Gisteren heeft op feestelijke wijze de opening plaats gehad van den spoorweg HoornEnkhuizen. Tegenwoordig waren de minister-president en de hooggeplaatste ambte naren van de Holl. IJz. Spoorweg-Maatschappij. Aan het station werden zij door den waarnemenden burgemeester van Hoorn, den burgemeester van Enkhuizen en verdere autoriteiten ontvangen. De feesttrein vertrok te 1 uur naar Enkhuizen. Aan de verschillende stations, Westwoud, Bovenkarspel, werd de eerewijn aangeboden en werden toespraken gehouden door de burgemeesters en de ministers Heemskerk en Van den Berg. De beide steden waren feestelijk getooid. Het door de jury te Amsterdam bekroonde Beurs- ontwerp is getiteld: „Y" en van den architect Cordonnier, te Rijssel (Frankrijk). Te 's Hage is aanbesteed: het bouwen van eene woning voor den dienst van het Loodswezen op Terschel ling en het vergrooten van het bestaande magazijn, enz. ten dienste van 's Rijks betonning aldaar. Voor beide werken was minste inschrijver de heer M. Daalder, aldaar, als: het bouwen der woning voor f8200 en het vergrooten van 't magazijn voor f 3425. Blijkens ingekomen ambstberichten is gedurende de maand Mei bij één veehouder buiten den afgesloten kring van het spoelingsdistrict één enkel geval van longziekte waargenomen, namelijk: te Loënga (Wijmbritseradeel) Binnen dien kring kwam geen enkel geval van longziekte voor. Gedurende voormeld tijdperk werd afmaking bevolen van 17 verdachte runderen buiten den afgesloten kring van het spoelingsdistrict; geen dezer runderen bleek na afma king aan besmettelijke longziekte te hebben geleden.' Thans wordt bericht, dat de twee mannen, die te Leeuwarden door arsenicum vergiftigde erwtensoep hebben gebruikt, na door braking en benauwdheden hevige pijn te hebben geleden, gisteren nacht zijn overleden. Ook de toestand der reeds bejaarde vrouw, die op zoo ondoordachte wijze de soep bereidde, moet zeer bedenkelijk zijn. Als de Amerikaansche weêrprofeten gelijk hebben, zullen de „heerlijke zomerdagen" op heden, morgen en Maandag weder door storm afgewisseld worden. Brieven uit de hoofdstad. 4 Juni. Wat is het toch zonderling en bedroevend, dat wij zoo dikwijls met de eene hand afbreken wat wij met de andere opbouwen! Door eigen onderzoek en prijzenswaardige zelfkennis, of ook wel door de ongevraagde hulp van goede vrienden, die ons „onze feilen toonen," komen we zoo nu en dan tot het inzicht en de erkenning van een en ander leelijk gebrek of uit sleur en ge woonte ontstane verkeerdheid, en dan zijn in den regel wij zelf de eersten om schuld te belijden en.... beterschap te beloven. Ja, menigmaal weten we dan geen woorden, sterk genoeg om onze „leelijke trekjes" naar verdienste te tuchtigen en putten we ons uit in welsprekende betuigingen om den ernst van ons streven naar verbetering in het licht te stellen, welke woorden en betui gingen dan gewoonlijk door iedereen met geestdrift worden toe gejuicht. Maar zoodra we er ons werkelijk met ijver op toeleggen om onze kleine pekelzonden door de voordeur uit ons huis te verjagen, schijnt het noodlot, de tijdgeest, de omstandigheden (of een andere boosaardige overmacht) ze in vergroot formaat door de achterdeur weer naar binnen te jagen. Op geen gebied komt dit vreemd en betreurenswaardig ver schijnsel zoo duidelijk uit, als op dat onzer schoone en rijke, maar toch vaak zoo deerlijk mishandelde moedertaal. Hoe fel en venijnig wordt zij bestookt door allerlei vreemde indringers, die uit het oosten, het zuiden en het westen met de meeste onbeschaamdheid komen binnensluipen, om haar naar de kroon en naar het leven te staan! Een tijdlang heeft men die germa nismen, gallicismen, anglicismen, en barbarismen ongemoeid laten begaan, en soms zelfs met zekere voorliefde (getuige o. a. de laatstverschenen romans van een onzer talentvolle Nederlandsche schrijfsters!) aan deze bastaarden van vreemden bloede een plaats ingeruimd tusschen de kinderen van het eigen huis. Maar later is in die laakbare onverschilligheid en die voorkeur voor het uitheemsche een merkbare verandering ten goede gekomen. De „Als we hem afdanken zal hij dien, dunkt me, wel verliezen, als hij werkelijk zoo'n persoon van gewicht is." „Daar is geen twijfel aan. Zijn positie stelt hem in staat ons veel kwaad te doen, en hij zou zeer handig van de gelegenheid gebruik maken, als hij een persoonlijke grief had." „Ik geloof waarlijk, dat je bang voor hem bent." „Richard glimlachte. „Neen, ik ben niet bang voor hem, maar ik tel hem ook niet te licht. Het volk ziet tot Torrini op als een soort van leider; hij spreekt goed, en verstaat de kunst de ontevredenheid aan te wakkeren. Of hij, of eenig ander woelig element, is in den laatsten tijd aan den gang geweest op de werf. Er wordt nogal geprutteld." „Dat is toch niets vreemds." „Neen, maar 't laat zich nu ernstiger aanzien dan gewoonlijk. Er schynt een algemeene gisting onder de arbeiders te zijn. Het rechte weet ik er niet van. De steenhouwers hebben geheime vergaderingen gehouden." „Over het werk, denk je?" „Over verhooging van loon, misschien." „Maar we betalen nu al vijf a tien pet. meer dan iemand anders te Stillwater. Wat willen ze toch?" „Naar wat ik er uit opmaak, mijnheer, willen enkele afdee- lingen opslag hebben; ik weet niet hoeveel. Dan is er spraak van, 's Zaterdags een uur vroeger te sluiten, 't Zijn maar ge ruchten, maar ik ben zeker dat er iets van aan is. „Laat den heelen boel naar de maan loopen! Als we geen drinkebroer kunnen wegjagen, zonder 't loon van al de anderen te verhoogen, moesten we de zaak maar liever heelemaal aan de Yereeniging overdoen. Maar zooals je wilt, Richard. Nu zie je eens hoe ik er onder zit, Margaret. Hij doet in alles zijn zin. Kom, kind." En de heer Slocum verliet met Margaret het atelier. Richard bleef een poos in gedachten bij de tafel staan, met de oogen op den grond gevestigd. Hij dacht aan zijn kindsheid in het som bere huis in Welch-Court, aan zijn zwerftochten, en de jaren van inspanning, die daarop gevolgd waren, aan de zalige liefde, die plotseling zijn leven had verhelderd, en aan mijnheer Slocum's edelmoedigheid. Toen dacht hij aan Torrini, en ging naar de werf, om hem een zachte vermaning te geven, want op dat oogenblik was Richard's hart voor de geheele wereld vriendelijk gestemd. Niettegenstaande de bepalingen van den heer Slocum omtrent Margaret's bezoeken in 't atelier, was ze vrij in haar komen en gaan. Hij had gemakkelijk zeggen: „Weest goede vrienden, niets meer," maar na dien eenen middag in de werkkamer, was 't Richard en Margaret onmogelijk iets anders dan gelieven te zijn. Zelfs de heer Slocum zag in, hoe weinig het beteekende een minder innige verhouding voor te wenden. Ofschoon niemand ooit openlijk daarvoor uit wil komen, mengt zich in de liefde van een vader voor zyn dochter altijd een onbestemde ijverzucht. Ook met den heer Slocum was dit het geval, maar hij slaagde er toch in, zich goedschiks in het onvermijdelijke te voegen, en taal- en letterkundige congressen braken herhaaldelijk een lans voor het spreken en vooral schrijven van zuiver Hollandsch en gaven den eersten stoot tot het verbannen der buitenlandschc indringers. Bij de feesten, aan de jubilë's of de nagedachtenis van vermaarde vaderlandsche letterkundigen gewijd, werd vooral hunne verdienste als handhavers van liet goed recht onzer Nederlandsche taal op den voorgrond gesteld. En als gevolg van een en ander maakten vele vaderlandsche tijdschriften en dagbladen hunne kolommen dienstbaar aan de bestrijding van een kwaad, waarvan men meer en meer het verderfelijke begon in te zien. Zoo kwam er langzamerhand een zuivering in de schrijf- of juister gezegd in de drnktaal. En wat de spreektaal aangaat, de Amsterdarasche dichter Burger werd door een talrijk publick uit de keurbende onzer letter- en taalkundigen met warmte toegejuicht, toen hy een paar maanden geleden in den Stads-Schouwburg op het Leidscheplein den schrijver van het Moortje toezong: Waarom dan Brederode! Draagt onze fcestklaroen U wakker uit den doodo? Wat heeft uw geest van doen, Uw geest, belust op vrije, Jan Stecnsche poëzije, Met ons gekuischt fatsoen En stemt het u wel blijê, Dat nóg ons dierbaar Dietsch U rokkent veel verdriets? Onze cedle moedertaal, Verbrabbeld en verbasterd? Met chic en prcutschen praal, Verschoven wordt, belasterd? Uit veler grooten zaal Door lief uitheemsch verdrongen? In hooger kring, niet meer Welluidend als weleer, Bewonderd en gezongen? Dat noode een Hollandsch lied Van zoete lippen vliet Elk stoft op vreemde veeren? Breêroo! „het kan verkeeren." Laat ons hopen dat de dichter profeet is geweest en het werkelijk verkeeren zal, in dien zin, dat het gebruik van uit heemsche plaatsvervangers voor goede, op ons eigen erf geboren en getogen woorden niet langer gelde als een kenmerk van „gesoingeerde" opvoeding en „gedistingeerden" smaak. Daarom verdient het streven om de van ouds gangbare Hollandsche woorden op hun plaats en in hunne waarde te handhaven, de verdrongene en verminkte in hun vrocgeren rang te herstellen, en voor nieuwe begrippen en voorwerpen zooveel mogelijk Hol landsch klinkende benamingen te zoeken, onverdeelde toejuiching, aanmoediging en navolging, ook al moet men er ecnigc inschikkelijkheid bij gebruiken. Ik zal niet zeggen dat rijwiel of snelwieler zulk een mooi woord is; maar het is in ieder geval duizendmaal beter dan het' Fransche velocipóde, dat men soms op allerlei manieren hoort radbraken, Het woord verre spreker is geen onberispelijke vertaling van „telefoon" (eigenlijk verreklinker), maar het is bruikbaar Hollandsch en dus onvoor waardelijk te verkiezen boven de van elders ontleende benaming. En zoo zijn er meer. Maar terwijl we nu vóór ons met noeste hand het van buiten overgewaaide onkruid uit onzen tuin trachten te wieden, schijnt het ons niet te deren dat het achter ons naar hartelust opschiet. Om een zeer voor de hand liggend voorbeeld aan te halen: bezie de programma's en couranten-verslagen der jongste Amster- damsche wedrennen eens (die tusschen twee haakjes bijzonder zijn meegevallen wat het weer, maar minder wat de geestdrift der toeschouwers betreft). Welk een kostje is dat voor onge soigneerde en ongedistingeerde Hollandsche ooren en oogenWat zou de spotlust van den geestigen Brcederoo zich hebben doen gelden, als hij dien onhollandschen poespas eens onder handen had kunnen nemen. „Moet de goede gewoonte, door het smeden van eigen nieuwe woorden het binnendringen van bastaard woorden tegen te gaan, by onze uitspanningen en spelen worden prijsgegeven?" zeg ik met een kleine verandering Dr. Hubrecht na, die in onze taal het uitstekende en volkomen verdedigbare „verwording" invoerde. Wie zich op het wieden van bastaard woorden en vreemde indringers wil toeleggen, heeft op het ge bied der wedrennen al een zeer ruim veld. Men zet er het publick in het paddockspreekt er van forfeits en races en gentlemenridersen hoort er van iceltcr handicaps, van museum- stakesvan Amsterdam-actie atakes (sic), van hurdle races, van sport, weldra by zich zeiven te erkennen, dat hetgeen hem eerst on aangenaam verrast had, de natuurlijkste zaak ter wereld was. Dat Margaret en Richard, zóó bijeengebracht, eindigen zouden met op elkander te verlieven, kon geen groote mate van ver wondering baren. Integendeel, eigenlijk hoorde het zoo. De Shackford'8 waren altijd tot de notabelen van het dorp gerekend, zelfs Lemuel Shackford, ofschoon die natuurlijk een oude muskurat was. De familie-attributen van vriendelijkheid en eerlijkheid hadden hem overgeslagen, maar waren in Richard weer te voorschijn gekomen. De meest winstgevende tak der steenhouwerij dankte haar bloei aan zyn doorzicht en persoon lijken ijver. Hij had dus recht op een aandeel in de zaak, en de heer Slocum had hem dat ook toegedacht, 't Was niet in hem opgekomen Richard ook Margaret te geven; maar nu de omstandigheden hem ongezocht dat denkbeeld aan de hand deden, leek het hem nog zoo kwaad niet toe. Richard zou daardoor nog me^r één belang krijgen met de steenhouwerij, waarvoor hij feitelijk meer onmisbaar was geworden dan de heer Slocum zelf. „Hij heeft meer gezag onder 't werkvolk dan ik," erkende Slocum. „Hij weet hoe hij met hen moet omgaan, en ik niet." „Zoo zacht als Slocum," was een spreekwoord te Stillwater. Richard had ongetwijfeld meer vastheid van karakter; 't was zijn geheele kapitaal. In mijnheer Slocum's oogen was het vol doende. Maar Lemeul Shackford was een ryk man, en de heer Slocum moest wel inzien, dat het in Richard's eenig overgebleven bloedverwant niet meer dan behoorlijk zou zyn, op dit tijdstip eenige belangstelling te toonen in het welzijn van zijn neef. „Als hy maar aanbood een paar duizend dollars voor Richard voor te schieten," zeide de heer Slocum op zekeren avond tot Margaret, met wie hij over de toekomst had gesproken. „Vroeger of later moet alles toch aan hem komen, 't zou me zoo'n voldoening zijn, als ik dien ouden vrek kon zeggen, dat we zijn bijeengeschraapt geld niet noodig hebben. Het grootste deel van zijn fórtuin heeft hij tijdens den oorlog gemaakt. De oude zeeslang," ging de heer Slocum, met hopeloos verwarde beeldspraak, voort, „heeft de hand gehad in 't uitrusten van meer dan een blokkade-runner. Iedereen had toen den mond vol van een schip, dat hij uit Charleston had weten te krijgen, met een lading katoen, waar hij met zijn aandeelhouders wel tweemaal honderdduizend dollars aan verdiend heeft. Hij wil 't nu niet erkennen, maar iedereen weet wie Shackford is. Hy zou voor vijftig cents postzegels zijn land verraden." „O, papa! nu maakt ge 't al te erg." Zoo nu en dan deelde Margaret Richard ter loops een en ander van 't geen haar vader gezegd had mede, wat hem stof tot nadenken gaf. 't Was niet waarschijnlijk dat de heer Shack ford in 't belang van zyn neef een dollar zou afschuiven, maar Richard voelde, dat het in zyn positie reeds iets gewonnen zou zijn, als hy er hem maar toe brengen kon de zaak in overweging te nemen. Zijn trots verzette zich tegen het denkbeeld, om, waar hij met leege handen bij den heer Slocum aankwafn, zelfs geheel en al den zedelijken steun van zyn zijn familie te missen. Wordt vervolgd.) van bookmakers, van carrousel plate, van national stakes, en van military series, alsof de Amsterdamsche Stadhouderskade door een tooverslag onder den rook van Derby of Epsom was ver plaatst. Wie liet woordenboek der Engelschc wedrennen niet volledig in zijn hoofd heeft, raakt er werkelyk de kluts hij kwijt. Ook met andere uitspanningen en vermaken is het niet beter gesteld. Wij laten onze jongens en meisjes cricket en croquet spelen, leeren hun de regels van het laten tennis, en verlustigen ons in het turnen van het jonge Holland. Wie niet weet wat een cricket-match is, is niet op de hoogte van zijn tijd. Zelfs de oud- en echt. Hollandsche zeil- en roeiwedstrijden beginnen door allerlei uitheemsche inkruipsels veel van hun nationaal karakter te verliezen. Men houdt er zich ook al op met racesmet centerboards en andere indringers van vreemden huize. Bij schietwedstrijden en andere feestelijkheden van dien aard valt hetzelfde euvel op te merken: in plaats van de uit i den vreemde overgenomen gebruiken en regelingen onder een eigen Hollandsche benaming in te voeren, haalt men ze met pak en zak onveranderd binnen en geeft daardoor niet zelden tot de zonderlingste begrippen en bespottelijkste verwarringen i aanleiding, daargelaten nog het kwaad, dat natuurlyk altijd in de eerste plaats in aanmerking komt: het bederf onzer eigene taal, die, met ecnigen goeden wil en inspanning, zeer goed in staat is om geschikte benamingen voor de „geïmporteerde nou- .veautés" te verschaffen. Het is niet genoeg, rijwiel voor velocipóde, draadbericht voor telegram of depêche en open plaats voor vacature te zetten, om blijk te geven van ons streven naar een zuiveren styl, en onder- tusschen allerlei valsche munt van veel erger allooi bij stapels tegelijk te helpen binnensmokkelen. Ontegenzeggelijk zijn juist I die zoogenaamde „nieuwigheden" het gemakkelijkst te veijagen en door bruikbare bouwstof uit onzen eigen taalschat te ver vangen. Hebben zij eenmaal ingang en burgerrecht verkregen, dan zijn ze soms nooit weer voor goed uit te roeien, evenmin als velocipóde, depêche en vacature ooit weer uit de dagelijksche spreektaal zullen verdwijnen. Amstelaar. Bultenlana. De bekende Eugénie 't Kint heeft, ingevolge een bericht van de Réforme, jl. Zondag de gevangenis te Leuven verlaten. Het Parijsche blad Gil Bias maakt niet zeer galant den leeftijd van eenige bekende dames openbaar. De opgave bevat o. a. de volgende namen: mevrouw (Juliette Lambert) is 49 jaar oud; Sarah Bernhardt 41; Pauline Lucca 45; Helena Modjeska 41Christine Nilsson 42; Adeline Patti 42. Benoemingen, enz. Tot dijkgraaf van het heemraadschap Eilandspolder is benoemd de heer J. Smit Cz., in de plaats van wylen den heer J. W. Bek. Met 26 Juni a. s. worden geplaatst de volgende machinisten der Kon. Marine: aan boord van Zr. Ms. ramschip Buffel: de machinist 1ste kl. v. c. J. De Leeuw, die der 2de kl. C. Beudeker en H. J. Meer man van der Horst en die der 3de kl. J. W. P. Altink en J. H. SofF; aan boord van Zr. Ms. rammonitor Matador: de machinist lste kl. v. c. J. G. H. Jordans, die der 2de kl. J. W. Kapteyn en die der 3de kl, L. J. Groenier; aan boord van Zr. Ms. stoomkanonneerboot Ulfr: de machinist lste kl. C. Over cn die der 3de kl. J. Van der Harst; aan boord van Zr. Ms. stalen kanonneerboot No. 3 de machi nist lste kl. II. W. Bor en die der 3de kl. D. J. Muller; bij de conservatie te Ilellcvoetsluis: de machinist lste kl. v.c. J. Krul. De machinist 2de kl. S. Bakker wordt met ingang van den 16 dezer bevorderd tot machinist lste kl. Vlsontoerloliteii. Door 49 korders werden jl. Donderdag 40 tot 300 groote tongen, 60 tot 280 kleine en middelbare idem, 3 tarbotten, 2 tot 20 mand jes kleine schol en 15 manden scharren aangevoerdgroote tong werd afgeslagen tegen f 0.25 ft 0.30, kleine en middelbare idem tegen f 0.08 h f 0.15, tarbot tegen f 8 tot f 9, alles per stuk, kleine schol tegen f 1.40 tot f 2.30 per mandje en scharren tegen f 2.50 per mand. Dertien bcugers brachten 12 tot 60 roggen aan, die ter afslag f 0.31 h 0.38 per stuk opbrachten. Van Wieringen werd 21 tal jzeep aangevoerd, welke tegen f 11.50 tot f8.50 per tal werd afgeleverd. Door 42 korders werden gisteren 70 tot 200 groote tongen, 150 tot 300 kleine en middelbare idem, 3 tarbotten, 2 tot 16 mandjes kleine 3chol en 10 manden schar aangevoerd; groote tong werd afgeslagen tegen 25 h 30 cents, kleine en middelbare idem tegen 8 h 20 cents, tarbot tegen f 8 k 9, alles per stuk, kleine schol tegen f 1.50 per mandje en schar tegen f 2.40 per mand. Vier bcugers brachten 20 tot 60 roggen aan, die ter afslag 22 h 30 cents per stuk opbrachten. Van Wieringen werd 23 tal geep aangevoerd, welke tegen f 10.50 per tal werd afge leverd. De garnalenvisscliery te Texel, welke in November 1884 aan ving, is met den lsten dezer maand gestaakt. De vloot bestond meestal uit 40 schuiten. In het afgeloopen vischseizoen werden 4315 manden garnalen gevangen, waarvan een klein deel naar Parys werd vervoerd, terwijl de grootste hoeveelheid naar Londen en Huil werd verscheept. De visschers besomden met deze visscherij ruim f15,000. Niet voor November zal het garnalenvisschen weer worden hervat. BurgerlüU.e Stand. Gemeente HELDER, van Donderdag tot Zaterdag. Ondertrouwd: J. H. lianda, smid, en A. J. Kouseband. C. Deelder, stoker bij de Marine, en G. Smit. J. Calkhoven, korporaal der mariniers, cn P. de Vrind. GetrouwdGeene. Bevallen: H. Agema, geb. Bastiaanse, D. G. J. de la Fon- teijne, geb. Van der Woldt, Z. J. S. M. Blom, geb. Koeleman, Z. M. Simons, geb. Willems, D. Overleden: C. Luths, 23 jaren. Gemeente WIERINGEN, van 1 tot 31 Mei. Ondertrouwd: Theodoris Rasch en Aaltje Numijer. Pieter Fz. Kuut en Reinuw Koorn. Ariën Dijkshoorn en Reinuw de Haan. Ariën Bakker en Grietje de Vries. Getrouwd: Theodoris Rasch en Aaltje Numijer. Geboren: Cornelis, zoon van Pieter Omes en Antje Bais. Dirk, zoon van Cornelis Wiegman en Trijntje de Jong. Trijntje, dochter van Cornelis Klein en Necltje Takes. Nan, zoon van Maarten Kok en Maartjc Bais. Overleden: Cornelis Az. Bakker, 69 jaren, echtgenoot van Maartje Mulder en eerder gehuwd geweest met Antje Bais. Gerrit Kooij, 13 jaren, zoon van wylen H. Kooij en Trijntje Strand. Gemeente ANNA PAULOWNA, van 1 tot 31 Mei. Ondertrouwd en Getrouwd: Geene. Bevallen: T. Jongejan, geb. Rooden, D. A. Van Baaren, geb. Jongejan, D. A. Nie3se, geb. Brouwer, Z. M. Houtzager, geb, Hakof, D. T. Muntjcwerf, geb. Mosk, Z. G. Op 't Veld, geb. Kraakman, D. G. Dekker, geb. Meeldyk, D. T. Ruitenburg, geb. Schouw vlieger, Z. P. Waiboer, geb. Bas, Z. D. den Das, geb. Roodjes, D. A. Hoep, geb. Hofdyk, D. N. 't Hart, geb. Zeelenberg, Z.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1885 | | pagina 2