hoofd
kon zettenik zou er dan misschien nooit toe gekomen zijn, aan
het zuiver goud-eehalte van een Nederlandsch of Amsterdamsch
huldebetoon te twijfelen. Maar daartegenover staat, dat de wijn,
waarmede we bij zulke gelegenheden onze gloeiende toosten
drinken, gewoonlijk uitstekend is, en dat de menu's in den regel
weinig te wenschen overlaten, en dit maakt weer veel goed.
En tot welk een aanzien voeren wij, langs dezen niet al te
moeielijken weg, allerlei kunsten en wetenschappen in ons
midden op! Wij hebben tegenwoordig een hart, dat aanhoudend
blakende is voor alles wat groot en verheven mag heeten. Wat
onze hand en onze beurs misschien te weinig doen, trachten we
ruimschoots te vergoeden door het geduld waarmede wij naar
feestredenaars luisteren, wier taak allengs onder de „beroepen
en ambachten" begint te sorteeren, of door de volharding waar
mede wij ons schier rusteloos van de feestzaal naar het feest
terrein en van het feestterrein naar den feestdisch spoeden. Het
ia een universeele bewonderingswoede, waardoor wij zijn aange
grepen. Vandaag eerden wy in mevrouw Kleine de dramatische
.tötwej. gisteren in Da Opsta de lyrische poösij; heden huldigen
wij in ten Kate den dichterlijken zanger bij uitnemendheid,
morgen vereeren wy in Brederoo het geestig vernuft en do zuivere
taalwij toonen onze muzikale symphatieën door Handel en Bach
te verheerlyken, en als wy de Transvalere bewierooken, klopt
ons eigen hart ful speed van vaderlandsliefde en heldenmoed,
wij huldigen Beets, omdat alle fatsoenlijke Nederlanders de
„Camera" zoo mooi vinden, en hebben meegejuicht voor mevrouw
BosboomToussaint, al sloegen we misschien nog nooit haar
„Leicester in Nederland" of haar „Huis Lauernesse" open. Maar
toch door voortdurend zooveel helden en heldinnen op hunne
voetstukken te zetten, stijgen we zelf een eindje mee omhoog.
Ja werkelijk, we zijn een groot volk, want het besef er van
trachten wij met onvermoeibren ijver gestadig aan te wakkeren
Eu al kan de gevierde grootheid, zoo hy of zy nog in het land
der levenden is, soms moeielyk een glimlach bedwingen om de
bedenkelijke wijze, waarop men zyne verdiensten opvyzelt of in
een valsch daglicht stelt; al keert de „beroemde doode" zich
misschien ook in zijn graf om van ergernis over de potsierlijke
manier, waarop men (o schim van Da Costa, hoe zult gij ge
toornd hebben!) met zijne nagedachtenis omspringt, daar
bekreunen de altijd welraeenende, maar vaak onnadenkende hul-
digere zich al zeer weinig om. Vol geestdrift en zielsverrukking
zwaaien zy de wierookschaal en plengen zij den eerewijn, giste
ren voor het proza, heden voor de poëzie, morgen voor muziek
en zang, zich steeds afvragende wanneer en wie er meer te
huldigen valt. En nog is het einde niet!
Ik hoop en mij dunkt, ik ben de eenige niet dat er nu
eens in dezen hnldestroom eenigen stilstand zal komen. Bij wyze
van minnelyke schikking stel ik voor, dat de heeren „bewonderaars"
ons zes maanden zoraer-recès gunnen; bij leven en welzijn kunnen
wij dan van den winter onze schade inhalen en het wellicht
verzuimde goedmaken. Amstelaar.
Bulteniana.
De Engelsche pers is over het algemeen weinig inge
nomen met de oplossing van het Afghaansche grensconflict.
De Echo geeft daarvan het volgende kort overzicht:
„Rusland krijgt de pudding, en Engeland den vorm, waarin
zij gebakken is."
„Als de scheidsrechter uitspraak gedaan heeft," zegt het
blad op eene andere plaats, „en Engeland wox'dt in het
ongelijk gesteld, dan betuigt de Regeering haar spijt en
daarmede is het uit. Wordt Rusland in het ongelijk ge
steld, dan betuigt Rusland zijn leedwezen en daarmede is
het ook uitin elk geval behoudt het de streken, waaruit
het de Afghanen verdreven heeft."
Omtrent het gebeurde bij het paleis van den Duitschen
Keizer meldt de Nordd. Allg. Ztg. thans iets naders.
Jl. Dinsdag avond te elf uren zwierf een armoedig gekleede
man in den omtrek van het paleis rond, hetgeen den schild
wachts reeds in het oog was gevallen. Plotseling slingerde
hij een steen in de middelste glazen deur van het paleis,
midden tusschen de beide daar op post staande soldaten
heen. De man werd op heeterdaad betrapt en dien nacht
naar het bureau van politie gebracht. Toen men hem
Woensdag tegen 3 uur naar den rechter bracht, waar hij
geconfronteerd zou worden met iemand, waarmede hij den
vorigen avond in gezelschap was geweest, en hij opnieuw
voorbij het paleis kwam, gelukte het hem, terwijl hij zijn
zakdoek vallen liet, wederom een steen op te rapen en die
door het hoekvenster te werpen, waar de Berlijners ge
woonlijk hun Keizer zien staan of zitten.
Algemeen gelooft men, dat het den man om geruimen
tijd „vrij logies" te doen geweest is. Hij heet Michel
Grigoleitus en komt uit Bikenau in Oost-Pruisen. Bedelend
had hij zijn weg naar de hoofdstad gevonden en sedert zes
dagen vertoefde hij daar, de nachten steeds in de open
lucht doorbrengend.
Benoemingen, enz.
De luits. ter zee lste kl. M. J. P. Westveer en W. Romer,
de luits. ter zee 2de kl. W. P. Coolhaas en W. Noorduyn en
de off. van adm. 2de kl. A. W. Van den Worm, uit Oost Indië
teruggekeerd, zijn op non-activiteit gesteld.
De luit. ter zee 2de kl. J. H. Calmeijer, geplaatst bij den
torpedodienst der Marine alhier, wordt met 14 dezer op non-
activiteit gesteld en met den ldden vervangen door den luit. ter
zee lste kl. C. Meyboora.
De luit. ter zee 2de kl. D. A. Van Drooge, dienenende aan
boord van Zr. Ms. fregat Evertsen, wordt met 16 dezer over
geplaatst in de rol van Zr. Ms. wachtschip alhier eu vervangen
door den luit. ter zee 2de kl. S. Woldringh, thans dienende aan
boord van Zr. Ms. wachtschip te Amsterdam.
De luit. ter zee 2de kl. G. M. Kraay wordt met 16 dezer
geplaatst aan boord van laatstgenoemden bodem.
Visoiitoerioiiton.
Door 60 korders werden jl. Donderdag 45 tot 200 groote
tongen, 93 tot 200 kleine en middelbare idem, 4 tarbotten, 30
tot 200 schelvisschen en 1 tot 3 mandjes kleine schol aangevoerd
groote tong werd afgeslagen tegen f 0.25 a 0.30, kleine en middel
bare idem, tegen f 0.08 k 0.20, tarbot tegen f 8.50, alles per
stuk, schelvisch tegen f 10.50 't honderd en kleine schol tegen
f 3.75 tot 2.60 per mandje. Tien beugers brachten 12 tot 60
roggen aan, die ter afslag f 0.58 k 0.60 per tal opbrachten. Veer
tien tal geep, van Wieringen aangevoerd, werd tegen f 18 en 18.50
per tal afgeslagen.
Door 50 korders werden gisteren 10 tot 60 tongen, 50 tot
130 kleine en middelbare idem en 1 tot 2 mandjes kleine schol
aangevoerd; tong werd afgeslagen tegen 30 k 35 c., kleine en
middelbare idem tegen 8 h 20 c. per stuk en kleine schol tegen
f 4.a 4.35 per mandje. Vijf beugers brachten 15 tot 50
roggen en 300 schelvisschen ter afslagrog gold 45 k 46 c. per
stuk en schelvisch f 11.50 't honderd. Van Wieringen werd
door 8 schuiten 1£ tot 4 tal geep aangevoerd, die tegen f 17
tot f 19.50 per tal werd afgeleverd.
BurgerlUlie Stand.
Gemeente HELDER, van Donderdag tot Zaterdag.
Ondertrouwd: H. Hofman, machinist bij de Marine, en R.
Wigman. P. Koning, schipper, en E. Kok.
GehuwdGeene.
Bevallen: A. Klaver, geb. Kraakman, Z. K. Mangel, geb.
de Vries, Z. E. Kries, geb. de Bunje, Z. A. Prins, geb. Van
der Plas, Z. A. Goedkoop, geb. Gerritsen, D. F. Le Febvre,
geb. Van der Wiele, Z. M. F. Gysberti Hodenpijl, geb. de
Groote, D.
Overleden: J. Jans, 76 jaren. H. Kaas, geb. Labout, 71 jaren.
Gemeente SENT-MAARTEN, van 1 tot 30 April.
Ondertrouwd: Stendert De Wit en Christina Kossen.
GetrouwdDirk Boontjes, jonkman, 20 jaren, en Maartje
Francis, jongedochter, 20 jaren, wonende te Zijpe. Stendert De
Wit, jonkman, 28 jaren, wonende te Zype, en Christina Kossen,
jongedochter, 24 jaren.
Geboren: Neeltje, dochter van Arnoud Klos en Elisabeth
Ruisman. Gerrit, zoon van Jacob Bruin en Antje Nieuwland.
Dirk, zoon van Arie Strybis en Grietje Mulder.
Overleden: Willem Groenveld, 2 maanden, zoon van Jacob
Groenveld en Grietje Kuiper. Gerrit Bruin, 72 jaren, echtgenoot