HELDERSCHE
EIV i\IEUVVEiEPER COURANT.
Nieuws- en AdïertentieMad voor HoUands Noordertwartier.
1885. N°. 80.
Jaargang 43.
Zondag 5 Juli.
Uitgever A. A.
BAKKER Cz.
DOOR EIGEN KRACHT.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90.
franco per post 1.20.
3UREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentiün: Van 14 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
Hlnja.enla.na.
In een derde en laatste artikel met het opschrift
„Een groot kwaad" oppert de Kamper Crt. de vraag, wat
gedaan worden kan tegen het misbruik van deelneming in
begrafenisfondsen voor kleine kinderen.
Volgens haar kan de wetgever aan de Maatschappijen,
die dergelijke uitkeering bij overlijden ten doel hebben, de
verplichting opleggen om in hare statuten te bepalen, dat
er geene uitkeering plaats heeft, wanneer het overleden
kind blijkt ook bij eene andere Maatschappij te zijn inge
schreven. Om de werking van dergelijke bepaling mogelijk
te maken, zou mede bij de wet kunnen worden voorgeschreven
dat de Maatschappijen verplicht zijn elkander binnen een
korten termijn na de aanvrage inlichtingen te verstrekken.
Nog beter en eenvoudiger zou het misschien zijn, wanneer
de wet bepaalde, dat er voor kinderen tot zekeren leeftijd
geene uitkeering in geld bij overlijden mag geschieden,
maar dat de Maatschappij, bij welke het kind is ingeschreven,
de begrafenis en al wat daarbij behoort op zich neemt,
zonder kosten voor de ouders.
Het overleggen van een bewijs, dat het overleden kind
geneeskundig behandeld is, zou in het laatstgenoemde geval
overbodig zijn, maar is in een ander opzicht gewenscht,
namelijk als een waarborg, dat het kind niet door de ouders
uit andere oorzaak dan om zicli te verrijken gedurende de
ziekte verwaarloosd of veronachtzaamd is.
De Hollamlsche Spoorwegmaatschappij heeft op hare
lijn HoornEnkhuizen wederom velen aan zicli verplicht.
Reeds zal van Hoorn des Dinsdag te 1.50 des namiddags
en des Zaterdags te 2.20 voor de talrijke marktbezoekers
ee extra trein loopen, thans vertrekt er des Zaterdags van
Enkhuizen te 10.10 voormiddags een markttrein. Indien
de Maatschappij kon besluiten aan den dagelijksclien goe
derentrein die omstreeks 4 uur in den namiddag uit Hoorn
vertrekt een paar personenwagens te verbinden, dan zou
de treinenloop nog beter zijn en de Maatschappij zou den
dank van die ouders inoogsten, welke hunne kinderen de
scholen te Hoorn laten bezoeken. Nu toch kan men op
gewone dagen na 11.26 des voormiddags, eerst te 6.9 des
namiddags uit Hoorn.
9 Uit het Engelsch van THOMAS BAILY ALDRICH.
Rechter Beemis had advocaat Perkins slechts een kort over
zicht van de feiten gegeven, en was nauwelijks begonnen de bij
zonderheden aan te stippen, toen de woede van den ouden advocaat
een einde aan 't gesprek maakte. Zijn verontwaardiging dat hij
ofschoon dan ook niet van ambtswege in 't opsporen van Lemuel
Shackford's moordenaar betrokken, in het duister was gelaten, had
advocaat Perkins dadelijk Taggctt's handelwijze doen afkeuren.
„Taggett is een lage intrigant," had hii tegen rechter Beemis
gezegd. „Taggett is een schelm!" Richard's onschuldige houding
bevestigde den heer Perkins in die meening.
Richard was spoedig zichzelven meester. „Waarom heeft mijn
heer Slocum mij niets van die vermoedens gezegd?"
„Misschien zag hij er te veel tegen op."
„Waarom zou hij er tegen op zien?"
„Gesteld eens, dat hij er aan geloofde."
„Maar dat is immers onmogelijk."
„Nu, gesteld dan, dat hij geen vrijheid had om er over te
spreken."
't Schijnt dat gij daartoe wel vrijheid hebt, mijnheer Perkins,
en ge zijt me een uitvoerige verklaring schuldig. Wat vermoedt
mijnheer Taggett?"
Alvorens te antwoorden, dacht de heer Perkins even na. Zijn
praktijk was van zeer veelzijdigen aard, maar bewoog zich toch
grootendeels op handelsterrein. Ofschoon hij meermalen straf
zaken had behandeld, en dat kon in Stillwater wel niet
anders, had hij nog nooit een belangrijk crimineel proces ge
voerd; maar toen advocaat Perkins uit zijn korte mijmering opzag
was hij vast besloten de verdediging van den jongen Shackford
op zich te nemen.
„Ik zal u zeggen, wat Taggett vermoedt," zeide hij langzaam,
„als ik dat op myn eigen manier mag doen. Ik moet u een aan
tal vragen stellen."
Richard gaf half ongeduldig een teeken van toestemming.
„Waar bevondt ge u de nacht van den moord
„Ik ben 's avonds tot tien uur bij de Slocums geweest, en
toen naar huis gegaan, maar niet dadelijk, 't Was lichte maan
en ik heb wal. rondgewandeld, een uurtje misschien."
„Zijt ge iemand tegengekomen?"
„Niet dat ik me herinner. Ik heb buiten gewandeld, op den
tolweg."
„Hebt ge, toen ge thuis kwaamt, iemand ontmoet?"
„Neen, ik ben met den sleutel binnen gegaan. De familie was
naar bed, behalve mijnheer Pinkham."
„Dus dien hebt go gezien?"
„Dat niet, ik heb hem gehoord. Hij speelde voor 't raam,
of by 't raam, op de fluit. Dat doet hij altijd als hij niet slapen
kan.
„Hoe laat was dat?"
,,'t Moet over elven geweest zijn."
„Zyt ge in 't geheel niet den kant van Welch-Court uit
gekomen
„Neen ik ben op den Tolweg gebleven."
„Ik wenschte dat ge dien avond iemand gesproken hadt."
„Ik had niet veel kans daar menschen te ontmoeten. Alle straten
waren trouwens uitgestorven."
„Maar men kan u toch buiten uw weten gezien hebben.
„O ja," zeide Richard, eenigszins kortaf. Hy begon zich niet
op zyn gemak te voelen onder al die vragen, waarvan de strek-
Uit Purmerende wordt gemeld:
„De algemeene vergadering van de Maatschappij van
Landbouw, die dit jaar alhier, onder voorzitterschap van
den heer v. d. Oudermeulen zal gehouden worden, ver
oorzaakt in ons vriendelijk stadje weer vrij wat drukte.
De tentoonstelling van vee en landbouwproducten, van
landwerktuigen en machinerien, van zaden, planten, vruchten
en alles wat verder met den landbouw in verband staat,
zal de noodige ruimte vinden, niet enkel in en om „den
Doele," maar vooral ook op het nabijgelegen „Weeshuis-
land," dat voor dit doel uitnemend geschikt is. Naar wij
uit vertrouwbare bron kunnen mededeelen, zal het muziek
korps van het 5de regiment infanterie uit Arnhem over
komen, om onder leiding van zijn bekwamen kapelmeester,
den lieer J. Kwast, door concerten en muziekuitvoeringen
de feestvreugde te verhoogen. Men spreekt van voor dit
doel vervaardigde nieuwe compositiën, die door gemengd
koor o. a. zullen worden uitgevoerd. Alles werkt meê
tot liet welslagen van het feest. Eene harddraverij mag
hier natuurlijk niet ontbreken, en voor volksvermaak wordt
gezorgd. Hiertoe behoort in de eerste plaats eene open
bare uitvoering van den Noord- en Zuidhollandschen
Gymnastiekbond, die door een tweehonderdtal turners zal
vertegenwoordigd worden. Als het maar mooi weer is."
De Amsterdamsche Tramwegmaatschappij vervoerde
in het tweede kwartaal dezes jaars 2,575,684 passagiers,
sedert Januari 4,772,993, tegen 5,094,997 in het eerste
halfjaar van 1884.
Het Gerechtshof te Arnhem veroordeelde jl. Donder
dag den moordenaar van den ouden klompenmaker Jansen
te Wageningen, Willem Regeling tot 20 jaren tuchthuis
straf.
Gedurende de maand Juni is bij de Regeering geen
enkel ambtsbericht ontvangen, waaruit blijken zou dat de
besmettelijke longziekte onder het vee in Nederland is
waargenomen.
De heer Van Hamel Roos schrijft in zijn Maandblad:
Wij maken onze lezers nadrukkelijk opmerkzaam op het
feit, dat men blijkens een door ons ingesteld onderzoek
weder grijze caoutchouc voorwerpen in den handel
king duidelijk genoeg was, om hem onaangenaam aan te doen.
Daarenboven had de heer Perkins onwillekeurig den toon aange
nomen van een rechter, die een getuige van de tegenpartij
ondervraagt. Die nachtelijke zwerftocht, waarvan richting en
duur alleen den jongen Shackford bekend waren, beviel advo
caat Perkins niet. Hy dacht even na, voor hij de volgende vraa"-
stelde.
„Waart ge op goeden voet ik meen werkelijk goeden voet
met uw neef?"
„Neen," zeide Richard, „maar 't lag niet aan mij. Hij heeft
nooit van mij gehouden. Als kind verveelde ik hem, denk ik, en
later heb ik hem boos gemaakt met naar zee te gaan. Mijn
grootste misdrijf was echter 't aannemen van een betrekking in
de steenhouwerij. Ik ben in drie jaar maar tweemaal bij mijn
neef aan huis geweest."
„Wanneer was de laatste keer?"
„Een paar dagen vóór de werkstaking."
„Daar ge niet gewoon waart hem bezoeken te brengen,
moet daartoe een bepaalde aanleiding zijn geweest. Welke was
die?"
Richard stond even in gedachten. „Ik ging hem over familie
aangelegenheden spreken, hem kennis geven van mijn voor
genomen huwelijk met Margaret Slocum. Ik kwam zijn steun en
vriendschap vragen. Mijnheer Slocum had aangeboden me in zijn
zaak te nemen. Ik dacht dat misschien neef Lemuel, als hij zag
hoe goed het me ging, beter voor me gestemd zou zijn."
„Verlangdet ge, dat hij u kapitaal zou leencn?„
„Ik verwachte of verlangde het niet, maar er is wel sprake
van geweest."
„En hij weigerde?"
„Vrij lomp, als ik dat nu zeggen mag."
„Hebt ge woorden gehad?"
Richard aarzelde.
„Natuurlijk behoeft ge 't me niet te zeggen," hernam de heer
Perkins, eenigszins stijf. „Ge staat niet voor de rechtbank."
„Ik begon te denken dat ik in de bank der beschuldigden zat,"
antwoordde Richard, met een pijnlijken glimlach. „Ik heb echter
niets te verzwijgen. Ik aarzelde u antwoord te geven, omdat de
gedachte me hinderde, dat we den laatsten keer dat ik mijn neef
gesproken heb, boos van elkander zijn gegaan. Hij verdacht me
van een pogiug om hem af te zetten, en ik liep verontwaardigd
het huis uit.
„Was dat de laatste maal, dat ge hem gezien hebt?"
„'t Was voor 't laatst, dat ik hem levend heb gezien."
„Hebt ge daarna nog wel eens iets van hem gemerkt."
„Neen."
„Niets hoegenaamd?"
Niets."
„Zyt ge daar zeker van?»
„Zoo zeker, als dat ik leef en bij mijn volle verstand ben."
Advocaat Perkins trok een vlokje haar over zijn voorhoofd en
zweeg een oogcnblik.
„Mijnheer Shackford, zijt go zeker, dat u neef u den Maandag
vóór zyn dood geen briefje heeft geschreven?"
„Hij kan er wel twintig geschreven hebben. Ik weet alleen,
dat ik in myn leven lang nooit een brief of briefje van hem heb
ontvangen."
„Hoe verklaart ge dan den brief, die in uw kamer in Lime-
Street is gevonden, een brief door Lemuel Shackford aan u
geadresseerd, waarin hij u verzocht dien noodlottigen Dinsdag
avond bij hem te komen?"
«Ik daarvan weet ik niets," stamelde Richard. „Zoo'n brief
brengt, welke een zeer groote percentage oplosbare zink-
verbindingen bevatten.
Voor zoover het caoutchouc niet met voedingsstoffen in
aanraking komt, is er natuurlijk geen gevaar (met uitzon
dering b. v. van speelgoed voorkinderen), doch tallooze
male worden flesschen, zure dranken enz. inhoudende, met
caoutchouc stoppen gesloten en is de gelegenheid voor
verontreiniging door zink aanwezig, zooals wij onlangs door
een onderzoek constateerden. Behalve zinkverbindingen,
wordt ook dikwijls loodwit bij de bereiding van caoutchouc
gebruik, en moeten wij dus ernstig waarschuwen tegen de
invoering van dergelijke producten in de huishouding,
Door het Provinciaal Bestuur van Noordholland, te
Haarlem, is jl. Donderdag aanbesteed:
1. Het bouwen van een pontwachterswoning aan het
veer over den mond van liet zijkanaal naar Halfweg,
behoorende tot de werken van het Noordzee-Ivanaal
(raming f 4520). Minste inschrijver de heer A. De Wolf,
te Beverwijk, ad f 3969. 2. Het maken van eene water-
keering ten behoeve van 's Rijks krankzinnigengesticht te
Medemblik (raming f 4860). Minste inschrijver de heer
A. Vos Rz., te Amsterdam, ad f 4690.
Z. M. de Koning heeft voor den in deze maand te
Hoorn te houden schietwedstrijd de aanzienlijke bijdrage
van f 500 toegezegd.
Vronw Van der Linden, de Leidsche giftmengster,
is jl. Woensdag naar de gevangenis voor vrouwen te
Hertogenbosch overgebracht.
Het volgende tragi-komische voorval had onlangs
te Amsterdam plaats. In een groote industriëele onder
neming aldaar werken veel Duitsche werklieden. Een
hunner werd ziek en ging naar het Gasthuis. Na eenigen
tijd kreeg men van daar bericht, dat de arme man overleden
was en de begrafenis had van wege de inrichting plaats,
die voor hare werklieden een eigen graf heeft. Een dei-
patroons sprak bij de ter-aarde-bestelling de kameraden
van den overledene (in het Duitsch) toe, en allen gingen
weer naar het werk. Daar komt op eens aan het licht,
clat de man die men gestorven en begraven denkt niet
dood maar herstellende is, en dat men, door vergissing in
bestaat niet."
„Nog geen uur geleden is dat papier op mijn kantoor ge
weest," zeide advocaat Perkins streng, „'t Is hier gebracht om
Lemuel Shackford's schrift te vergelijken, 't Is in ^handen van
rechter Beemis."
„Van rechter Beemis!»
„Ik heb niets meer te zeggen," hervatte advocaat Perkins,
terwijl hij ten teeken dat het onderhoud geëindigd was, de hand
naar den groenen zak uitstrekte. „Er waren nog andere punten,
waarover ik eenige inlichtingen had gewenscht, maar ik ben ver
genoeg gegaan, om te zien dat het overbodig is."
„Wat is er nog meer?" vroeg Richard dof. „Ik verlang het
te weten! Verdenkt ge mij van den moord van mijn neef?»
„Mijnheer Taggett doet het."
„En gij?"
„Ik spreek van mijnheer Taggett."
_//Nu goed, ga voort, spreek van mijnheer Taggett," zeide
Richard wanhopig. „Wat heeft hij nog meer ontdekt?"
De heer Perkins draaide zijn stoel om, en zag Richard vlak
in 't gelaat.
„Hij heeft in uw werkkamer een beitel gevonden, die op een
bijzondere manier is gebroken, een driehoekige breuk in het
scherp. Met dien beitel is Lemuel Shackford vermoord.»
Richard ontstelde zichtbaar, en bracht de hand aan het hoofd,
alsof' een verwarde herinnering hem plotseling pijnlijk aandeed.
„Een volle doos veiligheidslucifers," vervolgde de heer Perkins
koel en afgemeten, alsof hij een meetkundig vraagstuk verklaarde,
„bevat honderd stuks. Mijnheer Taggett heeft een doosje ge
vonden, waarin er slechts negen-en-negentig zijn. Die ontbrekende
lucifer is in dien nacht in Welch-Court gebruikt.»
Richard staarde hem wezenloos aan. „Wat moet ik zeggen?"
bracht hij met moeite uit.
„Zeg mij maar niets," antwoordde advocaat Perkins, terwijl
hij haastig een hand vol papieren in den groenen zak stopte,
dien hij daarop met een dik zwart koord toebond. Toen stond
hij gejaagd op. „Ik zal u alleen moeten laten,» zeide hij. „Ik
moet iemand gaan spreken."
En advocaat Perkins verliet statig het vertrek.
Richard draalde nog even alleen in de kamer, met het hoofd
op de borst gezonken.
Richard s voorhoofd gloeide, toen hij wankelend het kantoor
van advocaat Perkins verliet. 't Was nu twaalf uur, en de
straten nu vol werkvolk uit de gieterijen en fabrieken. Richard
voelde aller oogen op hem rusten; hij gevoelde dat er iets wilds
in zijn uiterlijk was, dat noodzakelijk de aandacht der voorbij
gangers moest trekken. Bij iederen voetstap verwachtte hij half,
dat iemand beschuldigend den vinger tegen hem zou opheffen,
't Scheen of de meedoogenlooze zon juist hem uitzocht, en als
met een lichtstroom overgoot, 't Was niet om uit te houden.
Hij moest weg uit dat gewoel, uit dat Babel van stemmen. Wat
zou hij doen, waarheen zou hij gaan?
Naar de werf terugkeeren en den arbeiders onder de oogen
komen, daar was geen denken aan; als hij naar huis ging zou
hij geroepen worden om te eten, en naar 't vervelend gebabbel
van den schoolmeester moeten luisteren. Dat zou nog ondraag
lijker zijn dan dit schelle daglicht, en die vroolijke troepjes
mannen en vrouwen, die midden in hun lachen ophielden, om
zich om te wenden en hem na te staren. Was er dan in Still
water geen enkel plekje, waar een vernietigd man zich kon ver
bergen, lang genoeg om zijn gedachten te verzamelen?
Met de handen krampachtig in zyn jaszakken gestoken, sloeg