UELDERSCHE
li\ N1ËUWËDIEPER COURANT.
Kiisiws- en Advertentieblad voor Hollands Koorderkwartier.
Jaargang 43.
Vrijdag 12 Juni.
1885. N°. 70.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
12) DOOR EIGEN KRACHT.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag cn Zaterdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal0.90.
franco perpoat 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
3ES1!OLIO. O J3. GL.
Dc heer De Jong, lid van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal voor het kiesdristrict Hoorn, is van zijne
ongesteldheid, die hem in de laatste maanden weerhield
om aan de parlementaire werkzaamheden deel te nemen,
in zooverre hersteld, dat hij weder de sectie-vergaderingen
bijwoont.
Het Openbaar Ministerie bij de Arrondissements
rechtbank te Utrecht eischte jl. Maandag zes maanden
celstraf tegen eene moeder, wegens mishandeling van haar
kind. Het kind is sedert overleden.
Voor eenigen tijd is te Zaandam een Loodskantoor
opgericht. Behalve de ontvanger, zijn daar drie loodsen
geplaatst, op een daggeld van f 2. Dat de Staat daar
geen voordeel bij heeft, moge hieruit blijken, dat er reeds
een maand is geweest dat op dit kantoor f 7.50 is ont
vangen. 't Schijnt dat de instelling van dezen dienst veilig
achterwege had kunnen blijven, vooral met het oog op de
kosten en de blijkbare overbodigheid. (Amsterd. Crt.)
Jl. Maandag avond is nabij het station Bovenkarspel
de ketelmaker Verhek, van de aannemers Volkert en Bos,
in aanraking gekomen met trein 162, waardoor hem eenige
ribben zijn gebroken. Hij is ter verpleging naar het
Ziekenhuis te Enkhuizen vervoerd.
Nadere berichten uit Dordrecht luiden, dat bij het
ongeluk van jl. Zondag aldaar voorgevallen, slechts één
persoon is omgekomen.
Jl. Maandag werden 12 van de 14 inwonenden in
het Weeshuis der Nederl. Herv. gemeente te Schagen, kort
na het middagmaal, zóó hevig ongesteld, dat geneeskundige
hulp moest worden ingeroepen. De heeren dr. S. De Boer
en dr. J. Ensingh wisten door eene doelmatige behande
ling allen te behouden, hoewel vooral een der jongste
weesjes in zeer bedenkelijken toestand verkeerde.
Tegen een verkoopor van melk te Groningen, die,
niettegenstaande een zijner kinderen aan roodvonk leed,
toch was voortgegaan met den verkoop van melk, is eene
boete van f 10 geëischt.
Uit lic-t Engelsch van THOMAS BAILY ALDRICH.
Onder de vreemdelingen te StiUwater, dat zelfs op een zoon
van 't Hemelsch rijk kon bogen, die zijn landaard zoover had
verloochend, dat hij een cylindcrhoed droeg, was Torrini de
eenige schilderachtige figuur. Met zyn donkere tint, en groote
droomerige oogen, waarin een zuidelijke woestheid sluimerde,
was hij Richard een herinnering uit zijn reizen. In Torrini zag
hij Italië, waarvan hij te Genua een indruk had gekregen. Bij
de meeste bewoners van Stillwatcr, wekte Torrini een onbestemde
gedachte aan draaiorgels cn aalmoezen op; maar Richard kon
den mooien, welgevormden Italiaan nooit aanzien, zonder aan
het zeevolk van de Middellandsche Zee met hun Phrygische
mutsen te denken. Daarom cn om andere redenen, voelde hij
zich tot hem aangetrokken. Torrini had van 't begin af' in de
beeldliouwafdecling gewerkt, en was, als hij wilde, een vlug en
handig steensnydcr. Hij had zich eerst vrij goed gedragenmaar
in den laats ten tijd was hij, zooals mijnheer Slocum gezegd had,
zelden nuchter. Richard had meermalen zijn ontslag tegengehouden,
gedeeltelijk uit medelijden met zijn vrouw en kinderen, die geen
woord Engelsch verstonden. Maar Torrini's invloed op de werf,
voornamelyk op 't jongere volk, dat een geheel anderen invloed
noodig had, en zijn doorslaan in de Vereeniging, waar zijn
hooge toon hem een zeker overwicht had verworven, hadden de
slechtste gevolgen.
Op een ander oogenblik, zou Richard dit laatste vergrijp mogelijk
als zooveel andere door de vingers hebben gezien; doch na
zijn ontmoeting met Denyven, kookte hij nog van verontwaardiging
over de belecdiging van zijn neef. Toen hij de werf opging, niet
met zijn gewonen veerkrachtigen tred, maar met haastige, groote
stappen, was er op het gelaat van den jongen Shackford, een
uitdrukking, die niet veel goeds voorspelde.
Torrini zat op een granietblok, tegenover het hoofdgebouw,
en terwyl hij met een beitel in de hand allerlei heftige gebaren
maakte, richtte hij het woord tot de arbeiders, waarvan verschei
dene het werk gestaakt hadden om naar hem te luisteren.
Bij Richard'8 binnenkomst hielden ze zich alsof ze druk in de
weer waren, maar 't was hem zóó duidelijk aan te zien, dat er
iets ernstigs op til was, dat dit vertoon van ijver mislukte. Met
de oogen op Richard gevestigd, bleven ze onbewegelijk zitten.
Torrini zag om naar de oorzaak van de algemeene stoornis, en
brak plotseling zijn redevoering af.
„Als je van den duivel spreekt," mompelde hij, en toen blijkbaar
den draad van zyn toespraak weer opvattend, barstte hij opnieuw
in een luidruchtigen woordenvloed los.
Richard trad bedaard op hem toe.
„Torrini," zeide hij, „je moogt hier geen redevoeringen houden,
dat weet je wel."
„Ik mag spreken waar ik wil," antwoordde Torrini.
HU was dronken, maar wist toch zeer goed wat hij zeide.
Zooals Denyven gezegd had, was zijn hoofd volkomen helder.
„Als je nuchter bent, kan je op 't kantoor om je geld en jo
gereedschap komen. Je hebt je ontslag."
Richard stond op twee pas afstands van Torrini, die met een
onzekeren glimlach opkeek, alsof hij den zin dier woorden niet
goed had gevat. Toen richtte hij zich eensklaps in zijn volle
lengte op, met den uitroep:
„Dat durft Slocum niet!"
„Maar ik wel."
De dames A., te 's Hage, wier vader voor weinige
dagen is overleden, hebben aan de 36 bewoonsters van het
Heilige Geesthofje op de Paviljoensgracht aldaar, meest
allen oude, bejaarde vrouwen, eene gift van f 100 aan
ieder uitgereikt, ter tegemoetkoming in hare behoeftige
omstandigheden.
In de te Leeuwarden gehouden vergadering van
leden en aandeelhouders in de Vereeniging „Handel in
Friesch vee op Amerika" werd door het bestuur verslag
gedaan van hetgeen verricht was. De Vereeniging telt
op dit oogenblik 230 leden. De toestand van de naam-
looze vennootschap was echter niet vooruitgegaan. Tot
heden waren nog slechts 100 aandeelen genomen. Het
bestuur had meer belangstelling verwacht, maar beschouwde
als oorzaken de geruchten, welke in omloop zijn. Velen,
meenen, dat in Amerika uitsluitend Stamboekvee mag
worden ingevoerd: anderen hadden gehoord, dat de Ver
eeniging alleen Stamboekvee zou verzenden; enkelen zijn
in den waan, dat er een invoerrecht van 25 dollars in
Amerika bestaat. Dit alles is onwaar, óf onjuist opgevat,
zoover het laatste betreft. De twee Vereenigingen in
Amerika tot aankoop van Stamboekvee zijn daar evenmin
„Regeeringszaak" als hier, die, om eigen voordeel, een
hoog recht eischen voor de inschrijving van vee van hier
in hare Stamboeken. Met een woord van opwekking om
de zaak te steunen en te bevorderen sloot de voorzitter
de vergadering.
De Staatscourant van jl. Dinsdag bevat een uittreksel uit
het jaarverslag van den hoofdingenieur voor het stoom
wezen over 1884, waaruit blijkt dat op 31 Dec. 1884
hier te lande in gebruik waren 7271 stoomketels, geplaatst
in 3117 fabrieken, 433 watergemalen, 1054 zeeschepen en
rivierbooten, 1093 locomobielen, locomotieven, kranen enz.
en 163 stoomtramlocomotieven.
Daaronder zijn niet begrepen de stoomketels der loco
motieven bij de spoorwegdiensten, noch die bij het Depar
tement van Marine in gebruik.
„Het Gooi," zoo meldt men o. a. vandaar aan de
Amsterdammer, „prijkt thans in zijn schoonsten dosch.
„Ja, en als ik zoo iets doe, heb ik den steun van mijnheer
Slocum."
„En wie steunt Slocum, de Vereeniging misschien?"
„Dat zou zeker zoo hooren; maar ik verkies nu dat je heengaat?"
„llij steunt Slocum," zeide Torrini, terwijl hij weer ging zitten,
„en Slocum steunt van angst," waarop een algemeen gelach
ontstond.
Richard deed een schrede voorwaarts.
„Handen thuis!" riep een stem uit een der loodsen.
„Wie zei dat?" vroeg Richard, zich schielijk omwendend.
Niemand antwoordde, maar Richard, had Durgin's stem herkend.
„Torrini, als je nu niet maakt dat je binnen twee minuten, op
die klok daar, van de werf af bent, zal ik je er af gooien.
Begrepen
Torrini zag een oogenblik verward om zich heen, en stiet een
stroom van Italiaansche woorden uit; toen sprong hij op het
onverwachtst overeind en sloeg met zyn beitel naar Richard.
Een roode streep, die recht over zijn wang liep, duidde aan
waar deze geraakt was. De geheele werf was onmiddellijk in
rep en roer; de arbeiders wierpen hun gereedschappen neer en
klommen over de blokken, onder 't geroep van: „Houdt ze van
elkaar af!" „Schaam je!" „Pas, op mijnheer Shackford!"
„Ben je gek, Torrini!" riep Michael Hennessey, van de zaagbank
toeschietend. Durgin hield hem bij de schouders terug.
„Laat ze begaan," zeide hij.
Weer flikkerde het 'staal in het zonlicht, maar de slag miste
zijn doel, en voor hij nogmaals herhaald kon worden, had Richard
Torrini bij zyn das gevat en die zoo stijf omgedraaid, dat de
man naar adem snakte. Hem zoo vasthoudend, sleepte Richard
hem de werf over, en smeet hem buiten de poort op den straatweg
neer, waar hij bewegingloos bleef liggen.
„Dat was handig," zeide Michael Hennessey.
Richard leunde tegen de omheining om te bekomen.
Alle kleur was van zijn gelaat geweken, en de roode lijn
teekende zich scherp er op af; maar zijn drift was bekoeld,
't Was een van zijn eigenaardige buien van woede geweest, als
bliksemstralen uit een heldere lucht. Terwijl hij daar stond,
kwam er een langzamen glimlacht op zijn lippen.
Een veertig tal arbeiders waren hem gevolgd, en stonden nu
in een halven kring om hem heen. Toen Richard hen gewaar
werd, begonnen zyn oogen weer te flikkeren.
„Wie heeft jullie gezegd van je werk te loopen?"
„Dat was een gemeene streek van Torrini, meneer," zeide
Stevens, vooruit tredend, „en ik alvast houdt van eerlijk spel."
„Je hand, kameraad!" riep Denyven. „Dat zijn er dan twee."
„Dank je," zeide Richard, dadelijk zachter gestemd, „maar ik
I heb geen hulp noodig. Iedereen kan aan zijn werk gaan. Denyven
mag blijven als hij wil."
Het volk bleef nog even besluiteloos dralen, en keerde toen
zwijgend naar de loodsen terug.
Na een oogenblik strekte Torrini eerst óón been, toen het
andere uit, en terwijl hij versuft naar zijn ledige handen keek,
I stond hij langzaam op.
„Hier is je gereedschap, als je daarnaar zoekt," zeide Richard,"
den beitel met de punt van zijn laars aanrakend.
Torrini kwam een paar passen nader, als om hem op te rapen,
scheen echter van gedachten te veranderen, aarzelde misschien
een tiental seconden, keerde zich toen plotseling om, en liep met
vasten tred de straat op.
„Zijn beenen zijn zeker waterdicht van de rest van zijn lichaam
afgesloten," merkte Denyven op, terwijl hij Torrini's flinken stap
met een mengeling van vroolykheid en "afgunst beschouwde. „Zyt
De geur der seringen is reeds weggevloden, doch de mei
doorn heeft zijn bloesems nog niet verloren en de gouden
regen schittert nog in zijn rijksten tooi- nu en dan wordt
de nachtegaal nog gehoord, overal jubelen de leeuwerikken
en waar de popel en iep hunne bladeren reeds zagen ver-
bruinen onder de felle zonnestralen, geurt nu het jonge,
saprijke loof der eiken, wedijverende met den donkeren
beuk. De dennen coquetteeren met hunne nieuwe loten
en de kastanje heeft zich met zijne roode of witte luchters
getooid, keurig het licht en donker groen afwisselend. Nog
bloeit de boekweit niet of draagt het graan reeds rijke
aren, doch de hoog gewassen koornhalmen wuiven 't zoele
windje toe en de akkers zijn een bont tapijt gelijk, veel
belovend voor den landman
Jl. Dinsdag nacht, heeft de beambte, belast met de
nachtdienst op het telephoon-bureau te 's Hage, voor het
venster op zijnen hoogen observatiepost op de Kapelsbrng,
toen hij in de Spuistraat twee kerels op vrij verdachte
wijze een pas geopenden sigarenwinkel zag binnengaan.
Vlug telephoneerde hij naar het politie-bureau aan de
Nieuwe Haven en waarschuwde de politie, wier dienaren
spoedig een kijkje kwamen nemen en de twee inbrekers
nog in den winkel aantroffen, waarin zij met hulp van een
valschen sleutel waren gekomen, in het bezit van eenige
kistjes sigaren.
Dezer dagen overleed te Rotterdam een zonderling,
die o. a. f 6000 naliet alleen in kleine pasmunt. Hij scheen
er steeds op uit te zijn nieuwe centen, halve centen,
2h centstukken en stuivertjes te vergaren. Wat de erf
genamen niet mee zal vallen is, dat er ook voor duizend
gulden oude koperen centen zijn, die, zoo men weet, niet
meer gangbaar zijn.
Jl. Maandag viel te Hoofdplaat (Zeeuwsch-Vlaanderen)
een zware ijsregen, die in eenige weinige minuten vele
gemeten vlas, boonen, klaver en granen geheel of gedeel
telijk vernielde. De schade, door sommige landbouwers
daardoor geleden, wordt op ettelijke duizenden guldens
geschat. Dubbel te bejammeren is dit ongeval, daar die
veldvruchten zoo goed stonden en zij niet verzekerd waren
ge erg bezeerd, meneer?"
„Enkel een schram over mijn oog," antwoordde Richard
lachend.
„Zooals ik daar net tegen Stevens zei, meneer, dat zijn er
dan twee."
Nadat hij de werf was rond geweest, om zich te vergewissen
dat de orde hersteld was, ging Richard naar zijn atelier. Boven
aan den trap stond Margaret, half verborgen door de pronkboonen,
waarmede dat gedeelte van de veranda was begroeid.
„Wat doe je daar?" vroeg Richard, met een helderen glimlach
opkijkend.
„O, Richard, ik heb alles gezien."
„En zie je daar zoo wit van? 't Was toch waarlijk zoo iets
verschrikkelijks niet."
„Maar hij heeft je toch geraakt.... met zijn mes, niet waar?"
„Hij had geen mes, lieveling; 't was een kleine beitel, waarmee
hij geen kwaad kon doen. Kijk zelf maar, wat een nietig krab
beltje."
Margaret overtuigde zich, dat het niets ernstigers was, maar
ze drong er toch op aan met Richard in 't atelier te gaan, en de
lichte schram met haar zakdoek, in amica en water gedoopt, af te
betten. Al die teedere zorg zou Richard over een diepe wond
hebben getroost; ze was hem nieuw en zoet, en toen de arnica
eau-de-cologne bleek te zijn en zijn wang verbrandde, was Mar-
garet's berouw zoo iets heerlijks, dat Richard half wenschte, dat
het mengsel sterkwater was geweest.
„Je had niet naar ons moeten kijken," zeide hij. „Als ik
geweten had dat je daar stond, zou me dat hebben afgeleid. Als
ik aan jon denk, kan ik aan niets anders denken, en ik moest
op dat oogenblik al mijn zinnen bij elkaar hebben."
„Ik kwam toevallig op de veranda, en was te verschrikt om
heen te gaan. Wat was er toch eigenlijk?"
In zijn verslag van 't voorgevallene, vermeed Richard het,
Margaret iets mede te deelen van 't vernederend bezoek, dat hij
dien morgen in Welch-Court gebracht had. Hij kon daar niet
kalm over spreken of denken. De wolk, die van tijd tot tijd
zijn gelaat verduisterde, werd door Margaret aan 't gebeurde op
de werf toegeschreven.
„Maar 't is nu toch immers uit?" vroeg ze bezorgd. „Je zult
nu toch verder geen woorden met hem hebben?"
„Wees maar gerust. Als Torrini niet dronken geweest was,
had hij nooit zoo iets gedaan. Zoodra hij zijn roes heeft uit
geslapen, zal hij er zich over schamen. Al zijn kwaad zit in
zijn tong. Als hij niet zoo veel van sterken drank en redevoe-
voeringen hield, als hij geen „geboren redenaar" was, zooals
Denyven hem noemt zou hij heel goed zijn."
„Neen, Richard, 't is een vreeselijke man. Ik zal nooit zijn
gezicht vergeten, hij leek wel een wild dier. En jij, Richard,"
vervolgde Margaret zacht, „het deed me verdriet, je zóó te zien."
„Ik zag er zeker ook niet veel beter nit. Alles was ook ver
keerd geloopen. Maar je moet me niet zoo beknorren, Margaret;
geef me dan liever nog wat arnica."
„Ik beknor je niet; maar toen je daar stond, zoo bleek en
woest, zoo heel ander3 dan gewoonlijk, herkende ik je
bijna niet, Richard. Natuurlijk moest je je verdedigen, toen de man
je aanviel, maar een oogenblik dacht ik dat je'm zou vermoorden."
I „Wel neenzeide Richard ontwykend, om toch maar vooral
j geen verdere verwijtingen van Margaret te moeten hooren. „Het
spijt me dat ik aan mijn drift toegaf. Er was geen aanleiding
toe."
I „Als er een dronken man op de werf kwam, zou papa hem