te half negen uren per exprestrein naar Arolsen vertrekken. Van het station Scherfede, waar H. M. te 3.41 uren des namiddags zal aankomen, wordt de reis per rijtuig vervolgd. H. M. begeeft zich, na het bezoek aan HD. ouders, naar de badplaats Teplitz, doch zal waarschijnlijk eerst Z. M. de Koning te Karlsbad bezoeken. Z. M. de Koning vertrekt, met klein gevolg, in den vroegen morgen van Woensdag a. s. naar Karlsbad." Het incompleet aan korporaals bij de infanterie- regimenten vermindert sterk; op 1 Mei was het 131, tegen 152 op 15 Maart. Er zijn nog 75 korporaals geschikt ter bevordering tot onderofficier, doch die moeten wachten op vacatures. „De haven van IJmuiden" is een prooi der vlammen geworden, natuurlijk niet de werkelijke haven, maar een herberg dien naam dragende en staande op de heide onder Velzen. De zes paarden van den landbouwer A. Jongma te Arum waren jl. Zondag morgen alle nog gezond en wel, toen zij plotseling en bijna alle tegelijk hevig ongesteld werden. In den loop van den dag stierven er drie. 's Maandags weder één. 's Woensdags weder één. De oorzaak der kwaadaardige ziekten is eer.e kleine schimmelplant, die woekert tussclien de stengels der paardenboonen, welke aan deze dieren gevoerd worden. Dergelijke vergiftiging van paarden komt in die streken meer voor. Opmerkelijk is, dat hetzelfde voedsel aan rundvee geen schade schijnt te doen. Men schrijft uit Alkmaar aan de Amsterdammer „De wet van 16 April jl. (Staatsblad No. 78) tot wijzi ging der wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 97) houdende wettelijke bepalingen tot regeling van den klein handel ii> sterken drank en tot beteugeling van openbare dronkenschap, op den 1 dezer in werking getreden, mag op eenige punten verbetering hebben aangebracht, zeker zal zij dit niet doen, waar het geldt de openbare dronken schap tegen te gaan. Een slijter in wijn en gedistilleerd alhier, tevens winke lier in sigaren enz. verkoopt fleschjes van verschillende grootten gevuld met jenever en zorgvuldig gesloten met een kurkje; het etiquet draagt ten opschrift: „Genever" Hk. (Heemskerk), 1 Hk., 1£ Hk. enz. Wanneer nu iemand een half Heemskerkje vraagt, dan betaalt hij daarvoor 4£ cent, of liever 6| cent, maar ont vangt 2 cents terug indien hij het fleschje (een gewoon „apothekertje") terugbezorgt; dat fleschje (zoo'n half Heems kerkje) houdt veel meer in dan een „borrel" in een kroeg voor 5 of 6 cent. Nu ligt het voor de hand dat jongens, zelfs beneden den leeftijd van 16 jaar, en anderen, die zich geneeren voor de toonbank een borrel leêg te drinken, een Heemskerkje koopen en dat op hunne wandeling in de plantsoenen, of als zij elders onbespied zijn, verorberen. 't Is treurig, maar waar! Wanneer de wetgever gelooft het kwaad op deze wijze te bestrijden, dan heeft hij zeker wel erg buiten den waard gerekend, die bewijzen zal geven, dat al de leden der 2de Kamer niet zoo knap zijn als hij, wanneer het betreft de verzekering van zijn bestaan." 't Spreekwoord zegt: Een ouder kan beter zeven kinderen, dan zeven kinderen een ouder onderhouden. De Terwijl Gülcke wegens dienstzaken op reis was, kwam Tliinka op Gilje. Zoo waren dan de beide zusters weer t'huis en wanneer zij, als van ouds, met elkander praatten, vergaten zij, wat er buiten haar in de wereld was, daar wisten zij genoeg van. De kapitein vond het zoo prettig, zeide hij, Thinka met een breiwerk of een roman op de stoep of in de kamer te zien zitten. „Zy schijnt nu zelve ook wel te beseften, dat zij het goed heeft, denkt ge niet, ma?" vroeg hij. Hy herhaalde dit zoo dikwijls; het was alsof hij omtrent dit punt zekere geheime onrust koesterde. Door het gebeurde met Inger-Johanna was het hem min of meer duidelijk geworden, dat eene vrouw door een goed huwelijk toch nog ongelukkig kan worden. Zoo iets kon bijv. het geval zijn met zijne Inger-Johanna, maar deze maakte ook een uitzondering op den regel, haar zelf standig karakter liet zich niet zoo gemakkelijk buigen onder den wil van een ander. Gewone meisjes daarentegen stelden zulke hooge eischen niet en Thinka was juist geschapen, om zich naar den wil van een ander te voegen. Toch bleef de vraag hem pynigen. „Inger-Johanna," zeide Thinka op de stoep, „let eens op vader, zie eens, hoe hy daar langs de heining voortsloft. Hij vergeet zelfs zijne pijp; ze is nog niet half uitgerookt, of ze is al uit gegaan. „Gij vindt dus, dat hij veranderd is?" sprak Inger-Johanna, des avonds het gesprek op de slaapkamer hervattende," arme vader! het is hem dus onmogelijk, het te boven te komen. Ik was tot parade-paard bestemd... Maar denkt gij, dat hij het nog eens van een onzer zou eischen?" „Gy zijt sterk, Inger-Johanna, en gij hebt zeker gelijk... Maar hij is zoo zachtzinnig geworden," zeide Thinka zuchtende, „en dat maakt mij ongerust." Naarmate de tijd naderde, dat de exercitiën zouden beginnen, begon hij er meer tegen op te zien, zoodat ma eindelijk oor deelde, dat het wellicht toch niet raadzaam voor hem was, op reis te gaan juist omdat het hem aan lust en moed ontbrak. Hij liep den geheelen dag alleen rond net alsof hij menschen- schuw was. De glans van tevredenheid, dien zij in langen tijd niet op zijn aangezicht gezien had, vertoonde zich het eerst weder, toen zij hem voorsloeg, den regimentsdokter om een ziekte-bewijs te schrijven. Deze zaak, eenmaal op het touw gezet, ging vlug van de hand. Maar toen de inwilliging van zijn verzoek, om van de exercitiën weg te blijven, goed en wel op zijn lessenaar lag, scheen hij berouw te gevoelen. Ontevreden met zich zeiven, doolde hij rond en was toch steeds met zyne gedachten bij de troepen en de officieren... Kapitein Yonderthan zou natuurlijk de manschappen in den grond bederven... En deze of gene speculeerde er zeker reeds op, dat hij op wachtgeld zou worden gesteld... Maar dat zou hun tegenvallen, al zou hy het heele jaar niets dan wei drinken. De tijd, dat de exercitiën duurden, die zijn geest steeds bezig hielden en verontrustten, was eindelijk voorbij en ma had hem reeds weten over te halen, zich eens naar het hoofddorp te begeven, toen de post een kort briefje van Jurgen bracht, dat ter neder sloeg en met droefheid vervulde. Hij kon het niet langer uitstaan, de minste van zijne klasse te zijn, en hij had zich daarom op een schip verhuurd, dat dien zelfden avond naar Engeland ging. Van daar hoopte hij gele genheid te vinden, naar Amerika te komen, waar hy wilde beproeven smid, wagenmaker of iets dergelijks te worden. Hij zou niet nalaten aan zijne geliefde ouders te schrijven, hoe het hem ging. „Ma!" sprak de kapitein met diepe, trillende stem, toen hij eindelyk een weinig van zijne verslagenheid bekomen was, „de kennismaking met dien Grip komt ons duur te staan, het is alles zyn schuld(Wordt vervolgd.) juistheid van 4&t woord blijkt uit het volgende bericht: Een 86jarige weduwe te Asjioren, die een zeventigtal afstammelingen heeft, heeft zich dezer dagen bij een land« bouwer nog als werkmeid verhuurd. Een oom liet zijn neef aan zijn sterfbed komen en sprak hem op deze wijze toe: „Je bent mijn eenige erfgenaam, beste jongen, (de neef hoorde deze woorden met veel genoegdoening die hij moeite had te verbergen) luister eens goed naar mijne woorden: speel nooit op een Vrijdag, nooit op den dertienden en nooit op den zevenden van de maandgeef bij den derden slag altijd de bank over, speel nooit meer dan een uur achtereen en dineer nooit in je club. Wanneer ik deze principes steeds gevolgd had, zou ik nooit mijn vermogen verloren hebbenik heb ze geminacht en nu heb ik ook geen cent meer. Doe niet gelijk ik, dan zal je, bij je sterven, je neven wat kunnen nalaten." Het jonge mensch was zeer uit het veld geslagen. Brieven uit de hoofdstad. 7 Mei. Mevrouw Kleine's feestelijk afscheid van het tooneel is misschien wel het opmerkelijkste feest geweest der laatstverloopen dagen. De avond van jl. Maandag beslaat een belangrijke plaats zoowel in het leven der gevierde tooneelspeelster in het bijzonder als in de geschiedenis van ons vaderlandsch tooneel in het algemeen, en is tevens kenmerkend voor den ommekeer omtrent zekere maatschappelijke verhoudingen en toestanden. De hulde, zoo ruimschoots en van zoo velerlei kanten aan de grijze mevrouw Kleine-Gartman gebracht, is een verblijdend bewijs van de toe nemende belangstelling van het beschaafde publiek in den bloei onzer vaderlandsche tooneelspeelkunst en toont onbetwistbaar aan, dat de vroegere minachtende begrippen betreffende de verdiensten der toen genoemde „Hollandsche komedie" voor meer waardeerende gevoelens beginnen plaats te maken. Een goede vijf' en twintig jaar geleden zou zulk een feestavond zich veel raoeielijkcr hebben laten organiseerengold het toen een Patti of Lucca, een Sarah Bernhardt of Adelaide Ristori, dan was er overvloedig zedelijken en 8toffelijken steun voor een vereerende „betooging" te krijgen, maar voor de Hollandsche komedie en wie er toe behoorden, bleef men koud en werkeloos. Thans is daarin een merkbaren verandering ton goede gekomen: mannen van naam en beteekenis, warme en invloedrijke voorstanders van letterkunde en kunst, hebben in al de plaatsen, waar mevrouw Kleine optrad tot het geven harer afscheidsvoorstelling, de handen ineengeslagen om haar dat afscheid zoo aangenaam en streelend mogelijk te maken. Dit is inderdaad een verblijdend en bemoedigend teeken des tijds. De beoefenaars der tooneelspeelkunst worden niet meer met den nek aangezien of met souvereine minachting behandeldde vroegere onverschilligheid heeft voor waardeering en achting plaats gemaakt en deze gunstige verandering kan niet anders dan voor- deelig werken én op den toestand van het tooneel in het algemeen èn op het gehalte dergenen, die zich daaraan wijden. Talentvolle jongelieden uit onze ontwikkelde kringen, roeping en aanleg voor de dramatische kunst hebbende, zullen zich niet langer door het publiek vooroordeel behoeven te laten weerhouden om aan die roeping gehoor te geven, en daardoor zal er ook in dit opzicht waarlijk van „verheffing" van ons nationaal tooneel sprake kunnen zyn. Met eenige spanning vroegen hier de vele vrienden en vereer ders van mevrouw Kleine zich al, op welke wijze de Directie der Vereeniging Het Nederlandsch Tooneel zich kwijten zou van de eervolle taak, om de verdiensten der begaafde vrouw naar den eisch te huldigen. Door haar te benoemen tot den eerepost van adviseerend lid der Vereeniging tegen een vaste jaarwedde, heeft de Directie gehandeld met een loyauteit en kieschheid, die algemeene voldoening en tevredenheid lieeft gewekt, en eerde zij evenzeer zichzelve als de Heldin van het feest. Laat ons hopen dat thans aan onze mevrouw Kleine-Gartman een rustige, onbe zorgde levensavond gewaarborgd zij; zij heeft, bij de vele licht zijden, toch ook ruimschoots de schaduwzijden der toonoelloopbaan ervaren, en die haar van nabij kennen, weten maar al te goed, dat zy een afmattend, vermoeiend, ingespannen leven achter zich heeft, rijk aan zorg en strijd. Nu het uur der rust voor haar heeft geslagen, verecnigen allen, die haar achten en liefhebben, zich in den wensch, dat die rust zoo genocgelijk en ongestoord mogelijk zij. Dan blijft het huldebetoon van 4 Mei en vorige avonden voorzeker tot hare aangenaamste herinneringen behooren. Overigens laten de Nederlandsche natie in het algemeen en onze goede stad Amsterdam in 't bijzonder het tegenwoordig niet aan huldeblijken en gedachtenisvieringen ontbreken. Wat al meer of minder beroemde mannen of vrouwen, wat al namen of feiten, zoowel van vroeger als later datum, zijn er in den laatsten tijd herdacht en gevierd! Het is bijna of er iets aanstekelyks in de lucht zit en men rusteloos vorscht naar gelegenheden om zyn huldelievend en vereerend hart lucht te geven. Sedert de jongste twaalf of vijftien maanden vooral stijgen rusteloos de wolken op uit den wierookschaal der nationale of gemeentelijke bewondering en komt er bijna geen pauze in de lofliederen, die ter eere van beroemde dooden en levenden worden aangeheven. Hoe gelukkig dat wij zulk een bewonderenswaardig verleden achter ons hebben, met zulk een achtbaren stoet van vaderlandsche groothedenOp welke wijze zou zich anders de saamgehoopte geestdrift en vereering moeten ontlasten! Maar tot dusver is er nog geen gebrek aan de noodige keuze geweest. Wie hebben wij al niet in den laatsten fijd herdacht of helpen herdenken, gevierd en medegevierd. De rij is zoo bont en afwisselend mogelyk en alle soorten van men- schenkinderen zijn er in vertegenwoordigd: mevrouw Kleine en Da Costa, Ten Kate en Ter Gouw, Prins Willem I (Delft) en Koning Willem II (Luxemburg), Brederoo en Handel, Bach en de Transvalers, Beets en Bosboom-Toussaint, Van der Werft en.... Het is al wèl zoo, dunkt mij; zelfs zoo losweg uit mijn geheugen opschrijvende, zou de lijst langer worden dan ik gedacht had. Welk een streelend denkbeeld, onder ons gezegd en ge bleven Zoo langzamerhand vormen wij eene société d'admiration mutuelle," een onderlinge bewonderaars-bond, waarin ieder op zijn beurt onder handen wordt genomen. Zeker, wij kinderen van Nederlandschen bloede hebben vele gebreken en tekort komingen; maar de zon onzer dankbaarheid en waardeerende erkentelijkheid straalt onbeneveld en helderder dan ooit aan den vaderlandschen hemel, vooral nu die leelijke wolk van de mis lukte Transvaalsche leening zoo zachtjes aan in het vergeetboek begint te geraken. Ik wilde om wat liefs, dat ik mij die ware geschiedenis van het onthaal onzer stamverwanten uit het hoofd kon zettenik zou er dan misschien nooit toe gekomen zijn, aan het zuiver goud-eehalte van een Nederlandsch of Amsterdamsch huldebetoon te twijfelen. Maar daartegenover staat, dat de wijn, waarmede we bij zulke gelegenheden onze gloeiende toosten drinken, gewoonlijk uitstekend is, en dat de menu's in den regel weinig te wenschen overlaten, en dit maakt weer veel goed. En tot welk een aanzien voeren wij, langs dezen niet al te moeielijken weg, allerlei kunsten en wetenschappen in ons midden op! Wij hebben tegenwoordig een hart, dat aanhoudend blakende is voor alles wat groot en verheven mag heeten. Wat onze hand en onze beurs misschien te weinig doen, trachten we ruimschoots te vergoeden door het geduld waarmede wij naar feestredenaars luisteren, wier taak allengs onder de „beroepen en ambachten" begint te sorteeren, of door de volharding waar mede wij ons schier rusteloos van de feestzaal naar het feest terrein en van het feestterrein naar den feestdisch spoeden. Het ia een universeele bewonderingswoede, waardoor wij zijn aange grepen. Vandaag eerden wy in mevrouw Kleine de dramatische .tötwej. gisteren in Da Opsta de lyrische poösij; heden huldigen wij in ten Kate den dichterlijken zanger bij uitnemendheid, morgen vereeren wy in Brederoo het geestig vernuft en do zuivere taalwij toonen onze muzikale symphatieën door Handel en Bach te verheerlyken, en als wy de Transvalere bewierooken, klopt ons eigen hart ful speed van vaderlandsliefde en heldenmoed, wij huldigen Beets, omdat alle fatsoenlijke Nederlanders de „Camera" zoo mooi vinden, en hebben meegejuicht voor mevrouw BosboomToussaint, al sloegen we misschien nog nooit haar „Leicester in Nederland" of haar „Huis Lauernesse" open. Maar toch door voortdurend zooveel helden en heldinnen op hunne voetstukken te zetten, stijgen we zelf een eindje mee omhoog. Ja werkelijk, we zijn een groot volk, want het besef er van trachten wij met onvermoeibren ijver gestadig aan te wakkeren Eu al kan de gevierde grootheid, zoo hy of zy nog in het land der levenden is, soms moeielyk een glimlach bedwingen om de bedenkelijke wijze, waarop men zyne verdiensten opvyzelt of in een valsch daglicht stelt; al keert de „beroemde doode" zich misschien ook in zijn graf om van ergernis over de potsierlijke manier, waarop men (o schim van Da Costa, hoe zult gij ge toornd hebben!) met zijne nagedachtenis omspringt, daar bekreunen de altijd welraeenende, maar vaak onnadenkende hul- digere zich al zeer weinig om. Vol geestdrift en zielsverrukking zwaaien zy de wierookschaal en plengen zij den eerewijn, giste ren voor het proza, heden voor de poëzie, morgen voor muziek en zang, zich steeds afvragende wanneer en wie er meer te huldigen valt. En nog is het einde niet! Ik hoop en mij dunkt, ik ben de eenige niet dat er nu eens in dezen hnldestroom eenigen stilstand zal komen. Bij wyze van minnelyke schikking stel ik voor, dat de heeren „bewonderaars" ons zes maanden zoraer-recès gunnen; bij leven en welzijn kunnen wij dan van den winter onze schade inhalen en het wellicht verzuimde goedmaken. Amstelaar. Bulteniana. De Engelsche pers is over het algemeen weinig inge nomen met de oplossing van het Afghaansche grensconflict. De Echo geeft daarvan het volgende kort overzicht: „Rusland krijgt de pudding, en Engeland den vorm, waarin zij gebakken is." „Als de scheidsrechter uitspraak gedaan heeft," zegt het blad op eene andere plaats, „en Engeland wox'dt in het ongelijk gesteld, dan betuigt de Regeering haar spijt en daarmede is het uit. Wordt Rusland in het ongelijk ge steld, dan betuigt Rusland zijn leedwezen en daarmede is het ook uitin elk geval behoudt het de streken, waaruit het de Afghanen verdreven heeft." Omtrent het gebeurde bij het paleis van den Duitschen Keizer meldt de Nordd. Allg. Ztg. thans iets naders. Jl. Dinsdag avond te elf uren zwierf een armoedig gekleede man in den omtrek van het paleis rond, hetgeen den schild wachts reeds in het oog was gevallen. Plotseling slingerde hij een steen in de middelste glazen deur van het paleis, midden tusschen de beide daar op post staande soldaten heen. De man werd op heeterdaad betrapt en dien nacht naar het bureau van politie gebracht. Toen men hem Woensdag tegen 3 uur naar den rechter bracht, waar hij geconfronteerd zou worden met iemand, waarmede hij den vorigen avond in gezelschap was geweest, en hij opnieuw voorbij het paleis kwam, gelukte het hem, terwijl hij zijn zakdoek vallen liet, wederom een steen op te rapen en die door het hoekvenster te werpen, waar de Berlijners ge woonlijk hun Keizer zien staan of zitten. Algemeen gelooft men, dat het den man om geruimen tijd „vrij logies" te doen geweest is. Hij heet Michel Grigoleitus en komt uit Bikenau in Oost-Pruisen. Bedelend had hij zijn weg naar de hoofdstad gevonden en sedert zes dagen vertoefde hij daar, de nachten steeds in de open lucht doorbrengend. Benoemingen, enz. De luits. ter zee lste kl. M. J. P. Westveer en W. Romer, de luits. ter zee 2de kl. W. P. Coolhaas en W. Noorduyn en de off. van adm. 2de kl. A. W. Van den Worm, uit Oost Indië teruggekeerd, zijn op non-activiteit gesteld. De luit. ter zee 2de kl. J. H. Calmeijer, geplaatst bij den torpedodienst der Marine alhier, wordt met 14 dezer op non- activiteit gesteld en met den ldden vervangen door den luit. ter zee lste kl. C. Meyboora. De luit. ter zee 2de kl. D. A. Van Drooge, dienenende aan boord van Zr. Ms. fregat Evertsen, wordt met 16 dezer over geplaatst in de rol van Zr. Ms. wachtschip alhier eu vervangen door den luit. ter zee 2de kl. S. Woldringh, thans dienende aan boord van Zr. Ms. wachtschip te Amsterdam. De luit. ter zee 2de kl. G. M. Kraay wordt met 16 dezer geplaatst aan boord van laatstgenoemden bodem. Visoiitoerioiiton. Door 60 korders werden jl. Donderdag 45 tot 200 groote tongen, 93 tot 200 kleine en middelbare idem, 4 tarbotten, 30 tot 200 schelvisschen en 1 tot 3 mandjes kleine schol aangevoerd groote tong werd afgeslagen tegen f 0.25 a 0.30, kleine en middel bare idem, tegen f 0.08 k 0.20, tarbot tegen f 8.50, alles per stuk, schelvisch tegen f 10.50 't honderd en kleine schol tegen f 3.75 tot 2.60 per mandje. Tien beugers brachten 12 tot 60 roggen aan, die ter afslag f 0.58 k 0.60 per tal opbrachten. Veer tien tal geep, van Wieringen aangevoerd, werd tegen f 18 en 18.50 per tal afgeslagen. Door 50 korders werden gisteren 10 tot 60 tongen, 50 tot 130 kleine en middelbare idem en 1 tot 2 mandjes kleine schol aangevoerd; tong werd afgeslagen tegen 30 k 35 c., kleine en middelbare idem tegen 8 h 20 c. per stuk en kleine schol tegen f 4.a 4.35 per mandje. Vijf beugers brachten 15 tot 50 roggen en 300 schelvisschen ter afslagrog gold 45 k 46 c. per stuk en schelvisch f 11.50 't honderd. Van Wieringen werd door 8 schuiten 1£ tot 4 tal geep aangevoerd, die tegen f 17 tot f 19.50 per tal werd afgeleverd. BurgerlUlie Stand. Gemeente HELDER, van Donderdag tot Zaterdag. Ondertrouwd: H. Hofman, machinist bij de Marine, en R. Wigman. P. Koning, schipper, en E. Kok. GehuwdGeene. Bevallen: A. Klaver, geb. Kraakman, Z. K. Mangel, geb. de Vries, Z. E. Kries, geb. de Bunje, Z. A. Prins, geb. Van der Plas, Z. A. Goedkoop, geb. Gerritsen, D. F. Le Febvre, geb. Van der Wiele, Z. M. F. Gysberti Hodenpijl, geb. de Groote, D. Overleden: J. Jans, 76 jaren. H. Kaas, geb. Labout, 71 jaren. Gemeente SENT-MAARTEN, van 1 tot 30 April. Ondertrouwd: Stendert De Wit en Christina Kossen. GetrouwdDirk Boontjes, jonkman, 20 jaren, en Maartje Francis, jongedochter, 20 jaren, wonende te Zijpe. Stendert De Wit, jonkman, 28 jaren, wonende te Zype, en Christina Kossen, jongedochter, 24 jaren. Geboren: Neeltje, dochter van Arnoud Klos en Elisabeth Ruisman. Gerrit, zoon van Jacob Bruin en Antje Nieuwland. Dirk, zoon van Arie Strybis en Grietje Mulder. Overleden: Willem Groenveld, 2 maanden, zoon van Jacob Groenveld en Grietje Kuiper. Gerrit Bruin, 72 jaren, echtgenoot

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1885 | | pagina 2