HEUERSCHE
EV MEUWEDIEPER COURANT.
Nieuws- ei Advertentiefclad yoorHollands Noorderkwartier.
1885. N°. 73.
Jaargang 43.
Vrijdag 19 Juni,
BAKKER Cz.
15> DOOR EIGEN KRACHT.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag. Donderdag en Zaterdag namiddag.
Abonnemeulsprijs per kwartaalf 0.90.
...in i.'-st 1.20.
Uitgever A. A.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Ad verten tien: Van 14 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
Jol nnon ia jol
Tot clekkint; van het tekort over het dienstjaar 1882,
groot f 13,591,024.45 A, heeft de Regeering voorgesteld aan
te wijzen de opbrengst der in 1884 uitgegeven geldleening,
voor zoover daarover nog niet beschikt is. De rekening
van die leening zal ten spoedigste aan de Tweede Kamer
ingezonden worden, zoo mogelijk met een voorstel tot
voorziening in het tekort over 1883 en tot regeling van
het overblijvend gedeelte der geldleening 1884.
Met het oog op de bezwaren, die de toepassing van
het provoost-arrest bij de schutterijen in bevolkte en uit
gebreide gemeenten, vooral te Amsterdam, oplevert, en
daar de arrestaticn van onwillige schutters op straat veelal
hoogst moeielijk ten uitvoer te brengen zijn, heeft de
Regeering aan do Staten-Generaal een wetsvoorstel gedaan,
't welk mogelijk maakt om den bewusten persoon in zijne
woning of in die van een ander, waarin hij zich schuil
houdt, in arrest te nemen met behulp der openbare burger
lijke of der gewapende macht.
Daarenboven heeft dit ontwerp nog een ander doel. Het
belast uitdrukkelijk den auditeur bij den schuttersraad met
de zorg voor de tenuitvoerlegging van veroordeelingen en
bekeuringen van schutters en voorziet in het geval, dat
de veroordeelde of bekeurde onder het rechtsgebied van
een anderen schuttersraad verblijf houdt.
Jl. Dinsdag namiddag is te Amsterdam een hevige
brand uitgebroken in eene der loodsen, gebouwd aan de
Suez-steigers nabij liet Westerdok, waardoor belangrijke
schade is veroorzaakt, ook aan een aantal daar aanwezige
spoorwegwaggons. Zoowel door stoom- als door hand
spuiten werd aan de blusscliing deelgenomen, maar deze
was, vooral ook wegens de aanwezigheid van vele ligt
brandbare stoften en doordien de vlammen door den feilen
noordoostenwind werden aangewakkerd, zeer moeielijk. De
steigers zeiven hebben ook veel geledeu. De oorzaak is
vooralsnog onbekend. B. en W. en andere autoriteiten
waren op het tooneel van den brand aanwezig.
Uit Beemster wordt gemeld:
„Door de lage prijzen der producten duurt de gedrukte
toestand van den landbouwenden stand hier nog altijd
Uit het Engclsch van THOMAS BAILY ALDRIC1I.
Reeds was voor Stillwater de tyd gekomen, dat menig hongerig
stumpertje even dierbaar aan 't moederhart als een prins
geen stuk droog brood zou gehad hebben, als Margaret dat niet
had gedaan. Soms voelde zij zich op haar terugweg van die
tochtjes geheel terneergeslagen, als ze gezien had hoe weinig ze
de ellende kon lenigen. Er was in een morsig laantje, oen ver
vallen huisje, waar de kinderen in't Italiaansch om brood vroegen.
Die deur sloeg ze nooit over.
„Is 't niet een beetje gewaagd, dat Margaret daar zoo alleen
rondloopt?" vroeg de heer Slocum.
„Ze is volkomen veilig," zeide Richard, „even veilig als een
liefdezuster, wat ze ook werkelijk is."
Margaret had toen inderdaad te middernacht, met diamanten
beladen, over straat kunnen gaan. Onder de ruwe mannen van
Stillwater was er geen, die niet zijn arm zou hebben uitgestoken
om haar te beschermen.
„'t Kost me bijna zooveel als 't aanhouden van de werf,"
zeide de heer Slocum, „maar ik heb nooit met meer plezier geld
uitgegeven.
„Ge hebt nooit een voordeeliger contract aangegaan, mijnheer,
dan toen ge u verbondt, Margaret's mandje gevuld te houden,
't Is een zekere geldbelegging voor de toekomst."
„Dat hoop ik," zeide de heer Slocum, „en voor het tegen
woordige is 't zeker goed."
Met de zedelijkheid te Stillwater was het thans, als gewoon-
lyk trouwens, vrij treurig gesteld. Maar uit slijk en modder
ontsproot de reine bloem der liefdadigheid.
De vijfde dag viel op een Zondag, en de kerken waren vol.
De WelEerw. Arthur Langley koos zijn tekst uit Mattheus XII,
vers 21: „Geef den keizer wat des keizers is." Daar hij het
echter niet duidelijk maakte wie de keizer was, het Werk-
1 liedenboud of de Miantowona ijzerwerken, kon de preek niet
veel nut stichten, tenzij ze kon worden aangemerkt, als een
wenk voor wie in Dana's gieterij een aanzienlijke hoeveelheid
bandijzer hadden gestolen. Aan den anderen kant hield vader
O'Meara dien morgen zijn kinderen voor, dat ze zoolang ze
buiten werk waren, zich ordelijk moesten gedragen, anders
zouden ze 't nu of hiernamaals bezuren.
Op den zesden dag zou een scherpzinnig opmerker een ver
andering in de atmosfeer hebben waargenomen, 't Was nog
even vol op straat en de leegloopers droegen nog hun Zondags
pak, maar de leestelijke stemming was verdwenen. Een optocht
van een der gilden, ofschoon door muziek en een vaandel met
een dringend opschrift begeleid, wekte geen algemeene geestdrift
op. Onder de doelloos door 't dorp dwalende troepjes, was een
ernstig, ja zelfs somber gelaat niets zeldzaams.
Op den zevenden dag was er geen scherpzinnigheid meer toe
noodig, om de verandering te zien. Er was bepaald minder
onschuldige vroolijkheid en meer dronkenschap, ofschoon Snelling
zich de algemeene minachting op den hals had gehaald, door te
weigeren op crediet drank te verkoopen. Brackett had opge
houden met bakken, en zijn luiken voorgezet. De kas van 't
Werkliedenbond was byna uitgeput, en er werd gemompeld dat
er te veel geld was verknoeid aan vaandels en muzikanten, voor
den optocht der yzerwerkers. Toen Brackett de banier met
„Brood of Bloed" er op, in 't oog kreeg, had hy zyn luiken
dichtgedaan.
Torrini hield nu heftige redevoeringen in Grimsey-Hall, voor
voort. Kaas en boter hebben veel minder handelswaarde
dan in de laatste jaren. De huurprijzen zijn te hoog op
gedreven, en vele eigenaars hebben te duur gekocht. Toch
ontbreekt het niet aan lichtpunten. De ooftboomen dragen
zooveel dat bij lange na niet alle vruchten kunnen rijp
worden. De Beemster augurken, die een goeden naam
hebben en in grooten getale worden geteeld, beloven veel.
De coöperatieve vereeniging heeft het middel gevonden
om zonder tusschenkomst van den Atnsterdamschen handel,
hare producten in het buitenland te slijten, wat zeer
voordeelig is.
Het grasgewas staat uitmuntend. Van alle zijden komen
maaiers uit Duitschland, Overijsel en Gelderland, want
ofschoon vele landbouwers de maaimachine gebruiken, is
er nog voor deze vreemdelingen veel werk."
Omtrent de viering van het 700jarig bestaan der
stad 's Hertogenbosch wordt gemeld, dat het voornemen
bestaat, de feesten te doen aanvangen op Zaterdag 18 Juli a. s.
De optocht, die op Maandag daaraanvolgende zal worden
gehouden, belooft luisterrijk te zijn; hij zal de voorstelling
bevatten van het ontstaan, den bloeitijd en den tegen-
woordigen tijd der stad, naar de ontwerpen, vervaardigd
door den schilder A. J. Der Kinderen, te Amsterdam.
Bovendien zullen de feesten worden opgeluisterd door
groote vocale en instrumentale concerten en door een festi
val van muziekgezelschappen. De feestcommissie stelt zich
verder voor, eene Kermesse (f étop te richten in het
plantsoen en een ballon op te laten, bestuurd door een
luchtreiziger van Parijs.
In de jl. Maandag te Hoorn gehouden Raadszitting
werd besloten, aan de commissie voor de gemeentelijke
gasfabriek tot het maken en vergrooten der gas-stokerij
machtiging te verleenen, tot een bedrag van ten hoogste
f 27,000. Voorts werd besloten, eene som van f 200 toe
te staan tot uitloving van prijzen voor den nationalen
schietwedstrijd, aldaar te houden op 27, 28, 29 en 30 Juli.
Amsterdam lijdt weder onder de hondenplaag. Dag
aan dag worden er inenschen of kiuderen gebeten. Thans
circuleert een adres aan den burgemeester, waarin adres
santen verklaren, „dat zij, hoewel dierenbescherming waar
een zeer vermeerderd aan Uil toehoorders, die door zijn woorden
werden verbitterd, zonder overtuigd te worden. Buiten de her
berg gesloten, stroomde liet volk samen om hem en andere
sprekers te lioorenwant geboren redenaars rezen toen als
paddestoelen op. Men kon nergens, anders heengaan. Thuis
wachtten verwijten om gek van te worden en duisternis, want
de laatste olie was opgebrand.
Ofschoon al de gilden in de beweging waren meegesleept,
moet men niet denken, dat bij iederen ambachtsman het hoofd
op hol was. Er waren er, die in hun eigen huisje woonden,
en kleine sommetjes in de spaarbank hadden, die hun kinderen
geregeld naar de districtsschool zonden, en zelfs 's Zondags
altijd naar minstens édn preek van ds. Langley, of een van
vader O'Meara's toespraken gingen luisteren. Deze bleven zich
ordelijk gedragen. Ze bezochten noch de herberg, noch de
vergaderingen in Grimsey-IIall, maar betreurden ten zeerste den
geest, die zich thans onder 't volk openbaarde. Ze zouden nu
gaarne weer aan 't werk zijn gegaan, als ze gedurfd hadden.
Tot die klasse behoorde Stevens.
„Waarom kom je 's avonds niet eens op de vergadering?"
vroeg Durgin, Stevens op zekeren dag op straat aansprekend.
„Je zou kans loopén mij daar ook eens aan 't woord te zien."
„Je hebt je zelf antwoord gegeven, William. Ik zou je niet
graag als een gek zien aanstellen."
,,'t Is een stryd op leven en dood tusschen arbeid en kapitaal,"
antwoordde Durgin plechtig, „en iedereen hoort er deel aan to
nemen."
„William," zeide Stevens nadenkend, „heb je wel eens van
de Siameesche tweelingen gehoord?"
„Jawel, wat zou dat ze zijn dood, niet waar?"
„'k Geloof van ja, maar als je, toen ze nog leefden, een van
die kerels kneep, schreeuwde de andere. Als je den een een
blauw oog sloeg, kon de andere in geen dagen zien. Als de
een den ander een stomp gaf, ging hij zelf naar den grond.
Met arbeid en kapitaal is 't net eender. Als je dat goed be
grepen hebt, William, zal ik graag eens gaan hooren, wat je in
de zaal of ergens anders vertelt."
Zulke behoudsmannen als Stevens, bleven echter voor het
oogenblik noodwendig op den achtergrond. De rijkere ingezetenen
van Stillwater waren half radeloos van angst, allen behalve de
heer Lemuel Shackford. In zijn wyden linnen jas, want het
weer was nu zeer zoel, kon men den heer Shackford met veel
drukte, tusschen de opgewonden volkshoopen heen en weer zien
loopen, evenals de stormvogel rondfladdert bij 't naderen van
een orkaan. Gewoonlijk even karig met zijn sympathie als met
zijn goud, verbaasde hij een ieder, door een ongewone belang
stelling in de werkstaking tc toonen.
De oude man weigerde iets in te schrijven op de rondgaande
lijsten, maar hij schonk zyn sympathie tot een onbeperkt bedrag.
Ilij had geen aandeel in de betrokken zakenhij haatte Slocum
en de directeurs der Miantowona Ijzerwerken. Yoor het minst
hoopte hij, dat Rowland Slocum er bij ten onder zou gaan.
Tot dusverre hadden de werkstakers geen openlijke onge
regeldheden bedreven, behalve het omverhalen van Han Lin's
bleekery. Stubbs, de kruidenier, leerde inzien, dat het onvoor
zichtig was, monsters aardappelen voor zyn deur te zetten, en
eenige grappenmakers, die zich in het „Salon de Coiffure" van
professor Ërowne, een kleurling, lieten friseeren, weigerden
daarvoor te betalen, terwijl de professor te verschrikt was om
er op aan te dringen, 't Was nog niet tot een wezenlyke daad
van geweld gekomen, maar de troepjes ruwe kerels, die op alle
uren van dag en nacht het dorp rondzwierven, maakten den
deerende, toch meenen, dat deze ondergeschikt moet blijven
aan de openbare veiligheid." Redenen waarom zij op nadere
maatregelen aandringen.
Door den inspecteur van het gevangeniswezen is
wederom eene wijziging in de uniform dei- rijksveldwach
ters voorgesteld. Wordt deze goedgekeurd, dan zal de
blauwe kraag van de korte jassen vervangen worden door
een roode, in kleur gelijk aan die van het corps grenadiers.
De Arrondissements-rechtbank te Maastricht heeft
naar den procureur-generaal bij liet Hof te 's Hertogenbosch
verwezen Cesar Timmermans, oud 54 jaren, winkelier,
laatstelijk woonachtig te Heerle, thans in hechtenis, ter
zake van moord, gepleegd op mr. Eug. Yan Oppen, en
van manslag op Maria Van Oppen en mr. Eug. Yan Oppen Jr.
Dezer dagen is te Utrecht de jaarijksche algemeene
vergadering van het Nederlandscli Genootschap tot bevor
dering van de Christelijke heiliging van den Zondag ge
houden. Voorzitter was mr. A. baron Schimmelpenninck
van der Oye, secretaris jhr. L. C. Quarles van Ufford.
Volgens het uitgebracht verslag, was het ledental aanmer
kelijk toegenomen, en de poging, tot meer christelijke
heiliging van den Zondag aangewend, niet onvruchtbaar
geweest.
Tot leden van het hoofdbestuur werden herkozen ds. K.
W. Vethake te Arnhem en de heer W. A. Vrolijk te
Rotterdam. Het voorstel van het hoofdbestuur tot het
schenken eener bijdrage aan het internationaal comité voor
Zondagsheiliging, ter voorziening in de onkosten van het
aanstaande Congres, werd bij acclamatie goedgekeurd.
De bespreking der vraag, door de afdeeling 's Graven-
hage gesteld, welke maatregelen kunnen genomen worden
om de belangstelling te verlevendigen in de Zondagsheiliging,
die wel eenigzins op den achtergrond is geschoven door
die in de Zondagsrust, werd ingeleid door mr. Keuchenius.
Aan de zeer levendige bespreking dier vraag werd, volgens
een bericht in de N. Rott. Crt., deelgenomen door de heeren
Delprat, Wolbers, Gedaerts, Sterkman, prof. J. W. Gunning,
generaal Yon Wrangel in verband met liet leger en ds. Van
Minnen. Op voorstel van den voorzitter werd besloten,
eene commissie te benoemen, bestaande uit de heeren
toestand toch hachelijk.
Alle gezellige bijeenkomsten hadden te Stillwater opgehouden.
Met uitzondering van Lemuel Shackford, bleven de aanzienlijke
ingezetenen zooveel mogelijk thuis.
Van 't begin af waren noch de heer Craggie, noch advocaat
Perkins, naar 't logement gegaan, om in de leeskamer de cou
ranten in te zien, en de heer Pinkham durfde 's avonds niet op
de fluit spelen. Ds. Arthur Lanirley vond het geraden maar
weinig huisbezoek af to leggen. Hij kon niet op tegen zulk een
storm, en werd daartoe ook niet bepaald geroepen. Dag aan dag
/.at hij droevig in zijn studeerkamer aan zijn wekelijksche preek
te werken, 't was een zachtzinnig, peinzend man, zelfs in de
gunstigste omstandigheden, tot zwaarmoedigheid geneigd. Als de
heer Langley, in plaats van predikant, boomkweeker ware geworden,
zou hij niets dan treurwilgen hebben geteeld.
De directeuren der ijzerfabrieken zetten nog steeds hunne
beraadslagingen voort, nadat ze reeds verscheidene vergeefsche
pogingen gedaan hadden, om met de hoofden van 't Werkliedenbond
een schikking te treffen, die van uur tot uur, tegelijk onmoge
lijker en noodzakelijker scheen.
Op den avond van den zevenden dag der werkstaking, ver
zamelde zich een volkshoop voor dc woning van den lieer Alexander,
den hoofddirecteur der Miantowona-IJzerwerken, en begon daar
te schelden en te dreigen. De heer Alexander zocht den heer
Craggie op, en drong er op aan, dat hij, als een man van gewicht,
en gewend tot het volk te spreken, der menigte een woordje zou
toevoegen. Dit bracht den heer Craggie in groote verlegenheid.
Hij wilde niet gaarne den directeur van zulk een machtig lichaam
als de Miantowona-IJzerwerken, een dienst weigerenmaar
vreesde evenzeer zijn populariteit bij zeven- of achthonderd kiezers
te verliezen; hij deed dus als de verraderlijke kanselier in Tenny-
son's gedicht, hij speelde met zijn gouden ketting, en schoof de
zaak glimlachend van zich af.
't Volk ging uiteen, zonder schade te hebben aangericht; maar
't feit, dat het samengeschoold was, en zoo de tanden had laten
zien, zond een rilling van angst door het dorp. In de grootste
opgewondenheid kwam de heer Slocnm bij Richard.
„Daar moet een eind aan komen," zeide hij.
„Dat geef ik toe," antwoordde Richard, zich schrap zettend
om niets anders toe te geven.
„Als we die bepaling omtrent de leerlingen lieten vallen, zou
een groot deel van 't volk niet op opslag blijven aandringen."
„We kunnen enkel heil verwachten van 't vasthouden aan ons
recht, om zooveel werklui op te leiden als we willen. De vraag
van 't loon is daarmee vergelijken van geen belang; die zal zich
van zelf wel schikken."
„Als wij 't op een of andere manier met de steenhouwers in
orde konden brengen," opperde de heer Slocum, „zou dat den
anderen gilden een grooten steun ontnemen, en dan zouden ze
wel moeten bijdraaien."
„Ik zie niet in, dat ze toch zoo sterk zijn."
„Als er niet de een of andere maatregel wordt genomen, zullen
ze nog eindigen met onze deuren in te trappen en den boel in
brand tc steken."
„Laat ze begaan 1"
„Jij hebt mooi zeggen: Laat zc begaan 1" riep de heer Slocum
knorrig, „als je geen deur hebt, die ingetrapt kan worden."
„Maar ik moet toch voor u en Margaret zorgen, als er werkelijk
gevaar was. Als ze geweld gaan beginnen, zyn er nog honderd
vijftig geweren in 't arsenaal."
„Die geweren konden wel eens in verkeerde handen komen."
„Dat is niet waarschynlyk. Ge schijnt niet te weten, mijnheer,