HELDERSCHE EN NIEUWEDIEPER COURANT. ei Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. 1885. N°. 62. Jaargang 43. Zondag 24 Mei. Uitgever A. A. BAKKEE Cz. Hlnneraana. 4> DOOR EIGEN KRACHT. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag. •Abonnementsprijs per kwartaal0.90. rnnco perpost 1.20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Ad verten tien: Van 14 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Grootc letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. Z. M. de Koning is nu, naar men uit Karlsbad van 20 dezer meldt, geregeld met de badkuur begonnen en houdt zich stipt aan het diëet, dat hem is voorgeschreven, 's Morgens vroeg begeeft de Koning zich naar de Markt- brunn, om eenige bekers te drinken, en wandelt daarbij gestadig op en neêr. Na een tamelijk schraal ontbijt, gaat Z. M. eiken dag met Prinses Wilhelmina wandelen, die haren vader onderweg steeds met haar nieuwsgierig gesnap bezighoudt. Dikwijls wordt daarna een bezoek gebracht aan de prachtige winkels van de Alte Wiese, waar dan inkoopen gedaan worden, meestal van porselein- of glaswaren. Des namiddags maakt het Koninklijke paar, zonder zich aan het regenachtige weder te storen, met een tilbury uitstapjes in de scboone omstreken van Karlsbad. De Prinses maakt bij de toertjes, die zij met bare gouvernante, freule Van Heemstra, onderneemt, bij voorkeur van een ezelwagen gebruik; in het verblijf te Karlsbad schijnt zij veel behagen te scheppen. De geneesheer des Konings, dr. London, werd ook door Koningin Emma geconsulteerd, die eveneens zich aan de kuur onderwerpt. Wanneer H. M. naar Teplitz zal ver trekken, is nog onbepaald. De Hollandsche suikerraffinaderij te Amsterdam keert over 1884 f 253 per aandeel van f 1000 uit. In de Donderdag gehouden vergadering van aandeel houders der Hollandsche spoorwegmaatschappij zijn verslag, balans en dividend ad f 66.50 goedgekeurd en is het bestuur gemachtigd tot exploitatie der lijn Amersfoort-Kesteren. Door het Provinciaal Bestuur van Noordholland, te Haarlem is jl. Donderdag aanbesteed: 1. De uitvoering van metselwerken aan de havenhoofden en het plaatsen v^n betonblokken in de golfbrekers langs de beide haven hoofden te IJmuiden. Ramirtg f 25,100. Minste inschrijver de heer C. J. Kalis, te IJmuiden, ad f 18,440. 2. Het verbeteren van een deel der Heldersche zeewering bewesten de batterij Kaaphoofd, behoorende tot de Rijks-zeewerken in de provincie Noordholland. Raming f 6354. Minste inschrijver de heer O. Bos A., te Dordrecht, ad f 6150. Uit het Engelsch van THOMAS BAILY ALDRICH. De tooneelwedstrijd voor tooneelgezelschappen, rede rijkerskamers enz. uit Zuid- en Noord-Nederland, uitge schreven door de rederijkerskamer Vreugdendal zal gehouden worden te Breda van October 1885 tot Januari 1886. Uitgeloofd worden voor het drama, als 1ste prijs: Een gouden medaille en f 400; als 2de prijs een dito en f200; als 3de prijs een verguld zilveren medaille en f 100; als 4de prijs een dito medaille; voor den besten dillettant en de beste dilettante een verguld zilveren medaille. Voorliet blijspel, als 1ste prijs: een gouden medaille en f 200; als 2de prijs een verguld zilveren medaille en f 100 en als een dito medaille voor den besten dilettant en de beste dilettante. Aanvragen tot deelneming moeten gericht worden tot den heer Gerard Blaeser, 1ste secretaris, Veemarkt te Breda. Ter viering van het TOOjarig bestaan van 's Her- j togenbosch wordt o. a. een historische optocht gehouden, I naar een ontwerp van den schilder A. J. Der Kinderen, bestaande uit drie afdeelingen: 11851200, 14001700 en een allegorie van het lieden. In de 1ste afdeeling, in 6 groepen, komen o. a. Hendrik en Gotfried Hl van Brabant voor. In de groep van het heden is ook „de dagbladpers* opgenomen. Dezer dagen plaatsten wij een berichtje, waarin gemeld werd, dat de moordenares van den Japanschen gezant, Jeanne Lorette, zich nogmaals een verwonding had toege bracht. Thans meldt men, dat daarvan in de gevan genis niets bekend is en dat het haar ook moeielijk zou vallen, daar ieder scherp voorwerp buiten haar bereik is en zij steeds in gezelschap van andere „dames" is, die er prijs op stellen haar nauwlettend te bewaken. Jeanne maakt het goedzij beeft zeer goeden eetlust. De instructie is afgeloopen, zoodat spoedig de terechtstelling kan worden tegemoet gezien. Omtrent vrouw Jut, de medeplichtige aan den moord van mevr. Van der Kouwen te 's Hage, wordt gemeld, dat zij in de gevangenis ernstig aan tering lijdende is. Blijkens het technisch verslag van de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij over 1884, hadden in dat Zelfs de eenvoudigste teekenaar van 't werkelijk leven kiest, waar hij kan, een schilderachtigen achtergrond voor zijn figuren, maar onverbiddelijk kiezen gebeurtenissen altijd haar eigen achter grond uit. Zoo moet thans tegen wil en dank erkend worden, dat er in Nicuw-Engeland, weinig leelijker of meer alledaagsche plaatsen zijn dan Stillwater, een wijd uiteengebouwd, veel te groot geworden dorp, waaraan 't landelijk aanzien allerzonderlingst is vermengd met iets van het onfrissche en onvriendelijke van enkele armoedige stadsbuurten. Daar 't betrekkelijk nog slechts kort bestaat, vindt men er geen van die punten, waaraan over leveringen verbonden zijn, die, als takjes lavendel in een oude chiffonnière, veel goed maken wat somber en stoffig is. Hier en daar in 't zoogenaamde West End, staat een net steenen huis met een tuintje er voor, waar dahlia's en asters de natuur vertegenwoordigen, maar de meeste woningen zijn van hout, en hebben een groezelige tint gekregen door den rook der hooge schoorsteenen, die overal boven 't dorp uitsteken. In het meer aristocratische gedeelte, zijn de wegen met een dunne laag asphalt bedekt, waarvan geheele plekken tot op het grint zijn afgesleten, en die op 't heetst van den dag een doordringende peklucht ver spreidt. De bevolking behoort grootendeels tot de ruwere klasse zooals ze voortteelt in de schaduw van gieterijen en fabrieken; en zoo de Protestantsche geestelijke en de vaderlijke pastoor, die het lot daarheen heeft gevoerd, zich somtijds gevoelen als zende lingen te midden van een troep wilden, is dat gevoel niet onver klaarbaar. De hoopen oud roest in de nabijheid der yzerwerken, geven Stillwater een bedriegelijken schijn van oudheid; maar 't is noch schilderachtig noch oud. Wat er nog 't meest die twee eigen schappen vereenigt, is de steenhouwerij, aan drie zyden waarvan het dorp welig is opgeschoten, hier en daar een industrieëlen bloesem dragend, in den vorm eener ijzergieterij of lakenfabriek. Rowland Slocum, een zeer beschaafd man, door en door goed hartig, had de zaak van zijn vader geërfd, en was op 't tijdstip waarop dit verhaal begint (de zomer van 187eenig eigenaar en hoofd. Dat laatste echter in naam alleen, want in werkelijk heid draaide alles om Richard Shackford, aanstaand deelgenoot in de zaak, en verloofde van Slocum's dochter Margaret. Veertig jaar geleden was te Stillwater een op de tien personen een Shackford of een Slocum. Twintig jaar later waren beide namen zoo goed als uitgestorven. Het noodlot, dat sommige Nieuw-Engelsche families schijnt te vervolgen, had aan den stam der Shackfórds slechts twee bladeren overgelatenLemeul Shack ford, toen ongeveer zes-en-veertig, en Richard Shackford, vier jaar oud. Lemuel Shackford had als koopvaardij-kapitein tusschen New York en Calcutta, goede zaken gedaan en was in 1852 naar zijn geboorteplaats teruggekeerd, waar hij als eenig vertegen woordiger van zijn naam en geslacht den kleinen Richard vond, een vroolyk weesje, dat met groote blauwe oogen tevreden het leven in blikte, en in den moeder zat te knoeien, zoo dikwyls hij aan de waakzaamheid der vriendelijke vrouw kon ontsnappen, die hem bij zich in huis genomen had. Door de een of andere zonderlinge misrekening der natuur, was dat stukje mensch zijn neefje. De strikte toewyding aan zijn persoonlijke belangen, waardoor de heer Shackford zoo vroeg fortuin had verworven, was oorzaak dat hy zich ergerde over een kleinen bloedverwant zonder een cent in de wereld, met afgezakte kousen, en een stroohoed, die hem drie maal te groot was, achter op het hoofd. Hij schaamde zich echter het kind tot last te laten aan een behoeftige vrouw, die geen de minste betrekking op hem had, en kleine Dick werd dus overge bracht naar de reeds beschreven, triestige woning, die toen als het Sloperhuis bekend stond. Gedurende drie of vier jaren groeide Richard hier voorspoedig op, even verwaarloosd als het onkruid, en ten slotte even gelukkig. Nog dient vermeld, dat in 't eerste jaar van zijn verblijf bij den heer Shackford, een slonzige meid werd gehuurd, naar allen schijn om niet op hem te passen. Maar Richard wilde niets liever dan overgelaten te worden aan zijn eigen liefhebberijen, die trouwens onschuldig genoeg waren. Den ganschen dag zat hij in de laan bij de voorpoort, met een takje of mesje in de weeke klei te morrelen. Af en toe merkten voorbijgangers op, dat het kind geen zandvormpjes maakte doch in den grond allerlei figuren trok, komisch of grotesk, en altijd even wonderlijk, door hun volslagen gemis aan gelykenis met iets menschelijks. Dat strookje roodbruine klei was zijn eenige troo3t, zyn lei, zijn schetsboek, en wee dengene, die bij ongeluk over zijn arabesken liep. Hoe gelaten en zachtzinnig hij de teleurstellingen dezer wereld ook droeg, dat duldde hij niet. Hij was bang voor den heer Shackford, en toch, toen deze eens in gedachten, op eenige juist voltooide hieroglyphen trapte, sprong het kind wit van woede overeind, met gebalde vuisten en zulke bliksemende oogen, dat de heer Shackford verschrikt achteruit deinsde, met den uitroep: „Drommels, wat een kwaadaardig ventje!" Terwijl Shackford Junior zich bezig hield met zijn primitieve basreliëfs, hield Shackford Senior zich met zijn processen bezig. Van 't uur van zijn terugkomst te Stillwater, tot aan dat van zijn dood, zat de heer Shackford tot over de ooren in wettelijke moeielijkheden. Nu eens verzette hij zich tegen een wijziging in het belastingstelsel, en bestreed hij 't gemeentebestuur; dan weer had hij 't met de Miantowona Ijzerwerken aan den stok. Men meende te weten, dat hij een eindeloos rechtsgeding had voor het Hof van Marine te New-York, waar hij dikwijls onver wachts heen ging. Zyn naasten buren boezemde hij vrees in. Hy geleek een duellist, die er op uit is, van de nietigste beuzeling een casus belli te maken. De wet was zijn wapen, zijn tijdver drijf, en hij had er goed en bloed voor over. Intusschen bleef die tooverwereld, waarvan iedere dreumes al spoedig de Columbus wordt, kleinen Dick een onbekend land. In zijn wieg reeds staarde de ernstige werkelijkheid hem aan. Wat gemeenlijk 't jonge volkje bly maakt, was voor hem een verzegeld boek. Een enkel voorval uit zyn kindeijaren teekent dit geheel. Hij had wel eens zoo iets gehoord van een gewoonte om met Kerstmis zyn kousen op te hangen. Het leek zijn praktisch hoofdje vrij dwaas toe, maar toch besloot hij op zekeren Kerstavond het eens te beproeven. In de koude en het donker lag hij geruimen tyd wakker, ongeloovig wachtend of er iets bijzonders zou gebeuren; eens zelfs kroop hij uit zijn kribbe en scharrelde terstond naar den schoorsteen. Den volgenden morgen viel 't hem nauwelijks tegen, toen hij in de kleine kousjes, niets dan de oorspronkelijke gaten vond. De jaren, die voor den man en het kind in Welch-Court eentonig voorbijgingen, brachten Stillwater een tijdperk van onge kende welvaart aair. De oorlogsadem blies de smeltovens gloeiend, en het kwellend problema der middeleeuwsche alchimisten werd opgelost. Onedele metalen veranderden in goud. Een voorspoedige en toch treurige tyd, waarin de lucht beurtelings weergalmde van 't geroep der krantenjongens als er slag was geleverd, en 't geroffel van de trom door de straten, als er nieuwe rekruten noodig waren. Roem en dood voor het Zuiden, en in 't Noorden jaar op de lijnen 15 ongevallen plaats, waarvan even zoo vele personen de slachtoffers werden. De meesten werden overreden, twee geraakten tusschen de buffers beklemd en één werd gedood door van den trein te vallen en onder de wielen te geraken. Tweemalen kwam een trein met een rijtuig in botsing, waardoor telkens van de gewonde passagiers één overleed. De met 1 dezer in werking getreden gewijzigde drankwet heeft vooral in kleine plaatsen tot verschillende zonderlinge tooneelen aanleiding gegeven. Een winkelier en herbergier heeft zijn winkel verplaatst naar het achterhuis bij den stal; een andere kastelein, winkelier en bakker, heeft zijne tapperij verplaatst naar.... het varkenshok. Vele huizen waar tapperij en ander bedrijf worden uitgeoefend, ziet men thans prijken met twee voordeuren, meestal naast elkander en zonder eene binnendeur voor de gemeenschap met het overige gedeelte van het huis. De Maatschappij „Tot Nut van 't Algemeen" zal zich in hare algemeene vergadering van dit jaar moeten bezig houden met de herziening harer Statuten, gelijk dit geregeld om de 10 jaren plaats heeft. Eene Commissie voor de Wetsherziening heeft voor eenigen tijd haar ontwerp in gereedheid gebracht en door tusschenkomst van het Hoofdbestuur aan de departementen toegezonden. Belang rijk vooral is de omschrijving van 't doel der Maatschappij, door haar voorgesteld. In de nog geldende wet wordt als het doel genoemd: „het verspreiden van volksgeluk door de bevordering van godsvrucht en goede zeden, overeen komstig de beginselen van den christelijken godsdienst." De meerderheid der Commissie wil, in de omschrijving van het doel, de woorden: „naar de beginselen van den chris telijken godsdienst," behouden. De minderheid evenwel stelt zich tevreden met de verzekering, dat de Maatschappij, levensernst en zedelijk plichtsbesef als de onmisbare voor waarden daartoe erkennend, algemeen volksgeluk zal bevor deren. In de jongste gehouden vergadering van 't depar tement Helder sloot zich, na eene belangrijke discussie, de meerderheid der aanwezigen bij deze laatste omschrijving van 't doel in art. 1 aan. Thans is door prof. van Manen bleeke vrouwen in rouw! Dat alles boezemde Richard bitter weinig belang in. Nadat hij op de openbare school lezen geleerd had, trad hij een andere wereld in. Men zag nu gewoonlijk 's avond3 in 't huis in Welch-Court twee lichtjes branden; het eene op de benedenver dieping, waar de oude heer Shackford aan 't genieten was van zijn contracten en hypotheken, als een groote, magere, grauwe spin te midden van haar web; het andere in 't noordertorentje, waar Richard over een gehavend deel van Robison Crusoë zat gebogen, bij 't flikkerend schijnsel van een eindje kaars, dat hij overdag had weten machtig te worden. Kleine Dick was nu niet klein meer; een flink uit de kluiten gewasschen, stevig gebouwde, blonde knaap, met een bedaard en zacht karakter, dat aanvankelijk de belhamels op de speelplaats in verzoeking bracht; het eens of tweemaal opvlammen van die onverwachte drift, die als klein kind reeds af en toe bij hem was losgebarsten, vrijwaarde hem echter voor verdere plagerij. Zijn huiselijk leven zou iederen opmerker droevig hebben toegeschenen, te droeviger misschien, omdat, hijzelf niet inzag hoe weergaloos leeg en dor het was. De vacantiedagen, die de oogen van gelukkiger kinderen doen glinsteren van genot, waren voor hem eenvoudig dagen, waarop hy niet naar school ging en voor een extra hoeveelheid brandhout moest zorgen. Hoe dan ook, hij kreeg huisvesting, voedsel en kleeding; maar liefde kreeg hij niet. De heer Shackford behandelde den jongen niet slecht in den gewonen zin, d. i. hij sloeg hem niet; hij verwaar loosde hem enkel. Ieder jaar raakte hij meer verdiept in zijn processen en in zijn schatten, die tooverachtig vermeerderden. Hy leefde als in een wolk van berekeningen. Schoon als zijn belangen hem aan de stoffelijke wereld verbonden, scheen zijn uitgedroogd lichaam nauwelijks daartoe te behooren. „Shackford, wat zijn je plannen met dien deugniet van je?" 't Was de heer Leonard Tappleton, die deze vraag waagde. Weinig menschen durfden zich met Shackford's zaken te be moeien. „Ik laat hem advocaat worden," zeide de heer Shackford, terwijl hij zijn vingers als perkament liet knappen. „Je kon niet beter doen. Je moet een rechtsgeleerde in je familie hebben." „Juist," zeide de heer Shackford droogjes. „Ik zou hem zoo af en toe een zaakje kunnen bezorgen, hè?" „Je kon zijn fortuin maken, Shackford. Me dunkt, je zou hem voortdurend wat te doen kunnen geven. Als hij het ge meentebestuur niet voor je dagvaardde, kom je'm aan den gang houden met te zien hoe hij van jou zijn geld binnenkreeg. „Die is goed, heel goed," antwoordde de heer Shackford met een glimlach, waaraan zijn oogen geen deel hadden;'t was louter een vluchtig samentrekken van diepe rimpels. Gewoonlijk lachte hij niet om aardigheden van anderen; maar als iemand, die over drie of vierduizend dollars 's jaars beschikt, de goedheid heeft te schertsen, kan men zijn geestigheid niet even onopgemerkt laten, als die van een behoeftigen bloedverwant. „Ja, ja," mom pelde de oude man, terwijl hij zich bukte om een speld op te rapen, en die bij 't rijtje op dezelfde wijs verkregen spelden voegde, dat den linker-omslag van zijn kalen jas het aanzien van een miniatuurharpje verleende, „ik zal hem advocaat laten worden. 't Was sinds lang Shackford's stellig voornemen, Richard, zoodra hy van school kwam, op 't kantoor van Blandmann Sharpe te doen, een firma te South Millville, die in geen al te besten reuk stond. Toen Richard veertien jaar oud was, begonnen zijn oogen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1885 | | pagina 1