HELDERSCHE NIELWEDIEPER COllRANT. Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier, 1885. N°. 91. Vrijdag- 31 Juli. "&Ê&T Jaargang 43. Uitgever A. A. BAKKER Cz. BEKENDMAKING. BEKENDMAKING. BinnenlancL 9> DE YROÜW MET DE KiRBONKELSTEENEN. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal0.90. frnnro per post 1.20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Ad verten tien: Van 14 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.] Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. De BURGEMEESTER der gemeente Helder brengt ter kennis van de ingezetenen, dat de landmeter van het kadaster in de eerste helft der maand Augustus a. s. deze gemeente zal bezoeken, tot het verrichten van kadastrale werkzaamheden. Helder, 29 Juli 1885. De Burgemeester voornoemd, STAKMAN BOSSE. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Helder maken bekend, dat de rekening en verantwoording der ontvangsten en uitgaven van de gemeente, over het dienstjaar 1884, gisteren aan den Gemeenteraad is aangeboden, en van heden af gedurende veertien dagen op de Secretarie der gemeente voor ieder ter inzage is nedergelegd, en in afschrift tegen betaling der kosten algemeen verkrijgbaar is gesteld. Helder, 29 Juli 1885. Burgemeester en Wethouders der gemeeente Helder, STAKMAN BOSSE. De Secretaris, C. BOON. De Tijd vestigt de aandacht op een artikel van de Sumatra Crt., getileld „Dure kostgangers." In het jaar 1881 werd in Nederland tot leeraar voor de Hoogere Burgerschool te Samarang benoemd de heer Van West- rienen. Nog datzelfde jaar ging hij met verlof naar Europa terug wegens ziekte. Op den 1 October 1883 was de verloftijd verstreken, maar de verlofganger kreeg zes maanden verlenging, en toen die om waren, nog eens zes maanden. Toen werd hij eervol uit 's lands dienst ontslagen. Hij had toen genoten f 15,370. Voor deze heeft hij veertien dagen les gegeven; den overigen tijd was hij met verlof of op reis. Kan, vraagt de Sum. Crt., het geld der belasting schuldigen noch lichtvaardiger worden gebruikt? Zij, die op dergelijke zaken letten, zullen zich nog wel herinneren Naar het Duitsch van E. MARLITT. Het pakhuis, het oudste van al de achtergebouwen, was een massief gebouw met dikke muren en diepe vensternissen, welks voorgevel naar het noorden, naar de straat was gekeerd. Daarom stroomde den binnentredende zulk een heerlyke, koele, door verfrisschende resedageur bezwangerde lucht tegemoet. Hier in het stille, gezellige verblijf der schildersfamilie gaf het kind zich gewillig over aan de zachte, vriendelijke vrouw, die haar op haar schoot nam, terwijl mijnheer Lenz zich ontdeed van hoed,-, mantel en reistasch. „Blanka is buiten op de galery!" zeide de vrouw als antwoord op den onderzoekenden blik, dien haar man door de kamer sloeg. „Zij was bezig heur haar voor den nacht in orde te brengen, toen de koetsier van het heerenhuis bij ons naar Margaretha kwam vragen. Wij hadden trouwens de onrust aan de overzijde reeds bemerkt; mijnheer Lamprecht was op zeer ongewonen tijd uitgereden en weer thuis gekomen, en in den tuin werd ieder boschje doorzocht. Maar wij hielden ons als altijd streng aan uw bevel, om niets te zien wat in het huis en den tuin van uw principaal geschiedt. Maar sedert de koetsier er geweest is, zit ons kind buiten op de donkere galerij en is er niet vandaan te krijgen dit lieve, kleine ding is haar oogappel, ofschoon zij het maar van aanzien kent. Maar, rayn God, kind, wat is dat toch met uw voeten?" Het lamplicht viel over de met slijk bedekte laarsjes, die over haar licht kleed afhingen. IJlings betastte zij den zoom van het verscheurde jurkje, dat ook de vochtigheid van den moerassigen grond had ingezogen. „Het kind heeft in het water gelegen," zeide zij zacht en ont steld tegen haar man; „zij moet zoo spoedig mogelijk droge kleeren aantrekken. Ga, roep Blanka!" Hy opende de deur der kamer. Op het geroep van den vader hoorde men buiten lichte schreden over de vloertegels in den gang, toen trad de schoone Blanka uit het duister op den drempel. Zij droeg een wit met strooken afgezet gewaad; zij was bleek en had slap neerhangende bloote armen, en het losgemaakte haar golfde als een gouden sluier om haar schouders. „Zijt gij eindelijk gekomen, vader?" vraagde zij mot bevende stem. Met verlegen houding en neergeslagen oogen bleef zij staan het scheen, alsof het licht, dat haar zoo plot seling bescheen, haar zeer hinderlijk was en zy slechts wenschte naar de duisternis terug te keeren. „Wat - is dat de eenige welkomstgroet van myn kind?" zeide mijnheer Lenz knorrig. „Noch kus, noch handdruk? En ik heb toch een verloren schaap medegebracht! Ziet gy dan niets? Wie zit daar dan op den schoot uwer moeder?" Met een kreet van verrassing sprong het jonge meisje op en vloog naar het kind toe. „Zie, zie!'1 zeide juffrouw Lenz half vroolijk, maar toch ook een weinig ontstemd. „Vader zou wel jaloersch kunnen worden! Gy hebt u waarlijk meer om het vreemde kind beangstigd dan om het uitblyven van vader!Maar help my nu, om uw lieveling op te knappen en droge kleederen aan te trekken. Daar in de onderste lade der latafel moeten nog rokjes en kousen uit uw kindeijaren liggen, haal die eens voor den dag!" Zij plaatste de kleine op de sofa en haalde waschwater en een handdoek, terwijl het jonge meisje op den vloer neerknielde en met bevende handen den inhoud der lade door elkander wierp. „Waar zijt gy toch geweest, mijn kind?" zeide juffrouw Lenz by het uittrekken der kleederen van het kleine meisje het de verschillende malen, dat eene dergelijke roekelooze keuring door geneesheeren in Nederland in de dagbladen werd besproken. Dit heeft den lande schatten gelds ge kost. Er wordt bezuinigd op politie-oppassers, op tracte- mentjes van niemendal; waarom hierop niet eens wat strenger gelet? Het is toch bepaald ergerlijk, zegt de Sum. Crt., te zien, hoevelen, reeds na een verblijf van een paar jaren, Indie, met verlof wegens ziekte, verlaten. Het lid in den Raad van Justitie mr. Jas kwam telkens zes maanden in ïndië, om dan weder drie jaar met verlof te gaan; van de 10 jaren, sedert zijn indiensttreding ver- loopen, heeft hij reeds acht met verlof in Europa doorge bracht. Deze ambtenaar, voor het overige een door en door wetenschappelijk man, is nu reeds driemaal goedge keurd voor den Indischen dienst. Is dat niet onverant woordelijk En zoo zijn er velen I Het is een voordeel, verbonden aan den ambtenaars stand, dat men in geval van ziekte met verlof naar Europa kan gaan op kosten van den Staat. Dit hoort men dikwijls zeggen. Goed, maar dan behooren er ook strenge maat regelen getroffen te worden om te voorkomen, dat per sonen, die nimmer tegen het klimaat kunnen opgewassen zijn, of die de kiemen van ernstige ziekten in zich dragen, in de ambtenaarswereld worden binnengesmokkeld. En dat dit gemakkelijk kan voorkomen worden, blijkt uit de omstandigheid, dat het leger, waar de keuring streng plaats heeft, dergelijke verlofgangers bijna niet kent. De keuring van burgerlijke ambtenaren voor den Indischen dienst is niet zelden een paskwil. En de herkeuring van een verlofganger? Er wordt eenvoudig gevraagd: „Is u al hersteld?" Antwoord: „Neen, dokter, nog niet; ik voel me nog niet lekker nu en dan." Vraag: „Dus u zoudt nog gaarne zes maanden verlenging hebben?" „Ja, als het u blieft, want ik geloof, dat het goed voor me is." All right alweder en de minister van Koloniën heeft, zoo lezen wij, het verlof van A of B met zes maanden en nog eens nader met zes maanden verlengd. Stel daarbij op den voorgrond, dat de werkzaamheden van militairen en particulieren vrijwat afmattender zijn arme kind was nat bezweet. „Ik was te Dambach," zeide Margaretha. „Maar grootpapa kon my niet helpen, hij was er niet." En nu, terwijl de vrouw met lauw water de bemorste voetjes reinigde, was het, alsof alles, wat zij in de laatste uren van den dag had geleden, haar van het geschokte kinderhart moest. Met ziekelijken haast werd alles medegedeeld, de vrees in het boschje bij den vijver en de angst, dat papa van het paard stijgen en het boschje doorzoeken zou en waarom zij naar grootpapa was geloopen? Wel, omdat er altijd een wEtte gestalte door den donkeren gang sloop en de raenschen verschrikte. De kamer was niet gesloten ge weest, stellig niet! Zij had duidelijk gehoord, hoe er op het slot van de deur was gedrukt, toen had zij iets wits door de even geopende deur zien sluipen en onder den sluier had lang haar naar beneden gehangen; en omdat het meisje zoo luid had ge schreeuwd, wilde papa Margaretha naar een kostschool zenden. „Klinkklare wartaal! De kleine is zwaar ziek," mompelde mynheer Lenz met afgewend gelaat. „Haast u wat met het verkleeden!" En hij ging zacht naar buiten om in het heeren huis bericht te brengen. De rokjes en kinderkousen moesten in een verscholen hoekje verdwaald geraakt zijn; want de schoone Blanka lag nog altijd voor de latafel en zocht steeds door. In haar wit gewaad en met het lange, blonde, achteloos afhangende haar zag zij er uit als een prinses, die tot dienstbaarheid is vernederd. Nu werd nog mot veel geweld een tweede lade geopend. Juffrouw Lenz stond ongeduldig op en trad naderbij. „Wel, dat duurt mij al te lang, en zulk een rommel, dat men iets niet kan vinden, is bij mij toch geen mode.... Waar dwalen toch uw oogen heen Daar licht immers het blauw flanellen rokje bovenop, hier in den hoek liggen een paar kousen, en daar is ook nog een hemdje." Zij nam de kleedingstukken er uit en deed de lade weer dicht. Het jonge meisje had geen reden meer, om in den donkeren hoek te blijven, en toen zij zich schoorvoetend weer naar het licht keerde, scheen het of uit de lippen iedere bloeddroppel verdwenen was. „Kind, hoe komt gij toch zoo van streek!" riep de moeder verschrikt uit. „Het is niet zoo erg, als vader meent. By kinderen vertoont zich al zeer spoedig koorts, maar die verdwijnt ook weer spoedig. Over eenige dagen is uw lieveling weer gezond, gij zult het zien!.... Hier, trek nu schoone kousen aan, terwijl ik een verfrisschenden drank gereed maak." De dochter knielde voor de sofa neder en maakte zich gereed de kleine de kousen aan te trekkeu; maar nauwelijks was de keukendeur achter juffrouw Lenz dichtgevallen, of het jonge meisje richtte zich met hartstochtelijk gebaar op, omvatte het kind met beide armen en drukte het vast aan haar borst. Margaretha sloeg de van koorts glinsterende oogen verbaasd op. „Och hebt gij mij zoo lief, juffrouw Lenz? Ja?" De schoone Blanka knikte bevestigend met het hoofd, en door smart aangedaan klemde zij de onderlip tusschen de tanden, en er kwam een traan te voorschijn van ouder de neergeslagen oogwimpers. „Het is heerlijk hier in de koele kamer!" mompelde de kleine en drukte het gezichtje teeder in de blonde haren, die over de borst van het meisje vielen „Ik wilde wel hier blijvenHier komt grootmama ook niet, die komt nooit in het pakhuis papa ook niet. Maar tante Sophie komt.... Breng mij naar bed!" In dit oogenblik kwam de moeder weer in de kamer. „En wat ruikt gij heerlijk, juffrouw Lenz!" riep het kind luider en hief diep ademhalende het hoofd op. „Als de schoonste dan die der meeste ambtenaren; dat de militaire en parti culieren percentsgewijze niet jonger sterven en niet in grooter aantal, en men zal, zegt de Sum. Crt., met ons tot de conclusie komen, dat er duizenden guldens worden weggeworpen, onnoodig en ten laste van anderen. Ver loven, goed, maar streng toezicht: in Nederland vóór de uitzending van nieuwelingen, in Indië vóór het ver- leenen van buitenlandsch verlof. Strenge, zeer strenge controle, ziedaar het wachtwoord, en ernstige straf, als dat zijn moet, voor den niet-conscientieusen geneesheer. Omtrent de door Reuter's Bureau geseinde staking van betaling der Transvaal is bij de heeren Insinger Co., die de Transvaalsche leening hebben uitgegeven, niets bekend. De Juli-coupon dezer leening is betaald. Onlangs werd gemeld dat onze minister van Koloniën een 10,000 helmhoeden voor het Indische leger had besteld bij een fabriekant in Brussel. Het wekte reeds dadelijk eenige bevreemding dat een Belgisch fabrikant met deze levering werd belast, 't Vad. verneemt thans dat die opdracht is geschiedt, zonder dat de Nederlandsche industrie in de zaak is gekend. Reden over deze bevoorrechting is onbekend. De Belgische fabrikant is niet, wat men wellicht meenen zou, uitvinder van dit model: het is integendeel een vrucht van het vindingrijk vernuft van ons Departement van Koloniën. Waarom deze levering niet bij openbare aanbesteding ge gund, daar er toch Nederlandsche fabrieken zijn, die vol komen in staat zijn het gevraagde te leveren, ja licht in beter kwaliteit en tegen minder prijs dan de Belgische fabrikant. Zonder twijfel zou dus een Nederlandsche fabriek, had men den gebruikelijken weg ingeslagen, de levering hebben gekregen. Is het te veel gevergd aldus besluit het blad als men er op aandringt dat de Nederlandsche nijverheid niet opzettelijk tegengewerkt en achteruitgezet wordt? In den jl. Dinsdag te Hoorn gehouden wedstrijd voor reeds vroeger bekroonde corpsen, waren vijf deelnemers. De eenige prijs, een zilveren medaille, is behaald door „Oranje Nassau" van 's Gravenhage (met 260 punten). rozen, juist als" een paar brandend heete trillende lippen drukten zich vast op den kleinen mond en verstikten alle verdere uiting. „Maar, Blanka, het kind is nog blootvoets!" zeide juffrouw Lenz. „Wie zal een zieke door zijn eigen angst nog zenuwachtiger maken? Ga maar heen, onhandige meid! Ik zal zelf wel voor het aankleeden zorgen." In weinige minuten was zij er mee gereed; er was ook inder daad haast bij noodigf? want, evenals reeds in het graanveld, mengden zich hier ook weer koortsachtige beelden onder de voorstellingen van het kind. Juffrouw Lenz hield haar het medegebrachte drinkglas aan de lippen en met gretige teugen werd de vurig begeerde verkoelende drank gebruikt. Dadelijk daarop werden er schreden op de trap gehoord, en mijnheer Lenz liet tante Sophie binnen. Wie het geestige gelaat der levenslustige „oude jongejuffrouw" kende, moest schrikken, zoo vreeselijk had de angst der laatste uren de trekken en de kleur veranderd. Met een zwijgenden groet voor de huisvrouw en het schoone meisje, dat weder in een donkeren hoek als gevlucht was, naderde zij de kleine Mar garetha, die haar afgemat de armen toestak. Een enkele onder zoekende blik, een betasten van het kinderhoofdje, en zij wist, dat hier een zware ziekte te wachten was. „Dat komt er van, als men met zulk een jong schepseltje om springt, als met een werktuig, waarop men kan losslaan zooals men wil!" zeide zij wrevelig met groote bitterheid. Zij wikkelde de kleine in een deken, dien zij had medegebracht, nam haar op den arm en reikte mynheer en juffrouw Lenz de hand. „Dank, hartelijk dank!" Meer zeide zij niet, toen zij de kamer verliet. Maar beneden in den tuin verscheen een hooge gestalte uit een duisteren hoek en trad haar tegemoet. De kleine Margaretha schrikte geweldig, zij beefde over haar gansche lichaam, toen twee handen naar haar grepen het was haar papa, die haar onstuimig tegen zijn borst drukte. „Mijn liefkind, mijn goede Margaretha, verschrik nietIk ben het, uw papa!" zeide hij met diep ontroerde stem. Hij drukte haar vast tegen zyn zwoegende borst, terwijl hij haar naar huis droeg en in de helder verlichte vestibule, waar alle bewoners van het huis op hem en het kind toesnelden, hief hij stilte gebiedend de hand op en stapte hen voorbij naar de slaapkamer van het kind. „Nu, dan is het immers goed! Zigeuners hebben haar niet gestolen en zij is, Goddank, ook niet omgekomen!" zeide Barbel later in de keuken tegen do andore bedienden en nam de eerste „bete" na zoo veel uren van angst. „Maar nu behoeft toch nog niemand te zeggen, dat de geschiedenis geheel uit is! Wie het arme schaap met haar slap hangende armpjes en beentjes gezien heeft, toen mynheer haar voorbij droeg, die weet genoeg... Wat heb ik heden namiddag gezegd? „Dat geeft een ongeluk, heb ik gezegd... Maar dan is het altijd: die bijgeloovige Barbel, die voorspelt altijd ongelukken eu rampen!" Ja, spotten kan ieder, dat is geen kuust, maar bewijzen, ja bewijzen, dat is heel wat anders. We zullen wel eens zien, wie gelijk krijgt, de verstan dige lieden, die aan niets gelooven, of de oude Barbel met haar eenvoudigheid. Zoo een, als die dame met de karbonkelsteenen, die zal zich wel niet voor niets daarboven in den gang vertoonen. Het is niet de eerste maal, dat zulk een arm, onschuldig kind gehaald wordt denkt aan mijn woorden het loopt verkeerd af met onze arme Margaretha!" Zij legde de vork weer neer en verborg haar gelaat in haar blauw linnen voorschoot.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1885 | | pagina 1