HEUERSCHE
KV MËIIWKDIKPEI COURANT.
Nieuws- en Advertentieblad y»or Hollands Noorderkwartier
1885. N°. 79.
Vrijdag 3 Juli.
Jaargang 43.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
BEKEN D M A KI N G.
Blnnenlana.
21) DOOR EIGEN KRACHT.
.•Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal0.90.
franco per post 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
De BURGEMEESTER der gemeente Helder maakt bekend,
dat in het tijdvak van den 7 tot den 18 Juli a. s., van des
morgens 9 unr tot zonsondergang (met uitzondering van Zondag),
van het fort op de Ilarssetis, de schietproeven met het geschut
zuUen worden hervat, in de richting van den Westhoek van de
Hors, alsmede in de richting van de vlakte genaamd Lutjeswaard.
Op de dagen dat gevuurd wordt, zal dit worden aangeduid
door twee roode vlaggen, en wel éêne op de batterij Wierhoofd,
en éétie op het Zeefront van het fort Erfprinsterwijl tevens op
de Onrust een waarschuwingspost zal worden geplaatst.
Helder, 29 Juni 1885.
De Burgemeester voornoemd,
STAKMAN BOSSE.
Het gezelschap der VereenigdeRotterdamsche Tooneelisten,
onder directie van Le Gras en Haspels, bezoekt thans voor
de eerste maal onze kermis. Een welverdiende roep gaat
het vooruit. Uitnemende krachten zijn aan dit gezelschap
verbonden Noemen wij in de eerste plaats de beroemde
Nederlandsche tragédienne Mevr. Catharina Beersmans.
Vervolgens de heer Roeier Fa assen, de alom bekende
en, laten wij er bijvoegen, de alom beroemde Neder
landsche tooneelschrijver. De gebroeders D. en J. Haspels.
De heer Willem Van Zuijlen. De heer A. J. Le Gras,
bekend als bekwaam regisseur. De heer Jan C. De Vos,
tevens verdienstelijk auteur. Mevrouw Burlage-Verwoert,
vroeger lid van den Amsterdamschen Stadsschouwburg.
Mevrouw FaassenVan Velzen, de echtgenootc van boven
genoemden heer Rosier Faassen. Mejuffr. Jeanne De
Groot, mejufh'. Marie Vink, de heer en mevrouw Poolman,
enz. enz.
Ziedaar, dunkt ons, een opeenvolging van namen, die
een goeden klank hebben op het gebied der Nederlandsche
tooneelspeelkunst, en ons voor de a. s. kermis een wezenlijk
kunstgenot beloven. Wij houden ons dan ook overtuigd,
dat het publiek van Den Helder en Nieuwediep hen met
open armen zal ontvangen.
Wat het succès van deze eerste artisten nog meer waar
borgt, is het répertoire, dat zij gedurende de kermis alhier
Uit het Engelsch van THOMAS BAILY ALDRICH.
„Riehard is gisteravond toch nog thuisgekomen," zeide de
heer Slocum, terwyl hy, zichtbaar ontdaan, zyn plaats aan de
ontbijttafel innam.
Margarct keek levendig op.
„Ik kwam daar juist Peters tegen," voegde de heer Slocum er
by, „en die heeft het me verteld."
„Riehard gisteravond thuis gekomen, cn niet bij ons geweest!"
„'t Schynt dat hij bij Torrini gewaakt heeft; de man ligt op
sterven."
„O," zcide Margarct, onmiddelijk bedarend, „dat was juist iets
voor Riehard, hij denkt nooit eerst aan zichzelf, 'k Zou niet
willen, dat hij anders gedaan had. Gisteravond waart ge vol
van ik weet niet welke vreeslijke vermoedens, en zie nu eens
hoe eenvoudig alles zich opheldert."
„Als ik ronduit kon spreken, Margaret, als ik het doen
kon zonder je driftig te maken, zou ik zeggen, dat het feit,
dat Riehard den nacht bij dien man heeft doorgebracht, me leelijke
dingen in 't hoofd heeft gehaald."
„Waarlijk, papa, u is nog erger dan mijnheer Taggett."
„Ik zal geen woord meer zeggen," antwoordde de heer Slocum.
Daarop vouwde hij de courant, die naast hem lag, open, en ver
schanste zich daarachter tegen verdere gesprekken.
Toen Riehard een uur later de deur van zijn werkkamer open
deed, stond Margaret hem midden in 't vertrek te wachten. Ze
keerde zich met een kreet van blydschap om, en viel Riehard
om den hals, en vervulde in ieder opzicht de gelofte, die ze by
zichzclve had afgelegd. Zoo er al een ongewone ernst in Mar-
garet's houding was, ontsnapte die den jongen Shackford ten
eenenuiale. Dien geheelen morgen bleef hem, waar hy ook
heenging, de herinnering bij van het oogenblik, dat Margaret's,
hoofd op zijn schouder had gerust, en dat zalige gevoel belette
hem, de koele, gedwongen ontvangst van haar vader op te merken.
De heer Slocum brak met opzet snel het onderhoud af, en ont
week Riehard verder den ganschen dag, met een hardnekkigheid,
die hem eindelijk wel had moeten in 't oog vallen, als hij niet
zoo in beslag was genomen door het werk, dat zich gedurende
zyn afwezigheid had opgehoopt.
Do heer Slocum had zyn correspondentie maar laten oploopen,
en er lag een geduchte stapel onbeantwoordde brieven op Richard's
lessenaar. Hij had den geheelen ochtend noodig, om er 't be
langrijkste van af te doen en allerlei questies te regelen, die in
de steenhouwerij waren voorgekomen, daar de heer Slocum alles
verwaarloosd had. Riehard vernam spoedig, dat Blake zijn outslag
had gekregen, maar niet wetend onder welk voorwendsel dit
geschied was, kon liy Stevens' nieuwsgierigheid op dat punt
niet bevredigen. „Ik moet er dadelijk mijnheer Slocum over
spreken," dacht Riehard, maar de gelegenheid deed zich niet
voor, en hy had het te druk om er hem bepaald voor op te
Intusschen verkeerde de heer Slocum in een ellendigen toe
stand van spanning en vrees. De klerk van rechter Beemis had
Riehard een of ander document waarschijnlijk een dagvaarding
gebracht dat hij op de werkplaats, in aller tegenwoordigheid,
zonder bleeken of blozen had gelezen. Hy had enkel even ver
wonderd de wenkbrauwen opgehaald, en het toen onverschillig
in den zak gestoken, waarop hy met orders aan het werkvolk
zullen opvoeren. Noemen wij in de eerste plaats ile stukken
van Rosier Faassen, die een zoo geheel eigenaardige plaats
in onze tooneel-letterkunde innemen. Wie heeft niet hooren
spreken van Anne-Mie, Zwarte Griet, Hannes, Zonder Haam,
Platijn en Co. Deze stukken zijn beroemd, en terecht.
Zij schetsen ons Nederlandsche toestanden, Nederlandsche
typen. Anne-Mie behaalde dan ook in 't buitenland, te
Londen, een ongehoord succès. Alle bladen prezen om
strijd het zeldzame ensemble van dit gezelschap, waardoor
het, zelfs aan hen die de Hollandsche taal niet verstonden,
een echt dramatisch kunstgenot verschafte.
Voorts zal worden opgevoerd De Kiesvereeniging van
Stellendijk, die geestige satyre van Lodewijk Mulder.
Ruimt dit gezelschap, dat overal waar 't optrad, een
welverdienden bijval genoot, een groote plaats in aan onze
eigen letterkunde, ook het beste en nieuwste dat 't buiten
land oplevert wordt door hen opgevoerd. Ons staat te
wachten de opvoering van Schiller's Maria Stuart, met
mevr. Cath. Beersmans in de titel-rol. Voorts De Rantzaus,
de comédie van Erckman-Chatrian, waarin o. a. de ge
broeders Haspels en de hh. Willem van Zuylen en
Faassen uitblinken; Anna-Lise, een der beste stukken van
het Duitsche repertoire; de blijspelen: de Sabijnsche maagden
roof de Familie Van Horen, Het Testament van oom Cesar
de drama's: De wettige man, De onechte zoon; maar wij
houden op, overtuigd als wij zijn, dat het genoemde meer
dan voldoende is om ieder aan te sporen aan dezen Schouw
burg een bezoek te brengen.
Alleen voegen wij er bij, dat de Schouwburgtent, waarin
de directie Le Gras Haspels voorstellingen geeft, een
flinke, ruime luchtige tent is, die meer dan 600 ruime
breede zitplaatsen heeft; en dat de tent geplaatst is
Spoorstraat hoek Breêwaterstraat.
Uit Vlissingen meldt men dat aldaar het bericht is
ontvangen, dat de Duitsche Bondsraad Vlissingen als aan-
legshaven heeft aangewezen voor de nieuwe koloniale
stoomvaartlijnen.
Jl. Zaterdag was het feest voor de schoolkinderen
van Barsingerhom, Kolhorn en Haringhuizen, in het lokaal
van den heer Slotemaker te Barsingerhorn. Er was voor
gezorgd, dat de kinderen zich naar hartelust konden ver
was doorgegaan. Klaarblijkelijk had hij vooralsnog geen ver
moeden van de mijn, die weldra onder zijn voeten zou springen.
Kort na dit kleine voorval, waarvan de heer Slocum uit het
raam van zijn kantoor getuige was geweest, zeide Riehard een
paar woorden tot Stevens, en verliet de werf. De heer Slocum
ging de beeldhouwafdeeling binnen.
„Waar is mynheer Shackford, Stevens?"
„Naar Mitchell's Alley, mynheer. Hij zei, dat hij zoowat
een uurtje zou wegblijven. Moet ik zeggen dat u hem spreken
wou?"
„Neen," zeide de heer Slocum schielijk; „het heeft geen haast.
Je hoeft niet te zeggen, dat ik naar hem gevraagd heb." En de
heer Slocum keerde naar 't kantoor terug.
Voor het uur om was, hoorde hy Richard's stem weer in de
loods, en zijn opgewekte loon klonk hem als een beleediging in
de ooren. Teruggziende op de week, die het drama in Welchcourt
voorafging, herrinnerde hij zich Richard's onverklaarbare gedrukt
heid hij had er uitgezien als iemand, die een gewichtigen stap
overoverpeinst, met een bleek en strak gelaat en starende oogen
Daarop volgde de moord en Richard's volkomen verslagenheid.
In zijn eigen opgewondenheid had de heer Slocum daar toen
maar weinig op gelet, maar thans schoot hem die overgroote
droefheid te binnen, en ze kwam hem voor als berouw. Was
zijn tegenwoordige kalme opgeruimdheid het natuurlijke gevolg
van een gerust geweten, of de houding van iemand, wiens hart
plotseling versteend was, en niet langer tot wroeging in staat?
Riehard Shackford werd meer en meer een ondoorgrondelijk
raadsel voor den heer Slocum.
Sinds den dood van zyn neef, was Riehard nooit zoo volkomen
de oude geweest. Hij scheen zijn vroolijkheid te hebben hervat
op het punt, waar hij ze drie weken te voren had afgelegd. Zoo
hij iets op zyn geweten had, nam hij dat al zeer luchtig op, met
een soort van uitdagende onverschilligheid.
Toen hij dien morgen in Mitchell's Alley was, had hy 't zóó
geschikt, dat vrouw Morganson, de oude schoonmaakster van zijn
neef, dien nacht bij Torrini zou waken. Dit stelde Riehard in
de gelegenheid, den avond bij Margaret door te brengen, en door
zijn correspondentie heen te komen. Dadelijk na de thee keerde
hy naar zyn werkkamer terug, cn nadat hij de lamp had aan
gestoken, vatte hy zijn taak weer op. Kort daarna kwam Mar
garet met een tydschrift, en nam plaats aan de ronde tafel,
waaraan Riehard zat te schrijven. Ze had tegen dien avond
opgezien; hy kon moeielijk voorbijgaan, zonder dat Taggett's
naam werd genoemd, en ze had zich voorgenomen niet over hem
te spreken. Als Riehard er haar naar vroeg, zou 't zeer pijnlijk
voor haar zijn. Hoe kon ze hem zeggen, dat mijnheer Taggett
hem van den moord van zyn neef verdacht, en dat haar eigen
vader die beschuldiging half gelooide? Neen, dat kon ze nooit
over de lippen brengen.
Byna een uur lang werd de stilte in de kamer alleen ver
broken door 't gekras van Richard's pen, en 't geritsel van 't
tijdschrift wanneer Margaret een blad omsloeg. Nu en dan, als
Riehard opkeek, ontmoetten hun oogen elkander; dan glimlachte
hij cn vervolgde zijn werk. 't Was een volmaakte terugkeer
van den goeden ouden tijd. Margaret raakte verdiept in haar
verhaal, en vergat haar verdriet. Haar linkerhand rustte op het sta
peltje beantwoordde brieven, en zoodikwijls Riehard ereen bijvoegde,
lichtte ze die werktuigelijk even op. Na een poosje viel Riehard
die beweging in 't oog, en hij lachte er bij zichzelvcn om, dat
het smalle blanke handje zoo onbewust als presse-papier dienst
maken, terwijl het aan lekkernijen en versnaperingen niet
ontbrak. Het getal kinderen, dat geen deel aan dit feest
kon nemen, wegens veelvuldig schoolverzuim, was gering.
Onder het opschriftHet einde van een zwerver, schrijft
de heer Bos in de Prov. Gron. Crt.:
„Buiten de voormalige Steentilpoort, bij de tweede brug,
heeft men jl. Maandag morgen uit het Eemskanaal een tijk
opgehaald en naar het academisch ziekenhuis vervoerd,
't Was de persoon van K. A. Groenewold, blijkens zijn
zakboekje in den laatsten tijd verpleegd wordende in eene
der bedelaarsgestichten.
„Dit bericht, uit eene der vorige nummers dezer courant,
doet mij aan eene ontmoeting denken, die ik, ruim een
week geleden, met genoemden Groenewold heb gehad,
't Was op Woensdag den 17 dezer, dat ik des namiddags
van Haren naar Groningen wandelde en tusschen De Kamp
en Villa Gelria een grijsaard aan den weg zag zitten, die
het gelaat in de handen verborg en op klagenden toon
antwoord gaf aan iemand, die naast hem stond, om naar
zijn toestand te informeeren. Ik vernam het volgende:
„De ongelukkige heette Groenewold, was in 1812 in
Farmsum geboren en onlangs uit de kolonie Veenhuizen
ontslagen, bij welke gelegenheid hij eenig reisgeld had
ontvangen. Nu waren zijne penningen verteerd; hij had
eenige dagen en nachten rondgezworven en ten einde raad
was hij nu vast besloten om een einde aan zijn leven te
maken.
Daar ik te Groningen eene bestuursvergadering moest
bijwonen en niet langer kon vertoeven, noodigde ik den
armen zwerver uit met mij mede te gaan, dan zou ik hem
bij een bakker iets koopen. In liet eerst scheen hij er
geene ooren naar te hebbenmaar toen ik mijne wandeling
voortzette, rees de oude zuchtend overeind, nam stok en
reistasch en liep weldra aan mijne zijde. Hij vertelde mij,
dat hij een paar dagen te voren bij den burgemeester van
Delftzijl was geweest, in welke gemeente hij geboren was,
met verzoek om hem op te nemen. Hij werd afgewezen
en moest maar naar Appingedam gaan. Daar kwam hij
met hetzelfde verzoek; maar hij werd afgewezen en moest
maar naar Groningen gaan. Hoopvol kwam de stumper
in de groote, rijke stadmaar hij werd afgewezen en moest
deed. Hij sloeg 't een oogenblik in stilte gade; toen schoot hem
plotseling te binnen wat hij dien nacht gedroomd had. Ditmaal
zou 't hem beter lukken Hij haalde 't kleine étui uit zijn zak,
en zich over de tafel buigend, schoof hij Margaret den rin<* aan
den vinger.
Verschrikt keek Margaret op, maar toen ze zag wat hij gedaan
had, stak ze hem hartelijk beide handen toe.
„Ik had |hem je van morgen willen geven," zeide hij, zijn
lippen op den ring drukkend, „maar 't daglicht leek me niet
mooi genoeg."
„Ik dacht dat je 't vergeten had," zeide Margaret, terwijl ze
langzaam het gouden bandje om haar vinger ronddraaide.
„'t Eerste wat ik in New-York deed, was naar een goudsmid
gaan om dien ring te koopen, en sedert heb ik hem dag en nacht
zoo zorgvuldig bewaakt, alsof 't de Kohi-noor of een ander
onschatbaar edelgesteente was, alsof honderden menschen op den
loer lagen om hem te ontrooven. Toen ik er mee over straat
liep, had ik werkelijk een gevoel van persoonlijke onveiligheid,
't Was of iedereen me wilde aanranden. Erg dwaas, niet waar?"
„Wel een beetje, misschien?"
„Dat kleine gouden ringetje!"
„Dat ik nooit zal afleggen," zeide Margaret. „Ben je klaar
met je brieven?"
„Nog niet. Over tien minuten, en dan hebben we den avond
geheel voor onszelf."
Riehard hervatte haastig zijn schrijfwerk, en Margaret nam
haar roman weer opmaar hij boezemde haar geen belang meer
in. De personen waren onduidelijk geworden, evenals de figuren
van een oud behangsel, en weldra gleed het tydschrift ongemerkt
in haar schoot. Verstrooid zat ze met haar ring te spelen.
Riehard zette 't adres op den laatsten brief, vloeide het af, en
sloeg toen den inktkoker dicht, met evenveel voldoening op zijn
gelaat, alsof hij de visscher uit de Duizend en één Nacht was
geweest, die den boozen demon in de flesch sloot. Terwijl hij
zijn vinger op het deksel drukte, als bevreesd dat de geest van
den arbeid er weer uit zou komen, viel 't hem plotseling in,
dat hij dien dag al heel weinig van den heer Slocum had gemerkt.
„Ik heb hem bijna niet gesproken," dacht hy, en vroeg: „Waar
is je vader van avond?"
„Hij heeft hoofdpijn," zeide Margaret. „Hij is dadelijk na de
thee naar zijn kamer gegaan."
„'t Is toch immers niets ernstigs!"
„Dat zou ik niet denken. Papa is gauw van streek, eu liij
heeft in den laatsten tijd nog al veel onaangenaamheden gehad,
de werkstaking en zooal meer."
„'k Wou wel eens weten, of mijnheer Taggett het hem erg
lastig had gemaakt."
„Dat heeft hij zeker."
„Wist je, dat hij op de werf was?"
„Niet terwijl hij er werkte. Papa heeft het me gisteren verteld.
Ik geloof, dat mijnheer Taggett niet juist de persoon was, om
in dezen van heel veel nut te zijn."
„Dus heeft hy niets ontdekt?"
„Niets van belang."
„Maar dan toch wel iets? Kleinigheden zyn soms heel gewichtig
in zulke gevallen. Jo vader heeft me nooit een woord over
Taggett geschreven."
„Mynheer Taggett heeft er niets van terecht gebracht,
Riehard."
„Maar als er niets nieuws aan 't licht is gekomen, begryp ik