De Tijd ontving jl. Dinsdag het volgend telegram uit
Rome:
„Z. H. de Paus ontving heden de deputatie van Neder-
landsche Katholieken in Z. H. particuliere bibliotheek.
Z. D. H. de Aartsbisschop van Utrecht las een adres voor,
waarin de toewijding der Katholieken van Nederland werd
uitgedrukt en 's Pausen bijzondere zegen werd afgesmeekt
voor het land, de geestelijkheid, de familiën, de katholieke
instellingen en bijzonder voor de goede pers, die zooveel
voor den H. Stoel doet.
„De Paus antwoordde op gemeenzamen toon, verklarende
Nederland op een bijzondere wijze lief te hebben, wat het
verdient om het onwankelbare geloof der Katholieken,
terwijl hij hoopt, te midden der beproevingen, dat God zal
voortgaan een volk te zegenen, waarvan een gedeelte zoo
getrouw is aan de Kerk.
„Hij vindt een waarborg daarvoor in den ijver van de
bisschoppen en de geestelijkheid, in de ontwikkeling der
godsdienstige instellingen, in de gastvrijheid, op zoo ruime
wijze verleend aan de geestelijken, die uit Frankrijk ver
dreven zijn, in de uitbreiding van het katholiek onderwijs,
dat hij bijzonder aanbeveelt, evenals het onderwijs in den
catechismus en de Vereeniging van den H. VincentiusaPaulo.
„Eindelijk bedankt de Paus voor het edelmoedig offer
van den St. Pieterspenning."
Volgens de Brusselsche Gazette zullen de nieuwe
kaden te Antwerpen den 12 Juli worden ingewijd en zouden
daarbij tegenwoordig zijn Z. M. onze Koning, H. M. de
Koningin en de Prins en Prinses van Wales.
Het bevel over het wachtschip te Batavia en de
betrekking van oudst aanwezend zeeofficier zal, bij aan
komst in Oost-Indië, worden opgedragen aan den kapitein
ter zee E. L. baron Van Heeckeren van Walien.
Dr. J. C. Pool is door den gouverneur-generaal van
Nederl.-Indië benoemd tot predikant te Cheribon, en aan
den opzichter 1ste kl. van den Waterstaat C. J. Bollée is
een eervol ontslag verleend.
De deurwaarder bij het kantongerecht te Deutichem.
zekere Ten B. te Gendringen, is, naar men verneemt, door
een bij hem inwonenden neef op zijn bed doodgeschoten;
de vermoedelijke dader, die reeds bekend moet hebben,
bevindt zich in handen der justitie. Liefde voor de huis
houdster, waarmede beiden dachten te trouwen, moet de
oorzaak zijn. De kantonrechter van Deutichem is per
expresse ontboden.
Te Vreeswijk verkoopt men tegenwoordig dalmosterd,
fen echte mosterd, maar jenever uit de mosterdpotjes van
Dal te Utrecht, die, volgens het etiquette, indertijd
werden bekroond. Men zag reeds menig drinkebroer voor
9 centen dalmosterd in eens naar binnen slaan.
De Havenstoombootdienst te Amsterdam vervoerde
op den lsten Pinksterdag 2276 passagiers (tegen 14,608
in 1884); op den 2den 9541 (tegen 25,467) Het totaal
in dit jaar was 11,817, tegen 40,075 verleden jaar.
Het Vaderland van gisteren behelst het volgende:
„Met leedwezen ontvingen wij heden morgen de tijding,
dat mr. J. Van Kuyk, commissaris des Konings in Drenthe,
na een korte ongesteldheid te Assen is overleden. Een
verkoudheid, die hem reeds op 's Konings verjaardag be
lette, bij het ten zijnen huize gegeven feest tegenwoordig
te zijn, was in de laatste dagen overgegaan in longontsteking
met hevige koorts gepaard en sleepte den lijder ten grave.
Na zijn studiën in de rechten geëindigd te hebben, vestigde
de heer Van Kuyk zich te Delft als advocaat en gaf daar
o. a. aan de toenmalige academie gedurende eenigen tijd
les in staathuishoudkunde. Na invoering van de gemeentewet
tot lid van den Raad verkozen, werd de heer Van Kuyk
in 1855 benoemd tot burgemeester van Delft, welke be
trekking hij, op een wijze, die hem de algemeene sympathie
en de grootste populariteit deed verwerven, tot 1872
bekleedde, toen hij zijn ontslag nam en zich te 's Hage
vestigde.
In 1868 was de heer Van Kuyk te Delft tot lid der
Tweede Kamer verkozen en bleef hij zitting houden tot
hij 12 Mei 1875 benoemd werd tot commissaris des Konings
in Drenthe.
In de Kamer behoorde de heer Van Kuyk tot de con
servatieve partij en werd hij, zoowel toen als later, door
Maar een steenhouwer! Je begrijpt," gromde de heer Shackford,
terwijl hij naar zijn strooien hoed reikte en dien tot over zijn
oogen trok, „dat ik er geen kosthuis voor werklui van Slocum
op na houd."
„Daar denk ik in de verste verte niet aan riep Richard uit.
„Ik ben u dankbaar voor de verleende gastvrijheid."
„Moet dat een aardigheid verbeelden?" zeide de heer Shack
ford.
„Volstrekt niet, ik meen het oprecht. Ik ben u waarlijk verplicht.
Ge waart niet heel hartelijk, dat is zeker; maar ik had ook geen
hartelijkheid verdiend."
„Dat heb je nu eens juist ingezien."
„Ik wil van voren af aan beginnen, ziet ge, en goed."
„Begin dan met Slocum te laten schieten."
„Ge hebt me niet eens gelegenheid gegeven u te vertellen,
wat ik met hem afgesproken heb. Maar in elk geval is 't onher
roepelijk."
„Ik wil er niet van hooren. 't Kan me geen blschelen,
nu je je toch al verbonden hebt." En de heer Shackford verliet
haastig 't vertrek, de deur achter zich toesmijtend.
Toen zette Richard, in 't minst niet uit zijne goede stemming
gebracht door de onredelijkheid van zijn neef, zich neer om 't
laatste maal te nuttigen, dat hij onder dat dak gebruiken zou,
iets wat de eetlust van zyn bloedverwant betrekkelyk gemakkelijk
had gemaakt.
Terwyl hij daarmeê bezig was, zat Richard allerlei plannen
voor zyn toekomstige woonplaats te wikken en te wegen. Hij
kon zich niet vereenigen met het denkbeeld van een der ar-
beiderskosthuizen, zooals men er vijf of zes in 't dorp had, waar
de onzindelijkheid iemand op den drempel al te gemoet walmde,
en de vrouwen, zelfs in de grootste hitte, met dikke wollen
doeken om 't hoofd liepen. Toch veroorloofden zijn middelen
hem niet, naar een fatsoenlijker woning uit te zien. Als hij
maar ergens in een stille buurt een klein kamertje kon krij
gen. Misschien zou juffrouw Durgin er wel een voor hem
hebben. Hij ging nu een nieuw leven in, en 't lokte hem
bijzonder aan, dat te doen op 't zelfde plekje, waar hy om zoo
te zeggen het eerst was begonnen. Daarenboven zou hij dan in
de lange winteravonden 't gezelschap van William Durgin hebben.
Dat vooruitzicht lachte Richard zóó toe, dat hij zyn bord onge
duldig van zich afschoof en zyn hoed opraapte, die naast hem
op den grond lag.
Nog dienzelfden avond begaf hy zich van de woning van den
heer Shackford naar die van de weduwe Durgin in Cross-Street.
't Was geen indrukwekkende plechtigheid. Met een klein, in
bruin papier gewikkeld pakje onder den arm, ging hy het eene
huis uit, het andere in, en daarmee was alles afgeloopen.
Wordt vervolgd.)
den heer Heemskerk herhaaldelijk aangezocht om een
ministeriëele portefeuille te aanvaarden, wat echter steeds
door hem werd geweigerd.
Zoowel te 's Hage, waar de heer Van Kuvk talrijke
vrienden telde, als te Delft, dat zooveel aan zijn wakker
bestuur te danken heeft, en in de provincie Drenthe, zal
het bericht van het overlijden van den hutnanen, verdraag-
zamen man, met innige deelneming worden vernomen."
Een gezin te Deil (Gelderland) verkeert, tengevolge
van het onbewust gebruik van vergiftige bestanddeelen, in
zeer zorgelijken toestand. Hoe de zaak zich heeft toege
dragen, kan nog niet worden uitgemaakt, doch het voor-
loopig ingesteld onderzoek doet vermoeden, dat hier aan
boos opzet moet worden gedacht.
De N. Tielsche Crt. meldt hieromtrent het volgende:
„Sedert langen tijd moet tusschen twee familiën te Deil,
v. Z. en de W., ongenoegen hebben bestaan, welke twist
zou ontstaan zijn over eigendom van grond. Een gevolg
daarvan was, dat de buurlui elkafir, waar zij konden, on
aangenaamheden aandeden. Niet lang geleden stierven
achtereenvolgens de aan v. Z. behoorende negen kippen
allen aan dezelfde verschijnselen, zonder dat de oorzaak
van dien zonderlingen dood werd bevroed. Dinsdag 12 dezer
werden alle leden van het gezin van v. Z. na het gebruik
des middagmaals onpasselijk en ernstig ongesteld. Er ver
toonden zich bij allen keelpijn, braking, gezichtsverzwak
king, ja zelfs tijdelijke blindheid. De Zaterdag daaraan
volgende uit Geldermalsen ontboden geneesheer constateerde
verschijnselen van vergiftiging en deed van het geval aan
gifte bij den burgemeester. Bij gerechtelijk onderzoek moet,
naar gezegd wordt, aan het licht zijn gekomen, dat deW.
arsenicum (zoogenaamd rattenkruid) in huis had, en moet
ook de persoon zijn gevonden, welke het voor hem uit
Culemborg medebracht. Het onderzoek duurt voort; de
gestorven kippen zijn opgegraven en door de justitie in
beslag genomen. Aanhouding heeft nog niet plaatsgehad.
De slachtoffers zijn allen eenigszins herstellende; een zoon,
die weinig van de middagspijs gebruikte, bevindt zich
redelijk wel. Op den bewusten Dinsdag waren de huis-
genooten van v. Z. 's morgens allen afwezig, uitgezonderd
de huisvrouw, die aan doofheid moet lijden. De pot met
het middageten stond in het achterhuis te vuur; de deur
hiervan was niet gesloten."
Te Bierum heeft een jongmensch 1 A IA liter jenever
of brandewijn uitgedronken om zich „vroolijk" te maken.
Na het plegen dezer daad, werd hij zoo vroolijk, dat zijn
lijk thans in het Academisch Ziekenhuis te Groningen ligt.
Gemeenteraad van Helder.
Zitting van Woensdag 27 Mei 1885.
Voorzitter de heer Burgemeester.
Tegenwoordig aanvankelijk 10, later 12 leden.
Afwezig de heeren J. C. Jansen, over de Linden, Strikwcrda,
Duinker en Van Veen. De heeren Hordijk en II. Janzen
kwamen eenigen tijd nadat de werkzaamheden waren aangevangen
ter vergadering.
De tribune was zeer matig bezet.
Nadat de zitting door den Voorzitter was geopend, werden
de notulen der vorige vergadering gelezen en, behoudens eene
wijziging, door den heer Van Gijn gcwenscht, goedgekeurd.
Genoemd lid deed uitkomen, dat hij in de vorige zitting niet
had beweerd, dat men met de stichting van een lokaal voor den
afslag van zeeviseh moet wachten op eene herziening van het
haven-reglement. Zulk een uitstel zou wel van zeer langen
duur kunnen zijn. Zijn doel is geweest, er op aan te dringen,
dat het gewenschte lokaal worde gesticht op een ander meer
geschikt deel van den havendijk. Op grond daarvan bracht hij in
de vorige zitting zyne stem uit tegen den bouw aan den mond
der haven.
Aan de orde zou nu zijn de benoeming van een onderwyzer
aan eene der gemeente-scholen. Aangezien de desbetreffende stukken
nog niet van het Hoofd der school zijn terug ontvangen, wordt
deze zaak tot nader uitgesteld.
Op voorstel van den heer Tinkelenberg wordt daarop besloten
om tot de volgende zitting te verdagen de behandeling van de
conditiën voor de verpachting van het ophalen van vuilnis, asch,
enz., zooals die conditiën door de Commissie voor de Gemeente
werken zijn herzien. Na het nemen van dit besluit dringt de
Voorzitter er op aan, dat de leden ter Secretarie die conditiën
komen lezen. De heer Hattinga Raven richt tot den Voor
zitter de vraag, of het niet wenschelijk zou zijn, dat B. en W.
met den tegenwoordigen pachter over verlenging der pacht
onderhandelden. De Voorzitter zegt, daartoe wel gezind te zyn,
doch doet opmerken, dat vooraf de vaststelling der conditiën
noodig is. Hij doet uitkomen, dat in 't contract nog al eenige
wijziging is gekomen, o. a. door de aanstaande verplaatsing der
los- en laadplaats van faecaliën.
De Voorzitter herinnert aan 't geen in vorige zittingen ge
sproken is omtrent wijziging van het thans nog vigeerende
reglement der Wijkmeesters, dat dagteekent van 23 Augustus 1844.
Namens B. en W. brengt hij nu een concept-reglement ter
tafel, dat de verdeeling der gemeente in 22 wijken handhaaft en
aan de bestaande regeling alleen toevoegt de aanstelling van
twee adviseurs, die bij de Wijkmeesters inlichtingen kunnen
inwinnen, als zij aan Gemeentebestuur, Armbestuur en Genees-
heeren belast met de armenpraktijk omtrent aanvragen tot onder
steuning zouden moeten adviseeren. De heer Hordijk acht
hetgeen thans voorgesteld wordt geheel 't zelfde als hetgeen
bestaat, alleen de benoeming van adviseurs zou tot uitbreiding
strekken. Hiermede stemt de Voorzitter volkomen in. Hij
herinnert, dat hij van den aanvang af bestendiging van den
bestaanden toestand hel meest gewenscht heeft geacht, en dat hij
den heer H. Janzen zelfs, naar aanleiding van diens voorstellen,
heeft toegevoegd: „Uwe organisatie is een begin van désorgani-
satie." Ten slotte wordt, met eenparige stemmen, het Concept
reglement ter zjjde gelegd, en tot bestendiging van de bestaande
voorschriften van den jare 1844 besloten.
Schriftelijk wordt door den Voorzitter het voorstel ter tafel
gebracht, om het getal politie-agenten in deze gemeente met
vier te vermeerderen. De Voorzitter deelt ter ondersteuning van
dit belangrijk voorstel mede, dat de heer Swaving, gereedstaande
om eerstdaags den eed als Commissaris van Politie af te leggen,
ernstig er op aandringt, dat de politie-macht belangrijk worde
uitgebreid. Hy stemt daarmede geheel in, en zou by de be-
grooting voor 1886 die uitbreiding hebben voorgesteld. Thans
dringen de omstandigheden, om dit voorstel onverwijld te doen.
Met eenparige stemmen wordt daarop tot aanstelling van nog
vier politie-agenten besloten. Nadat dit voorstel is aangenomen,
wijst de Voorzitter er op, dat de waarnemende Commissaris van
Politie gedurende nu bijna een halfjaar met loffelyken yver is
werkzaam geweest en getoond heeft voor zijne taak uitmuntend
berekend te zijn.
Met het oog op de dit jaar te houden verkiezing van leden
voor den Gemeenteraad, wordt het Stembureau voor die verkie
zing aldus samengesteldleden de heeren Duinker en Beukenkamp;
plaatsvervangende leden de heeren Hoogenbosch en Van Gijn.
Voor kennisgeving worct aangenomen de mededeeling, dat de
heer Van Veen, wegens vertrek uit deze gemeente, het lidmaat
schap van den Gemeenterend heeft nedergelegd. Bij deze mede
deeling spreekt de Voorzitter een woord van waardeering voor
de goede diensten, door den heer Van Veen als Wethouder en
als Raadslid aan de gemeente bewezen.
Bij de gewone rondvraag bekomt dc heer Van Gijn het woord.
Spreker acht eenige inlichtingen omtrent het Molenplein zeer
gewenscht. De Voorzitter deelt mede, dat het daar aangelegde
park nu in orde is; dat de sleutels van 't park zich voortaan in
't naburige politie-bureau en bij den heer H. Janzen zullen
bevinden; dat het plan bestaat, het park dagelijks van 9 uur
's morgens tot zonsondergang voor het publiek open te stellen;
dat de fontein Zondags 's middags van 3 tot 6 uren zal werken
dat er voor alsnog geene waarschuwing tegen 't beschadigen van
't park zal worden geplaatst, omdat men rekenen mag op alge
meene medewerking om het plantsoen in orde te doen blijven;
dat het tot stand komen van dit park zeer is bevorderd door den
heer H. Janzen en zijne familie, zoodat de graszoden en het
beeld met dc potten niet in rekening behoeven gebracht
te worden; dat de om- en nabijwonenden van 'tMolenplein eene
som van f 40 hebben bijeengebracht, ten einde bloemen aan te
brengen; en dat de kosten van aanleg, ofschoon nog niet op te
geven, niet tegen zullen vallen. De heeren Van Gyn en Hordijk
herinneren er aan, dat door den Raad de som van f 400 tot
beplanting van 't Molenplein is toegestaan, en dat die som niet
mag worden overschreden.
De heer Beukenkamp vraagt naar het tot stand komen van
het gas-onderzoek en meent vernomen te hebben, dat met het
aanschaffen der noodige instrumenten niet de noodigo spoed
wordt gemaakt. Het nog ontbrekende, waar reeds zoolang op
wordt gewacht, kon, meent spreker, in een dag of 14 dagen
geleverd zijn. De Voorzitter zegt, dat nog op een paar werk
tuigen van ondergeschikt belang gewacht wordt, doch dat dc
levering in Engeland niet zoo spoedig kan geschieden als de
heer Beukenkamp meent. Weldra echter zoo verzekert de
Voorzitter zal met het onderzoek begonnen kunnen worden.
De zitting wordt hierop gesloten.
Bultenlana.
De beide Pinksterdagen zijn te Parijs allesbehalve rustig
voorbijgegaan. De dag (24 Mei), waarop de Commune in
1871 gewelddadig ten val werd gebracht, geeft ieder jaar
aanleiding tot manifestatiën, vooral op het kerkhof Père
Lachaise, waar de in massa gefusilleerden ten grave werden
besteld. Evenals vorige jaren, waren bijzondere voorzorgs
maatregelen genomen en had de minister van Binnenl.
Zaken strenge bevelen gegeven om het ontplooien der
roode vlag te verhinderen. Na het houden van verschil
lende redevoeringen, welke met de kreten: Leve de Com
mune! leve de anarchie! werden ontvangen, werden eenige
roode vaandels omhoog geheven, en toen de politie zich
daarvan meester wilde maken, ontstond een gevecht, dat
weldra algemeen werd. De politie werd met een hagelbui
van steenen ontvangen, zoodat de hulp der centrale bri
gades en der municipale garde noodig was om het kerkhof
te ontruimen. Wel werd van geen vuurwapenen gebruik
gemaakt, maar toch is het aantal gekwetsten aanzienlijk.
Men rekent het getal der Communards, die gewond werden,
op ruim 50; daaronder zijn er drie, die zeer ernstig met
de bajonet toegetakeld waren. Een officier der politie,
Cornat, viel met verbrijzelden schedel ter aarde; voorts
werden 15 politie-agenten en 15 soldaten gekwetst. De
politie nam 24 belhamels in hechtenis.
Het was voor het eerst sedert de dagen der Commune,
dat er bloed op Père Lachaise gestort werd, en de zaak
was te bedenkelijker, omdat er juist twee van de oud-leden
der Commune overleden zijn, Cournet en Amouroux, die
beiden ook daar begraven zouden worden. Maandag had
de begrafenis van eerstgenoemde plaats en ook toen werd
de orde gestoord, ofschoon niet in gelijke mate als Zondag,
dank zij de meerdere toegevendheid der politie. Dinsdag
zou Amouroux begraven worden, en ook nu is men niet
zonder zorg.
Koningin Victoria werd jl. Zondag 66 jaren oud.
Slechts drie regeerende Vorsten zijn ouder dan zij: Keizer
Wilhelm, die 88, Koning Willem III, die 68, en Koning
Christiaan IX van Denemarken, die 67 jaren oud is.
Keizerin Augusta van Duitschland zond aan zekere
juffrouw Johanna Maria Korn, te Gebesee, die 40 jaren in
dezelfde betrekking dient, dezer dagen een gouden kruis
met 'een diploma, door H. M. persoonlijk onderteekend.
Het stoffelijk overschot van Victor Hugo zal Zon
dag a. s., overeenkomstig zijn wensch in den lijkwagen
der armen, naar zijn laatste rustplaats, waarschijnlijk op
Père Lachaise, worden overgebracht.
Uit Kaapstad wordt bericht, dat het Noorsche schip
Juno, hetwelk op zee verbrand is, te Bergen tehuis hoorde
en bestemd was van Laurvig naar Melbourne met planken.
Te zeven uren stond het schip in volle vlam. De eerste
boot, die te water gelaten werd, sloeg het onderstboven,
doch de groote boot kwam goed te water, waarin zich de
opvarenden, ten getale van 22, begaven. Na negen dagen
groote ontberingen te hebben doorgestaan, beproefden zij
te landen, 20 mijl beneden de Oranje-rivier. Door de branding
werd de boot omgeslagen en verdronken 18 van de 22.
De zoon van den reeder behoorde onder de 4 geredden,
doch de gezagvoerder verdronk.
Benoemingen, enz.
De surnumerair A. C. H. Hattinga Raven is met 1 Juni a. s.
geplaatst ten postkantore alhier.
Tot heemraad van den polder Callantsoog is gekozen de heer
Kr. Kater.
Aan den kapt. ter zee P. ten Bosch, den luit. ter zee lste kl.
D. J. Boom, de luits. ter zee 2de kl. A. H. Hoekwater, H. W.
Tydeman, G. S. H. Burgerhout en H. E. Bunnik, den adelborst
lste kl. jhr. J. O. De Jong van Beek en Donk, den off. van
gez. lste kl. dr. W. Schutte, den off. van adm. lste kl. F. Bam-
berg, den gepens. off. van gez. lste kl. P. A. Risch en den
eersten schrijver in het vaste corps dek- en onderofficieren C. A.
Van de Wiel, is vergunning verleend tot het aannemen en dragen
van de versierselen, voor eerstgenoemde van ridder 3de kl., voor
de volgenden van ridder 4de kl. en voor laatstgenoemde van
ridder 5de kl. der orde van het Borstbeeld van den Bevrijder
Simon Bolivar, hun door den President der Vereenigde Staten
van Venezuela geschonken.
De machinist lste kl. v. c. C. Olderman, thans non-actief, wordt
met 15 Juni a. s. geplaatst aan boord van het lichtschip Schouwcnbank.
Tot opzichter van fortificatiën 2de kl. wordt met 1 Juni a. s.
bevorderd de opzichter 3de kl. W. E. Oudraat, alhier.
Vlsoiitoerlotiton.
Negen beugers brachten jl. Dinsdag 25 tot 40 roggen ter afslag,
terwyl door 1 korder 80 groote, 125 kleine tongen, 4 mandjes
kleine schol en één tarbot werden aangevoerd; rog gold 70 k
74 cent, groote tong 40 cent, kleine dito 8 k 20 cent per stuk,
kleine schol tegen f 2.25 per mandje en de tarbot tegen f 6.
Door den Engelschen kotter Y. H. 462 werden 30 tongen en 25
kisten scharren en ponen ter afslag gebracht; tong gold 35 cent