van een fabrikant te Almelo, die 12,000 hemden aan het
département van oorlog te leveren had. Bestuurderessen
der vereeniging „Arbeid Adelt" vereenigden zich hiertoe
tot een bijzonder comité, dat. tegen een subsidie van f2800
het werk volgens plaatselijk tarief liet verrichten.
Het blijkt dat de 5014 aanvragen, bij de commissie
ingekomen, afkomstig waren van mannen tot 129 verschil
lende beroepen behoorende. De meerderheid behoorde tot
de rubriek sjouwerlieden. Verder waren er 420 timmerlui,
367 schilders, 242 smeden, 215 metselaars, 184 opperlui,
184 stukadoors, 102 schoenmakers, enz. Er waren ook
zonderlinge beroepen, o. a.1 „artist" (paardrijder), 1
„landkenner," 1 „passepartoutmaker," 1 „reiziger," 5 „tijd-
schrijvers," 2 „tegenhouders," enz.
De commissie roemt zeer de flinke wijze, waarop de
„werkeloozen" zich van hun opgedragen taak kweten. Aan
hun gedrag werd door den voorzitter, met een hartelijk
woord van hulde, liooge lof toegezwaaid. Van de 3786
te werk gestelden behoefden slechts 6 wegens wangedrag
ontslagen te worden, en op den dag na Nieuwjaarsdag
ontbrak er op de 700 man buiten de Muiderpoort slechts
één. Ook heeft de commissie vele bewijzen van erkente
lijkheid waargenomen, terwijl voor den goeden geest, die
heerschte, ook getuigt de ordelijke wijze waarop allen den
arbeid verlaten hebben naarmate met de werkverschaffing
opgehouden werd. Het ontslag is geschied op vier achter
eenvolgende Zondagen, aanvangende den 21 Februari en
eindigende den 14 Maart, telkens een vierde van het in
dienst zijnde getal.
't Schijnt dat ook zij, die aan werk werden geholpen,
dit op prijs stelden. Althans de heer Heldt verzekerde dat
in vele arbeiderskringen het streven der commissie op prijs
werd gesteld.
In 't geheel is ontvangen f 172,200. De gemeente
heeft voor levering van zand ongeveer f 43,000 betaald;
het totaal bedroeg ongeveer f 225,000. Er is na aftrek
van alle kosten nog een saldo van f 4000, dat bestemd is
voor een werkmansbeurs van de maatschappij voor den
werkenden stand.
Er zal weldra gelegenheid bestaan het vraagstuk zelf
op gezette wijze te behandelen. De Vereeniging Burger
plicht te Amsterdam heeft op heden eene vergadering
belegd ter bespreking van de tijdelijke werkverschaffing
gedurende dezen winter in praktijk gebracht. Bij het
rte verschil van meening omtrent dat punt en de twijfel
bij zeer velen bestond over het doeltreffende der po
gingen te Amsterdam en elders gedaan, kan dat debat
hoogst belangwekkend worden.
Met den zomerdienst, die 1 Juni a. s. op den Hol-
landschen Spoorweg ingaat, zijn weder vele verbeteringen
aangebracht. Zoo zal er tusschen Amsterdam en Rotter
dam, voor reizigers van alle klassen, een exprestrein loopen,
die aan geen enkel station ophoudt, en het geheele traject
in 75 minuten aflegt. Van Amsterdam des morgens te
8.24 vertrekkende, kan men te Rotterdam twee en een
half uur vertoeven, en nog voor beurstijd te Amsterdam
terug zijn.
„Als ik was blijven leeren," dacht Richard, terwijl hij zich
uitkleedde, „zou er misschien iets goeds van me geworden zijn.
't Is een bedrieger, die Robinson Crusoë!"
Richard sliep in met evenveel bitterheid tegen De Foe's han-
digen held in 't gemoed, alsof deze een levendige persoon, in
plaats van een romanheld ware, en uit die vijandige stemming
ontstond een droom, zoo wonderlijk en koddig, dat hij lachend
wakker werd, juist toen de opgaande zon de ruiten van zijn
kamertje verguldde.
Richard ging er dien morgen reeds vroeg op uit om werk te
zoeken, doch slaagde evenmin als den vorigen keer. Niemand
kon hem gebruiken. Als niemand van hem gediend wilde zijn
in het dorp waar hij was gewonnen en geboren, een dorp van
kantoren en werkplaatsen, had hij ergens anders nog minder kans.
Hij had nog slechts één hoop, als het hoop mocht heetenin elk
geval had hij er zich mede gevleid, en de poging daarom tot
het laatst bewaard. Hij zou zich tot Rowland Slocum wenden.
Lang geleden, toen Richard als een kleine dreumes, hanepoten
in de laan maakte, was hij gewoon hem over zijn krullebol
te strijken en hem snoepgeld te geven, 't Was geQp grond om
zich gouden bergen voor te spiegelen, maar 't was alles wat hij
had.
't Was juist twaalf uur, toen Richard aan de steenhouwerij
kwam, en de arbeiders stroomden naar buiten, door de wijde
poort in de ruwe houten heining, die de werf omgaf, meest
forsche, gebruinde kerels, met fijn wit gruis bedekt, die dicht
naast elkander loopend, de geheele breedte van den weg besloegen
Richard week ter zijde om ze voorbij te laten gaan, terwijl hij
ze nauwkeurig opnam, als mogelijke kameraden. Plotseling stond
een slanke, donkere jonge man, die nog zijn lederen schootsvel
voor had, stil, en stak een vereelde hand uit.
„Hola, Dick Shackford!"
„Wat, ben jij dat, Will? Jij hier?"
„Al twee jaar nu. Als een van Slocum's leerlingen," zeide
Durgin, met zekeren trots.
„Twee jaar? Wat vliegt de tijd toch om als hij niet kruipt
en minste. En bevalt het je nogal?"
„Mijn tijd zal gauw om zijn. O, het werk? Ja wel, dat's
niet kwaad, en 't is een jolige troep op de werf. Maar hoe gaat
het jou? Ik hoorde gisteren avond, dat je terug was. Overal
geweest en fortuin gemaakt De jongens zeiden, dat je zeeroover
waart geworden."
„'t Heeft er veel van!" antwoordde Richard lachend. „Ik heb
niet veel bijzonders buit gemaakt op zee juist anders om.
De zee heeft me mijn kleeren en mijn spaarduitjes van vier
jaar afgekaapt. Dat zal ik je bij gelegenheid wel eens vertellen.
Als er nog iets van me over is gebleven, dank ik het niet aan
den grooten oceaan. Zoo staan de zaken, Will, en ik moet nu
uitzien naar een middel om aan den kost te komen,letterlijk
aan den kost.
„Wat? En dat met zoo'n rijken neef?"
Durgin zeide dit vol oprechte verontwaardiging, zonder zich
mogelijk zelf bewust te zijn van dat namelooze, onbestemde gevoel
van voldoening, dat volgens Rochefoucauld, de tegenspoed onzer
beste vrienden ons schenkt. In zijn pak uit den uitdragerswinkel
zag Richard er zeker al heel sjofel uit.
„'k Was op weg naar mijnheer Slocum om te zien of die me
soms ergens aan helpen kon."
„Aan een baantje, meen je?"
„Ja, aan werk, hoe dan ook, of liever, om werken, om een
ambacht te leeren."
„Je kunt geen leerling worden, zie je," zeide Durgin.
„Waarom niet?"
„Slocum heeft er al twee."
„Maar als hij er toevallig nog een noodig had? Dat zou toch
kunnen."
„De Vereeniging zou 't niet toestaan."
„Welke Vereeniging?"
„De Steenhouwersvereeniging, natuurlek."
Men schrijft ons van Anna Paulowna, dd. 25 dezer
„Alhier is bij B. en W. eene aanvrage ingezonden tot het
vestigen eener dynamietfabriek. Deze schijnt bij de bedoelde
autoriteit een gunstig onthaal te vinden, en vermoedelijk
zal deze fabriek opgericht worden in het noordwestelijk
deel des polders in de nabijheid van het Balgkanaal."
Door den heer C. Van den Heuvel, machinist op 't
stoomgemaal aan den straatweg van Brielle op Hellevoet-
sluis, is een toestel uitgevonden, dat even gemakkelijk als
een rijtuig te besturen is en waarmede men eene stoom
machine of andere voorwerpen, van 10- tot 20,000 kilo
zwaarte, zeer gemakkelijk over de wegen of landerijen, al
zijn deze nog zoo ongelijk of van greppels voorzien, kan
vervoeren, zonder diepe sporen achter te laten. De uit
vinder heeft den minister van Waterstaat, enz. met zijne
ontdekking in kennis gesteld,
Te Amsterdam wordt een nieuw Hollandsch tooneel-
gezelschap gevormd, onder directie van de heeren Frits
Bouwmeester, Nico Roeg en Jacques Benavente.
In de laatste dagen doet zich te Reden een voor den
landbouwer niet aangenaam verschijnsel voor. Er sterven
nl. een aantal runderen aan het breken der beenderen,
voornamelijk van den rug. Zoo zijn bij een der landbouwers
in een week reeds drie beste runderen gestorven. Als
hoofdoorzaak van dit verschijnsel noemt men gebrek van
zout in het hooi.
De winterrogge blijkt tot nog toe in Drente vrij goed
bestand tegen de koude de zomerrogge echter lijdt.
Het circus van de heeren Sanger en Barnum is
jl. Vrijdag te Gouda omvergewaaidgelukkig zonder
ongelukken te veroorzaken. Te Sneek waaide liet circus
Pinder om; ook dit ongeval liep zonder ongelukken af.
De door Z. M. den Koning aan den gepensioneerden
kapitein K. A. Van den Goes verleenden adel is dezer
dagen door de Regeering van Nederl.-Indië vervallen ver
klaard, vermits het diploma door den belanghebbende niet
is gelicht binnen den bepaalden termijn. Genoemde officier
heeft dien termijn wegens financiëele omstandigheden laten
voorbijgaan, omdat de daaraan verbonden kosten tot lich
ting van het diploma f 1470 bedragen.
Uit Lemmer wordt gemeld:
„Volgens een hier aangebracht bericht zijn jl. Vrijdag
namiddag, gedurende een hevige stormvlaag, twee visschers-
vaartuigen op de Zuiderzee omgeslagen, waarvan al de
opvarenden hun graf in de golven gevonden hebben. Een
dezer vaartuigen zou te Harderwijk, het andere te Enkhuizen
thuis behooren. Door Urker visschers werd veel moeite
gedaan om een der opvarenden, die zich aan het vlak van
een der omgeslagen vaartuigen vastgeklemd had, te redden
doch alle pogingen daartoe waren vruchtelooseen krachtige
golfslag deed den ongelukkige in de diepte verdwijnen."
De heer mr. J. Van Kuyk, commissaris des Konings
in Drenthe, is ernstig ongesteld. Sedert Hemelvaartsdag
is de heer van Kuyk bedlegerig en in de laatste dagen
schijnt zijne ziekte zoodanig te zijn verergerd, dat het
noodig geoordeeld werd prof. Kooyker uit Groningen te
laten overkomen, om in consult met dr. Cohen den lijder
„Zou die 't niet toestaan? Hoe dat?"
„Kijk eens hier. Slocum mag ieder jaar twee leerlingen nemen,
meer niet. Hierdoor belet men dat het aantal arbeiders te groot
wordt, wat de loonen zou drukken. Die Steenhouwersvereeniging
is een mooi ding, dat verzeker ik je."
„Maar is de steenhouwerij dan niet het eigendom van mijnheer
Slocum? Ik dacht toch van ja."
„Zeker, dat is ook zoo."
„Nu, dan kon hij toch, als hy de zaak wilde uitbreiden, meer
volk nemen."
„Zooveel als hij maar wil, knappe werklui; maar geen
leerlingen."
„En onderwerpt mijnheer Slocum zich aan zoo'n bepaling?"
„Stellig."^
„En is hij 't er mee eens?"
„Waarachtig niet, hij heeft er gruwelijk het land over;
maar hij kan er niets aan doen."
„En ik verklaar je nog eens, dat ik niet begrijp wat ter
wereld hem beletten kan, zooveel leerlingen te nemen als hij zelf
verkiest."
„Wel, de Vereeniging, zeg ik je," hervatte Durgin, een blik
op de stadsklok werpend, die zeven minuten over twaalven stond.
„Maar hoe zou dat kunnen?"
„O, op allerlei manieren. Gesteld, dat Slocum loopende contracten
heeft, hü heeft er altijd bij de vleet, en 't volk liet hem
dan in den steek. Dan zou hij er gek aan toe zyn."
„Nu ja, voor een dag of twee, drie. Maar dan kon hij werklui
nit de stad laten komen," bracht Richard in 't midden.
„Die zouden niet komen," als de Vereeniging zei: „Blijf waar
je bent." Ze zijn er meest lid van. Een paar van buiten af, dat
was mogelijk."
„Nu' dan
„Dan zouden de jongens hier 't hun tamelijk benauwd maken.
Begrijp je?"
„'k Begrijp, dat ik niet veel kans heb," zeide Richard mis
troostig. „Geloof je ook niet?"
„'k Weet niet. 'k Zou maar eens met Slocum praten. Maar
nu groet ik je; 'k moet prompt om één uur terug zijn. 'k Ben
benieuwd, om eens wat naders van je zwerftochten te hooren.
Kunnen we van avond niet eens ergens by elkaar komen?
in de herberg?"
„Daar placht het niet heel rustig te zijn."
„Rustig is 't er nog niet; maar waar wil je 's avonds anders
heengaan? Je zit er goed en vindt er altijd jolig gezelschap.
Een glas bier met een kameraad, is nooit kwaad na een dag
hard werk."
„Zeker niet, als ze allebei van 't rechte soort zyn."
„Dus ben ik dat niet?"
„Zoo was 't niet gemeend. Maar ik houd niet van de herberg.
Niet dat ik kieskeurig ben uitgevallenik heb vier jaar onder
zeelui geleefd, en ben in ruwer plaatsen geweest dan jij je ooit
gedroomd hebt; maar voor de herberg ben ik bang. ik heb zoo
menigen flinken kerel op die klip zien stranden."
„Je bent altyd een beetje hoog in je wapen geweest," zeide
Durgin.
„Volstrekt niet. Daar heb ik nooit veel reden toe gehad, en
nu minder dan ooit, nu ik op zijn best genoeg heb om water
te drinken, laat staan bier. Ik zal eerstdaags eens bij je moeder
aankomen, ze maakt het goed, hoop ik? en je dan mijn
wedervaren vertellen. Dat zal veel gezelliger zyn."
„O, zooals je wilt."
„En nu naar mijnheer Slocum, al hebt ge me den moed
benomen."
De twee namen afscheid, Durgin met een hal ven glimlach op
de lippen, en Richard droefgeestig gestemd. Hij ging van den
met gras omzoomden weg de ledige steenhouwerij binnen, waar
de zomer met zyn groen gewaad, plotseling door den winter met
sneeuwkleed scheen vervangen, liep tusschen de groote witte
steenhopen door, de werf over, en klopte aan de deur van
Slocum's kantoor. Wordt vervolgd.)
te behandelen. In den ziektetoestand was Vrijdag eenige
verbetering waar te nemen.
Een onzer abonnés, schrijft het Amst. Weekblad,
getroffen door het schoone lenteweder en de zachte Mei
maand zendt ons onderstaande opgaven door hem ge
durende een reeks van jaren verzameld.
Hemelvaartdag. Ie en 2e Pinksterd.
1870 27 Mei. Helder, straffe N.wind, 5 Juni. Helder met
zeer koud. gevoelige koude.
1871 18 Mei. Ochtends regen, op den 28 Mei: Ochtends
dag helder, steeds gevoelig koude koud, op den dag
wind. zachter.
1872 9 Mei. Ruw, regen en wind, op 19 Mei. Ruw, guur,
den dag een paar uren helder. regen en wind.
1873 22 Mei. Voormmidd. felle regens. 1 Juni. Heldennet
Op den dag los en buiïg, niet straffe koude wind.
bepaald koud. 2 Juni. Wind be
daard, daardoor
zachter.
1874 14 Mei. Sombere wind en buiïg, 24 Mei. Ruw, guur,
koud. met regen en wind.
2 5 Mei. Droog, maar
feller wind, zeer k.
1875 6 Mei. Ochtend vroeg en avond 16 Mei. Helder,
laat regen, op den dag helder en weinig wind, toch
niet koud. gevoelig koud.
1876 25 Mei. Geheelen dag somber met 4 Juni. Mooi, zacht
regen, weinig koud. weder, weinig wind.
5 Juni. Stormwind
met felle regens.
1877 10 Mei. Buiig, weinig wind, niet 20 Mei. Drooge,
koud. straffe en koude
wind. 21 M. Grauw
guur met regen en
wind.
1878 30 Mei. Min of meer helder, veel 9 Juni. Helder,
wind, niet koud. straffe koude wind.
10 Juni. Meer wind.
1879 22 Mei. Niet koud, aangenaam 1 Juni. Bar guur
weder. met felle wind en
regen.
1880 6 Mei. Droog, maar grouw en 16 Mei. Helder, met
koud. zeer straffe koude
wind.
1881 26 Mei. Los, buiig, broeiend. 5 Juni. Helder, wat
wind en koud. 6
Juni. Ruw, regen
en wind.
1882 18 Mei. Helder, wat wind en koud. 28 Mei. Helder,
zacht en aangenaam.
1883 3 Mei. Koud, los en buiig. 13 Juni. Helder,
schoon, zacht en
aangenaam.
1884 22 Mei. Helder en frisch. 1 Juni. Helder, wat
wind en koud.
1885 14 Mei. Helder, wind en koud. 24 Mei. Wind,koud,
regenachtig.
De 41ste jaarlijksche vergadering der Gewestelijke
Vereeniging Noordholland van het Nederlandsch Onder
wijzers-Genootschap zal op Zaterdag 30 Mei in de Parkzaal
te Hoorn plaats hebben. De beschrijvingsbrief bevat een
aantal punten van huishoudelijken aard, die aan de orde
zullen komen, o. a. de bepaling van de plaats der jaarlijksche
vergadering in 1886. Voorgesteld worden: Zaandam en
Hilversum. Door den heer J. H. Hinse, van Amsterdam,
zal de bespreking worden ingeleid van het onderwerp:
Vacantie-koloniën. Spreker voert deze stellingen aan: a.
Vacantie-koloniën zijn noodzakelijk voor sommige kinderen
uit den minderen en middelbaren burgerstand; voor velen
hunner zijn ze zeer wenschelijk. b. Als 't kan, moeten
sommige koloniën aan den zeekant, andere op hoogen grond
in eene boschrijke streek worden gevestigd, c. De koloniën
moeten liefst in een afzonderlijk gebouw, in alle opzichten
voldoende, maar zoo eenvoudig mogelijk worden ingericht.
d. Het toezicht dient met de grootste zorg te worden
gekozen uit onderwijzers en onderwijzeressen, die, bij veel
tact en kinderlijken zin, groote geestkracht bezitten, en
e. 't Is wenschelijk, dat zulke personen zich volkomen
vrijwillig met het toezicht belasten en geene geldelijke
belooning ontvangen. Door den heer C. H. Den Hertog
van Amsterdam zal de vraag behandeld worden: Wordt
er in de volksschool genoeg gedaan voor de aankweeking
van het gemoedsleven? Door de heeren G. H. Van
Daalen, van Assendelft en P. H. v. d. Ley, van Haarlem,
zal successivelijk gesproken worden over het rekenen in
verschillende talstelsels, en over 't onderwijs in de natuur
kunde op de volksschool.
De Landbouw Crt. bevat de volgende klacht van een
vruchtboomReeds in mijn prille jeugd was ik uw stief
kind. Niet eens beschermde een gewone paal mij tegen
storm en wind. Uw wagen, uw ploeg, bezorgden mij
diepe wonden, maar voor mij heeft men geneesheer noch
pleisters. Mos en andere lagere planten, konden mij
vrijelijk uitzuigen en insecten van allerlei aard konden
vrij in mijn lichaam rondwoelen. Hazen en schapen
vraten mijn buitenste rondlagen af, gulzige rupsen knaagden
aan mijne bloesems, en gij bekommerdet er u in 't geheel
niet om. Overdadig hout moest mijne krachten verzwakken,
doode takken ontsierden mij. Mij van tijd tot tijd eens
wat krachtig voedsel bijstaan o, daaraan hebt ge niet
gedacht, maar wel waart ge er steeds op uit, om op mijn
beperkte woonplaats nog andere planten te kweeken. En
bracht ik, niettegenstaande uw volkomen gemis aan op
passing en verpleging, toch nog vruchten op... dan werd
ik gesteenigd, geslagen en gemarteld! De boer ziet zijne
boomen meestal maar tweemalen per jaar aan: de eerste
maal als zij bloeien en de tweede maal tijdens den oogst.
Daartoe beperkt zich al de zorg, die hij voor zijne boomen
over heeft. Ja, ja, 't is zoo en niet anders; ondank is
ook der vruchtboomen loon!
Buitenland.
Jl. Zondag, den verjaardag van den val der Com
mune, hebben te Parijs de revolutionairen en de overge
bleven aanhangers der Commune zich naar Père-Lachaise
begeven, om eene manifestatie aan den dag te leggen op
de graven der gesneuvelde soldaten. Er had een ernstig
conflict plaats tusschen de manifesteerenden en de politie,
die het ontplooien en tentoonstellen van oproerige zinne
beelden wilde verhinderen. Verscheidene personen wex-den
gewond; omstreeks dertig lieden zijn in verzekerde bewa
ring genomen.