HELDERS€HE EN N1EUWEDIEPER COURANT. en Advertentieblad voorHolMsKoordertwartier. 1885. N°. 65. Jaargang 43. Zondag 31 Mei. Uitgever A. A. BAKKER Cz. DOOR EIGEN KRACHT. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf A90. franco per post 1.20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Ad verten t iën: Van 11 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. 331 ÏXDQiOïDLldaïaL <CL, In de Asser bladen wordt met de meeste waardeering gewag gemaakt van de werkzaamheid van nu wijlen den heer Van Kuyk in 't belang der provincie aan welks hoofd hij de laatste jaren stond. Zij herinneren wat door hem is tot stand gebracht en betreuren zeer zijn verlies. 'Ook de Haagsche bladen brengen hulde aan zijn nage dachtenis. (Van het Vaderland maakten wij in ons vorig nummer melding). Het Dagblad, dat als conservatief orgaan steeds den heer Van Kuyk meer bijzonder onder zijn vrienden telde, schrijft o. a.: „Met mr. J. Van Kuyk is een staatsman van de oude garde heengegaan, een der weinige getrouwen aan de anti-liberalistische beginselen, die daarvan nooit afweek, die van geen transigecren wist waar het de behartiging gold van de Vaderlandsche belangen naar zijn innige convictie en die het talent en de bekwaamheden bezat om voor zijn beginselen pal te staan." In de jl. Donderdag te Amsterdam gehouden ver gadering van de „Nederlandsche Vereeniging van vrienden der waarheid," onder leiding van dr. F. L. Rutgers, hoog leeraar aan de Gereformeerde Universiteit, werd het jaar verslag uitgebracht, waaruit blijkt, dat 1899 spreekbeurten, 984 catechicatiën werden gehouden, en het ledental, dat iets verminderd is, 2664 bedraagt. Uit een studiefonds werd aan 1 student f 200, aan 6 anderen ieder f 100 toebedeeld. De contributiën brachten f 4300, de collekten f 8740 in kas. De uitgaven waren voornamelijk bezoldiging en gratifi catiën van Evangelisten f 101, reiskosten f 2387 enz. De 32ste algemcene vergadering van de Vereeniging van Christelijke Onderwijzers, jl. Dinsdag te Amsterdam gehouden, werd door omstreeks 300 leden bijgewoond. Volgens het uitgebrachte verslag, bedroeg het ledental 955, dus 50 meer dan in 1883, en 24 donateurs. De Vereeniging heeft 20 afdeelingen. Haar geldelijke toestand is gunstig. Aan contributiën werd f 907 ontvangende inkomsten bedroegen in het geheel f 1430.50, de uitgaven f 812, zoodat er een batig slot was van f 318.50. Uit het Engelsch van THOMAS BAILY ALDRICH. In 't eerste halfjaar, nadat Richard op 't kantoor der steen houwerij was geplaatst, leerde en ondervond hij zooveel, dat de tyd om was, voor hy 't wist. Het betrekken van de kamer bij de Durgin's bleek een ongelukkige schikking, maar verder was alles even goed gegaan. Richard was van zeer veel nut voor den heer Simms, die de betaalsrol stilletjes aan den jongeren bediende overgaf, 't Was een vry ingewikkelde rekening, daar duur en aard van 't werk van eiken arbeider afzonderlijk in aanmerking moest worden genomen. Een ond boekhouder stapt gereedelijk van zulke beuzelingen af, als hij een bekwamen helper heeft. Richard werd ook belast met de betaling van 't weekloon aan 't werkvolk. De verbazing straalde den eersten Zaterdag William Durgin de oogen uit, toen hy met de anderen binnenkwam en Richard achter den lessenaar zag, met de betaalsrol in de band en een stapeltje bankpapier vó<5r zich. „Je wordt nn zeker eerstdaags eigenaar," merkte Durgin dien avond aan tafel op. „Als dat waar is, Will," antwoordde Richard vroolijk, „ben jij op weg om meesterknecht te worden." „Dank je," zeide Durgin, niet overvriendelijk. Het hinderde hem zelfs in zijn verbeelding, meesterknecht te wezen, waar Richard Shackford eigenaar was. Durgin stelde zich zijn vriend nog [altijd voor, als die sjofel gekleede, mismoedige figuur, wien hij voor een maand of wat, inlichting omtrent de Steenhouwers- vereeniging had gegeven. Richard vond het gezelschap van zijn ouden schoolmakker niet zoo aangenaam, als herinnering en hoop hem dat geschilderd hadden. De jongelui stonden niet op óéne lyn. Nu dat het ver genoeg achter hem lag, was Richards leven op zee hem een rijk getint verleden, om gaarne op terug te zienhij hield van lezen hij was weetgierig, en zijn wereld was niet geheel binnen den horizont van Stillwater besloten, 't Was nog een zeer nauw begrens de wereld, maar wijd in vergelijking met die van Durgin, die zich in geenerlei richting, op noemenswaarden afstand van de herberg van Stilwater uitstrekte- Hij bracht daar grootendeels zijn avond en door, en was, als hy eerst laat in den nacht thuis kwam, dikwijls in zulk een rumoerige stemming, dat Richard, die in een aangrenzend kamertje sliep, er wakker door werd. Dat was vervelend, en vervelend ook was het, dat juffrouw Durgin zich telkens bij hem over William kwam beklagen. Er was nog meer dat Richard ergerde. Hij was er in geslaagd zijn garderobe aan te vullen, en zijn door de zon gebruinde handen begonnen op te bleeken, terwijl de aard van zyn werk die zacht en gaaf hield. Van tijd tot tijd veroorloofde Durgin zich spottende aan merkingen over die veranderingen, ofschoon het nooit tot een wezenlijke beleediging kwam; want hij herinnerde zich, dat Shackford als jongen, hoe goedig cn verdraagzaam ook in den regel, soms buien van toomelooze drift kon hebben. Durgin had hem een paar maal als een woedenden tijger gezien, en zelfs wel eens even de nagels gevoeld. Richard had even weinig op met Durgin's ruwe aardigheden, als Durgin met Richard's goedhartige rondborstigheid. Die poging om den draad der oude vriendschap weer op te vatten was een dwaling. Zoodra hy een vaste betrekking had gekregen, en zyn middelen het hem toelieten, verhuisde Richard naar een prettig ingerichte kamer, en 't huie, waar ook de heer Pinkham, de schoolmeester, woonde, wiens aanhoudend valsch fluitspel hom werkclyk aange naam aandeed, na vier maanden van William Durgin's grogstem Het bestuur drukte zijn leedwezen uit over de oprich ting eener nieuwe Vereeniging van Christelijke Onder wijzers en Onderwijzeressen, die de Gereformeerde belijdenis als liaren grondslag erkent. Het bestuur ziet daarin eene poging om scheuring te verwekken en deze Vereeniging, die sedert 1854, alzoo reeds meer dan dertig jaren, een rijke zegen voor het Christelijk nationaal onderwijs is ge weest, te schaden. Tot voorzitter werd herbenoemd de heer A. Meijer, die, onder dankzegging voor dit vernieuwde bewijs van ver trouwen, de benoeming aannam. Aan de orde was de behandeling van het door de afdee- ling Franeker gestelde vraagpunt: „De algemeene vergade ring spreke de wenschelijkheid uit, dat het hoofdbestuur de uitgave bevordere van: „Eene bijdrage tot de kennis der geschiedenis van het ontstaan en den voortgang van het Chris telijk onderwijs tot op 1880." De afdeeling beoogt met deze bijdrage een gedenkschrift te stichten, wat thans, zoolang de oprichters nog in leven zijn, nog mogelijk is en voorzeker aan alle leden welkom zal zijn. Zij wenscht een der zake kundig man daartoe te zien aangewezen. Na langdurige bespreking werd dit voorstel in stemming gebracht en aangenomen. Jl. Donderdag zijn te Amsterdam op het terrein achter het Rijksmuseum wedrennen gehouden. Zij werden door prachtig weder begunstigd. De bezoekers worden op 12,000 k 15,000 geschat. De arrondissements-rechtbank te Rotterdam heeft de bekende oplichter W. J. Heijstek en J. J. Th. Klumpgens wegens bedriegelijke oplichting veroordeeld ieder tot vier jaar gevangenisstraf. Voor de Rechtbank te Leeuwarden heeft terecht gestaan P. J. F. R., een knaap met een treurig, ziekelijk uitzicht, reeds gekleed in gevangenis-costuum, te bedremmeld om duidelijk te praten. Hoe oud, of waar geboren, dat wist hij niet. Het eenige wat hij wist, was, dat moeder hem alle dag op straat zond om centen te vragen; had hij er eenige, dan moest hij er drank voor halenhad hij er gene of niet genoeg, dan kreeg hij met de tang. Die knaap stond genoten te hebben. Met óéne long en die niet eens in den besten toestand, bespeelde dc heer Pinkham de fluit. „Nu zie je eens wat je uitgericht hebt, William," met je rare manier van doen," zeide juftrouw Durgin op klagenden toon. „Daar zijn we nu den nctsten jongen uit Stillwater kwijt, en vier dollars in de week." „Zeg liever, we zijn een kwast kwijt. Hy heeft altijd een belachelyke inbeelding gehad; niemand was voor meneer ooit goed genoeg." „Dat moet je niet zeggen, William. Ik zou kunnen huilen, als ik er aan denk, dat hij met zijn opgeruimdheid het huis uit is," en juffrouw Durgin begon al half te schreien. „Wacht maar; zoodra 't hem tegenloopt, zal hij wel terugkomen. Als 't in den modder zit herinnert dat soort zich zijn vrienden. Nu wil hij waarachtig nog niet eens met een kameraad in de herberg een glas bier drinken." „Of hij gelyk heeft? Er wordt zonder hem al bier genoeg gedronken. „Als je dat op mij zegt, moeder, neem ik van avond een dubbele portie." „Neen, neen!" riep juffrouw Durgin smeekend. „Ik bedoelde jou niet, William; maar Peters en dien troep." „O, ik dacht ook al, dat je mij niet op 't oog kon hebben," zeide William, met de handen in de zakken van zijn pijjekker in dc richting van 't Stillwater logement heenslungelend, waar een uitgezocht gezelschap bijeen was; want het was Zaterdag en de maandelyksche vergadering der Vereeniging. De heer Slocum had geen gras laten groeien over zijn proef neming met de vervaardiging van steenen ornamenten. Een stuk of zes werklui, die daar elders aan gedaan hadden, werden by de nieuwe afdeeling aangesteld, met Stevens als meesterknecht en Richard als teekenaar. 't Duurde niet lang of Richard had de handen ,vol met het leveren van modellen, 't Waren meest consoles, kraaglijsten en zinnebeeldige versieringen voor graven. Gelukkig voor Richard had hij geen genie, maar overvloed van een soort van talent, dat juist geschikt was voor Slocum's doel. Toen de steenhouwers belang in hun werk begonnen te stellen, toonden ze Richard 't ontzag en den goeden wil, dio ze hem eerst onthouden hadden, daar 't hun maar half naar den zin was geweest onder toezicht te staan van iemand, die niet in 't vak was opgeleid. Ook zijn jougd had hy tegen zich gehad; maar Richard's prettige, flinke manier van met hen om te gaan, had hen weldra gewonnen. Hij was aan boord met ruwe mannen in aanraking geweest, hy had hun eigenaardigheden leeren kennen, en wist, dat met al hun ruwheid, geen klasse gevoeliger is voor goedo behandeling. Die wetenschap kwam hem zeer te stade. Stevens, die misschien 't minst bereid was Richard als zijn meer dere te erkennen, was spoedig in zyn warmsten aanhanger ver anderd. „Wat teekent die jongen toch mooi," zeide hij eens, toen hij een nieuwe schets in de werkplaats bracht. „Iemand met zoo'n krans op zyn graf, moet waarachtig wel volmaakt gelukkig zijn." 't Was echter een anker met een gebroken ketting, een ontwerp voor een monument ter eere van wijlen kapitcn Septimus Salter, dio op zee gebleven was, dat Stevens' bewondering voor Richard ten top voerde. „Jongens, die Shackford is me nou eens een geboren genie." Is bij slot van rekening de een-oog, die koning is in 't land der blinden, niet de gelukkigste vorst? Een klein talent in een dorpje voldoet heel wat meer dan een groot genie in een stad. Richard Shackford, te Stillwater voor Rowland Slocum werkend was gelukkiger dan Michel Angelo, met paus Julius H achter nu wegens bedelen terecht, en bleek den 9 November 1870 te Nieuweschans te zijn geboren. Op requisitoir van het O. M. sprak de Rechtbank hem vrij, maar vond termen om hem niet terug te geven aan zijne naastbestaanden, en heeft zijn overbrenging naar een vex-beterhuis gelast, om daar te worden opgevoed en in hechtenis gehouden tot 9 November 1890. Een treurig geval van vergiftiging heeft jl. Woensdag middag te' Leeuwarden plaats gehad in een gezin van reeds bejaarde lieden, bestaande uit man, vrouw en zwager. Na het gebruik van erwtensoep, door de vrouw toebereid, werden alle drie ongesteld en hevige benauwdheden en braking was het gevolg. Uit het ingesteld onderzoek is gebleken dat de vrouw, meenende een weinig aardappel meel in de soep te doen, daarin heeft gemengd een weinig rattenkruit, 't welk jaren geleden ter verdrijving van ratten was gebruikt en thans met de schoonmaak was te voor schijn gekomen. Daar spoedig geneeskundige hulp is ingeroepen, is de toestand der patiënten nog al bevredigend te noemen. Van misdi-ijf moet in deze geen sprake zijn. De Haagsche hondenscheerster, Maria Christina De Leeuw, is jl. Donderdag door het kantongei-eclit voor de 118de maal wegens dronkenschap veroordeeld. De dagloonen in de kleistreken van Groningen zijn thans zoozeer gedaald, dat een vaste arbeider bij den boer niet meer dan 40 cents per dag verdient, en dan nog wel voor zijn eigen kost moet zorgen. Brood en middagkost zullen nog heel wat in prijs moeten verminderen, zal zulk een laag loon en dat in dezen tijd van 't jaar geen armoe na zich sleepen. Eene arme vrouw, die zich jl. Donderdag namiddag in de Betuwe, vergezeld van een hond, door een weiland begaf om den weg wat te bekorten, werd door eenige grazende ossen, die op het zien van den hond woest waren geworden, omsingeld, waarop de dieren haar met de horens verscheiden stooten in het aangezicht, de borst en den rug toebrachten, zoodat zij in deerniswaai-digen toestand naar het ziekenhuis moest worden vervoerd. Het is dus nogmaals gebleken, hoe gevaarlijk het is, zich met zich. En Richard werd beter betaald ook. Op zekeren dag kreeg hij een nuttigen wenk van een beroemd beeldhouwer, die naar 't dorp was gekomen, om marmer te zoeken voor 't voetstuk van een monument voor gesneuvelde soldaten. Richard was yverig bezig een takje varen na te teekeneD, zóó fijn, dat zijn potlood in de poging om het na te bootsen te kort schoot. De beeldhouwer sloeg hem een oogenblik oplettend gade. „Waarom besteedt ge een uur om middelmatig te doen, wat ge in tien minuten volmaakt kondt gedaan krijgen? „Omdat ik dom ben, denk ik, mijnheer," zeide Richard. „Een domoor verbeeldt zich altijd dat hij knap is. Ge teekent uitstekend, maar in 't maken van varens is de natuur u de baas. Vraag haar, u een fac-simile in pleisier te geven, dan zult ge in eens zien hoe netjes ze u dat levert. Natuurlyk moet ge haar een handje helpen." „O, daar ben ik niet boven verheven," zeide Richard nederig. „Spreid een kleed over uw tafel uit, leg daar de varen op, en giet er eene dunne laag Parijsch pleister overheen; doe 't voor zichtig, om 't takje niet te verschuiven. Als het pleister hard is, is dat uw vormneem dan het blad weg, besmeer het negatief met olie, en giet er nieuw pleister in. Bik, als dat hard is den vorm voorzichtig af, en daar hebt ge u takje varen, zoo volkomen en sierlijk, alsof de natnur het geheel alleen had gemaakt. Ge krijgt op die wijze zelfs de nerven van 't blad." Daarna maakte Richard pleister-modellen in plaats van teekeningen voor het werkvolk, overtuigd dat hij iets nieuws deed, tot hij eens een steenhouwerij in een groote stad bezocht. Hoe hij ook later van gevoelen mocht veranderen, verlangde Richard toen ten tijde niets liever, dan met zijn neef op goeden voet te staan. Hij had een bijzonder sterk familiezwak, cn eerst nadat de heer Shackford hem, zoowel bij zich aan huis als op straat, verscheiden malen had teruggestooten, gaf hij de hoop op, den grimmigen onden man vriendelijker te stemmen. Soms had Richard bijna medelijden met hem. De heer Shackford scheen dagelijks magerder en sjofeler te worden. Hij wa3 na een belache lijk figuur, met zijn gedeukten hoed en verkreukelde halsboorden. De metalen knoopvormen op zijn ouderwetschen rok hadden zich door hun satijnen overtreksel heengewerkt, en deden nu met het randje pluisjes, dat er hier en daar om was blijven zitten, aan kleine kale hoofdjes denken. Men behoefde hem maar aan te zien, om te gevoelen, dat zijn innerlijk even versleten en vervallen was als zijn uiterlijk; maar in zijn eenzamen ouderdom, vroeg hij van niemand gezelschap of genegenheid, en had hij daaraan ook werkelijk geen behoefte. Met éón verterenden hartstocht trotseerde hij de wereld. Hij hield van zyn geld van 't metaal op zich zelf, het gewicht, en de kleur, en 't gevoel. In zijn slaapkamer op de benedenverdieping, had de heer Shackford een kleine, met ijzer beslagen kist, tot den rand toe met blinkend gond gevuld. In 't holle van den nacht, met gegrendelde deur en gesloten gordijnen, spreidde hij dikwijls de glinsterende stuk ken op tafel uit, en boog zich over hen heen met een verliefden gloed in zijn reeds fletsche oogen. Dat waren zijn blonde min naressen; hij schepte een met angst vermengd genot in hun klinkend gesmoord gelach, terwijl hij ze met gretige handen naar zich toe haalde. Als op zoo'n oogenblik toevallig een luik dichtsloeg of een voetstap op 't pleintje weerklonk, joeg de gerimpelde, oude sultan zijn slavinnen haastig in haar serail terug, en draaide snel het licht uit. Medelijden zou aan hem verspild zijn geweest. Op zijn eigen manier was Lemuel Shackford volkomen gelukkig. Tegen 't einde van zyn tweede jaar bij den heer Slocum,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1885 | | pagina 1