HELDERSCHE
EN NIEUWERIEPER OOIRAM
en AdyertentieMail Toor Hollands Noorderkwartier.
1885. N°. 68.
Jaargang 43.
Zondag 7 Juni.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
jBliinenlana.
10> DOOR EIGEN KRACHT.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal f 0.90.
franco per post 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Ad verten tiën: Van 1i regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters nanr plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
Uit Karlsbad wordt van jl. Woensdag gemeld:
„In de plannen van den Koning der Nederlanden is deze
verandering gebracht, dat Z. M. na afloop zijner kuur
alhier, op 14 dezer, eene nakuur zal doen te Königswart,
niet ver van Karlsbad gelegen, waar ook de Koningin dan
met Prinses Wilhelmina hoopt te komen. Z. M. zal daar
zijn intrek nemen in het kasteel van Prins Metternich.
De kuur alhier blijft den Koning voortdurend goeddoen.
Ook van de Koningin worden uit Teplitz-Schönau de
beste berichten ontvangenH. M. drinkt daar Marienbader
„Kreuzbrunnen," dat onder bijzonder toezicht van een
geneesheer gevuld en verzonden wordt. De Koningin doet,
evenals het Prinsesje, vele uitstapjes in de heerlijke om
streken van Teplitz. Prins Clary stelde een sierlijken
ezelwagen ter beschikking van het Prinsesje. Den 28 dezer,
den naamdag van Prinses Wilhelmina, werd haar door de
badgasten eene aardbeziënplant in een bloempot aange
boden, die reeds heerlijke vruchten droeg, benevens prach
tige bloemruikers; het Prinsesje toonde zich daarover zeer
verheugd."
Van den Koning der Belgen werd een telegram ontvangen,
waarin werd geinformeerd naar den gezondheidstoestand des
Konings. Ook Koningin Emma telegrafeerde uit Töplitz
Schönau Haar doorluchtige» gemaal, dat H. M. en prinses
Wilhelmina zeer wel zijn.
De gasfabriek te Zutphen gaf in 1884 een batig slot
van f 44,924. De prijs is er 10 cents per M8.
Het jeugdige meisje, dat zich met haar beminde te
Haarlem heeft verdronken, werd jl. Woensdag aldaar begraven.
Eene droevige liefdesgeschiedenis ging daaraan vooraf.
Zij, de 18jarige dochter eener weduwe, in de Brouwerstraat
te Amsterdam wonende, verliefde op den knecht harer
moeder. Deze, de genegenheid harer dochter bespeurende,
was daarover zeer verstoord en ontsloeg den knecht uit
haar dienst. Deze nam daarop, in de wanhoop zijns harten,
als huzaar voor 6 jaar dienst te Haarlem, 't Meisje, door
zielesmart wegkwijnende, zocht hem aldaar op en beiden
wierpen zich aan elkander gebonden in het water. De
hemel weet hoe gelukkig die twee jonge menschen hadden
kunnen zijn, als de aan verstandsverbijstering grenzende
liefde hen niet tot die wanhopige daad had geleid.
Uit het Engelsch van THOMAS BAILY ALDR1CH.
Terwijl ze zich luisterend voorover boog, met half geopende
lippen, maakte Margaret instinctmatig een goedkeurende bewe
ging. Richard's grillige zelfbeschuldiging schonk haar een
wonderzoet gevoel. Nog nooit had hij zoo tot haar gesproken
do beeldspraak, waarvan hij zich in zijn teederheid bediend bad,
de kleine omweg, dien bij gemaakt bad, om haar te zeggen wat
hem op 't hart lag, waren baar een nieuwe vorm van vleiery.
Duidelijk vernam ze een nieuwen toon in zijn stem, maar vreemd
genoeg, kwam die klank baar onmiddelyk bekend voor. Margaret
merkte ook dat op, en bij die ontdekking klopte haar pols iets
sneller dan gewoonlijk.
„O, jou arme jongen!" zeide ze met een lach en een blos,
zoo vermengd, dat ze één schenen te zijn, „dat takje heeft heel
wat op zyn rekening genomen. Het bad enkel in last je nu en
dan eens aan me te herinneren. Terwijl je eens uit was
den dag vóór ik ziek werd heb ik die bloemen daar op je
lessenaar gezet. Misschien met een soort van voorgevoel dat ik
in lang niet terug zou komen.
„Als je eens nooit teruggekomen was!"
„Daaraan zou ik nu maar niet denken," zeide Margaret zacht.
„Maar die gedachte vervolgt me. Als ik 's morgens de deur
van 't atelier heb opengedraaid, blijf ik soms met mijn band
aan den knop, een oogenblik stilstaan, evenals iemand aarzelen
zou aan den ingang van een grafkelper. Er zijn in de vorige
maand dagen geweest, Margaret, dat deze kamer me een graf
kelder toeleek. Al wat er gelukkigs was in mijn verleden, scheen
hier begraven, 't Was iets zichtbaars en tastbaars; ik sloop
binnen om het nog eens te zien."
„O, Richard!"
„Als je wist wat een leven ik als jongen by mijn neef heb
gehad, en hoe treurig het nog jaren daarna geweest is, zou je
misschien mijn wanhoop begrijpen, toen ik me dat alles zoo op
eens zag ontglippen. Margaret, toen je vader je hier bracht,
moest ik me geweld aan doen, om niet voor je op mijn knieën
te vallen." Richard hield plotseling op. „Ik had je dat niet
willen zeggen," voegde hy er bij, zich naar de tafel wendend.
Toen bedacht hij zich, en kwam weer vlak voor haar staan.
Hij was te ver gegaan om 't hierbij te laten. „Terwijl je ziek
was heb ;k een groote ontdekking gedaan."
„Ik heb ontdekt, dat ik twee of drie jaar lang blind ben
geweest."
„Blind?" herhaalde Margaret.
„Stekeblind. Ik heb het ontdekt door plotseling tc zien, dat
ik dat ik je al dien heb liefgehad, Margaret. Ben je daar
boos om?
„Neen," zeide Margaret langzaam't had een poosje geduurd
voor ze iets kon uitbrengen. „Ik moest ik boos zijn?"
„Niet als je 't niet bent, zeide Richard."
„Dan ben ik het niet. Ik ik heb zelf ook iets ontdekt,"
zeide Margaret zachtjes, terwyl ze haar oogen neersloeg.
Maar dat was slechts even. Ze was te gelukkig, om dat
geluk niet openlijk niet ten volle te erkennen. Om de waar
heid te zeggen, was zij er eenigszins door overbluft. Als Ricbard
baar in die maand van haar beterschap iets van zijn liefde had
doen blijken, of haar die op een andere wyze had bekend, zou
Margaret hem misschien eenige natuurlyke coquetterie hebben
Volgens de Amsterdammer, zal de Stoomvaart-
Maatschappij Zeeland dit jaar, na de noodige afschrijvingen,
enz., een dividend van 6 pCt- uitdeelen.
Uit Neerbosch wordt 3 dezer gemeld:
„Ofschoon reeds vóór eenigen tijd door het Kaapsche
Volksblad van de weezen uit de Weesinrichting, die verleden
jaar op uitnoodiging van generaal Smit naar de Transvaal
zijn vertrokken, ongunstige berichten waren openbaar ge
maakt, waaruit bleek, dat de heer Smit deze jongelingen
aan hun lot heeft overgelaten, wordt thans door den heer
Van 't Lindenhout over deze zoo treurige en teleurstellende
zaak het navolgende gemeld:
„In de eerste plaats deelen wij mede, dat ons reeds lang
vele brieven van de jongelui, die naar de Transvaal zijn
vertrokken, werden toegezonden en de berichten, daarin
vervat, vooral van Scholten en Kluvers, zeer ongunstig
zijn; zij hebben tot nu toe met vele moeielijkheden te
worstelen gehad, doch hun laatste schrijven, hoe ontmoe
digend ook, meldt, dat zij, alvorens naar Holland terug te
keeren, al het mogelijke nog zullen doen om een werkkring
te vinden; wat hun tot heden niet is mogen gelukken.
Ofschoon zij ons geen geld hebben gevraagd, zonden wij
hun toch f 480, opdat, zij geen gebrek aan het noodige
zullen hebben. Nog moet hieraan deze opmerking toege
voegd worden, dat één van de jongelingen, R. Pijpstra,
zeer goed geplaatst is op „de Emigratie, aan de Boven-
Vaalrivier, district Ermelo, bij den heer Buhrmanhij heeft
het daar, volgens zijn laatste schrijven, uitnemend goed en
wenschte ook niet naar Nederland terug te keeren.
„De jongelui, die naar de Transvaal zijn gegaan, zijn
van onze beste weesjongens en hebben den leeftijd van
23 tot 26 jaren bereikthet zijn 2 timmerlieden en 1 metse
laar. De reden, dat Pijpstra zoo tevreden is, bestaat hierin,
dat de heer Buhrman hem in zijn werk heeft genomen,
terwijl de heer Smit de beide anderen aan hun lot heeft
overgelaten. Alle drie de jongelingen zijn volgens eigene
keuze vrijwillig vertrokken; wij hebben dit eer tegenge
houden dan aangemoedigd, doch de aanbiedingen van den
heer Smit aan hen, die hen persoonlijk op Neerbosch heeft
ontmoet, waren zoo aanlokkend, dat wij hun volkomen
onze toestemming hebben gegeven en zooveel mogelijk
hebben voortgeholpen. Nu echter eenmaal onze weezen
getoond. Maar Richard's toon cn manier hadden elke neiging
van dien aard onderdrukt. Daarenboven had zyn verklaring
haar verbaasd. Margaret's eigen gevoelens waren haar in die
maand vrij duidelijk geworden, en ze had er zich op toegelegd
zich met Richard's vriendschap tevreden stellen, nu hij haar niets
meer scheen te kunnen geven. Soms zelfs scheen het of hij die niet
eens voor haar gevoelde.
Toen Margaret een seconde na haar bekentenis, de oogen tot
hem ophief, waren ze vol zachten ernst, en ze trok haar handen
niet terug, die Richard gevat had, zóó dat zij ze weg kon trekken,
als ze wilde. Maar dat kwam niet in haar op, ofschoon, toen
ze opkeek, haar vader achter Richard zag staan.
Als bij iustinct gevoelend, dat er nog iemand in de kamer was,
wendde Richard zich op 'tzelfde oogenblik om.
De heer Slocum had een paar passen in de kamer gedaan,
toen hij plotseling stilhield, op 't zien van 't verrassend tooneel
in de vensternis. Hij stond onbeweeglijk met een kasboek onder
den arm, terwyl allerlei uitdrukkingen zich beurtelings op zijn
gelaat vertoonden.
„Mijnheer Slocum," zeide Richard, ziende dat hem slechts
één weg open was. „Ik heb Margaret lief, en dat heb ik haar
gezegd."
Bij die woorden nam het gelaat van den heer Slocum voor
goed een ernstige plooi aan. Hij gaf niet onmiddellijk antwoord,
maar blikte van Margaret naar Richard, en toen weer naar Margaret,
als om zich langzaam met het feit vertrouwd te maken. Klaar
blijkelijk was 't hem geen aangename verrassing. Margaret was
intusschen opgestaan, en trad naar haar vader toe.
„Daar zie ik zeer vreemd van op," zeide hy eindelyk. „Je
hebt nooit laten merken, dat er zoo iets bestond. Hoe lang
duurt dat al?"
„Ik heb altijd veel van Margaret gehouden, mijnheer, maar ik
wist niet hoe sterk die genegenheid was, voor ik voor we op
't punt waren haar te verliezen
„En jij, Margaret?"
Bij die vraag sloeg de heer Slocum onwillekeurig zijn arm om
Margaret heen, die zich tegen hem aan had gevleid.
„Ik weet niet wanneer ik Richard heb liefgekregen," zeide
Margaret eenvoudig.
„Weet je dat niet?"
„Misschien terwijl ik ziek was, misschien veel vroeger, misschien
al, toen hij het afgietsel van mijn hand heeft gemaakt. Hoe kan
ik het u zeggen, vader? Ik weet het waarlijk niet."
„Er schijnt hier een verbazende mate van onwetendheid te
heerschen."
Margaret beet zich op de lippen. Haar vader nam de zaak
veel ernstiger op dan ze verwacht had. Er volgde een lang,
benauwend stilzwijgen, dat Richard eindelyk verbrak, door bedeesd
in 't midden te brengen: „We hebben u niets willen verbergen.
Margaret zou u van avond nog alles verteld hebben."
„Je had met mij moeten spreken, voor je haar iets zeide."
„Dat was ook mijn plan, maar 't was er uit eer 'b het wist.
Ik hoop, dat u 't door de vingers zal zien, mynheer, en mijn
liefde voor Margaret niet tegenwerken, al zie ik even duidelijk
als u, dat ik haar niet waard ben."
„Dat heb ik niet gezegd. Mijn bezwaren berusten op een heel
anderen, grond. Margaret is nog te jong. Een meisje van zeventien
of achttien
„Negentien," viel Margaret in.
Yan negentien dan moet zich zulke dingen nog niet in
in de Transvaal zijn, gaan zij er niet meer uit; het moge
ons dan ook veel kosten, al zouden wij zelf er de reis
heenmaken. De brieven, die wij van hen ontvingen, hebben
wij door den druk niet willen openbaar maken, om reden
er reeds genoeg slechte geruchten uit Znid-Afrika door de
pers zijn bekend geworden; nu echter de brief van den
wees Schol ten uit de Volksstem in vele bladen is overge
nomen, baat het niet meer, over deze zaak het stilzwijgen
te bewaren."
Wat den directeur geschreven wordt over bijzondere
personen, zal hij verzwijgendat oordeel kan dikwijls zeer
verschillend zijn, en daarom hoopt hij, dat de vrienden
van de Zuid-Afrikaansche Republiek het hem niet te lastig
zullen maken met aan- of opmerkingen, daar hij anders
misschien verplicht zou wezen, dingen mede te deelen die
hij liever verzwijgt."
Met veel lof wordt door verschillende bladen gewag
gemaakt Van de Internationale Tentoonstelling van deco
ratief, glas- en aardewerk, jl. Woensdag te Delft geopend.
Het denkbeeld om kinderen op de openbare scholen
voor minvermogenden van warm voedsel te voorzien, is
dit jaar te Amsterdam met succès toegepast. Uit 't verslag,
jl. Dinsdag door de commissie voor kindervoeding aan
belangstellenden uitgebracht, blijkt, dat de commissie begon
met 20 kinderen, verdeeld over 5 openbare scholen, en
eindigde met aan 100 kinderen dagelijks voedzame spijs te
verstrekken. Dit uitreiken van spijs oefent een zeer gun-
stigen invloed uit, het schoolverzuim vermindert er door
en de zindelijkheid wordt er door bevorderd. In 't geheel
werd aan giften ruim f 4000 ontvangen.
Het te Utrecht verschijnend blad Het Centrum ver
neemt uit betrouwbare bron, dat de bekeering van dr.
Vitringa, bekend onder den naam van Jan Holland, tot de
Catholieke kerk, werkelijk een feit is, en reeds een feit
vóór de eigenlijke verschijning van zijn jongste werk: De
Woort en zijn Kring; een feit ook, dat zijn plechtige, hoe
wel stille, overgang heeft plaats gehad in de grijze
Bisschopsstad.
Bij een der huwelijken, jl. Woensdag te Amersfoort
gesloten, konden noch bruid en bruidegom, noch de weder-
zijdsche ouders, noch de vier getuigen, derhalve tien com
paranten, lezen noch schrijven.
het hoofd halen. Ze is nog nauwelijks de kinderschoenen ont
wassen."
Richard wierp een blik op Margaret, en trachtte zich haar
voor den geest te roepen, zooals ze daar dien eersten keer voor
hem stond, toen ze uitdagend aan de deur der werkkamer klopte,
om te vragen of hij soms nog iets noodig had. Maar 't was
hem onmogelijk zich een beeld te vormen van dat schrale
figuurtje, met het glanzige zwarte kopje en het smalle gezichtje,
zoo smal, dat het enkel oogen scheen.
„Ik heb niets tegen je persoon," ging de heer Slocum voort.
„De zaak op zich zelf bevalt me niet. Ik gaf er wat voor, dat
dit niet gebeurd was. Jaren later zou ik er mogelijk niets op
tegen gehad hebben dat zeg ik niet. Maar nu wel."
Richard's gelaat helderde op. „'t Zal binnen een paar jaar,
jaren later zijn."
Tegen wil en dank glimlachend, hervatte de heer Slocum
„Je zal me niet onredelijk vinden in iets wat Margaret's geluk
betreft, en ook je eigen geluk, Richard, is me niet onverschillig
maar ik wil me nog tot niets verbinden. Weest goede vrienden,
niets meer. Ik heb liever dat Margaret niet zoo dikwijls in 't
atelier komt, je kan haar 's avonds zooveel als je wil in de
huiskamer zien. Ik geloof niet dat die voorwaarden hard zijn."
De heer Slocum had zijn voorwaarden gesteld, maar feitelijk
had hij zich overgegeven. Margaret leunde met haar hoofd op zijn
schouder, en de vochtige glans van haar oogen was de tolk van
een geluk, voor woorden te innig en diep.
„Ik vrees dat ik niet verstandig heb gehandeld," zeide de heer
Slocum half zuchtend. „Ik heb het met iedereen te kwaad. De
Steenhouwersvereeniging speelt den baas op de werf, en nu wordt
mijn dochter mij afhandig gemaakt. Wat ik zeggen wou,
Richard," viel hij zichzelven in de rede, alsof hij van dat onder
werp wilde afstappen, „ik zou haast vergeten waarvoor ik eigen
lijk hier kwam. Ik heb eens over Torrini gedacht, en besloten,
dat het maar het beste was als je zijn rekening opmaakte en hem
afdankte."
„Goed, mynheer," zeide Richard, met iets afkeurends in zyn
toon; „als u dat verlangt."
„Hij stookt maar onrust op de werf."
„Dat doet hij. Zoo'n knap werkman als hij nuchter is."
„Maar wanneer is hij dat?"
„Hij maakt het tegenwoordig zeker al heel bont."
„Zijn voorbeeld werkt nadeelig op 't 't volk*, dat kan ik dage
lijks zien."
„Als hij op dit oogenblik maar niet zoo noodig was," merkte
Richard op. „Ik weet niet wien ik anders dat fries voor 't sol-
datenmonument kan toevertrouwen. Ik zou hem graag nog een
paar weken houden. Als ik Torrini nog eens Hink onder handen
nam."
„We hebben toch knappe werklui genoeg, om er een te kunnen
„Voor een bepaald soort werk is niemand zoo geschikt als
Torrini. Dat is één van de redenen, waarom ik het graag nog
een poosje met hem zou inzien."
„En wat zijn de andere?"
„Wel, ik geloof, dat het niet heel politiek zou zijn juist nu
met hem te breken.'
„Waarom juist nu niet?"
„Hij is onlangs tot secretaris van de Vereeniging gekozen."
„Nu, wat zou dat?"
„Hy heeft daar veel invloed."